HET VERSCHIL MET BOMEN I ONZE namen EEN MAN VOOR WIE DE TOEKOMST WEINIG GEHEIMEN HAD Moeilijkheden rond de familienaam Wttewaal ONZE EtJZ/EL )ver oude litteratuur „De ontwortelden" van Barrès Van jaar tot jaar, van boek tot boek Oude schrifturen Tot en toe 1. mK SÈk k rdsffi mJff KHf FRIVOOL AANHANGSEL VAN Ittt *3 hSH HET VOORBIJGLIJDENDE NIEUWS fl Film „Eindstation" voor televisie verboden HET BESTE WERK, dat Maurice Bar- rès (1862—1923) heeft nagelaten, is naar de opvatting van de meeste litteratuur historici zijn journaal, in dertien delen on der de titel „Mes Cahiers" uitgegeven. Dat strookt precies met de ondervinding, dat wij uit zijn romans vooral de herinnering overhouden aan een stijl, in de ruime zin van een. persoonlijkheid die de aard van het werk bepaalt. Daarmee is niet gezegd dat de stijl ook voor alles onze aandacht trekt, maar dat deze de belangstelling ver nieuwt wanneer die verflauwt of ver moeid wordt, beter dan het verhaal, de ideeën, de beschrijvingen of de personages. Banrès had dan oo keen meer dan ge woon ontwikkelde persoonlijkheid, die hij zelf al vroeg had opgemerkt en tot hoofd persoon gemaakt van zijn eerste drie ro mans, onder de titel „Le Culte du Moi" samengevat. Daarin onderzocht en beves tigde hij zichzelf en ontwierp hij het ideaal van een mens, die in vrijheid leefde, die zich van de kleinigheden van het dage lijks leven had losgemaakt en al zijn ener gie ter beschikking hield voor een streven omhoog, dat wil zeggen: in een van zijn eigen formules, voor een verder gaande identificatie van zijn eigen ziel met de ziel van het heelal. Een leven als een harmo nisch element in de oneindige ruimte zou daar het resultaat van moeten zijn, maar Barrès' uitbundige energie had hem al in een andere richting gedreven, voordat hij nog in het zicht was van die stille gebie den. Hij wilde toch niet in eenzaamheid op een hoogte zitten en hij ontdekte in de diepte van zichzelf dat het eenzame den ken hem juist het begrip van de solidariteit met zijn medemensen opleverde. Alleen, het was niet de solidariteit met M zijn medemensen die hem het meest interes seerde: in dat opzicht bij voorbaat in over eenstemming met de behoeften van zijn tijd concentreerde hij zich op de intieme verwantschap van landgenoten, wat in zijn geval betekende de Fransen en in een en ger verband 'de Lotharingers. Wij zijn na de laatste oorlog makkelijk in staat om de gebreken te onderscheiden van een theorie, die menselijke waarden aan die solidariteit wil ontlenen. Men kan Barrès niet als een voorloper van de nationaal-socialisten af doen. Niettemin, is het waar, dat er in zijn denken elementen voorkomen waar wij door de uitwerking in de recente geschie denis schuw voor zijn geworden. Barrès toont trouwens ook een paar Duitse trekken in zijn karakter, die men in overeenstemming met zijn eigen ideeën kam verklaren uit zijn afstamming uit het Frans-Duitse grensgebied. Hij hield van donkere bossen, van begraafplaatsen waar de geest der vaderen rondwaart en van een opstijgen van de ziel tot in nevelen, waar men zich in onduidelijke grote ge dachten kan baden. Een van zijn meest bekende boeken „La Colline Inspirée" uit latere tijd, waarvan de beroemde frase „II y a des lieux oü souffle l'esprit" de kern is, beweegt zich in sommige passa- gies geheel in die nevelen. In andere delen, wanneer het over de personages gaat en niet over de geïnspireerde heuvel, wordt dat verhaal gekenmerkt door een volmaakt wereldse psychologie en ironie. Barrès heeft zelf gezegd ,dat dat er voor hem het meest bewonderenswaardig in was, zoals deze twee manieren van waarneming er beide in tot hun recht kwamen. Een lezer, die niet met beide gelijkelijk is ingenomen, zal die waardering misschien niet delen, maar toch ook moeten erkennen dat zij voor Barrès even echt waren. In „La Colline Inspirée" leidt de weg re gelrecht van de bodem van het vaderland over de communie met de doden naar de religieuze ondervinding. In „Les Déraci- nés" dat vijftien jaar eerder verscheen, in 1897 was Barrès nog in de weer met de politieke en sociologische toepasselijk heid van zijn gedachten. Hij stelt ons daar voor ?