Australië heeft een dringende
behoefte aan intellectuelen
PLAATJE
1
ONZE NAMEN
ONZE PUZZEL
Gevelstenen zijn in j
elke oude stad
te vinden
MOEILIJKE STRIJD OM POSITIES IN
HARMONIE MET ONTWIKKELING
Litterair succes voor
Nederlandse in de V.S.
AUSTRALIË IS ER
SCHULDIG AAN
Ontduiking
Vele halletjes
Priestley over „De kunst
van de toneelschrijver
Links en rechts
FRIVOOL AANHANGSEL VAN
HET VOORBIJGLIJDENDE NIEUWS
'pg geelt
iustrie
Speelclubs opgerold
Politiebewaking
dweej
Kè tun
(Van onze correspondent in Australië)
„DE achterblijvende emigratie van intellectuelen vervult mij
met zorg". Dit heeft de Nederlandse commissaris voor de emi
gratie, mr. ir. B. W. Haveman, in een persgesprek in Nederland
eens gezegd. Met die uitspraak doelde hij klaarblijkelijk op het
geringe aantal intellectuelen, dat percentsgewijze gerekend naar
het totale aantal Nederlandse emigranten naar Australië trekt.
Inderdaad was er in de eerste jaren van de massa-emigratie
naar Australië geen werkelijk probleem. Thans begint echter
het tekort aan intellectueel leiderschap in de Nederlandse ge
meenschap steeds meer te drukken. Het vormt hier een bijna
dagelijks weerkerend onderwerp van gesprek zonder dat men
tot een oplossing komt. Duizenden Immigranten zijn op het punt
aangekomen, waarop zij kunnen zeggen na ruim vijf jaar ver
blijf in dit land werkelijk „gevestigd" te zijn. Elk jaar komen
meer Nederlanders in dezelfde positie te verkeren. Nu daardoor
de gelegenheid is gekomen zich te bezinnen op liet vraagstuk
van het sociale en culturele leven, blijkt er een tekort aan lei
ders te bestaan. De felle strijd om het materiële bestaan, zoals
elke immigrant in de eerste jaren moet voeren, is geëindigd,
maar de strijd om een intellectueel bestaan heeft zich toege
spitst. „Er is" zo heeft mr. Haveman gezegd „een oneven
wichtigheid in de samenstelling van de Nederlandse gemeen
schap. Deze onevenwichtigheid gaat zich wreken, omdat het
leiderschap, dat van deze groep der intellectuelen uitgaat, ont
breekt bij gemeenschappelijke initiatieven, die uit Nederlandse
immigrantenkringen voortspruiten. Dit moet als een ernstig ge
brek worden gevoeld".
DE COMMISSARIS heeft zich zeer juist
uitgedrukt, want hoewel die lacune er is
geweest, sinds het ogenblik waarop de
emigratie begon, zijn pas thans de gevol
gen ervan duidelijk waarneembaar.
Australië is hieraan zelf schuldig. Indien
het zijn deuren wijder had geopend voor
de intellectuelen uit Europa, inclusief Ne
derland, de kansen gevend om in passende
beroepen te worden opgenomen, zou de
toestroming van ontwikkelde Nederlanders
groter zijn geweest en het probleem niet
zulke ernstige vormen hebben aangenomen
als thans het geval is. De strijd van het
handjevol Nederlandse intellectuelen, die
zich hier als immigranten hebben geves
tigd, om een positie te verwerven in over
eenstemming met hun ontwikkeling is op
alle gebieden hard geweest. Voor velen
hunner (voor nieuwkomers in elk geval)
is deze nóg hard. Wanneer men in de krant
leest, dat dr. R. P. J. ten Seldam benoemd
is tot professor in de pathologie aan de uni
versiteit van Perth, dan weet men niet, dat
deze eminente dokter, die gepraktiseerd
heeft in Den Haag, jaren achtereen een
fuictie heeft vervuld als docent aan de uni
versiteit van Sydney tegen een salaris,
dat lager was dan het loon van een tim
merman of metselaar. Wanneer men leest,
dat dr. L. A. G. Hissink, eveneens uit Den
Haag, thans een bloeiende praktijk heeft
in Narrabeen in Nieuw Zuid-Wales, dan
weet men waarschijnlijk niet, dat deze be
kwame arts gedurende de eerste jaren, die
hij in Australië vertoefde, moest leven van
een salaris dat lager was dan dat van een
jonge kantoorbediende en nog niet de helft
van het loon dat een loodgieter verdient.
