Emotionele actie kenmerkt de film „De man die te veel wist" 1TFT7Q 1 Portret van Jean-Louis Barrault Hitchcock speelt gevaarlijk spel ANDRéA Een zeventigjarige dichter Vondsten in Zuilen Ballet Theatre met Rosella Hightower in Nederland Pierre Kemp, het „oude kind" Litteraire Kanttekeningen voor hen die meer eisen RADIO TELEVISIE Matthias Kemp-prijs Huldiging acteur Johan Elsensohn 15 december Zeventigjarige Pierre Kemp gehuldigd Uitreiking der prijzen van de Jan Campertstichting Aardewerk- en porseleinen serviezen Betoverd door een wals... Enthousiasme Veelzijdigheid Heringa Wuthrich ZATERDAG 1 DECEMBER 1956 De dokier en zijn vrouw (James Stewart en Doris Day) arriveren in Londen. Scène uit „De man, die te veel wist". ALFRED HITCHCOCK is een creatief filmer. Binnen enkele jaren vergastte hij ons op de meesterlijke thriller „Rear win dow", speelde hij een luchtig spel met de spanning in „To catch a thief', jongleerde hij met een lijk en waanwijsheden in „The trouble with Harry" en zet hij ons nu „The man who knew too much" voor. Deze „Man die te veel wist" is in feite een zogenaamde remake, hetgeen betekent een moderne versie van een gegeven, dat vroeger al eens is verfilmd. Ik heb die eerste verfilming nooit gezien en kan dus geen vergelijkin gen treffen. Zo heel erg is dat nu ook weer niet. Men kan veilig aannemen dat de producenten in Hollywood graag aan een verbeterde en herziene uitgave wilden wanneer Hitchcock deze verzorgde. De man heeft een reputatie als weinigen. Op zijn naam alleen al gaat men naar de bioscoop. Welnu, Alfred Hitchcock zal zijn opdracht gevers niet hebben teleurgesteld, want zijn „Man, die te veel wist" is op zijn minst al een bewijs, dat hij het vak niet verleerd is. Hij haalt uit het gegeven wat er in zit: een vaak moordende spanning, zelfs al kan men bedenkingen aanvoeren tegen het feit dat er van karakters in zijn film maar oppervlakkig sprake is, omdat de voort durende wisseling van milieus de uiterlijke actie belangrijk in de hand werkt. Hitch cock is in „De man, die te veel wist" voor namelijk typeur. Hij moest haast wel, om dat hij regelrecht in de draak zou verzeilen wanneer hij de menselijke bewogenheid van zijn stof te zeer had geaccentueerd. Daartoe immers bood die stof alle kans. IN HET KORT GEZEGD komt het ver haal erop neer, dat een Amerikaans dokter, die met zijn vrouw en zoontje enige dagen in Marokko op vakantie is, wordt betrok ken bij een spionage-affaire, die resul teert in de moordaanslag op een diplomaat. De dokter raakt op de hoogte van het voor nemen tot die moordaanslag. De moorde naars in spe l<wgen hem echter het stil zwijgen op doo zijn zoontje te ontvoeren. De knaap wordt in Londen gevangen ge houden. Natuurlijk reizen dokter en ega het kind achterna en pogen het te bevrij den. Dat mislukt. Min of meer toevallig zijn zij vervolgens getuige van de aanslag. Het gelukt hen als gast te worden genodigd op de ambassade, waar de diplomaat ver blijf houdt tegen wie het complot was ge richt. In deze zelfde ambassade is echter ook de bende gehuisvest, die de moordaan slag had voorbereid. Een akelig onderonsje dus van elkaar naar het leven staande landgenoten. Ook het zoontje van de dokter bevindt zich daar. Het echtpaar doet een laatste vertwijfelde poging het kind te be vrijden. De doktersvrouw, vroeger een gevierd actrice, zingt een lied. dat het knaapje móét herkennen en inderdaad: de jongen hoort het. De afloop laat zich raden, al gaat ook die nog met de nodige compli caties gepaard, maar ouders en kind wor den herenigd. Opzettelijk heb ik u niet te veel verteld om niet de spanning weg te nemen, die de voornaamste troef van Hitchcocks filmdes kundigheid is. Men leert echter wel uit dit summiere verslag, dat twee motieven in de film zijn dooreengeweven: de kwelende onzekerheid over de vraag