HET ROODBORSTJE
ENGELSE FANFARES ZIJN TOONBEELDEN VAN
DISCIPLINE EN VEREENVOUDIGING
DAAR. GA IK
en het oude jaar
Maak zelf dit spelletje
WAT STAAT HIER?
BBC in cijfers
Vertaalmachine
Typische bezetting
een kostbaar
stuk traditie
BEWIJS VAN KOSTELOZE TOEGANG
tot liet Frans Halsmuseum
„Wacht even", zei de wind, „ik moet
je eerst nog meer over hem vertellen.
„In december verhuist hij altijd naar de
oudste toren van het land. Daar blijft
hij wachten tot op de laatste dag van
het jaar de klokken gaan luiden en hij
vertrekken moet".
„Maar zo ver is het nu toch nog niet?"
vroeg het roodborstje.
„Stil nou", zei de wind. „Tot nu toe
ging het allemaal best. Het jaar had
reuze pret toen hij van zijn hoge toren
uit Sinterklaas de stad zag binnenrijden.
Hij lachte samen met de klokken om da
vrolijke mensen en kinderen op straat
en om de grappen van zwarte Piet. Maar
nu is Sinterklaas vertrokken en lijken
de straten en huizen zo grauw en grijs
dat hij er om huilen moet. En de zon
ziet hij ook haast niet meer. Om vier
uur wordt het al donker! En alle mensen
blijven binnen zo veel ze maar kunnen".
„Maar...." begon het roodborstje en
weer spreidde het zijn vleugeltjes uit
om naar het treurige jaar toe te gaan.
„Nee", ruiste de wind, „blijft maar
hier. Bij hem geeft het niet of je als een
rood vlammetje gaat dansen. Het jaar
heeft geen moed meer. En bovendien
ben jij veel te moe en te koud om nu
nog naar die toren te vliegen. Denk er
eens over na, roodborstje. Misschien
vind je iets om hem te troosten".
Het roodborstje dacht de hele nacht
en met het denneboompje praatte hij
over het jaar, dat ze samen wilden hel
pen. Maar toen het morgen werd hadden
ze nog niets gevonden en heel stil zaten
ze samen in de regen na te denken.
Toen kwamen er voetstappen, het
roodborstje kroop nog meer weg tussen
de takken van het denneboompje en
wachtte af wat er gebeuren zou. Een
wagen stopte vlak voor het boompje en
een man hakte het om. Toen het op de
kar lag verstopte het roodborstje, dat
eerst was weggevlogen zich weer tussen
de takken. En zo reden ze naar de stad.
De wagen hield stil onder de oudste to
ren van het land en de mannen laadden
de denneboompjes af en zetten ze in
rijen op het plein voor de toren. In de
top van het kleine boompje zat het
roodborstje en keek omhoog naar de
toren.
En het oude jaar dat zo treurig was
zag opeens het groen van de zomer te
rug, het rood van de zon in de veertjes
van het roodborstje en de blijheid van
de mensen omdat het gauw kerstfeest
werd. En midden op die grijze decem
berdag moest het jaar, dat bijna om
was, toch blij zijn. En dat blijft het tot
het voorgoed zal vertrekken naar het
paleis van Vader Tijd.
Mies Bouliuijs
Daar ga ikke,
helemaal alleen.
Er was eens een roodborstje. Die zijn
er zo veel, zul je misschien zeggen.
Maardit was een heel bijzonder
roodborstje. Het kwam pas voor de dag
als een mens het nodig had. Iemand die
ziek of bedroefd of somber was en met
treurige ogen voor zich uitkeek, zag het
opeens verschijnen. Zó maar. Waar het
vandaan kwam wist je nooit. Het danste
opeens als een klein rood vlammetje
voor je raam en keek je met zijn zwarte
kraaloogjes heel lang aan. En die som
bere mensen gingen dan aan het den
ken: „Waar komt dat roodborstje van
daan? Heeft het een huisje of een nest
je? Zou het niet koud zijn in de decem
berdagen? Heeft het wel genoeg te eten?
Zou hij zijn vriendjes van de zomer en
de bloemen en blaadjes aan de bomen
niet erg missen?" En dan dachten ze
opeens aan wat ze zelf allemaal nog
hadden en ze knikten tegen het rood
borstje: „je hebt gelijk. Je vrolijke oog
jes en je rode veertjes die maar blijven
dansen geven ons weer moed".