Deze voorbeelden kunnen met vele an
dere worden aangevuld, niet alleen uit het
artsen-bestaan, maar ook uit andere gebie
den, die academisch gevormden nodig heb
ben en in grotere mate uit de beroepen
waarvoor intellect is vereist zonder dat een
universitaire opleiding noodzakelijk is.
Vrijwel alle intellectuele immigranten
hebben harder moeten vechten voor hun
thans bereikte posities dan vermoedelijk
ooit in Nederland nodig zou zijn geweest.
Bedenkt men daarbij, dat het intellectuele
en culturele leven zich hier op een ander
niveau beweegt dan in Nederland, dan is
gemakkelijk te begrijpen, dat elke intel
lectuele immigrant in het nieuwe land
moet beginnen met gedegen studie om zich
ER ZIJN U de vorige week uithang
tekens en gevelstenen beloofd. Wat de
oude borden betreft, die zijn alle ver
dwenen. Maar dat ze eertijds in menigte
voorkwamen, is nog heden ten dage
duidelijk te zien. Want in onze steden
vertoont de voorgevel van menig oud
huis een versierd steentje met een gat,
dat eens doortocht verleende aan de
stang, die het uithangbord droeg. Ook
de Haarlemmers kunnen in hun bin
nenstad nog vele van die steentjes vin
den. Wie er twee tegelijk wil zien, be
hoeft zich slechts op te stellen voor de
percelen Gedempte Oudegracht 91 en 93.
den gehecht. Het probleem heeft niet al
leen de aandacht van mr. Haveman getrok
ken. Er zijn hier vele intellectuele immi
granten, die er al lang mee „rondlopen".
Een hunner is dr. C. Wouters, een Bra
bander, die een jaar of zes geleden naar
Australië kwam en als vertaler bij een
officiële Australische instelling te Sydney
werkzaam is. Hij is linguïst en filoloog,
spreekt verscheidene talen en is daardoor
bij uitstek de man om in Australische or
ganisaties een leidende of adviserende taak
te vervullen, hetgeen hij ook doet, want
dr. Wouters is een van de weinige intel
lectuelen, die daaraan al hun vrije tijd
kunnen geven.
Dr. Wouters zit niet om woorden ver
legen, wanneer het er om gaat de intellec
tuele, culturele en in het algemeen de
„vormende" factoren in de Australische
samenleving in opbouwende zin te critise-
ren. Hij is voorzitter van de gemengde
commissie van alle nationaliteiten in de
Good Neighbour Council (raad van de
goede nabuurschap) in Nieuw Zuid-Wales,
een organisatie, die onder leiding van de
Australische minister voor immigratie, mr.
Harold Holt, streeft naar opneming van de
immigranten in de Australische samenle
ving. Dr. Wouters heeft op een vergade
ring, die bijgewoond werd door vele voor
aanstaande Australische afgevaardigden
uit het gehele land, toegegeven, dat er tal
van immigranten zijn, die de cultuur van
Australië hebben verrijkt. Maar dit wil
te bekwamen voor een positie, die in over
eenstemming is met zijn kennis. Dit bete
kent dat hij de eerste jaren op een lager
niveau moet leven dan hij in Nederland
gewend was. Het betekent ook, dat hij niet
de tijd aan het sociale en culturele leven
kan geven, die eigenlijk van hem geëist
wordt.
Het is daarom geen enkele intellectuele
immigrant kwalijk te nemen, dat de lei
ding, die mr. Haveman hem in beginsel
heeft toegedacht, binnen de sfeer van de
Nederlandse gemeenschap, grotendeels ont
breekt.