-n zeven leerlingen van het lyceum van Nancy, allen jongens, die hun wortels in Lotharingen hebben, maar die door een leraar genaamd Bouteiller tot de overtui ging gebracht worden dat waarheid en waarden universeel zijn. Het spreekt dan voor hen vanzelf dat hum eigen gebied te provinciaal en te klein is: dadelijk na hun schooltijd verlaten zij het allen om car rière te gaan maken in Parij6. „Les Déracinés" laat zich al spoedig als een roman thèse kennen. Men zou na de eerste hoofdstukken met Nancy als ach tergrond kunnen verwachten, dat geen van de zeven iets terecht zal brengen van het leven in Parijs, maar zo makkelijk laat Barrès zich niet vangen. Een van hen be sluit al spoedig tot een terugkeer naar het eigen land, maar vier anderen weten zich op verschillende manderen wel te redden. Suret-Lefort wordt advocaat en toont zich intelligent en plooibaar genoeg om zich ook in politieke complicaties tot zijn eigen voordeel te gedragen. Renaudin wordt een scharrelende journalist in politieke dienst, overeenkomstig zijn aanleg. Roemers- pacher studeert medicijnen, maar heeft ook een litterair en filosomisch talent. Als hij een artikel over Taine heeft geschreven, komt de grote man hem opzoeken en voert een gesprek met hem dat zijn ambities sterkt. Het gesprek wordt voor een groot deel gehouden op een wandeling die hen naar de Esplanade des Invalides voert, waar zij stil houden bij een boom: Taine, die zegt dat hij elke dag die boom bekijkt, verduidelijkt aan de hand ervan zijn ideaal van menselijke ontwikkeling met de wortels in de grond omhoog streven, in een harmonie met al de onderdelen. Als Roe- merspacher naderhand aan zijn vriend Sturel verslag uitbrengt, blijkt die het wel met hem eens te zijn over het uitgangs punt, maar in de harmonie meer dan Roe- merspacher ook praktische activiteit te willen opnemen, niet alleen een intellec tuele werkzaamheid. Sturel ontwikkelt die gedachte verder in een bijeenkomst van de zeven Lotharingers bij het graf van Napoleon en hij is daar zo inspirerend, dat zij besluiten een gezamen lijke actie te ondernemen (alleen Saint- Phlin, die andere ambities heeft, gaat te rug). Zij richten een blad op, La Vraie Ré- publique, met een erfenisje van het zesde lid van het gezelschap, Racadot, die ook de hoodfredactie zal voeren. Zoals niet te verwonderen is, zijn hun wortels en een onscherp gesteld ideaal onvoldoende om het blad een bestaan te verzekeren. Roe- menspacher en Sturel schrijven artikelen in afleveringen die voor het publiek veel te vermoeiend zijn en na enige tijd wordt het redactionele beleid bepaald door Re naudin, die geacht moet worden de publie ke smaak te kennen, maar die ongeluk kigerwijs alleen probeert met het kapitaal van Racadot zijn voordeel te doen. Nog voordat er een jaar verstreken is, heeft Racadot geen geld meer en is de belang stelling van zijn medewerkers allang ver flauwd. In wanhoop slingert hij met Mou chefrin, de zevende van het gezelschap en de endge andere die er ndet in geslaagd is om zich een bestaan te verzekeren, langs de Parijse straten. Tenslotte vermoorden zij samen een mooie Armeense in de buurt van Saint-Cloud om haar juwelen te stelen en uit haat van arme jongens te gen haar welstand en haar begeerlijkheid. DE ONTWORTELING van Racadot en Mouchefrin heeft dus slechte gevolgen ge had, zoals Barrès in een nawoord nog eens onder de aandacht brengt. Daarmee is de these niet belangrijk versterkt, dat de jon gens van Nancy aan het „wortelloze" we reldbeeld, dat de leraar Bouteiller hun bijbracht, een verkeerde ambitie ontleend hebben. Er zouden tal van andere argu menten kunnen worden aangevoerd om het geval van Racadot en Mouchefrin op te helderen. Het alternatief