OP DE ORKADEN EN DE SHETLANDS C —LZXZJ Steir li 1 r ir Muziek en elektriciteit HULDE AAN SPAANSE POLYGRAAF De geschiedenis van Duistere gedachten Thanksgiving Day GEDOOPT OF GEDOOD ging een oude beschaving onder J IK BEN naar de Orkaden en de Shet- land-Eilanden gegaan, omdat ik ze een tijdje geleden in een geleerd gezelschap hoorde kenschetsen als „twee groepen pre historische vraagtekens". Dit prikkelde mijn nieuwsgierigheid en belangstelling. En toen ik er was, vond ik er veel meer belangwekkende dingen dan alleen maar vraagtekens. Beide eilandengroepen zijn in de Atlan tische Oceaan tussen Noorwegen en Schot land gelegen. Het middelpunt der Orkaden Orkneys zeggen de Britten bevindt zich ongeveer vijftig kilometer ten noorden en dat der Shetlands op ongeveer twee honderdvijftien kilometer ten noordoosten van Schotland, waarbij opgemerkt moet worden dat deze laatste archipel zelfs zo oostelijk ligt, dat de afstand van hun hoofdstad Lerwick tot Noorwegen korter is dan die tot Aberdeen. De geschiedenis der beide eilandengroe pen vertoont veel punten van overeen komst. Geografisch, geologisch en econo misch verschillen zij evenwel. Als gevolg van de „slijpersarbeid" van de zich na de IJstijd terugtrekkende gletsjers zijn de Orkaden als geheel vlak. laag en rond van lijn. De Shetlands vertonen ruwer, hoe kiger. meer onbehouwen vormen. De rode zandsteen der Orkaden levert een goede bouwgrond. Bovendien zijn er uit de Ijs tijd hier en daar vruchtbare afzettingen achtergebleven. De Orkaden zijn derhalve, voorzover zij bewoond zijn. geworden tot een gebied van landbouw en veeteelt. In de zomer is groen er de overheersende kleur. Hier en daar dragen de eilanden echter op hoge punten een kalotje van paarse heide. De rotsen van de Shetlands zijn voor een groot deel bedekt met turf. Akkers en weiden vindt men er slechts in beschutte dalen. Het algemene aspect van de Shet lands is daardoor bruinig en rotsachtig. WAT HEEFT de mens bewogen om zich op die paar handjesvol keien en rotsen midden in de Atlantische Oceaan woon plaatsen te kiezen? Ik weet het niet en kan het evenmin bevroeden, want toen de mens zich duizenden jaren geleden op die eilan den vestigde, was er in Europa bewoonbare ruimte in overvloed. Het staat echter vast, dat de Orkaden en Shetlands sedert on heugelijke tijden door de mens bewoond zijn geweest. Ja, men vindt op die eilanden meer tastbare resten uit de oertijd der be- Een reportage door Stanley Cursiter van een bezoek aan de archipel der prehistorische vraagtekens schaving dan waar ook elders in Noord- Europa: woningen en andere bouwwerken, begraafplaatsen, monolithen en steenkrin gen uit langvervlogen tijden treft men er namelijk in grote getale aan. In en bij vrij wel ieder kerspel of dorp staan borden van de commissie voor monumentenzorg, die de weg wijzen naar een of ander belangwek kend prehistorisch overblijfsel. Wie inder daad belangstelling koestert voor de dage raad der Europese beschaving, kan op de Orkaden en de Shetlands menige indruk opdoen. Mij trof het- meest een nabij Sca- rabrae (Orgaden) bestaand dorp uit het Stenen Tijdperk: de dorpsstraat is over dekt, de huizen zijn van steen en zien er enigszins uit als bijenkorven. Ook te Jarls- hof (Shetlands) bevinden zich soortgelijke resten. Inderdaad is er reden om ze aan te dui den als prehistorische vraagtekens, want welk volk daar woonde en waar die men sen vandaan kwamen is te enenmale on bekend. Het enige, dat wij omtrent dit ge heimzinnige volk weten, is dat zijn be schaving reeds vierduizend jaren geleden ten ondergang neigde. Na dat volk kwamen andere mensen op de Orkaden en de Shet lands en ook zij bouwden, ook zij lieten hun „stenen sporen" na. Wie waren die