Het gebrek aan intellectuele leiding be
gint zich thans te wreken. Toen er een be
trekkelijk gering aantal Nederlanders in
Australië was, konden voor de in aantal
niet zo grote Nederlandse verenigingen
wel de nodige intellectuelen worden ge
vonden om zitting te nemen in de bestu
ren dier organisaties. Het aantal Neder
landse immigranten heeft zich in de laatste
jaren echter zo snel uitgebreid met
achterblijving van een evenredig aantal in
tellectuelen dat het aantal verenigingen
navenant Is gestegen en het gebrek aan
leiders in die verenigingen steeds sterker
aan de dag treedt. Dit is niet in zo sterke
mate het geval in de grote steden zoals
Sydney en Melbourne als in de kleinere
plaatsen. Maar onder de kleinere plaatsen
vallen ook de voorsteden, waar aan repre
sentatie van Nederlandse verenigingen of
Nederlandse gemeenschappen, hoe klein
ook, kwalitatief grote betekenis moet wor-
Op de afbeelding hierbij ziet men llen-
riëtte Rozenburg, een Nederlandse, die
sedert vijf jaar in de Verenigde Staten
woont en daar werkt voor de tijdschriften
„Life", „Time" en „Fortune". Zij heeft on
langs een roman voltooid, waarin zij haar
bevrijding door de Russen beschrijft uit
een kamp, waar zij gedurende de Tweede
Wereldoorlog door de Duitsers werd ge
vangengehouden. Dit kamp lag in de buurt
van Dresden. Zij beschrijft vervolgens de
tocht door Duitsland om weer naar Neder
land te komen. De roman wordt uitgegeven
door de uitgeversmaatschappij „Viking
Press" in New York en verschijnt begin
januari. Het weekblad de „New_ Yorker"
publiceert er tweederde van onder de titel
„Annalen van de bevrijding".
niet zeggen, dat deze cultuurdragers ook
de posities hebben, die in overeenstemming
zijn met hun ontwikkeling. Helaas heeft
de Australische regering de toegang tot
zulke posities eerder bemoeilijkt dan ver
gemakkelijkt en daardoor de immigratie
van bijvoorbeeld Nederlandse intellectu
elen geremd.
DR. WOUTERS zei: „Ik ben nog altijd
niet erg blij gestemd over de tamelijk be
perkte mogelijkheden, die aan de uit Euro
pa naar Australië geëmigreerde medici
worden geboden om hun praktijk uit te
oefenen, terwijl de aard der ziekten in
Australië toch afgezien van de tropische
ziekten zeker niet anders is dan in
Europese landen". Pas kort (en dan nog
zeer aarzelend) is in de door Australië ge
stelde eisen, bijvoorbeeld voor artsen en
dierenartsen, enige verzachting aange
bracht. Die verzachting is te danken aan de
de vertogen, die herhaaldelijk tot de rege
ring zijn gericht. Die vertogen zijn niet ge
houden door Australiërs maar door intel
lectuele immigranten. Met name dr. Wou
ters is een der treffendste woordvoerders
geweest van de dag af, waarop hij hier
voet aan wal zette. De voortdurende groei,
die de Australische maatschappij als ge
volg van de immigratie ondergaat, doet de
behoefte aan intellectuele leiders even
eens toenemen. Maar terwijl de eigen be
volking niet in die behoefte kan voorzien
blijven de deuren voor intellectuele immi
granten gesloten, met uitzondering van een
enkel geval, zoals de Commonwealth Scien
tific and Industrial Research Organisation
(vergelijk: toegepast natuurwetenschappe
lijk onderzoek in Nederland). Hier werkt
thans een twintigtal hoger ontwikkelde
Nederlanders.
Dit gebrek aan intellectuele Nederlanders
in posities, die zij eigenlijk zouden moeten
bezetten, werkt tevens ten nadele van de
ontwikkeling der Nederlandse verenigin
gen, in het algemeen der Nederlandse ge
meenschap. Het houdt op zijn beurt de
door de Australische regering gewenste
integratie van deze gemeenschar in de Aus
tralische samenleving tegen. Het is de
laatste tijd merkbaar, dat Australische so
ciale verenigingen de indruk hebben als
zou er niet een volwaardige representatie
van Nederlandse samenlevingsgroepen be
staan, die uitgenodigd kan worden tot deel
neming aan sociale functies. Die indruk
wordt niet gewekt in Sydney, waar de Ne
derlandse vereniging over voldoende in
tellectuele krachten beschikt, maar wel el
ders, waar in de laatste tijd de intellectuele
leiders van een Nederlandse vereniging
hun taak hebben moeten verzaken.