Dan knikte het roodborstje terug als
of het zeggen wilde: „Wij hebben elkaar
begrepen" en het verdween zoals het ge
komen was. Het ging naar een ander
mens of kind, die hem nodig had.
Hoe het zo precies wist waar het zijn
moest? Dat vertelde de wind hem. Als
het roodborstje heel stil tussen de tak
ken van een boompje zat, hoorde het
wat de wind had gezien. En zo gauw het
verhaal over treurige mensen ging,
spreidde het zijn vleugeltjes uit en was
al op weg. Het had het erg druk, want
er zijn veel meer treurige mensen dan
je denkt, ook al zie je het niet aan ze.
Op een avond midden in december
wiegde het roodborstje heen en weer in
een denneboompje. Het was koud en
het roodborstje had honger. Omdat het
moe was, wilde het het liefst maar
meteen gaan slapen ook al was het nog
vroeg. Maar het wachtte toch om te ho
ren wat de wind te vertellen had. De
stem van de wind was ook al moe en
klonk veel treuriger dan anders.
„Ik ga je nu iets vertellen", zei hij,
„over iemand die jij ook niet helpen
kan. Ik ga je iets vertellen over het
jaar".
„Over het jaar?" vroeg het bibberende
roodborstje en ook het denneboompje,
waarin het zat luisterde nieuwsgierig
mee.
„Ja", ruiste de wind, „niemand is zo
treurig en niemand heeft jou zo nodig
als het jaar dat bijna om is".
„Waar is dat jaar?" vroeg het rood
borstje en het spreidde zijn vleugeltjes
al uit.
Het is geheimschrift en om het te
kunnen lezen moet je dus eerst de sleu
tel hebben.
Let goed op! Alle klinkers zijn één
klinker opgeschoven; dus: de a werd e,
de e - i, i - o, o - u en de u werd weer
een a.
Verder zijn alle andere letters van hot
abc één letter opgeschoven. De b werd
o, de c - d, maar de d werd géén e maar
een f, want de klinkers tellen apart, enz.
Probeer het maar eens te vinden.
Je hebt hiervoor een plankje nodig waar
drie gaten in moeten worden geboord
om er drie ronde stokjes in te kunnen
lijmen. Knip dan zeven ronde schijven
van karton van verschillende grootte
(van groot tot klein) en doe ze om de
meest linkse stok. De grootste onder en
de kleinste boven. Probeer nu de ringen,
door ze steeds te verplaatsen, op de
andere stokjes, op de meest rechtse in
dezelfde volgorde te krijgen. Er mag
nooit een grotere op een kleinere ring
komen te liggen.
Kijk maar eens goed, waar ga ik heen?
Naar huis? Naar school toe? Nee
Vul van boven naar beneden in: 1. ongedierte; 2. niet dun; 3. wordt eten in ge
kookt; 4. een handwagen; 5. zeehond; 6. soort vee; 7. geeft een schaap; 8. loterij
briefje; 9. boom; 10. legt eieren; 11. ging Noach in; 12. iets, dat tingelt; 13. dier, dat
op een muis lijkt.
Als je het goed gedaan hebt, staat op de middelste regel de naam van een
bouwwerk.
't Is zaterdag,
de school is vrij,
de winkels stap ik ook voorbij.
Ja kijk maar goed, kijk maar naar mij.
Waar ga ik heen?
Waar moet ik zijn?
Nu ben ik op het bomenplein,
daar staan de dennen groot en klein, j:
Nu sta ik stil,
op mijn gemak i
bekijk ik elke stam en tak,
en haal de centjes uit mijn zak.
De koopman roept: i
't is goeie waar!
En ik wijs aan: dat kleintje daar!
ik leg mijn centjes na.ast elkaar.
Waar ben ik nu?
Ik loop weer op de brug,
je vindt me haast niet meer terug,
onder de kerstboom op mijn rug.
Kijk maar tussen de takken door.
Ja heus, ik ben het hoor!
