Australië heeft een dringende behoefte aan intellectuelen PLAATJE 1 ONZE NAMEN ONZE PUZZEL Gevelstenen zijn in j elke oude stad te vinden MOEILIJKE STRIJD OM POSITIES IN HARMONIE MET ONTWIKKELING Litterair succes voor Nederlandse in de V.S. AUSTRALIË IS ER SCHULDIG AAN Ontduiking Vele halletjes Priestley over „De kunst van de toneelschrijver Links en rechts FRIVOOL AANHANGSEL VAN HET VOORBIJGLIJDENDE NIEUWS 'pg geelt iustrie Speelclubs opgerold Politiebewaking dweej Kè tun (Van onze correspondent in Australië) „DE achterblijvende emigratie van intellectuelen vervult mij met zorg". Dit heeft de Nederlandse commissaris voor de emi gratie, mr. ir. B. W. Haveman, in een persgesprek in Nederland eens gezegd. Met die uitspraak doelde hij klaarblijkelijk op het geringe aantal intellectuelen, dat percentsgewijze gerekend naar het totale aantal Nederlandse emigranten naar Australië trekt. Inderdaad was er in de eerste jaren van de massa-emigratie naar Australië geen werkelijk probleem. Thans begint echter het tekort aan intellectueel leiderschap in de Nederlandse ge meenschap steeds meer te drukken. Het vormt hier een bijna dagelijks weerkerend onderwerp van gesprek zonder dat men tot een oplossing komt. Duizenden Immigranten zijn op het punt aangekomen, waarop zij kunnen zeggen na ruim vijf jaar ver blijf in dit land werkelijk „gevestigd" te zijn. Elk jaar komen meer Nederlanders in dezelfde positie te verkeren. Nu daardoor de gelegenheid is gekomen zich te bezinnen op liet vraagstuk van het sociale en culturele leven, blijkt er een tekort aan lei ders te bestaan. De felle strijd om het materiële bestaan, zoals elke immigrant in de eerste jaren moet voeren, is geëindigd, maar de strijd om een intellectueel bestaan heeft zich toege spitst. „Er is" zo heeft mr. Haveman gezegd „een oneven wichtigheid in de samenstelling van de Nederlandse gemeen schap. Deze onevenwichtigheid gaat zich wreken, omdat het leiderschap, dat van deze groep der intellectuelen uitgaat, ont breekt bij gemeenschappelijke initiatieven, die uit Nederlandse immigrantenkringen voortspruiten. Dit moet als een ernstig ge brek worden gevoeld". DE COMMISSARIS heeft zich zeer juist uitgedrukt, want hoewel die lacune er is geweest, sinds het ogenblik waarop de emigratie begon, zijn pas thans de gevol gen ervan duidelijk waarneembaar. Australië is hieraan zelf schuldig. Indien het zijn deuren wijder had geopend voor de intellectuelen uit Europa, inclusief Ne derland, de kansen gevend om in passende beroepen te worden opgenomen, zou de toestroming van ontwikkelde Nederlanders groter zijn geweest en het probleem niet zulke ernstige vormen hebben aangenomen als thans het geval is. De strijd van het handjevol Nederlandse intellectuelen, die zich hier als immigranten hebben geves tigd, om een positie te verwerven in over eenstemming met hun ontwikkeling is op alle gebieden hard geweest. Voor velen hunner (voor nieuwkomers in elk geval) is deze nóg hard. Wanneer men in de krant leest, dat dr. R. P. J. ten Seldam benoemd is tot professor in de pathologie aan de uni versiteit van Perth, dan weet men niet, dat deze eminente dokter, die gepraktiseerd heeft in Den Haag, jaren achtereen een fuictie heeft vervuld als docent aan de uni versiteit van Sydney tegen een salaris, dat lager was dan het loon van een tim merman of metselaar. Wanneer men leest, dat dr. L. A. G. Hissink, eveneens uit Den Haag, thans een bloeiende praktijk heeft in Narrabeen in Nieuw Zuid-Wales, dan weet men waarschijnlijk niet, dat deze be kwame arts gedurende de eerste jaren, die hij in Australië vertoefde, moest leven van een salaris dat lager was dan dat van een jonge kantoorbediende en nog niet de helft van het loon dat een loodgieter verdient. Deze