Ter afwisseling leggen wij onze lezers
deze week het volgende probleem voor:
Marie en Sophietje zijn zusters. Marie is
13 jaar. Hoe oud is Sophietje? Marie is 2
maal zo oud als Sophietje was, toen Marie
4/5 had bereikt van Sophietje's huidige
leeftijd.
Om in aanmerking te komen voor een
van de drie geldprijzen ad f 7.50, f 5 en
f 2.50 dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de
oplossing in te zenden aan een van onze
bureaus in Haarlem, Grote Houtstraat 93
en Soendaplein; in IJmuiden, Lange
Nieuwstraat 427.
Men wordt verzocht de oplossingen uit
sluitend per briefkaart in te zenden, met
duidelijke vermelding „Puzzel".
De oplossing van de vorige puzzel luidde:
„Achter de wolken schijnt de zon".
Prijswinnaars waren: W. Verries, Gjert-
senstraat 10, IJmuiden-O., 17.50; J. J. v.
Westerhoven, Junoplantsoen 6, Haarlem,
f5; P. Warmer, Emmakade 15 (I), Haar
lem, f2.50.
VOOR DE ZAKENMAN was zo'n uit
hangbord onontbeerlijk. Hoe moest hij
anders de aandacht op zijn affaire ves
tigen? En huisnummers werden pas
tegen het einde van de achttiende eeuw
ingevoerd. Nu volstond men niet altijd
met een beschilderd bord. Niet zelden
werden fraai gesneden figuren uitgehan
gen. waarvan slechts de befaamde gaper
der drogisten alle vooruitgang overleef
de. Werd de zaak verplaatst, dan ver
huisde ook vaak het uithangteken. Toen
anno 1663 een zadelmaker, die in de
Grote Houtstraat zijn bedrijf uitoefende
in een pand, waar „De Gecroonde Sael"
(zadel) uithing, dit huis verkocht, werd
in de akte aangetekend dat „opghemeldt
bort met alle 't geene de winckelneringe
vant Salemaecken aangaet" niet bij de
overdracht inbegrepen was. De verkoper
had dus het plan op een nieuw adres dit
vanouds bekende bord weer uit te han
gen en zijn bedrijf voort te zetten En
menig processtuk uit de oude tijd her
innert cr aan dat concurrenten eikaars
uithangbord namaakten om aldus de
klandizie tot zich te trekken. Om aan dit
gedoe een einde te maken bestond er in
vele steden de bepaling dat twee uit
hangtekens van „een en desclve figucr,
fatsoen en naem" niet in één straat
mochten voorkomen.
UITERAARD vonden slimme lieden
de manier om dit verbod te ontduiken.
De slager, die zijn gildebroeder in „Het
Worstvat" dwars wilde zitten, hing „Het
Vergulde Worstvat" uit!
Duurzamer dan al deze borden en
uithangtekens waren de gevelstenen.
Geen Nederlandse stad of zij heeft ette
lijke van die oude stenen bewaard.
Haarlem slaat stellig geen slecht figuur:
het bezit fraaie exemplaren. Om daar
van slechts enkele te memoreren: „In
den Rosbaer" uit 1611 met een voor
stelling van twee paarden, die een
draagkoets torsen (Botermarkt 13),
„Inde Iserman" een geharnaste rid
der (Houtmarkt 13) en „Godt be-
waert het Schip" (Houtmarkt 7), waar
reeds in 1351 de brouwerij „Het Schccp-
ken" vermeld werd. Dat men niet altijd
met het vermelden van de huisnaam
volstond, bewijst het in 1609 gebouw;de
pand „Int bruine Peert" (Botermarkt
25), dat over de gehele gevel het op
schrift draagt: „lek woud dat ick een
peert cond gecrygen, dat elckeen prees
en van verachten mocht swygcn".
DEZE KOSTELIJKE gevel wordt wel
toegeschreven aan Lieven de Key, die
3 juli 1593 door de Haarlemse regenten
was bcneoemd tot „Stadts steenhou
wer", onder welke nederige titel het
ambt van stedelijk architect schuil ging.