van de onderne ming van de zeven jongens zou tenslotte moeilijk anders kunnen worden dan een leven zonder enige dan de meest beschei den ambitie, wat toch niet in de geest van Barès zou zijn. Het sterkste argument te gen de opvattingen van Bouteiller is de carrière van die leraar zelf die, eerst naar een lyceum in Parijs overgeplaatst, in de politiek betrokken raakt en daar, altijd even effen en gezaghebbend als hij zich aan de scholieren voordeed, een opportu nistische partij speelt die hem tenslotte nog niet eens succes brengt. Dat de stelling niet bewezen is, kan men overigens juist als een voorwaarde voor het lange leven van „Les Déracinés" be schouwen. Het is immers niet vol te hou den dat een ontworteling uit het land van herkomst, al heeft zij enige nadelen, zelf standig over een menselijk lot beschikt. Barrès nam het zelf in de praktijk ook niet zo waar. Hij had trouwens toen hij de ro man schreef al genoeg ervaring van het Parijse leven en van de politiek opgedaan om zich onder het schrijven niet te laten misleiden door zijn eigen principiële sche ma. Het gevaar daarvoor moet trouwens te kleiner geweest zijn, omdat wat hem eigenlijk interesseerde niet de ontworte ling was, maar de wortels als zij wèl hun functie konden vervullen: niet de misluk king, maar de energie en de bronnen van de energie. „Le Roman de TEnergie de Nationale" is dan ook de gezamenlijke ti tel van „Les Déraclinés" en de twee ro mans die er het vervolg op leveren, waar in Barrès zich steeds verder van zijn aan vankelijke schema verwijdert. DE NAAM Wttewaall kan de lezer voor een probleem stellen. Mag hij aan een zetfout denken? Dat is onwaar schijnlijk: hij ontmoet die naam telkens in zijn lijfblad als freule Wttewaall van Stoetwegen in de Tweede Kamer aan het woord is geweest en men moet niet J te gering denken over de activiteit van de correctoren, die al het zetwerk van feilen zuiveren. Ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van het Nederlands-Belgisch Cul tureel Akkoord wordt in het Gemeentemuseum te 's-Gravenhage de tentoon stelling „Van jaar tot jaar, van boek tot boek" gehou den. Twee van de samen stellers, dr. J. Hulsker en prof. dr. G. Stuiveling, heb ben nu uit de daar bijeen gebrachte hoogtepunten uit vijftig jaar Nederlandse letterkunde een bloemle zing samengesteld, die door Bert Bakker/Daamen n.v. te 's-Gravenhage als „poc- ket"-boek in de Ooievaars- reeks is uitgegeven. De gebruikelijke indeling in perioden, generaties of groeperingen is daarbij „over boord geworpen". Tentoonstelling en boek zijn zodanig ingericht, dat per jaar telkens aandacht wordt geschonken aan de publikatie of publikaties. die als de belangrijkste daarin kan of kunnen wor den aangemerkt. Van elk der boeken op de expositie is thans een prozafragment of een gedicht in de ge noemde bundel verenigd, begeleid door portretten van de geestelijke vaders en moeders, tevens door korte karakteriseringen door gezaghebbende critici, con temporaine of uit latere tijd. Bezwaren tegen deze me thode konden natuurlijk niet uitblijven. De samen stellers noemen zelf als voorbeeld de onmogelijk heid om aandacht te beste den aan enkele schrijvers, die stilistisch sterk evo lueerden (zoals Martinus "Nijhoff) of zelfs (zoals Marnix Gijsen) tot een ge heel ander genre overgin gen. Is „Lier en Lancet" van S. Vestdijk in 1939 geen belangrijkere ver schijning geweest dan „Herwaarts" van P. N. van Eyck, die op zijn beurt sterker vertegenwoordigd had kunnen zijn? En waar om is Maurice Roelants wiens „Verzamelde Wer ken" thans uitkomen, zo dat hij volgens de leer van Polgar tot de klassieken mag worden gerekend niet opgenomen? Waarom werd een scène uit „De we reld heeft geen wachtka mer" van Maurits Dekker dan wel gekozen? Zo kan men zich wel meer afvra gen, zonder ernstig afbreuk aan de waardering voor deze curieuze verzameling te doen. De verrassingen zijn tenslotte groter dan de