of het knaapie nog wel behouden bij zijn ouders terug keert en de dreigende aanslag op het leven van de diplomaat. Twee levens vormen dus de inzet van het spel. Wanneer Hitchcock nu te veel nadruk had gelegd op het eerste thema zou hij moeilijk melodramatische tendensen hebben kunnen vermijden. Heel voorzichtig manoeuvreert hij dan ook met ADVERTENTIE De stichting Matthias Kemp-prijs heeft een prijsvraag uitgeschreven voor een no velle of kort verhaal van vijfendertig tot vijftig pagina's van driehonderd woorden. De mededinging staat open voor alle schrijvers, die als Limburgs beschouwd kunnen worden, dus in het algemeen voor hen, die in Belgisch of Nederlands Lim burg geboren zijn, of zich er door een lang durig verblijf het geestelijk klimaat heb ben eigen gemaakt. De inzendingen moeten in het Nederlands of in een Limburgs dia- 'ect ges'eld zijn. De prijs is gesteld op '■ierhonderd gulden. De prijstoekenning zal ■n het najaar 1957 in Maastricht geschie den. ADVERTENTIE Behalve de bekende SUCCES-AGEN- DA's hebben wij een grote sortering andere ZAKAGENDA'S. Ter gelegenheid van het feit, dat de ac :ur Johan Elsensohn veertig jaar aan het meel verbonden is, zal op zaterdag 15 de- ember in het Centraal Theater in Amster dam een voorstelling worden gegeven van i&chakels" van Herman Heyermans, waar in de jubilaris de rol van Pancras Duif zal vertolken. De thans tweeënzeventigjarige Johan Elsensohn, die pas op latere leeftijd aan het toneel kwam, heeft onder meer ge speeld in „De Jantjes", „De Wonderdok ter" en „Op hoop van zegen". Van zijn hand zijn onder meer verschenen de stuk ken „Duif en Doffer" en ,,'t Huishouden van Jan Steen". de verschrikkelijke situatie waarin zich de dokter en zijn vrouw bevinden, al schroomt hij niet een enkel sterk effect, zoals wan neer de ouders hun kind door de telefoon horen zeggen: „ik ben wel een beetje bang." Door voortdurende actie geeft hij de toe schouwer het gevoel dat de situatie niet hopeloos is: het gelukkig einde ligt binnen het bereik. Men mag dan ook niet beweren dat Hitchcock solt met waarden, die hij ondergeschikt maakt aan zijn talent als regisseur van thrillers. Toch is voort durend in ons een verzet aanwezig tegen het gevaarlijk spel, dat hij speelt met die Bij graafwerk op het terrein van de boerderij Den Dael in de voormalige ge meente Zuilen in de provincie Utrecht, stuitte men op metselwerken van reuzen moppen. Vermoedelijk heeft hier de abdij Maria ter Daele gestaan. Deze abdij werd in 1245 gesticht en in 1586 afgebroken. De vondsten, die aan het licht zijn gekomen, werden aangetroffen in een enigszins ver hoogd gedeelte in de weilanden. Het betreft hier bakstenen uit de dertiende eeuw. veertiende eeuwse tegels en twee memorie stenen. Er werden ook vijf fragmenten van beelden gevonden: van Maria van Smarten, ondersteund door Johannes, een Maria Magdalena, van Elisabeth van Thüringen. en van een mansfiguur. Met uitzondering van het Mariabeeld ontbreken alle hoofden. Deze sculpturen, die vrij groot zijn, zijn alle gehouwen in Baumberger kalksteen. Tot de overige vondsten behoren niet te determineren beeldhouwfragro enten in mergelsteen, een laat-Romaans kapiteeltje van Franse kalksteen en verscheidene veer- tiende-eeuwse vloertegels, waaronder en kele met ingedrukte versieringen. De muurresten, gemetseld van dertiende- eeuwse zware reuzenmoppen, waren als geheel oostwest georiënteerd en het, is zeer waarschijnlijk, dat zij overblijfselen zijn van de vroegere kloosterkerk. De onder zoekingen zullen worden voortgezet. De in Amerika geboren, in Europa be roemd geivorden prima ballerina Rosella Hightower komt, na een af wezigheid van enkele jaren, weer naar ons land. Rosella Hightower, die in Nederland door haar optreden bij het Ballet van de Mar kies de Cuevas zo geliefde ballerina, werkt thans