In die functie werd Lieven de Key de
schepper van de beroemde Vleeshal.
Toen dit bouwwerk in 1603 gereed
kwam, trok het zo de aandacht van
stadgenoot en vreemdeling dat twee jaar
later de vroedschap de kijkgragen moest
verbieden er te lang in rond te dren
telen. De faam van dit gebouw bleef
ook niet zonder gevolgen voor de Haar-
lemse uithangborden: alleen al in de
Veerstraat waren in de jaren 16201643
huizen te vinden, die op hun uithang-
borden de namen 't Halletje, 't Oude
Halletje, 't Nieuwe Halletje, 't Gccroon-
de Halletje en 't Blaauwe Halletje ver- j
meldden.
Op hun beurt bleven uithangtekens en
gevelstenen weer niet zonder gevolgen
bij de vorming van onze geslachtsnamen.
De volgende week zulen wij daarvan een jj
aantal de revue doen passeren.
G. de Boer van der Ley
HERHAALDELIJK heb ik horen beto
gen, dat men niets behoort te zien bij het
luisteren naar goede muziek. Want de mu
ziek is autonoom en moet niet met andere
kunstvormen gaan samenvloeien. Hoe boos
is men vroeger al niet geweest over het feit
dat bijvoorbeeld de schilderkunst te verha
lend werd en de verhaalkunst te schilde
rend? Zoo heeft men dus ook echt liever
niet dat wij van muziek allerlei visuele
belevingen krijgen. Maar in dit opzicht
moet ik de leidslieden onzer muziekcultuur
telkens opnieuw teleurstellen. Terwijl mijn
kennissen zich op concerten laten doordrin
gen met het wezen der muziek zonder de
minste beeldende bijgedachten, zie ik ka
melen en watervallen, bonestokken in
moestuinen en bergpaden in de mist en op
trekkende heerscharen, zoals de regisseur
Cecil B. de Mille die ons pleegt voor te
zetten en dan moet ik er aan toevoegen,
dat ik de meest aanvaardbare van mijn ge
waarwordingen hier nog uitgezocht heb.
De vraag is weer actueel, nu een grote
grammofoonplatenleverancier begonnen is
afbeeldingen op de hoezen zijner produk-
ten aan te brengen, die zonder enige twij
fel voor een deel berusten op zekere as
sociaties, die het vernemen der daarin ver
vatte muziek kan geven. Verantwoord of
niet, het heeft zonder twijfel de verkoop
gestimuleerd. En er zijn natuurlijk mensen
geweest, die naarstig hebben zitten toe
horen in de hoop, dat prachtige meisje in
haar zilverbestikt blauw kleed te zien, dat
de kaarsen van een kandelaar uitblaast,
zoals de hoes van Mozarts Haffners Sym
fonie doet verwachten. En wie weet hoe
pel vreugde er in vele huiskamers al is
geweest, omdat men bij het draaien van
een plaatje van Debussy inderdaad het vi
sioen kreeg van een juffrouw, die door
een goudvissenkom heenkeek met de
grote, parelende ogen juist boven water?
Wellicht is er ook teleurstelling geweest
omdat men bijvoorbeeld al luisterend naar
een orgelrecital van Feike Asma op de ver
schillend gekleurde vrouwengezichten
heeft zitten wachten, die het omslag de ko
per voorspiegelt, maar in stede daarvan
slechts rollende, rooie buizen heeft waarge
nomen. Dat is zeker net zo erg als wan
neer men een plaatje koopt met citroenen
T>
De Britse roman- en toneelschrijver J.
B. Priestley zal weldra een aantal lezingen
houden in België, Zwitserland, Duitsland
en Oostenrijk. De gehele opbrengst van
deze lezingen zal worden geschonken ter
verlichting van de noden van de Hon
gaarse schrijvers. Priestley zal spreken over
„De kunst van de toneelschrijver".
op de omslag, en bij het luisteren ernaar
duidelijk knollen ziet.