Mies Bouhuys
DE 73 hoofdzenders en 32 reservestations
van de B.B.C. voor de drie programma's
van de binnenlandse geluidsomroep en voor
de televisie waren in het afgelopen dienst
jaar 22.490 uren in de lucht, waarvan ruim
twintigduizend uren voor de binnenlandse
omroep. Daarbij komen dan nog de bijna
dertigduizend zenduren van de buiten
landse dienst, die
over 39 krachtige
zenders beschikt.Over
de laatste dienst wer
den 48.000 nieuwsuit
zendingen in meer
dan veertig talen ver
zorgd. De kosten van
de binnenlandse geluidsomroep stegen tot
gemiddeld vijfhonderdveertig pond sterling
per uur, waarvan ongeveer de helft door de
programmastof wordt gevergd en een kwart
door de techniek. De beeldomroep vereiste
ongeveer het vijfvoudige, namelijk bijna
zevenentwintighonderd pond sterling per
zenduur, waarvan vierenveertig percent
voor rekening van de programma-afdeling
komt en ongeveer evenveel voor de tech
niek. Hoezeer de techniek de economie van
de televisie bepaalt, blijkt niet alleen uit
de hier genoemde percentages, maar ook
uit de stijging der kosten met zeventien
percent ten opzichte van het vorige boek
jaar, een toeneming welke vooral werd
veroorzaakt door het in gebruik nemen van
zenders in Noord-lerland en op de Kanaal
eilanden en de uitbreiding van het studio
areaal. Daarbij moet men niet uit het oog
verliezen, dat voor die zevenentwintighon
derd pond sterling nauwelijks de gehele
bevolking één televisieprogramma kon
worden geboden. Voor ruim zestienhonderd
pond sterling krijgen echter alle Engelsen
niet minder dan drie radioprogramma's in
huis! Ook in dat bedrag zit een toeneming
van ongeveer elf percent, gedeeltelijk het
gevolgd van de snelle opbouw van een net
van krachtige FM-zenders.
Verreweg het goedkoopst zijn de buiten
landse diensten van de B.B.C. en waarlijk
niet omdat die niet gefinancierd behoeven
te worden uit de ruim zeventien miljoen
pond sterling netto-inkomsten uit luister
bijdragen, maar uit door de staat gefour
neerde kredieten. De gemiddelde kosten per
uur bedragen' honderdvijfenzeventig pond
sterling, iets meer dan de helft door de pro
grammastof, ruim een derde door de tech
niek. Dat komt natuurlijk omdat nieuws
en causerieën betrekkelijk goedkoop zijn te
produceren en ook omdat de Engelse
wereldomroep voor een groot deel gebruik
maakt van de opnamen der binnenlandse
programma's en deze vele keren herhaalt
voor de verschillende beslemmingen. Bo
vendien vallen een aantal technische en
administratieve posten, welke zowel de
binnenlandse als de buitenlandse omroep
dienen, niet te specificeren, hetgeen wil
zeggen, dat de Engelse wereldomroep in
dien deze zelfstandig moest werken, zeker
duurder zou uitvallen dan thans het ge
val is.
Wie daarover meer wil weten zij ver
wezen naar het dezer dagen verschenen
B.B.C.-Handbook 1957, dat belangstellen
den volledig inlicht over de organisatie en
de werkwijze van de Engelse omroep. Het
geeft bovendien een overzicht van de be
langrijkste uitzendingen in het afgelopen
boekjaar en een financiële analyse, zoal9
wij van de Nederlandse omroep nog nim
mer hebben gezien.
J. H. Bartman
Voor de
microfoon
Speciaal aanbevolen: „La muraille" (,,De
muur") een cantate van Hans Ulrich Engel-
mann (een Duitse inzending voor de Prix
Italia) op teksten van Amerikaanse neger
gedichten, die de geestelijke nood van de
gekleurde bevolking in de Verenigde Sta
ten tot uitdrukking brengen (Frankrijk
Nationaal, 347, 249 en 235 meter, zondag
16 december, 22 uur). Eerste uitvoering in
Nederland van het tweede vioolconcert van
Ernö von Dohnanyi in een op maandag
avond door Hilversum II uit te zenden con
cert, dat ook de in 1951 door Zoltan Kodaly
voor gemengd koor en orkest geschreven
volksdansen uit Kalló omvat. „Ober, één
Kerstmis", stemmingsspel van W. J. van
der Molen (Hilversum II, vrijdag 21 decem
ber, 19.30 uur).
Twee medewerkers van de universiteit
van Michigan hebben een machine ge
bouwd die automatisch wetenschappelijke
documenten op natuurkundig gebied uit
het Russisch in het Engels kan vertalen. De
vertalingen zijn goed genoeg om voor een
Amerikaans natuurkundige begrijpelijk te
zijn, zo hebben de uitvinders, Andreas
Koutsoudas en Robert Korfhage,.bij de ont
hulling van hun vinding verklaard. De
machine, die Midac (Michigan Digital
Automatic Computer) heet, kan alleen het
Russisch, dat in de natuurkunde gebruikt
wordt, vertalen. De uitvinders geloven, dat
het op de duur mogelijk zal zijn een appa
raat te bouwen dat ook gewone teksten
uit het Russisch in het Engfels kan ver
talen.