latere bouwers? Een met de Pieten verwant volk? De bewoners van het geheimzinnige Thule of Nevelheim? Binnen de gezichtskring van het westen kwamen de eilanden pas in 84 na Christus, toen de Romeinse veldheer Agricola ze ont dekte. Doch hoewel de beroemde geschied schrijver Tacitus zijn schoonzoon was, heeft hij ons geen bijzonderheden omtrent de Orkaden overgeleverd. DE NOORMANNEN kwamen in de tien de eeuw naar de Orkaden en de Shetlands en aan hen danken we wel een aantal bij zonderheden. Zo weten wij, dat zij er reeds voorposten van het christendom aantroffen. Namen als Papa Westray, Papa Stronsay en Papa Stour duiden er op, dat er vóór de komst der Vikingen priesters (papae) en monniken op de eilanden woonden. Verdere bijzonderheden ontbreken vrijwel geheel. Zelfs is het nog niet met zekerheid uitge maakt, of de Vikingen de „papae" en an dere bewoners uitgemoord hebben, dan wel of zij hen in leven lieten en hun toestonden de christelijke godsdienst te blijven be lijden. Wel vindt men op de, eilanden de fundamenten van kerken en tevens van gebouwen» die misschien kloosters waren. Olaf I. een Noormannenvorst, die zich „Zeekoning" noemde, was het. die tegen het einde der tiende eeuw zijn heidense onderdanen tot christenen maakte. Zelf was hij in Londen gedoopt. Hij stelde zijn krijgers en zeelui, alsmede zijn boeren en handwerkers voor de keuze: Wilt u gedoopt of gedood worden? Het was stellig een radicale bekeringsmethode, maar Olaf had succes. Ook op de Orkaden en de Shetland- Eilanden. De geschiedenis van de Scandinavische periode dier eilanden is vastgelegd in de Orkneyinga Saga, een indrukwekkend re laas van opwindende gebeurtenissen, huise lijke intriges, gewaagde reizen, lafhartige moordpartijen en dapper martelaarschap. Tegen de woeste, bloedige achtergrond van het gedoe der voortvarende, roekeloze Vi kingen verrijst stralend de geschiedenis van graaf Magnus en zijn neef Rognvald: zozeer vereerde Rognvald zijn oom, dat hij de plechtige gelofte deed, te Kirkwall de hoofdstad der Orkaden ter ere van Magnus een kerk te zullen bouwen, die het „Wonder van het noorden" zou worden. De kerk kwam tot stand. Nog heden ten dage treft hij inderdaad iedere bezoeker van Kirkwall als een wonder, zó indrukwek kend verheft deze zich boven de grijze huizen van het stadje. Geruime tijd maakten de Shetlands en de Orkaden deel uit van het Noorse rijk. Schotland echter probeerde om de eilanden aan de Noren te ontfutselen. Omstreeks 1470 gelukte dit definitief, want toen trouwde de Schotse koning James III met de Noorse prinses Margaretha, die haar gemaal de eilanden ten huwelijk aanbracht. De Denen poogden nadien om de eilanden te verwerven, althans zij betwistten de rechtmatigheid van de Schotse aanspraken. James VI van Schotland, later koning James I van Engeland, consolideerde zijn gezag over beide eilandengroepen na zijn huwelijk met de Deense prinses Anna. ALS U Kirkwall bezoekt, zullen de na men op winkels en huizen u opvallen. Er zijn er vele in het genre van Isbister, Ink- ster, Foubister, Linklater, Turfis, Halcrow en zo meer. Op de Orkneys wil namelijk het gebruik, dat de mensen hun familie naam ontlenen aan een hoeve, kerspel, dorp of landstreek, waar zij of hun voorzaten gewoond hebben. In Lerwick op de Shet lands vindt u meer namen in het genre van Jamieson, Johnson. Magnusson en Ganson, maar bovendien komen namen als (ik ver taal ze nu maar in het Nederlands) Blauw- De foto's bij dit artikel tonen van boven naar beneden: „wolfabrikanten" in leven den lijve op de openbare weg, het vogel- waarnemingsstation op Fair Isle en (hier boven) de kathedraal van Kirkwall. tand, Langbeen, Platneus, voor. Dit is een overblijfsel van de oude Vikingengewoonte