EN NU zal een echte muziekliefhebber
(te onderscheiden van de muziekliefheb
ber) wellicht de schrik om het hart slaan
als hij ziet waar dit alles toe leidt. Maar
laat hij niet vergeten, dat niemand minder
dan Wouter Paap in zijn werkje „Mens en
melodie" een fragment uit een piano
sonate van Mozart vergelijkt met de vlucht
van een vogel. Hij geeft toe, dat zijn be
toog daarbij een gevaarlijke wending
neemt, omdat het niet de bedoeling is dat
men zijn muzikale indrukken omzet in vi
suele voorstellingen. Hij wilde alleen maar
het belangrijkste element van de melodie,
de beweging, plastisch voorstellen, schreef
hij. Maar ondertussen werd hij naar onze
mening gevaarlijk visueel. En of ik nu wil
of niet, ik zal naar dat vogeltje uitzien,
wanneer ik deze pianosonate ga horen. Wij
mogen onze geest niet zoals de heer
Paap zegt „willoos laten wegdeinen op
o'e golfslag der muziek" zodat zij „wegdrijft
uit haar domein naar een vage, misschien
somnambulistische geestesgesteldheid".
Neen, dan maar liever uitzien naar het vo
geltje, dat voor mijn geestesoog wordt ver
wacht. Of naar de kamelen.
Ko Bnigbier
AMSTERDAM, december Ik ben mijn
vrouw verloren. Maakt u zich niet onge
rust, ik heb haar inmiddels weer terug
gevonden. Maar op het moment zelf was
het toch even een ongewone sensatie. Het
gebeurde ook zo plotseling, zo zónder enige
merkbare aanleiding. Als ik haar nu niet
meer had gevonden en de rechter zou mij
over een paar maanden vragen: „Ver
dachte, waaróm bent u uw vrouw ver
loren", dan had ik daar echt geen antwoord
op geweten. Het ene ogenblik had ik haar
nog, het volgende ogenblik was zij spoor
loos, ofschoon dat laatste maar langzaam
tot me begon door te dringen.
Het begon allemaal in de bioscoop. Of
eigenlijk, daar begon nog helemaal niets,
maar daar waren we eerst naar toe gegaan
en dit verhaal moet toch een mooi, afge
rond begin en eind hebben. Goed, we zaten
in de bioscoop en we zagen.al slaat u
me dood, dan weet ik niet meer hoe het
ding heette of waarover het ging. Zo'n
soort film, weet u wel? Om kwart over
negen stonden we weer op straat. We be
sloten een kop koffie te gaan drinken in
het etablissement aan de overkant. We
gingen binnen en vonden zonder moeite
een tafeltje. Bijna onmiddellijk daarop
moest ik even weg, als u begrijpt wat ik
bedoel. Drie minuten later was ik terug
en toen was mijn vrouw weg. Even haar
neus poeieren, veronderstelde ik en nam
het avondblad op, dat een vorige gast wel
willend had achtergelaten. De kelner be
loofde mij twee koffie te zullen brengen. Een
paar minuten later stond die koffie er ook.
Mijn vrouw was er nog niet, maar iedere
man weet dat het poederproces wel eens
wat langer kan duren. Tien minuten later
zat ik nog alleen. Ik verbaasde me daar
licht over, maar vond toch nog geen reden
voor ongerustheid.
Dat kwam pas na een kwartier. Ik keek
op mijn horloge en rekende uit hoe laat de
bioscoop afgelopen was geweest en hoe
lang geleden we dus al binnen waren ge
komen. Dit was toch wel wat erg lang.
Misschien was ze onwel geworden, dacht
ik. Men leest soms van die dingen in de
krant. Maar het is toch ook zo gek om aan
de kelner te vragen of hij eens in de af
deling „Dames" wil kijken om te zien of
er iets mis is. Ze kan best een vriendin aan
het opbellen zijn, suste ik mijzelf en dan
is dat kwartier toch niet zo erg lang. Ik
ging verder met de krant. Er gingen weer
tien minuten voorbij. Het werd moeilijk
om de aandacht bij de krant te houden. De
ongerustheid was er nu echt. Dit werd toch
wel wat al te'dwaas. Maar wat doet de man
in zo'n geval? Ik had geen precedenten in
mijn herinnering om als leidraad in der
gelijke situaties te dienen. En je wilt toch
ook maar niet meteen een scène maken in
een publieke gelegenheid dan komt je
vrouw net terug en kijkt je verbijsterd aan
over de gekke dingen, die je gedaan en
gezegd hebt. En dan blijven alle andere
mensen je verder aanstaren tot je weg gaat.