teleurstellingen. Toch kan men ernstig be twijfelen of deze bloemle zing, die nauwelijks repre sentatief kan worden ge acht voor wie of wat dan ook, beantwoordt aan de uitdrukkelijk vermelde doelstelling: een hulpmid del ten behoeve van het litteratuuronderricht op de middelbare scholen. Ik her inner mij een leraar te heb ben gehad, die een grijs tijdschrift omhoog stak, dan een groen en tenslotte een blauw om ons aldus het onderscheid tussen en de betekenis van De Gids, de Nieuwe Gids en Groot Nederland duidelijk te ma ken. Achtergronden en sa menhangen lijken voorna mer dan de dwingende wil lekeur der jaartallen. D.K. HET IS VOORAL als een heldendicht in romanvorm op de energie, tegen alle ar gumenten die een gebukt leven of een af keer van het leven rechtvaardigen, dat „Les Déracinés" van kracht is gebleven. In de eerste dagen na de moord op de Armeense, als Racadot en Mouchefrin in angst voor de politie leven, wordt juist Victor Hugo begraven, onder ontroering en verheffing van de gehele natie. Barrès onderbreekt zijn verhaal voor beschrijvin gen van de stemming in Parijs en de plech tigheden: wij zien daar al zijn liefde voor „symfonische" romanconstructie in, maar bovendien dat de verslagen energie voor hem. alleen draaglijk was met een aan zienlijke dosis triomferende energie als tegengifBij die geestesgesteldheid zou een ander zich allicht overschreeuwd hebben, maar niet Barrés, die er met verscheidene middelen tegen beveiligd was: door zijn realisme als romancier, door de jeugd van zijn personages, door zijn kennis van het leven dat hij ze liet leiden en vooral door zijn eigen persoonlijkheid, die dan ook de reden is waarom men van hem beweringen en redeneringen kan aanhoren, die men van een ander dadelijk zou verwerpen. ANTWERPEN IN FEESTVERLICHTING Voor de vierde keer zal Antwerpen van 1 december tot 3 januari in feestverlich ting zijn gestoken. De lichtfeeërie zal zich uitstrekken over vier kilometer: de druk ste winkelstraten en de traditionele „Sin- joren-wandeling". De schouwburgen, mu sic-halls en andere ontspanningsgelegen heden zorgen voor een aantrekkelijk pro gramma. Op 18 december ontsteekt de bur gemeester van Oslo de door zijn stad aan geboden grote kerstboom op de Grote Markt, 's Avonds wordt in de Stedelijke Feestzaal (Meir) een grote zanguitvoering gegeven van kerst- en vredesliederen. AL IS DE schrijfwijze dus correct, de vraag blijft: hoe moet de naam worden uitgesproken? Ter verklaring herinne- ren wij aan enkele namen, die reeds ter sprake kwamen: In 't Veld, In de Ber- ken en de Limburgse variant Ingencoul (In de Kuil). Om de herkomst aan te ••duiden, heeft men ook namen met „Uit" gevormd. Zo ontstonden de geslachts- namen Uit den Boogaard en Uit den Hoef. Aan elkaar geschreven bestaat dit naamtype als Uitdenhof, Uitendaal, Uyt dew'illigen, Uiterwijk, Uytenhout en Z Uytenbrock, bij welke laatste naam men zich dient te herinneren dat broek de aanduiding was van laag gelegen en vaak drassig land. Al is de stedeling danig vervreemd van het platteland, vakantietochten en radio-uitzendingen leerden hem dat in menig gewest het woord uit als uut wordt uitgesproken. Oudtijds werd ook deze spelling wel gebruikt. Vandaar dat t de naam Utenhove voorkomt. En zo ko- men we dan eindelijk bij Wttewaal. WIE VERTROUWD is met het schrift S van de zestiende en zeventiende eeuw, weet dat onze vaderen weinig verschil kenden tussen de u en de v. Dit maakte dat men uu ook wel als w schreef. De Engelsen noemen deze letter nog steeds „doublé u". Het wordt dus duidelijk dat Wttewaal de betekenis heeft: Uut de S Waall. Zo dient de naam ook te worden uitgesproken. De genealogie onthult dan hoe deze geslachtsnaam ontstond: de S stamvader Adriaen Jansz Wtte Waell, burger van Vianen, bezat goederen in 't Wael bij Vreeswijk. In Wttewaall bleef dus een oude spel- ling bewaard. Dit zelfde gebeurde met de familienamen Wttenweerde (Uut de Waard) en Wtteneng (een eng is een gemeenschappelijk bouwland). Een i wonderlijke variant is de naam Witten- rood, die ontstond toen men uit Wtten- rood (Uut den Rode, een gerooid stuk bosgrond) niet meer wijs werd en er dus maar iets van maakte, dat de tong geen moeilijkheden opleverde. Om nog even bij de oude schrifturen te verwijlen: de gelukkige bezitter van een familiebijbel kan ervaren, dat zijn exemplaar gedrukt is door Pauius Aertsz van Ravesteyn tot Leyden". HIJ BEGRIJPT dus dat „tot" een oude aanduiding is van „te". In enkele meest adellijke geslachtsnamen t leeft dit tot taai voort: Van Voorst tot Voorst, Van Heerdt tot Eversberg en Van Nispen tot Sevenaer om er een paar te noemen. De Friezen leverden va rianten als Van Harinxma tlioe Slooten en Van Beyma thoe Kingma. Een enkele keer gaf men dit begrip aan met „a" te zien in de namen Lycklama a Nye- holt en Thomassen a Thuessink (van der Hoop). Dit alles diende om uit te drukken waar de genoemde geslachten op bezittingen gevestigd waren. Zo noemde Theodorus Zeno van Dorth, toen hij in 1762 werd beleend met het familiegocd 't Mcdler, zich Van Dorth tot Medler, welke gecombineerde naam tot heden voortbestaat. Toe Poel, Toe Brugge, Toe Laer, die namen onthullen dat de eerste dragers woonachtig waren bij een poel, een brug en een open plek in een bos. De naam Toe Water gaat terug tot Gerlich toe Water, die In 1577 schepen van Elburg was en aan de waterkant zal hebben ge woond. Toepoel en Tocbosch zijn samen trekkingen van dergelijke namen. To dem versmolt tot Tom in namen als Tombergh, Tombrink. Tombrock (broek) en Tomputte. En Thorbecke Is niets anders dan een vervorming van I Tho der Becke (Tot de Beek). J. G. de Boer van der Ley Plaats de namen: Westzaan, Veerburg, Abbekerk, Hoogwoud, Oudendijk, Am» - veen, Avenhorn, Oterleek, Berkhout zó in volgorde, dat op de kruisjes eveneens de naam van een gemeente in onze provincie OP 30 MAART 1905 bewoog zich op een regenachtige voorjaarsdag een lange be grafenisstoet door de smalle straten van een kleine stad in Noord-Frankrijk. Meer dan vijfduizend mensen uit binnen- en buitenland waren naar Amiens gekomen om de schrijver en denker, die als geen an der tot de verbeelding van zijn lezers had gesproken, op zijn laatste reis te vergezel len. Tijdens zijn leven was Jules Verne populair geworden en zijn dood was dan ook een zware slag voor zijn miljoenen le zers over de hele wereld. Voor zijn be wonderaars was hij een legendarische fi guur, haast even onwerkelijk als de avon turenromans, die hij schreef. Men vereen zelvigde hem met de helden uit zijn boeken en men zou er zonder twijfel versteld van hebben gestaan te ontdekken, dat de gees telijke vader van Kapitein Hatteras en Robur de Veroveraar een rustig, vredelie vend burger van een piovinciestadje was, wiens enige trots er in bestond, dat men hem tot lid van de gemeenteraad had ge kozen. JULES VERNE werd op 28 februari 1828 geboren als zoon van een advocaat. Zijn ouderlijk huis stond in het oudste gedeelte van Nantes en van het balkon af kon de knaap iedere dag de schepen op de Loire zien varen. Zelfs toen hij in Parijs rechten studeerde, bracht elke vakantie hem naar zijn geboortestad, waar hij zijn dagen doorbracht met zwerven langs de haven en roeien tussen de vissersboten. Na de voltooiing van zijn studie in 1849 begonnen voor hem echter de moeilijkheden. Jules wilde schrijver worden, zijn vader wenste dat hij zijn advocatenpraktijk zou over nemen. Vader en zoon sloten een compro mis en Jules Verne ging werken op een makelaarskantoor en wijdde zich in zijn vrije tijd aan het schrijven van toneel spelen en operalibretto's. Enige blijspelen van zijn hand werden in Parijs goed ont vangen, maar dit succes steeg hem niet naar het hoofd. Integendeel, hij verweet zichzelf, dat hij platgetreden paden volgde „in een tijd, waarin de natuurwetenschap wonderen tot stand brengt en zich uit strekt over nieuw en onbekend