voorbeelden kunnen met vele an dere worden aangevuld, niet alleen uit het artsen-bestaan, maar ook uit andere gebie den, die academisch gevormden nodig heb ben en in grotere mate uit de beroepen waarvoor intellect is vereist zonder dat een universitaire opleiding noodzakelijk is. Vrijwel alle intellectuele immigranten hebben harder moeten vechten voor hun thans bereikte posities dan vermoedelijk ooit in Nederland nodig zou zijn geweest. Bedenkt men daarbij, dat het intellectuele en culturele leven zich hier op een ander niveau beweegt dan in Nederland, dan is gemakkelijk te begrijpen, dat elke intel lectuele immigrant in het nieuwe land moet beginnen met gedegen studie om zich ER ZIJN U de vorige week uithang tekens en gevelstenen beloofd. Wat de oude borden betreft, die zijn alle ver dwenen. Maar dat ze eertijds in menigte voorkwamen, is nog heden ten dage duidelijk te zien. Want in onze steden vertoont de voorgevel van menig oud huis een versierd steentje met een gat, dat eens doortocht verleende aan de stang, die het uithangbord droeg. Ook de Haarlemmers kunnen in hun bin nenstad nog vele van die steentjes vin den. Wie er twee tegelijk wil zien, be hoeft zich slechts op te stellen voor de percelen Gedempte Oudegracht 91 en 93. den gehecht. Het probleem heeft niet al leen de aandacht van mr. Haveman getrok ken. Er zijn hier vele intellectuele immi granten, die er al lang mee „rondlopen". Een hunner is dr. C. Wouters, een Bra bander, die een jaar of zes geleden naar Australië kwam en als vertaler bij een officiële Australische instelling te Sydney werkzaam is. Hij is linguïst en filoloog, spreekt verscheidene talen en is daardoor bij uitstek de man om in Australische or ganisaties een leidende of adviserende taak te vervullen, hetgeen hij ook doet, want dr. Wouters is een van de weinige intel lectuelen, die daaraan al hun vrije tijd kunnen geven. Dr. Wouters zit niet om woorden ver legen, wanneer het er om gaat de intellec tuele, culturele en in het algemeen de „vormende" factoren in de Australische samenleving in opbouwende zin te critise- ren. Hij is voorzitter van de gemengde commissie van alle nationaliteiten in de Good Neighbour Council (raad van de goede nabuurschap) in Nieuw Zuid-Wales, een organisatie, die onder leiding van de Australische minister voor immigratie, mr. Harold Holt, streeft naar opneming van de immigranten in de Australische samenle ving. Dr. Wouters heeft op een vergade ring, die bijgewoond werd door vele voor aanstaande Australische afgevaardigden uit het gehele land, toegegeven, dat er tal van immigranten zijn, die de cultuur van Australië hebben verrijkt. Maar dit wil te bekwamen voor een positie, die in over eenstemming is met zijn kennis. Dit bete kent dat hij de eerste jaren op een lager niveau moet leven dan hij in Nederland gewend was. Het betekent ook, dat hij niet de tijd aan het sociale en culturele leven kan geven, die eigenlijk van hem geëist wordt. Het is daarom geen enkele intellectuele immigrant kwalijk te nemen, dat de lei ding, die mr. Haveman hem in beginsel heeft toegedacht, binnen de sfeer van de Nederlandse gemeenschap, grotendeels ont breekt. Het gebrek aan intellectuele leiding be gint zich thans te wreken. Toen er een be trekkelijk gering aantal Nederlanders in Australië was, konden voor de in aantal niet zo grote Nederlandse verenigingen wel de nodige intellectuelen worden ge vonden om zitting te nemen in de bestu ren dier organisaties. Het aantal Neder landse immigranten heeft zich in de laatste jaren echter zo snel uitgebreid met achterblijving van een evenredig aantal in tellectuelen dat het aantal verenigingen navenant Is gestegen en het gebrek aan leiders in die verenigingen steeds sterker aan de dag