als soliste mee aan de enkele voor stellingen, die het Amerikaanse Ballet Theatre komt geven. De voornaamste der verdere solisten zijn Nora Kaye, John Kri- za, Erik Bruhn, Lupe Serrano, Ruth Ann Koesun en Harold Lang. De eerste voorstelling heeft op 9 decem ber in Rotterdam plaats. Dan worden onder meer de pas-de-deux „De zwarte zwaan" en „Interplay" van Jerome Robbins uit gevoerd. Voor maandag 10 december staat „Billy the Kid" en voor dinsdag en woens dag „Tramlijn Begeerte" en het duet uit „De Notenkraker" op het repertoire. De be geleidingen geschieden door het Rotter dams Kamerorkest onder leiding van Jo seph Levine. Door gebrek aan zaalruimte kunnen er geen voorstellingen in Den Haag en Am sterdam plaats hebben. Wel kan men het Ballet Theatre van Lucia Chase en Olivier Smith zien in Hilversum en Utrecht, res pectievelijk op 18 en 16 december. „Tram lijn Begeerte" is een ballet van Valerie Bet- tis op muziek van Alex North naar het ge lijknamige toneelstuk van Tennessee Wil liams. waarden. Wij weigeren helemaal mee te voelen, mee te leven, bereid elk ogenblik innerlijk afstand te nemen van wat er op het witte doek gebeurt als Hitchcock soms te ver zou gaan. Maar dat doet hij niet. Hij kiest de verstandigste weg: hij haalt ons - en het dokterspaar - telkens tijdig binnen in de afwikkeling van het tweede thema: de moordaanslag. Het is daar waar wij ons helemaal overgeven. Dit motief is uitge werkt op de wijze van de superieure span ningen-verwekker, die Hitchcock is. Het dodende schot zal vallen tijdens een con cert. Het zal samenvallen met de bekken slag, midden in dit concert. En nu moet u eens zien hoe Hitchcock naar dat moment toespeelt. Hoe hij alle elementen uitbuit, die de muziek en de plaats van uitvoering hem bieden. En met welke details! De rol van de bekkens bijvoorbeeld, die de sinistere betekenis krijgen van het fatale moment, waarop de diplomaat vermoord zal worden. Die bekkens, hoezeer zelf dode dingen, worden levend en bezield. Zo zijn er vele passages, waarin Hitchcock u frappeert, ook al komt hij minder vlot op dreef dan we in zijn films gewend zijn en heeft de kleur geen enkele functionele be tekenis. Maar hoe weet hij de camera te hanteren, vaak gebruik makend van sta tische opnamen om plotseling de beweging toe te passen, die ons direct bij de hande ling betrekt. Evenwichtig moge „De man, die te veel wist" dan niet zijn, het begin niet geheel verklaard en daardoor zwak, er 'is film. beeldverhaal uit gekomen. James Stewart en Doris Day spelen er de voor naamste rollen in. Hitchcock - alleen al. - de hoofdrol. Vrijdagavond, op de vooravond van zijn zeventigste verjaardag, is de Maastrichtse dichter Pierre Kemp gehuldigd met de aanbieding van een „Liber Amicorum". Er is een huidecomité gevormd onder lei ding van drs. Jos Notermans, dat Pierre Kemp zal eren met de uitgave van zijn ge dichtenbundel „Maastricht en ik", met een academische zitting en met het organiseren van een expositie van schilderijen en boe ken van Kemp. Tegelijk hebben andere vrienden van Kemp plannen gemaakt tot uitgave van een gedichtenbundel „Engelse verfdoos" en de samenstelling van een „Liber Amicorum". Beide comités zijn gecoördineerd en in afwachting van de verschillende landelijke en regionale huldigingen, die nog zullen komen, werd het „Liber Amicorum" in een besloten kring van Kemp's vrienden vrij dagavond in zijn huis aangeboden. Tal van vooraanstaande kunstenaars, schrijvers, musici en beeldende kunstenaars uit Nederland, België en Frankrijk heb ben ieder bijdragen voor dit album gele verd. De minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, mr. J. Cals, de Com missaris der Koningin in Limburg, dr. F. Houben en de burgemeester van Maastricht, mr. W. baron Michiels van Kessenich, heb ben in dit boek gelukwensen geschreven. In gedichten, in