om iemand te noemen met de voornaam en een of andere lichamelijke eigenaardigheid. Een Noorman, die eens als Olof de Dikke bekend stond, leeft thans nog in vele Olas- son's en Stout's voort. Een verbijsterend staaltje ondervond een nieuw benoemde sheriff in Lerwick, die de eilanden niet kende. Op een goede dag verschenen er voor hem zes getuigen, van Fair Isle af komstig. Ieder hunner heette George Stout! Op Fair Isle was dit helemaal niet verwar rend, want daar had iedere George Stout zijn eigen aanduiding, zoals Old George, Young George, Maggie's George ja, zelfs de grootouders deden nog mee, want een der zes getuigen luisterde naar de naam George's Maggie's George! Een der Shetland-Eilanden wil ik nog speciaal noemen. Ik bedoel Fair Isle, een spikkeltje in de oceaan halverwege tussen de Shetlands en de Orkaden: een Atlan tisch Caprizonder toeristen. Prachtige klippen zijn er en ontelbaar veel vogels. Ja, de enige bezoekers zijn eigenlijk vogels, vogelvrienden en vogeldeskundigen. Als plaats om de vogels te bestuderen en waar te nemen heeft Fair Isle zijn weerga niet. Er is trouwens een beroemd observatorium gevestigd. EEN ERNSTIG PROBT.EEM. dat zowel op de Orkaden als op de Shetlands veel zorg baart, is de achteruitgang van het zielental der bevolking. In het begin onzer eeuw woonden er op de Orkaden ongeveer 32.000 mensen en op de Shetlands 29.000. Thans bedraagt het bevolkingscijfer voor elk der beide eilandengroepen nog slechts 20.000. De oorzaak is dat vele jonge men sen de eilanden verlaten en zich elders gaan vestigen. Het geboortecijfer ligt niet hoog genoeg om de verliezen door dood en vertrek te compenseren. De Orkaden vormen thans een bloeiende boerengemeenschap en zijn een der rijkste Schotse graafschappen. Er zijn uitstekende weidegronden, veel vee en nog veel meer pluimvee. Kippen ziet men er overal. De jaarlijkse eierproductie is vijfenzestig mil joen stuks. De Shetlands hebben eveneens naast een vissersbevolking een boe renstand. Hier is het hoofdbedrijf de scha penhouderij. Wol is het belangrijkste pro- dükt der eilanden. De bevolking van die „Verloren Eilan den" in de Atlantische Oceaan is opgewekt, ijverig en ordelijk. Deze mensen vergeten evenwel de ontspanning niet. Golf spelen zij graag. En daar is vooral in de zomer volop gelegenheid voor, want dan genieten de bewoners gedurende enige tijd van vier entwintig uur daglicht per etmaal. Ik heb het golfspel vermeld. Ik mag ook het voet balspel niet vergeten. In Kirkwall bestaat namelijk het gebruik om op kerstdag en nieuwjaar voetbal te spelen volgens oer oude regels. De gehele stad is „veld". Het spel is zo ruw, dat fors gespeeld rugby daarbij vergeleken kinderspel is. Soms ein digen spel, bal en spelers in de haven! PERSTENTOONSTELLING In het gemeentearchief in Rotterdam zal van 13 december tot 20 januari een ten toonstelling worden gehouden, gewijd aan 4 de Hollandse pers voor 1813. mimimiiiiiiiimimimimiimmiiimiinmmimiiiiiiniiiimmiimiiiiniiimmmiiummnmmmmimmmimimimimimimumitiMmimmii DE GEDACHTE, het muzikale instru mentarium te verrijken met instrumenten, waarvan de toon door elektrische trillin gen wordt voortgebracht, is niet nieuw meer. Het aantal uitvindingen op dit ge bied is groter dan men zou vermoeden. Veel ervan was niet, of ternauwernood le vensvatbaar. Hoort men ooit nog van de Neo-Bechsteinvleu- gel, ongeveer dertig jaar geleden door Nernst in Berlijn ge construeerd? Met de ze vinding hoopte men het geneesmid del gevonden te heb ben tegen wat wij het zwakke punt van ons klavier moeten noe men: de kortheid van de toon. Langs elektromagnetische weg be reikte men, dat de klank kon blijven door klinken met dezelfde kracht, die ze bij de aanslag had verkregen. Ik