„Die is ook niet erg zeker van zijn vrouw",
hoor je ze denken. Mijn kopje koffie was
al lang op, dat van haar zou nu wel steen
koud zijn.
Maar na een half uur vond ik, dat de
knoop toch moest worden doorgehakt. Ik
stond resoluut op en liep naar het buffet,
waarnaast zich de deur „Dames" bevond.
Ik naderde het buffet van links en op dat
zelfde moment kwam mijn vrouw van
rechts op het buffet aanhollen. Ze keek
ongerust. Toen zagen we elkaar.
Dit is de ontknoping. De spanning was
afgelopen. En de verklaring was eigenlijk
zo simpel. Zij was helemaal niet weg ge
weest. Ik was alleen naar het verkeerde
tafeltje teruggelopen, nadat ik even was
weg geweest. Zij had voortdurend aan de
andere kant van de kapstok gezeten. De
kapstok hing vol met zware natte jassen.
Hoewel we voortdurend vrijwel rug aan
rug hadden gezeten, hadden we elkaar niet
kunnen zien. We zijn samen naar haar ta
feltje terug gelopen. Vóór haar stond een
leeg koffiekopje, voor de andere stoel stond
een vol kopje koude koffie.
Ik heb tenslotte vier kopjes koffie moe
ten afrekenen. Twee gulden tien, in. Maar
enfin, daar had ik mijn vrouw dan ook voor
teruggekregen. Toch niet duur, eigenlijk.
A. S. H.
Iedereen die inziet dat
spelen de mens ten verderve
voert, zal zich verheugd heb
ben bij het lezen van het be
richt dat hierbij nog eens is
afgedrukt. Spelen is het ge
vaarlijkste, verfoeilijkste wat
men doen kan. Spelen is de
ondergang van het Romeinse
rijk geweest, zoals iedereen
zich zal herinneren. Brood en
spelen bezegelen het lot van
Rome en er moet worden bij
gezegd dat het brood daartoe
in veel mindere mate bijdroeg,
ofschoon het uiteraard ook
funeste gevolgen had.
Aangezien in onze moderne
tijd het brood nagenoeg on
gevaarlijk is geworden en men
het zij het met mate
zonder gewetensbezwaren nut
tigen kan, blijft het spelen
over. Toen onlangs bij een
genoeglijke limonade-met
koekjes-bijeenkomst te mijnen
huize een mijner kennissen
met huiveringen afwijzend
reageerde op het voorstel, een
potje te ganzeborden, moesten
wij de standvas-tig'e houding
van deze heer allen eenstem
mig bewonderen. Wij werden
er stil van. Deze man wist
waar hij stond en wilde daar
blijven staan. Dat was flink.
Hij had gelijk. Het begint met
ganzeborden en het eindigt
met Baarle-Nassau.
Laatst kwam ik hem weer
tegen. Nog altijd even flink.
Dat was op Duindigt. Hij liep
met rode bonnetjes van de
In de nacht van dinsdag op woensdag
hebben leden van de Nederlandse
rijkspolitie en de Belgische rijkswacht
een drietal speelclubs in de Belgische
enclave Baarle-Nassau opgerold. Al
het aanwezige speelgerei werd in be
slag genomen.
rauss mede,
ijn over de
aanzien van de politiebewaking in
de tu.inel zal de gemeente Velserv hoogst
waarschijnlijk eveneens verantwoordelijk
zijn onder m££i za1.de bediening vaqjje
n redacteur
de Velser tj
r het Noordj
terdam
staat-bewa
De bouw
ge zal. zo
den op
van de
1. zo VI
p de
c ccrjj
Toto in zijn hand.
„Ik dacht, kom dacht ik, ik
moet toch eens zien hoe dat
wedden in zijn werk gaat", zed
hij. „De techniek van het ge
val interesseert mij, begrijp
je? Ik hoor altijd zoveel be
zwaren tegen de Toto en nu
wil ik eens op de hoogte
komen, zodat ik er over kan
meepraten. Verder niets, na
tuurlijk". Ik vroeg hem op wie
hij gewed had.