proza, in essays met teke ningen en aquarellen, in foto's en met mu ziek werd Pierre Kemp door vijfentachtig kunstenaars en letterkundigen op zeer har telijke wijze gehuldigd. Het gemeentebestuur van Maastricht huldigt vandaag de zeventigjarige kunste naar, die overigens de wens te kennen heeft gegeven zijn verjaardag zo stil mo gelijk te doen verlopen, met de aanbieding van het Maastrichtse gedenkboek „Hos pita". Vrijdagavond zijn in de Haagse raadzaal aan de Javastraat in een plechtige zitting de literatuurprijzen van de Jan Campert stichting uitgereikt. Zoals reeds gemeld werd is de Constantijn Huygensprijs ten bedrage van vijfentwintighonderd gulden aan Pierre Kemp voor zijn gehele oeuvre, de Jan Campertprijs van duizend gulden aan Remco Campert voor zijn poëziebun dels „Met man en muis" en „Het huis waarin ik woonde" uit 1955, de Vijverberg prijs ten bedrage van vijftienhonderd gul den aan Albert van der Hoogte voor zijn roman „Het laatste uur" en de essayprijs van duizend gulden aan W. Jos de Gruyter voor zijn bundel critische en beschouwen de opstellen getiteld „Schouwend oog" toe gekend. door zijn regie van Doris Day P. W. Franse ADVERTENTIE Gr. Houtstr. 163 Tel. 12393 ADVERTENTIE betoverd door het romantische, praalzieke Wenen van 1813, door luisterrijke bals en onvergetelijke feesten, stort de jonge charmante gravin Wanda Schonbörn zich in een overrompelend avontuur. Het beroemde Wener Congres is bijeen, de tsaar van Rusland en prins Metternich vertoeven temidden van 'n briljant gezelschap van koningen en staatslieden in de Oostenrijkse hoofdstad. In dat Wenen zoekt Wanda haar weg, langs de geheim zinnige paden der liefde en door de kolkingen van twijfel, vrees en eerzucht, naar een stralende ont knoping. In Libelle van 8 decem ber a.s. begint het meeslepende vervolgverhaal, waarin de Engelse schrijfster Barbara Cartland met kleur en verve het Weense avon tuur van de jonge gravin vertelt, tegen de achtergrond van keizer lijke pracht en vorstelijke luister. Een avontuur rondom „EEN BETOVERENDE WALS". LIBELLE, Nassauplein 7, Haarlem ZEVENTIG TE WORDEN en in de zuiverste levensessentie zeven te blijven dat voorrecht, deze genade, is in onze Noordnederlandse letteren alleen de jubilaris van deze dag beschoren geweest: Pierre Kemp. Zelf heeft hij zich eens „het oude kind" genoemd en in deze contradictoire eenheid het wezen, de kleur, de geur, het ernstige spel, de vrome eenvoud, de natuurlijke verrukking en de melancholische ontgooche ling van zijn poëzie bondiger samengevat, dan enig commentaar zou vermogen. Wie zich als kind nooit verdroomd heeft in de dingen, wie niet de ogenblikken van be tovering, van een onuitsprekelijke gelukzaligheid heeft gekend of de herinnering daaraan heeft verloren in het tumult van zijn gewichtige volwassenheid, kan Pierre Kemps dichtbundels gerust ongelezen laten. Hij zou er, misleid door verstandelijke overwegingen, de weg niiet toe kunnen vinden. Pierre Kemp bleef die hij was: de tove naar met het gouden sleuteltje „dat ieder kind op het kastje van zijn dromen vindt". Eens, gezegend nog door de argeloosheid, moet hij het ontdekt hebben, dat sleuteltje, in de prilheid van een heldere morgen of in de pure stilte van een zomerschemer. maar in ieder geval in een lichtstraal, een kleurbreking. Dat ogenblik was zijn inwij ding, waarbij de deur van het eeuwig wonder op een kier stond. Er was enkel maar dit „enkel" is zo veel een onbe vangen kinderblik voor nodig om het te zien. Om het zó te zien als hij het zag, voor goed. Het te zien alsof het nooit eerder ge zien was: smetteloos. Het zo hevig te zien, dat het eens en voor al op het netvlies ge- beeld zou staan van zijn innerlijk oog. Toen, op dat moment van initiatie, moet voor het eerst „het wondere lied" (zoals de titel van zijn eerste dichtbundel