15 DECEMBER 1956
OP DE AVOND van de grote
toogdag der Engelse fanfares de
strijd om de nationale kampioen
schappen is het podium in de
geheel gevulde Albert Hall in Lon
den in bcsiag genomen door een
orkest van meer dan.... twee
honderd koperblazers. De Engelse
„brass bands" treden op hun con
coursen in het krijt met een stan
daardbezetting. zonder slagwerk,
van vijfentwintig man. Het con
cert der „massed bands" na afloop
van het concours wordt gegeven
door negen fanfares: de nationale
kampioen van het vorig jaar plus
de kampioenen van de acht regio
nale (in Nederland zouden we zeg
gen: provinciale) concoursen, die
aan de grote finale in Londen
voorafgaan. Een klein rekensom
metje leert dus dat op de laatste
zaterdagavond van oktober zo'n
tweehonderdvijfentwintig muzi
kanten een monsterfanfare vorm
den. En die zaten daar niet om
samen een niet te moeilijke mars
en een koraal te spelen, neen, ze
gaven een volledig concert met
tien werken, die stuk voor stuk
niveau hebben. Een meeslepend
concert, waarbij men van de ene
verbazing in de andere valt, waar
in ongelooflijke staaltjes van mas
sale orkestdiscipline worden ge
leverd en een voor amateurs wel
zeer uitzonderlijke muzikaliteit en
slagvaardigheid worden ten toon
gespreid. Twee uur muzikale ver
broedering en eensgezindheid,
triomfaal openbarstend in een
korte maar adembenemend mach
tige „Fanfare for brass bands and
organ" en met onverzwakt
gave en transparante orkestklank
even briljant eindigend in zo'n
onsterfelijke „uitsmijter" als de
ouverture „Willem Tell" van Ros
sini.
DIT indrukwekkende concert,
waaraan men, hoe men ook over
de fanfare-orkestpraktijk in Enge
land moge denken, niet dan met
de grootste bewondering kan
terugdenken, is het jaarlijkse
hoogtepunt in de bedrijvigheid
van de Engelse fanfares. De be
langstelling voor dit evenement is
zo groot, dat het concert met een
uur tussenruimte tweemaal achter
elkaar gegeven wordt! Tweemaal
een vrijwel tot de nok gevulde Al-
bert Hall met zijn achtduizend
zitplaatsen! Binnen vijf uur twee
maal tien werken, die stuk voor
stuk volwaardige concertstukken
zijn. Behalve de reeds genoemde
werken hoorden we de ouverture
„Dichter und Bauer" van Suppé,
de prachtige Keizerwals van Jo-
hann Strauss, de introductie tot
de derde akte van „Lohengrin"
van Wagner, de geliefde suite
„Royal Water Music" van Handel,
het poëtische „Salut d'amour"
van Elgar en als hoofdschotel de
„Suite van Engelse volksliederen"
van Vaughan Williams, een eerste
uitvoering van het arrangement
dat Frank Wright, de bekende
componist en arrangeur, maakte
van dit fijnzinnige werk van de
nestor der hedendaagse Engelse
toondichters. Dr. Ralph Vaughan
Williams, de Engelse Sibelius,
zoals de geestige en gevatte BBC-
omroepcr Frank Philips „this truly
grand old man of British music"
bij de zaal introduceerde, kwam
na de uitvoering van zijn werk op
het podium om de prijzen te over
handigen aan de beste fanfares
van de dag. Daarna richtte de vi
tale, vierentachtigjarige kunste
naar zich tot de duizenden muzi-
Coii„o>k der „massed bands" in de Albert Hall! Een monsterfanfare
met de gezamenlijke bezetting van negen orkesten: negentig kor
netten, negen bugels, zevenentwintig tenorhoorns, achttien bari
tons, achttien tenortrombones, negen bastrombones, achttien
eufoniums, achttien es-bassen, achttien bes-bassen en vijf man voor
het slagwerk. Rechts boven ziet men nog een gedeelte van het
machtige orgelfront en tussen de twee grote bloemstukken tegen
over de speeltafel de prachtige wisselbeker, die dit jaar weer werd
gewonnen door de Fairey Aviation Works Band.
kanten, die zich op het podium en
tussen het publiek in de zaal be
vonden. Hij uitte zijn waardering
en bewondering voor de prestaties
van de muzikanten, prees het ar
rangement en de vertolking van
zijn eigen suite, maar had ook
heel voorzichtig enige critiek.