„Och, ik weet het niet
Kikuro geloof ikJa. Ku-
kiro. Doet er trouwens niet
toe. Ik weet nu hoe het geval
letje werkt". En hij scheurde
de bonnetjes voor mijn ogen
in snippers met een devoot
lachje. Ik zag hem bij het
einde van de race. Kikuro
won natuurlijk glansrijk. Hij
lachte opgewonden, als een
man die met gebonden handen
tegenover zijn bitterste vijand
staat. Hij lachte zoals het
dappere schooljongetje lacht,
wanneer de onderwijzer hem
zijn mooiste knikker afneemt.
Hij lachte ook als Paljas, die
ervoor betaald wordt maar
eigenlijk "liever zou huilen.
Spelen is een riskante bezig
heid, niet alleen omdat men
altijd een kansje loopt dat
men verliest, maar vooral om
dat het zo verleidelijk is dat
men er niet mee kan ophou
den. De dobbelstenen zijn ste
nen des duivels. Bovendien
rollen ze altijd op cijfers die
men niet nodig heeft. Maar in
Baarle-Nassau is het spelle-
tjesspelen voorlopig uit. Daar
is alles, wat met gokken te
maken heeft, nu opgerold. Dat
is een goede maatregel. Op
rollen. Daar komt men het
verste mee. Niet verbieden,
niet uitroeien, niet in beslag-
nemen, geen woorden over
vuil maken gewoon oprol
len. Daar hebben de overtre
ders gloeiend, het land aan.
Plet kan hun niet schelen dat
de politie aan huis komt, en
dat hun spullen worden weg
gehaald, of dat zij met hun
klanten worden gearresteerd.
Dat kan hun eigenlijk niets
schelen. Maar als ze worden
opgerold, dan kunnen ze toch
zo ellendig nijdig worden. Wie
dat uitgevonden heeft, moet
geëerd worden als een van de
koenste en verstandigste ver
dedigers van wet en zeden.
Vroeger haalde het allemaal
niets uit, wat de politie deed.
Gokclubs werden ingevallen,
leeggehaald en op slot gedaan.
Exploitanten werden gevangen
gezet en beboet. Resultaat:
Twee maanden later was het
weer hetzelfde.
Maar tegenwoordig worden
ze opgerold. En geen exploi
tant waagt het meer, nog eens
4e beginnen. Welnee. Zij gaan
n de handel of nemen een
schriftelijke cursus boekhou
den en handelsrekenen Prak
tijk V.v.L. M.O. akte B3. Daar
verdienen ze een eerlijke
boterham mee. Noem hun het
woord „gokken" zij reage
ren niet. Zeg „hazard" tegen
hen geen spier beweegt.
Maar fluister eens „oprollen"
in hun oor en ze vliegen op,
barsten los, worden rood, val
len flauw en krijgen shocks.
Neen. Oprollen is een uit
stekend middeltje. Het wordt
ook toegepast op andere tak
ken van verboden nijverheid,
voorlopig nog op beperkte
schaal. Onder het oprollen
vallen totnutoe nog slechts
dievenbenden, valsemunters-
eenheden, smokkelaarseska
ders en spionage-gezelschap-
pen. Vermoedelijk zal de
politie er eerlang wel toe
overgaan, het oprollen ook
voor andere misdrijven in het
uitzicht te stellen, doch voor
lopig heeft men gemeend het
hierbij te laten. Vooral ook,
omdat oprollen een tamelijk
kostbaar en tijdrovend karwei
is, waarbij veel vaardigheid
en vakbekwaamheid vereist
wordt.
Ik heb een boekje gekocht
„Hoe rol ik zelf op", een
handleiding voor de amateur
uiteraard, met enkele eenvou
dige handgrepen en rijk ge
ïllustreerd. Voor lastige kin
deren is het amateur-oprollen
wel bruikbaar, want mijn
resultaten op dit gebied zijn
werkelijk aardig. Het boekje
wordt hierbij warm aanbe
volen, doch met de ernstige
waarschuwing het niet te
laten slingeren.
Want als slimme kindertjes
het in handen krijgen, loopt
men de kans dat het uitdraait
op:
„Hoe wordt ik zelf opge
rold".
B. Agteran