luidde) vonr hem als een waaier van kleuren zijn opengebloeid, zo bekorend dat hij langs een regenboog van glanzen van de aarde opklom tot het hemelsblauw en van de he mel tot zijn God, in een unio mystica, een vereenzelviging met alle dingen. Want al mag Kemp als dichter en als schilder een (Van onze correspondent in Parijs) ER WAS EENS een klein jongetje, niet ouder dan vijf jaar, dat meestal stil voor zich uit zat te kijken. Zijn moeder vroeg hem eens, waarom hij niet liever net als de anderen met de kinderen buiten ging spelen. En met zo'n beeldend woord, waar van kleine kinderen en dichters doorgaans het geheim bewaren, antwoordde toen het ventje: „Moeder, in mijn hart is het zo vol als in de metro". Dat kereltje heette Jean-Louis Barrault, die uitgroeide tot een van de grootste tor.eelartisten van onze tijd en die zelf in deze anecdote de sleutel meent te kunnen vinden van de zin van zijn eigen kunst, een kunst, die hij belijdt met het vuur van een primitef profeet en waarvoor hij als devies heeft ge kozen: over de mens, door de mens en voor de mens. Omdat Jean-L,ouis, zoals hij in Parijs genoemd wordt, geen eigen theater meer bezit, is hij van dit seizoen af wel verplicht van het ene land naar het andere te reizen. Dit „nomaden-be staan" dat overigens wel goed past bij zijn habitus van kun stenaar zal hem van tien december af ook leiden naar Ne derland, waar hij in Den Plaag, Rotterdam en Utrecht voorstel lingen zal geven van „Le Misanthrope" van Molière. Kortgele den is hij in Londen opgetreden. Koningin Elizabeth woonde een voorstelling bij! Die Londense voorstelling heeft hem overigens wel even het hart een aantal slagen sneller doen kloppen. Van het hof had hij namelijk een seintje gekregen, dat de koningin het op hoge prijs zou stellen het stuk „Occupe toi d'Amelie" van Feydeau bij te wonen. Barrault liet de koninklijke bood schapper toen discreet voelen, dat dit stuk, dat zich voor een deel afspeelt rond en zelfs in een bed, nu ja, wel ietwat naar de lichte, speelse en ondeugende kant overhel de, zodat het misschien aanbeveling ver diende dat de vorstin van een land, waar van de puriteinse zeden geen geheim meer zijn, een ander werk uitkoos. Claudel bij voorbeeld. Maar zij sloeg die aanbeveling in de wind en naderhand kwam Barrault ter ore, dat bij zijn statiebezoek in 1908 aan Parijs, koning George V van hetzelfde stuk in een geestdriftige, bijna opgewonden stemming naar huis was teruggekeerd, met het ad'vies aan zijn kinderen de gelegen heid ooit een werk van deze gedurfde Fransman te zien, later vooral niet te ver zuimen. De koningin van Engeland was dus door de vaderlijke aanbeveling postuum gedekt en zij moet van haar bezoek aan Barrault en de zijnen achteraf bovendien niet de minste spijt hebben gehad, iets waarover iemand, die een dezer voorstel lingen heeft bijgewoond, zich zeker niet zal verbazen. „ogenmens" zijn, hij is een mysticus van Fransiscaansen bloede. Later, veel later, ingelijfd eenmaal bij de staat der volwassenheid., heeft hij er van gedicht, er dóór gedicht. Men schrijft geen verzen in het land van belofte: dichten is heimwee. Van dat heimwee werd elke dichtbundel van Pierre Kemps hand een poëtisch palet, een spectrale levensvisie, een kleurengamma van gevoelens, gewaar wordingen en herinneringen'; een irriseren- de devotie, waarin iedere schakering een levenswaarde vertegenwoordigde: zijn „verhouding tot het Licht". Wie in zijn kleuren een symbool zoekt, verstaat hem niet. Symboliek is verstands constructie, vergeleken bij zijn „kinder- lijk"-primaire gevoelsreactie op de zicht bare verschijningsvormen van al het won derlijk zijnde. Nooit is de kleur het WANNEER MEN BARRAULT over zul ke anecdotes of over zijn werk hoort ver tellen, dan krijgt men soms het gevoel een vuur te zien branden, waardoor hij zelf