terrein". In 1863 gaf de bekende uitgever Hetzel hem opdracht een serie avonturenverhalen te schrijven. Met veel enthousiasme begon Verne daaraan en zijn eerste boeken „Vijf weken in een luchtballon" en „De avon turen van Kapitein Hatteras" sloegen dade lijk in. VAN DIT OGENBLIK af werkte Verne als een bezetene. Alleen al met zijn beter bekende werken zouden verscheidene boe kenplanken zijn te vullen. Zij bevatten zevenenvijftig titels, met inbegrip van „Vijf weken in een luchtballon", dat in 1863 als eerste verscheen, en de „Gouden vulkaan", dat twee jaar na zijn dood het licht zag. Jules Verne, ziener en denker. Aan boord van hun fantastische voertuigen verkennen zijn helden onbekende wereld delen en bereizen zowel binnenlanden van Afrika als het Noordpoolgebied, Amerika en de oerwouden en hoogvlakten van Azië. Onder zijn werken zijn er enige, die hem niet alleen als een goed schrijver, maar ook als een groot denker doen kennen, na melijk die waarin Verne, de fantast, plaats heeft gemaakt, voor Verne, de profeet. Ro bur en Nemo, twee van de vele bekende figuren uit zijn romans, zijn tegenwoordig werkelijker dan zij ten tijde van hun ge boorte waren. Want de jongste wetenschap pelijke ontdekkingen hebben de oorspron kelijkheid en nauwgezetheid van Vernes voorspellingen op overtuigende wijze aan getoond. Het is gegaan, zoals deze grote denker, die de toekomst reeds in zijn ge dachten vorm gaf, het zelf profeteerde: „Alles wat ik uitvind en waarover ik fan taseer, zal niet aan de werkelijkheid be antwoorden, want er zal een tijd komen, waarin de uitvindingen van de techniek die van de fantasie voorbij zullen streven". Jules Verne bestudeerde alle problemen, waarin de geleerden van zijn tijd zich ver diepten. Hij volgde de vorderingen van de poolexpedities en voorzag de onmetelijke mogelijkheden van de elektriciteit. Zijn „fonotelefoot" uit „De dag van een Ameri kaans journalist in 2.889" is een voorloper van het moderne televisietoestel. Schulzes kanon uit „De 500 miljoen van de Begum" is reeds lang geen fantasie meer voor de artilleristen van de twintigste eeuw. Hij voorspelde amfibievoertuigen in „Het stoomhuis" en wolkenkrabbers in „Centro- polis" en Michael Ardans raket leidde het tijdperk van het interplanetaire verkeer al in, toen Werner Braun, de uitvinder van de VI en V2, nog moest worden geboren. HET IS TE BEGRIJPEN, dat het mees terwerk van de man, die in zijn kinder jaren reeds zoveel liefde had gekoesterd voor de zee, een boek over de zee was. Hij had reeds een reusachtig oceaanschip uit gevonden „Een drijvende stad" maar nog veel meer indruk maakte hij op zijn lezers met zijn onderzeeër, de „Nautilus", die in 1870 aan zijn fantasie ontsproot, vijf entachtig jaar dus voordat de eerste atoom onderzeeër, de Amerikaanse „Nautilus", van zich deed spreken. Vernes theorieën over de onderzeevaart, neergelegd in „Twintigduizend mijlen onder zee" zijn tegenwoordig in hoofdzaak juist gebleken. Hij voorspelde het gebruik van elektrici teit voor de voortdrijving en de verwar ming en beschreef met opmerkelijke nauw keurigheid de werking van ballasttanks, het beginsel van drijfapparaten en het ge bruik van onderzeeërs in oorlogstijd. Bo vendien was hij als het ware de grondleg ger van het diepzee-onderzoek en kan men Kapitein Nemo een voorloper noemen van de bekende Franse professor Piccard, die in zijn stalen kogel tot op de bodem van de Middellandse Zee afdaalde. ALS PROFEET van de toekomst heeft Jules Verne er belangrijk toe bijgedragen in wijde kring belangstelling voor de na tuurwetenschap te wekken. Het is zeker, dat hij met zijn boeken de verbeelding van honderdduizenden richting heeft gegeven en op zijn manier de eeuw van de techniek heeft helpen voorbereiden. ontstaat. X X 2. X X 3. X X 4. X X 5. x X 6. X 7. x X 8. X X 9. X X Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad f 7.50, f 5 en f 2.50 dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de