Hij ging in en toen spitsten
zich onze Nederlandse oren op
de bezetting van deze fanfares,
waarin hij iels gemist had.
„Trumpets and horns" meende hij,
zouden de mogelijkheden tot scha
kering van de klankkleur ten goe
de komen. Hier raakte Vaughan
Williams een teer punt, want de
typische bezetting der Engelse
fanfares is een echt stuk traditie
geworden en daar stapt de Engels
man maar zo niet weer van af
TROMPETTEN en (wald)-
hoorns. Wat de trompetten be
treft: wij geloven niet dat zij als
melodie-instrumenten beter zou
den voldoen dan de stralende En
gelse kornetten. Deze kornetten
hebben een mooie weke toon en
behouden die, mits door een ge
rijpt muzikant bespeeld, ook in
de hoogste regionen. De kornetten
zijn de violen der Engelse fanfares
en daaruit niet weg te denken. Op
een bezetting van vijfentwintig
man heeft men er doorgaans tien
of, als er bijvoorbeeld twee bugels
zijn, in totaal negen, waaronder
een sopraankornet (es-piston).
Voor bepaalde effecten of terwille
van een rijker klankbeeld zouden
echter enkele trompetten een aan
winst kunnen betekenen.
En wat de hoorn aangaat: de
echte romantische waldhoorn Heft
men eigenlijk in geen enkel fan
fare-orkest aan. Wat men in onze
fanfare-orkesten voor een wald
hoorn verslijt heeft er wel de
vorm mee gemeen, maar is verder
surrogaat, imitatie, waarmee de
echte, nobele waldhoornloon bij
stukken na niet benaderd wordt.
Men gebruikt voor dit instrument
meestal het Franse woord „cor"
(of het Italiaanse „corno") dat
hoorn betekent. Of onze zoge
naamde „cor" (stella-hoorn is een
betere benaming) een verrijking
voor de Engelse fanfares zou zijn,
is alweer een open vraag.
Het grote, kenmerkende ver
schil tussen de Nederlandse en
Engelse fanfares is overigens de
totale afwezigheid ginds van een
of meer leden van de familie der
saxen. In Engeland houdt men
van „blending": samensmelting,
het ineenvloeien van de toon of
klank en daar kan men de saxo
foons niet bij gebruiken. Nu zal
niemand ontkennen, dat in de
Nederlandse fanfares een saxo
foon vaak heel lelijk uit de totaal
klank springt. En zijn korpsen, die
met een enkele sopraan- en/of
alt-sax werken, die dan naar onze
smaak meer afbreuk aan het ge
heel doen dan dat ze de klank
kleur verlevendigen. Een volledig
bezette saxensectie kan echter
zeer aangenaam voor het oor zijn
en zich zeker uitstekend verstaan
met het koper, maar dan moet
elke sax bespeeld worden door
een man van smaak, die een nooit
scherpe en „staande" noot produ
ceert.
Hoe hel ook zij, de Engelse fan
fares doen het zonder trompetten,
zonder imitatie-waldhoorns en
zonder saxen; daarom alleen reeds
is elke vergelijking met de fan
fares elders een slag in de lucht.
Men houdt van de specifieke En
gelse klankkleur en stijl of men
verwerpt ze. Wie er van houdt
kan uren genieten van die'steeds
levende en soepele toon (mits
er niet overdreven gevibreerd
wordt!). Voor wie er niet van
houdt, resten dan de virtuositeit
en de grote muzikaliteit van da
Engelse amateurs, de verfijnde
voordracht het geraffineerde en-
semblespel, kortom nog voldoende
kwaliteiten, dunkt ons, om niet
hautain aan deze enorme en kost
bare brok volkscultuur aan da
overkant van de Noordzee voorbij
te gaan.
(Het vervolg van dit artikel
staat op pagina 6)
(Groot Heiligland te Haarlem)
voor deelnemers aan onze prijsvraag
„Speurtocht naar schilderijen"
Dit bewijs is geldig voor één persoon in het tijdvak van
15 december 1956 tot 1 januari 1957. Kinderen beneden de
leeftijd van vijftien jaar hebben alleen toegang onder geleide.
Het museum is dagelijks geopend van 1015 uur,
op zondagen alleen van 1315 uur.
wmc