dreigt te worden verteerd. Jean-Louis is, als alle mensen, die het ver in hun beroep hebben gebracht, al jong met toneelspelen begonnen. Als jongmaatje heeft hij het ge luk gehad onder de grootste toneelkunste naars van zijn tijd en zijn land Dullin en Jouvet te mogen werken en over die leertijd sprekend getuigt hij van de diepste eerbied en bewondering voor zijn meesters, uit wier handen hij de fakikel van de kunst heeft mogen overnemen. Trouwens, Barrault bezit in ruime mate de gaven der bewondering, waarin hij ge nereus ook de leden van de troep, waarvoor hij samen met zijn vrouw Madeleine Re- naud de artistieke en materiële verant woordelijkheid draagt, laat delen. In zijn gitzwarte ogen laait het enthousiasme op, wanneer men die troep ter sprake brengt. „Een soort familie", zegt hij, „waarvan de hartelijkheid en het onderlinge vertrouwen van de betrekkingen de kwaliteit der voor stellingen, volgens mij, even sterk bepalen als het talent, waarover alle leden beschik ken". En dat dit soort opmerkingen maar niet zo voor de buitenwacht worden uitge sproken, wordt wel duidelijk bewezen dooi de saamhorigheid, die de leden van zijn gezelschap allen kustenaars van bete kenis demonstreren, ofschoon het ver plichte vele reizen het persoonlijk comfort toch zeker niet ten goede komt. Men zou Barrault nog al klein van stuk, breedgeschouderd, fijngetekende lip pen, felle ogen, gitzwart haar en een ge prononceerde haviksneus ondanks de respectabele hoeveelheden energie, die hij dagelijks verbruikt, toch nauwelijks zes enveertig jaar oud schatten. Zijn carrière begon vooral de algemene aandacht te trekken kort voor de laatste oorlog zijn film „Le puritain" werd een openbaring toen hij toetrad tot de Comédie Frangaise. Zijn grandioze mise-en-scène van Claudel's ^.Le soulier de satin" zal iedereen voor de geest blijven, die juist onder de druk van de bezettingstijd een nog sterkere behoefte voelde aan geestelijk voedsel van de hoog ste kwaliteit. Maar de wat verambtelijkte atmosfeer van Frankrijks eerste staats theater begon op de duur Barrault toch enigszins te drukken en daarom zei hij al spoedig, samen met zijn vrouw en enkele andere prominente leden, het huis van Mo lière vaarwel om een eigen troep te stich ten. In het Theatre Marigny, een der fraai ste schouwburgen van Parijs, vestigde hij zijn domicilie, dat jaren lang het brand punt werd van het toneelleven in de Franse hoofdstad. Zijn ongeluk was evenwel, dat de directrice van het theater wel wat heel erg gulzig was, zodat de exploitatie, on danks het enorme succes, nauwelijks slui tend was te krijgen en Barrault daarom vrijwel geen risico's kon nemen. Het aan tal nieuwe stukken, dat hij kon opvoeren, is dientengevolge zeker veel geringer ge-, weest dan hijzelf wel graag zou hebben gewenst, want ook voor Barrault liggen de ware taak en de roeping van de regisseur in de eerste plaats in de ontdekking en de revelatie van onbekende, liefst jonge, schrijverstalenten. Doch zelfs op deze voet moet einde vorig seizoen de samenwerking met zijn directrice worden verbroken en stond Barrault dus op straat in Parijs en trok de wijde wereld in tot verheugenis van de landen, d'ie hij nu kon gaan bezoe ken en ietwat tot schaamte van Parijs, dat dan toch maar een toneelkunstenaar ver trekken liet, die onnoemelijk veel tot de theaterroem van zijn land had bijgedragen. JEAN-LOUIS BARRAULT is namelijk een zeldzaam veelzijdig kunstenaar. Hij heeft Griekse tragedies geregisseerd, hij leidde, speelde (en excelleerde) in het lichte repertoire, waarvan Marivaux de zuivere toon heeft aangegeven, gaf een ver tolking van Hamlet, die lang in het geheu- maagdelijk blauw, het gepassioneerde ver miljoen, het goddelijke goud, het zondige zwart, het stille groen autonoom in zijn vers. Ze mengt zich met het woord, gaat verbindingen