ben er echter van overtuigd, dat het element van kunst matigheid, dat op deze wijze aan de piano klank werd toegevoegd, de uitvinding noodlottig is geworden. Hebben Traui- wein's Trautonium, het Ondium Péchadre, de Dynaphone Bertrand zich een plaats verworven in de muziekpraktijk? Onlangs heeft men in een concert van het Concertgebouw-Orkest te Amsterdam kennis kunnen maken met een instrument, dat meer waardering heeft gevonden. Het wordt naar de naam van de uitvinder err van, Ondes Martenot (Martenot-golven) genoemd en het is in tal van composities, onder meer in „Jeanne au bucher" van Ho- negger, als orkest-instrument voorgeschre ven. In 1928 stelde de uitvinder zijn muzi kale golven voor aan het Parijse publiek en het duurde dus nog lang, voordat ze op het Amsterdamse podium verschenen. Aange zien ik volkomen onwetend ben op elek trotechnisch gebied, veroorloof ik mij het volgende uit het programma van het con cert van 24 oktober jongstleden over te nemen „Het principe van de Ondes-Marte- not is dat van de heterodyne (principe van de radio): twee geleidingen met fre- Quenties, die onderling slechts weinig ver schillen, worden zo gecombineerd dat ze een zweving veroorzaken, die trillingen voortbrengt welke via een luidspreker hoorbaar worden. Door wijziging van de frequentie kan de gehele tonenscala, die het menselijk oor kan opnemen, voortge bracht worden en zelfs meer: de Ondes- Martenot heeft een omvang die lager reikt dan contrabas en contrafagot en hoger dan piccolo". Het instrument wordt bespeeld door mid del van een toetsenbord, waarop de rech terhand de klanken produceert, terwijl de linker beschikbaar moet blijven voor een toets die de klankintensiteit regelt en voor knoppen die verschillende timbres kunnen opwekken. De Ondes Martenot stellen de speler in staat de toon te laten vibreren. Bovendien kan het apparaat kwarttoon afstanden en nog kleinere hoogte-verschil len voortbrengen. Een beperking is, dat men er meerstemmigheid op missen moei, immers de linkerhand van de speler heelt een andere, een technisch-regelende taak. Het spijt mij, te moeten zeggen, dat jk slechts gemengde indrukken van een en an der heb verkregen. De klank mist een ze kere kern, die moei lijk is te omschrijven, maar die ik niet beter dan met het woord geslachtloos weet aan te duiden. Ik geef toe, dat dit een alles behalve plezante uit drukking is, maar ze benadert toch vrij wel wat ik bedoel. Het timbre is ongetwij feld rijk aan nuanceringsmogelijkheden, maar de kunstmatigheid laat zich moeilijk wegdenken. Ik hoorde wel even iets dat mij verraste. In de cadens, die Jolivet in zijn Concert voor dit instrument schreef, wist de soliste op een gegeven ogenblik een to verachtig klankspinsel, een suizelend spin- neweb-van-geluidjes te laten horen. De golven van Martenot kunnen het ge hele toongebied overspoelen, hetgeen de gebruikelijke orkestinstrumenten niét kun nen, maar zij kunnen niet wedijveren met de vleiende innigheid van een Stradivarius, noch met de liefelijkheid van de fluit of met de stralende triomfantelijkheid van de trompetklank. Ik sprak zo juist over kunstmatigheid en zou bij voorbaat een tegenwerping willen ontzenuwen. Ook het orgel is een zeer in gewikkeld organisme. In moderne orgels zorgt een elektromotor voor de windtoe- voer. De verbinding tussen speeltafel en pijpen komt op elektrische wijze tot stand. De speeltafel heeft een aantal knoppen en andere geheimzinnigheden, waarbij verge leken het dashboard van een luxe-auto een flauw kinderspelletje lijkt. Staat een orgel dus niet even ver van de natuur als Marte- not's golven? Neen, want de toon wordt daarin nog altijd gevormd door het sim pele blazen van lucht in een pijp, niet an ders dan, wat