oplossing in te zenden aan een van onze bureaus in Haarlem, Grote Houtstraat 93 en Soendaplein, in IJmuiden, Lange Nieuw- straat 427. Men wordt verzocht de oplossingen uit sluitend per briefkaart in te zenden, met duidelijke vermelding „Puzzel". De oplossing van de vorige puzzel luidt: Han Bentz van den Berg; Elise Homans, Magda Janssens; Rika Hopper; John Gobau; Cees Laseur. Prijswinnaars zijn: f 7.50 de heer Peper kamp, Spaarndamseweg 2961, Haarlem; f 5.H. Hoogerbeets-Scheffer, J. v. Ruys- daellaan 36, Heemstede; f 2.50 W. Zanen- Ooms, Voltastraat 9, Haarlem. „ENGLAND HEEFT TEKORT AAN WETENSCHAPSMENSEN" De rector van de wetenschappelijke en technische hogeschool in de Engelse stad Manchester heeft onlangs in een rede ge zegd, dat de industriële revolutie Groot Brittannië groot heeft gemaakt door auto didacten en studenten, die particuliere aca demies hadden bezocht. Andere landen die afgunstig waren op de welvaart, die de industriële revolutie in Groot Brittannië had gebracht, waren vastbesloten Engeland in te halen. Duitsland gaf het voorbeeld door de wetenschap op de universiteiten te onderwijzen. In 1930 waren er in Duits land ruim vijfentwintigduizend studenten aan technische hogescholen, terwijl Groot Brittannië in dat jaar vijfenveertighonderd studenten had, die aan universiteiten tech niek studeerden. Onmiddellijk na de eerste wereldoorlog steeg het bezoek aan de uni versiteiten in Groot Brittannië van onge veer twintigduizend tot zesendertigduizend. Dit aantal bleef ongeveer twintig jaar con stant. Het aantal studenten in Engeland is nu ongeveer twee maal zo groot als voor de oorlog, maar „het is maar al te duide lijk, dat wij nog altijd een groot tekort hebben aan wetenschapsmensen en techno logen", aldus de rector. 1 Wl 9 -«fegy A VH Ofschoon het een zeer ern stig probleem is, dat in bij gaand bericht summier wordt aangeduid, wekte het bij mij vrolijke herinneringen. Her inneringen aan de tijd, dat de jongenskiel nog om mijn schouderen gleed en ik, ge kleed in deze glijdende kiel, een onderwijsinstelling be zocht die zich onder leiding van een energieke heer, rec tor genaamd, met forse ruk ken ontworstelde aan ouder wetse pedagogische opvattin gen. Hoezeer intussen de tijd voorbijgegaan is, valt mij nu op, bij het schrijven van dit woord „pedagogisch". Want wij schreven dat in die tijd nog consciëntieus met a e. De energieke rector, die dagelijks als een leeuw op de bres stond voor de zedelijke verheffing van zijn gekielde onderhorigen, had een stenen muur van een meter dik laten optrekken tussen de jongens- en meisjesafdeling, terwijl hij had voorgeschreven dat de beide seksen bij het naar huisgaan verschillende wegen moesten bewandelen. Het ge volg was, dat wij altijd met veel vertraging in het ouder lijk huis arriveerden, vermits wij ons bij de start in een aan dit huis tegengestelde richting moesten bewegen. Deze rigoureuze scheiding van seksen in een levens periode waarin de seksen lie zich aaD weers- iproken kanaal uit te maken met o Egypte gel ai Met strakke tcht-bauwe l' ewapend m groene uniior kit Wiik ovei «nn de resoluties ée uit te voeren. „Stars and n Cairo Jn een einde te ma gen van de staak t- 6t in Port Said en zij i eeti einde te maken tanning in deze stad linde van het Suez •Tairo was hei doei uosien. weixe nog geaccentuccro worai door het néet-leveren door Amerika van aan West-Europa Zij tonen een grote irele verontwaardiging en grijpen iedere igeliikheid aan om de Arabieren uit het De VARA-televlsleseetie wu dinsdag avond voornemens de film .Eindstation" van Vlttorio de Slea te vertonen, die door de centrale filmkeuring wai goedgekeurd voor pervonen boven achttien Jaar. De staatssecretaris van OnderwUs. Kunsten en Wetenschappen, onder wie ook radio en televisie ressorteren, heeft echter geen toe stemming tot vertoning van deze film ge geven en nadien ook geweigerd toestem ming te verlenen tot de