aan met de geur, met het beeld, met het ritme, met de toon. En in de eenheid van dit alles het gedicht gaat het dan „zingen, als de bomen in de wind, met mensenstemmen in hun kinder- tint". Zingen van verrukking om de heer lijkheid van het droomspel der ogen. Zin gen van begeerte naar de verleidelijkheid van dit aardse. Zingen van verstilde aan dacht voor het eeuwig schouwspel. Zingen van wanhoop om de menselijke onmacht, het vlekkeloze voor bezoedeling te behoe den, het vergankelijke te verduurzamen, het goddelijke te verwerkelijken in ons grijze doen en laten. Er spreekt in Pierre Kemp een hemeling bij de gratie van zijn kindzijn, een aarde- mens onder de doem der verzaking, een heiden in de ban van de zinnenvreugde, een mysticus in zijn kosmisch algevoel. Hiér is hij een glazenier, die de kleuren van zijn bezonken gevoelens in kerkramen heeft gebrand, opdat het opperste licht er in wijsheid mee spelen zal. Daar is hij het kind, dat zijn vreugde beleeft aan de bont heid van een stalenboek, aan een pauwe- staart, een verfdoos. En dan weer heeft het zwart van de onvree, van het schuldge voel en de ontnuchtering, alle luister ver duisterd tot een zwaarbewolkte nacht. Standard-book of classic blacks" heeft hij een van zijn bundels genoemd zijn som berste, waarin de reddende humor, de mil de zelfspot, tot sarcasme is verbitterd. Het kind is ontwaakt, de droom is uit de mms is in zijn benarde verwarring alleen, verraden, verlaten. Maar steeds is er in dit zeventigjarige dichterleven aan die een zaamheid een vonk ontsprongen, die de we reld opnieuw in een zonnegloed zette, waarin het kleurenwonder, het levenswon der, de levensheerlijkheid, als een gevoels- lenite herbloeide. Geen duidelijker aanwijzing voor het es sentiële van Pierre Kemps dichterschap dan de titels van zijn latere bundels. Zo dra hij het poëtisch geheim ontdekt had, om in kleine woorden de grote dingen te zeggen, wist hij zijn dichtwerk ook bij de naam te noemen. Stabielen en Passanten, Fugitieven en Constanten, Transitieven en Immobielen dat vertolkte het vergan kelijke in het duurzame, het vluchtige in h-t eeuwige, het tijdloze in het ogenblik, het kleurengamma als een breking van het smetteloze wit. En als hij, de zevenligjai-i- ge, zestig van zijn jongste, jonge gedichten bundelt onder de titel „Engelse verfdoos" gen gegrift zal blijven, zette grote „machi nes" van Claudel op de planken, interpre- die in opdracht van enkele vrienden ter teerde recitantenrollen, onder meer in Ho- gelegenheid van deze verjaardag van de negger's „Danse des Morts" en ver nieuwde de kunst van de pantomime, welke hem door Marceau was onderwezen en die hij in de film „Les enfants du paradis" voor het eerst aan een breed publiek had geopenbaard. Vooral in zijn „mimes" ko men Barrault's fenomenale techniek en stille uitdrukkingsmiddelen en de souples se van zijn bewegingen wel indrukwekkend tot hun recht. Jean-Louis heeft over zijn werk en zijn ervaringen een even instructief als boeiend boekje geschreven, en wanneer ik dat nu weer eens doorblader, dan kan ik, als Pa- rijzenaar een gevoel van jaloezie moeilijk onderdrukken. Jaloezie met het „buiten land", waarvoor de fascinerende kunst van Barrault dus voorlopig blijft gereserveerd, terwijl Parijs zelf hem even moeilijk mis sen als vergeten kan. dichter bij n.v. Bert Bakker/Daamen ver schenen dan strijkt hij met alle wee moedige gratie van zijn dichterlijk kunnen nog eens de kleuren uit op zijn poëtisch palet, om in alle nuances de motieven van zijn leven, van zijn dromen, zijn verlan gens, zijn ontgoochelingen, samen te vat ten. Hij weet het wel: de liefste yerven, de teerste kleuren, moesten fata morgana blijven. C. J. E. Dinaux ADVERTENTIE Haarlem CENTRALE VERWARMING JOHNSON OLIEBRANDERS t

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 3