de eeuwen door, de natuur volken hebben gedaan als ze van riet flui ten maakten. De experimenten met elektronische ap paraten zijn ongetwijfeld interessant. Ze kunnen echter slechts op zijwegen voeren en ons daar merkwaardigheden voorto veren, die verrassend zijn, maar ze kunnen ons toch niet nader brengen tot wat het wezen der muziek uitmaakt. Aan het eind van deze zijwegen ziet mijn verbeelding robots staan met griezelige armen, met stopcontacten als vingers. De muze huivert, ze schenkt schoonheid waar ze die geven wil, doch de mens is daarbij onmisbaar. En die zal zich altijd in de eerste plaats moeten bedienen van instrumenten, die op anderen kunnen overbrengen wat in hem leeft, waarvan hij droomt en wat in hem zingt. Willem Andriessen (Uit „A Century of Punch") Als onderdeel van de viering van het eerste lustrum van het Spaans, Portugees en Ibero-Amerikaans Instituut in Utrecht wordt in het gebouw van het instituut van 1 tof en met 7 december een tentoonstel ling gehouden, die is gewijd aan het leven en het. werk van Don Marcelino Menendez v Pelayo. De ambassadeur van Spanje in Den Haag, de hertog van Baena, zal op 1 december om half drie de tentoonstelling openen. De tentoonstelling is bedoeld als een hulde van Nederlandse zijde aan de grote Spaanse polygraaf in het jaar waar in onder meer in de Verenigde Staten, Duitsland, Engeland en Frankrijk, het eeuwgetijde van zijn geboorte wordt ge vierd. Don Marcelino Menendez y Pelayo werd op 3 november 1856 geboren in San tander. Hij was de grootste litteraire cri ticus van de vorige generatie en is op zijn gebied te vergelijken met de schilder Don Francisco de poya y Lucientes. Don Mar celino bracht zijn jeugd door in Santander, studeerde in Barcelona, maakte studierei zen naar Portugal, Frankrijk, Italië, Bel gië en Nederland en werd op tweeëntwin- tigjarige leeftijd hoogleraar aan de Cen trale Universiteit in Madrid- Na twintig jaar te hebben gedoceerd werd hij direc teur van de Nationale Bibliotheek in Ma drid. Hij bleef dit tot zijn dood in 1912. De Spaanse uitgave van de werken van Don Marcelino omvat zevenenvijftig delen en is in Santander uitgegeven. Daar bevindt zich ook de bibliotheek een verzameling van vijftigduizend boeken die door Me nendez y Pelayo aan zijn geboortestad is nagelaten. President Eisenhower heeft, volgens ge- woote, de vierde donderdag in november (dit jaar de 22ste) tot „Thanksgiving Day" uitgeroepen. „Thanksgiving Day" vindt zijn oorsprong in de tijd der eerste Engel se kolonisten. In november 1621 vierden zij voor het eerst „Thanksgiving Day". Zij hadden toen het eerste harde jaar als pio niers in de nieuwe wereld acher de rug. Op 21 december 1620 hadden 101 mannen, vrouwen en kinderen voet aan wal gezt op de plaats, waar zij hun eerste neder zetting, door hen Plymouth genoemd, in de huidige staat Massachusetts stichtten. In dankbaarheid voor de eerste oogst van het land en voor de vrijheid van godsdienst, die zij daar genoten, stelden zij een dag vast, waarop zij God zouden danken voor zijn zegeningen. Sedert dien is Thanks giving Day een traditie geworden bij de bewoners van het stadje Plymouth, die deze dag nu nog speciaal vieren door een plechtige ceremonie, „Pilgrims Progress" genaamd, waarbij zij in de klederdracht der kolonisten uit de zeventiende eeuw op treden. De traditie van de viering van „Thanksgiving Day" werd al spoedig ove- genomen door andere nederzettingen en kreeg een nationaal karakter, toen de gou verneurs van vele staten aan de viering een officieel karakter gaven. In 1863 riep president Abraham Lincoln de vierde donderdag in november uit tot een nationale feestdag. Speciale kerkdien sten en, in navolging van de eerste viering van deze