vertoning voor de televisie van een film van Fernandel. die voor personen boven veertien Jaar was goedgekeurd. taties. Hij verklaal delegatie .alle ma die ertoe kunnen li wiize een einde g Russische gruwelei Wat voor goeds r sn* debat uit? Wel verlenen wij aan h* hun smeekbeden and behoort niet heden, maar er Is andere kleinere lai melijk met kracht gruwel, die de Sov ben begaan. Dit s verlening aan gew. op zo uitgebreid n schlcden. aluds mr Raad van E meer doen PARI.TS (Reuter) missie van de Ras van de Raad van E« nauwelijks op het oog te on derscheiden waren was het levensdoel van de energieke heer rector, waaraan hij ten slotte is ten ondergegaan. Want zijn eigen zoon heeft de verderfelijke weg gekozen, 'ie vader rector zo principieel versperde: zoon is zeer jong in het huwelijk getreden, en dat niet alleen, maar zelfs met eenmeisje. De goede man is trouwens later tot de ontstellende con clusie gekomen, dat zijn zo nauwkeurig gescheiden bok ken en geiten vrij snel na hun eindexamen voor ongeveer negentig percent in hetzelfde verderf zijn gelopen. Het gekke was namelijk, dat niet alleen de jongens die wat losser van zeden kunnen wor den genoemd, nietwaar? zich in het huwelijk begaven, doch ook de meisjes. De heer rector zou wellicht nog in leven zijn gebleven, als enkel alle jóngens ter wereld ge trouwd zouden zijn, doch nu hij hetzelfde verschijnsel bij de meisjes constateerde, viel zijn wereldje ineen. De vraag doet zich trouwens voor, hoe jongens moeten trouwen, als de meisjes niet hetzelfde doen. Afgezien daarvan, wekt bij gaand bericht herinneringen aan de wijze, waarop heer rector ontspannende film avonden voor zijn leerlingen organiseerde. Hij liet in de recreatiezaal twee partijen stoelen, gescheiden door een twee meter brede gang waar in de concierge, plaatsen en begaf zich naar de film-cabine vóór de aanvang der voorstel ling, gekleed met hoed. Die hoed was zeer belangrijk. Wanneer de film (van Pathé, zonder geluid, behalve het ratelen der filmmachinerie) begon te lopen en Charlie Cha plin als een koddig konijntje met-snor het witte doek op- trippelde, waren de Argus ogen van heer rector op het beeld gericht en omvatte zijn hand met ferme greep de hoed. En hoe snel Charlie ook met kennelijke bedoelingen op een vrouwelijk individu afstevende, de hoed van de rector was sneller en werd met een routinegebaar voor de lens gebracht, zodat de bok ken en geiten in de zaal in het onzekere bleven over hetgeen zich intussen achter de scha duw van de hoed afspeelde. Wij hebben altijd gedacht, dat de vertoonde films des kundige documentaties over de kunst en techniek van het aanranden waren. Onze breinen verdiepten zich ge durende de donkere minuten in de afzichtelijke geweld daden, die zich in de bol van de hoed voltrokken. Als de hoed de lichtstraal vrijliet, wandelde Charlie schokkend heen en stond het meisje snik kend tegen een lantaarnpaal. De onverlaat ontzag zich dan zelfs niet, nog eens glim lachend om te kijken. Welnu, het televisie-appa*- raat van 1956 brengt de ener gieke moraalridder-met-de- hoed wellicht opnieuw ten tonele. Het zal de plicht des huisvaders zijn, zich met de hoed in de hand voor het ap paraat te posteren en zijn kroost het uitzicht te ont nemen. Laat deze huisvader zich dan adviseren, ook zelf niet over de rand van de hoed te gluren gedurende de ver derfelijke scènes. Want dat werkt pedagogisch volkomen verkeerd. Wij, bokken en geiten, heb ben namelijk eens na een filmvoorstelling op school van de operateur gehoord, dat de heer rector weliswaar zijtn hoed voor de lens hield, doch dat hij het binnenste van zijn hoed had voorzien van een wit papier, een miniatuur witte doek dus zogezegd, waarop hij met kennelijk welgevallen het doen en laten van Charlie Chaplin bestudeerde. Om te kunnen zien wanneer het weer kón, zei de rector tot de operateur. Jóója. E. Agtcran

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 16