dag in 1621, een diner waarbij ge braden kalkoen de hoofdschotel is, zijn voor „Thanksgiving Day" traditioneel en j overal waar Amerikanen zijn wordt de dag op deze wijze gevierd. HET achterlichtje blijft voor mij het symbool van de beperkt heden der techniek en wellicht voor meer wielrijders onder onze lezers. Het éne ogenblik verspreidt het een sfeenrijke rode gloed, maar het overkomt mij ook nog vaak, dat het meer een „achter- dionkertje" moet heten. Terwijl ik in grote gemoedsrust door de nacht peddel kan mij soms plotseling de twijfel overvalleen of het brandt vooral wanneer er een politieman in mijn gezichtsveld verschijnt. Het vreemde van deze twijfel is, dat ik hooit achter om durf te kijken om te zien of het bedoelde lichtje al dan niet functioneert. Zolang ik niet gekeken heb is het altijd nog moge lijk, dat het brandt. Als ik wél gekeken heb en het brandt niet. dan is die mogelijkheid vervallen en weet ik. dat ik een verbaal tegemoet'rij. Rijd ik een agent voorbij in twijfel over mijn ach terlicht, dan kan bij aanhouding mijn verbazing over het niet branden ervan nog oprecht zijn en kan ik een venklaring afleg gen in de geest van „ik dacht dat het wél brandde". En nu zul len wellicht vele agenten in hun posthuizen zich verkneuteren over de nutteloosheid van dit argument voor de wet laten zij niet vergeten, dat het altijd een zekere morele steun geeft aan de eenvoudige wielrijder, die zij snappen. Wanneer mijn gehele verlichting is uitgevallen, stap ik altijd af, want een ervaring uit mijn jongensjaren heeft mij geleerd, dat men nooit zó geheel door de duisternis kan worden opgeslokt, dat men zelfs niet door een agent kan worden waargenomen. Een verbalisant hield mij bij die gelegenheid voor, dat niemand mij kon zien aankomen en het had geen zin daartegen aan te voeren, dat hij mij dan toch maar wél had zien aankomen. De enige verontschuldiging voor het rijden zonder licht kan mis schien nog tijdens piek-uren gevonden worden in de oproep om zo zuinig mogelijk te zijn in het stroomverbruik, maar wij kun nen niet garanderen dat het helpt. Mischien wil de politie het verband niet zien. VOORDAT een lamp het niet meer doet, knippert zij meestal nog geruime tijd of zij brandt slechts indien men er voortdurend op slaat. Het is een technische aanwijzing die ik ook gaarne verstrek aan luisteraars naar een ernstig gestoorde radio-uitzending: geef enige harde klappen op uw toestel en u kunt er in vele gevallen weer ongehinderd naar luisteren. Men moet ook niet metéén slaan, wanneer zijn lamp weiger achtig is het kan zijn nut hebben haar alleen bemoedigend toe te spreken. Blijft zij knipperen, dan stel ik mij meestal ge rust met de gedachte, dat knipperlichten juist vaak op gevaar lijke punten worden aangebracht, omdat zij nog meer de aan dacht trekken dan vaste lichten. Gaat zij geheel uit, dan sla ik pas, eerst op het lamplichaam en indien dat niet helpt op het glas. Blijft ook dan het resultaat uit, evenals de lamp, dan stap ik af en ga lopen. Het is mij opgevallen dat men dan, al lopende, ineens het groeiend verlangen bij zichzelf bespeurt, om verscheidene agenten tegen te komen. Het is bijzonder teleur stellend om na een lange wandeltocht met het onverlichte rijwiel aan de hand thuis te komen zonder één politieman te hebben ontmoet. Hoe komt dit? Is het verdriet over een gemiste kans om zijn correctheid tegenover de politie te tonen? Of blijft daar in ons achterhoofd de gedachte wroeten, dat we dus net zó goed door hadden kunnen fietsen? Wie zal het zeggen? Wie zal zijn diepste beweegredenen kuninen prijsgeven? In dit opzicht zijn wij toch allemaal werkers der duisternis. Ko Bnigbier

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 18