treedt. Dit is niet in zo sterke mate het geval in de grote steden zoals Sydney en Melbourne als in de kleinere plaatsen. Maar onder de kleinere plaatsen vallen ook de voorsteden, waar aan repre sentatie van Nederlandse verenigingen of Nederlandse gemeenschappen, hoe klein ook, kwalitatief grote betekenis moet wor- Op de afbeelding hierbij ziet men llen- riëtte Rozenburg, een Nederlandse, die sedert vijf jaar in de Verenigde Staten woont en daar werkt voor de tijdschriften „Life", „Time" en „Fortune". Zij heeft on langs een roman voltooid, waarin zij haar bevrijding door de Russen beschrijft uit een kamp, waar zij gedurende de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers werd ge vangengehouden. Dit kamp lag in de buurt van Dresden. Zij beschrijft vervolgens de tocht door Duitsland om weer naar Neder land te komen. De roman wordt uitgegeven door de uitgeversmaatschappij „Viking Press" in New York en verschijnt begin januari. Het weekblad de „New_ Yorker" publiceert er tweederde van onder de titel „Annalen van de bevrijding". niet zeggen, dat deze cultuurdragers ook de posities hebben, die in overeenstemming zijn met hun ontwikkeling. Helaas heeft de Australische regering de toegang tot zulke posities eerder bemoeilijkt dan ver gemakkelijkt en daardoor de immigratie van bijvoorbeeld Nederlandse intellectu elen geremd. DR. WOUTERS zei: „Ik ben nog altijd niet erg blij gestemd over de tamelijk be perkte mogelijkheden, die aan de uit Euro pa naar Australië geëmigreerde medici worden geboden om hun praktijk uit te oefenen, terwijl de aard der ziekten in Australië toch afgezien van de tropische ziekten zeker niet anders is dan in Europese landen". Pas kort (en dan nog zeer aarzelend) is in de door Australië ge stelde eisen, bijvoorbeeld voor artsen en dierenartsen, enige verzachting aange bracht. Die verzachting is te danken aan de de vertogen, die herhaaldelijk tot de rege ring zijn gericht. Die vertogen zijn niet ge houden door Australiërs maar door intel lectuele immigranten. Met name dr. Wou ters is een der treffendste woordvoerders geweest van de dag af, waarop hij hier voet aan wal zette. De voortdurende groei, die de Australische maatschappij als ge volg van de immigratie ondergaat, doet de behoefte aan intellectuele leiders even eens toenemen. Maar terwijl de eigen be volking niet in die behoefte kan voorzien blijven de deuren voor intellectuele immi granten gesloten, met uitzondering van een enkel geval, zoals de Commonwealth Scien tific and Industrial Research Organisation (vergelijk: toegepast natuurwetenschappe lijk onderzoek in Nederland). Hier werkt thans een twintigtal hoger ontwikkelde Nederlanders. Dit gebrek aan intellectuele Nederlanders in posities, die zij eigenlijk zouden moeten bezetten, werkt tevens ten nadele van de ontwikkeling der Nederlandse verenigin gen, in het algemeen der Nederlandse ge meenschap. Het houdt op zijn beurt de door de Australische regering gewenste integratie van deze gemeenschar in de Aus tralische samenleving tegen. Het is de laatste tijd merkbaar, dat Australische so ciale verenigingen de indruk hebben als zou er niet een volwaardige representatie van Nederlandse samenlevingsgroepen be staan, die uitgenodigd kan worden tot deel neming aan sociale functies. Die indruk wordt niet gewekt in Sydney, waar de Ne derlandse vereniging over voldoende in tellectuele krachten beschikt, maar wel el ders, waar in de laatste tijd de intellectuele leiders van een Nederlandse vereniging hun taak hebben moeten verzaken. Ter afwisseling leggen wij onze lezers deze week het volgende probleem voor: Marie en Sophietje zijn zusters. Marie is 13 jaar. Hoe oud is Sophietje? Marie is 2 maal zo oud als Sophietje was, toen Marie 4/5 had bereikt van Sophietje's huidige leeftijd. Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad f 7.50, f 5 en f 2.50 dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de oplossing in te zenden aan een van onze bureaus in Haarlem, Grote Houtstraat 93 en Soendaplein; in IJmuiden, Lange Nieuwstraat 427. Men wordt verzocht de oplossingen uit sluitend per briefkaart in te zenden, met duidelijke vermelding „Puzzel". De oplossing van de vorige puzzel luidde: „Achter de wolken schijnt de zon". Prijswinnaars waren: W. Verries, Gjert- senstraat 10, IJmuiden-O., 17.50; J. J. v. Westerhoven, Junoplantsoen 6, Haarlem, f5; P. Warmer, Emmakade 15 (I), Haar lem, f2.50. VOOR DE ZAKENMAN was zo'n uit hangbord onontbeerlijk. Hoe moest hij anders de aandacht op zijn affaire ves tigen? En huisnummers werden pas tegen het einde van de achttiende eeuw ingevoerd. Nu volstond men niet altijd met een beschilderd bord. Niet zelden werden fraai gesneden figuren uitgehan gen. waarvan slechts de befaamde gaper der drogisten alle vooruitgang overleef de. Werd de zaak verplaatst, dan ver huisde ook vaak het uithangteken. Toen anno 1663 een zadelmaker, die in de Grote Houtstraat zijn bedrijf uitoefende in een pand, waar „De Gecroonde Sael" (zadel) uithing, dit huis verkocht, werd in de akte aangetekend dat „opghemeldt bort met alle 't geene de winckelneringe vant Salemaecken aangaet" niet bij de overdracht inbegrepen was. De verkoper had dus het plan op een nieuw adres dit vanouds bekende bord weer uit te han gen en zijn bedrijf voort te zetten En menig processtuk uit de oude tijd her innert cr aan dat concurrenten eikaars uithangbord namaakten om aldus de klandizie tot zich te trekken. Om aan dit gedoe een einde te maken bestond er in vele steden de bepaling dat twee uit hangtekens van „een en desclve figucr, fatsoen en naem" niet in één straat mochten voorkomen. UITERAARD vonden slimme lieden de manier om dit verbod te ontduiken. De slager, die zijn gildebroeder in „Het Worstvat" dwars wilde zitten, hing „Het Vergulde Worstvat" uit! Duurzamer dan al deze borden en uithangtekens waren de gevelstenen. Geen Nederlandse stad of zij heeft ette lijke van die oude stenen bewaard. Haarlem slaat stellig geen slecht figuur: het bezit fraaie exemplaren. Om daar van slechts enkele te memoreren: „In den Rosbaer" uit 1611 met een voor stelling van twee paarden, die een draagkoets torsen (Botermarkt 13), „Inde Iserman" een geharnaste rid der (Houtmarkt 13) en „Godt be- waert het Schip" (Houtmarkt 7), waar reeds in 1351 de brouwerij „Het Schccp- ken" vermeld werd. Dat men niet altijd met het vermelden van de huisnaam volstond, bewijst het in 1609 gebouw;de pand „Int bruine Peert" (Botermarkt 25), dat over de gehele gevel het op schrift draagt: „lek woud dat ick een peert cond gecrygen, dat elckeen prees en van verachten mocht swygcn". DEZE KOSTELIJKE gevel wordt wel toegeschreven aan Lieven de Key, die 3 juli 1593 door de Haarlemse regenten was bcneoemd tot „Stadts steenhou wer", onder welke nederige titel het ambt van stedelijk architect schuil ging. In die functie werd Lieven de Key de schepper van de beroemde Vleeshal. Toen dit bouwwerk in 1603 gereed kwam, trok het zo de aandacht van stadgenoot en vreemdeling dat twee jaar later de vroedschap de kijkgragen moest verbieden er te lang in rond te dren telen. De faam van dit gebouw bleef ook niet zonder gevolgen voor de Haar- lemse uithangborden: alleen al in de Veerstraat waren in de jaren 16201643 huizen te vinden, die op hun uithang- borden de namen 't Halletje, 't Oude Halletje, 't Nieuwe Halletje, 't Gccroon- de Halletje en 't Blaauwe Halletje ver- j meldden. Op hun beurt bleven uithangtekens en gevelstenen weer niet zonder gevolgen bij de vorming van onze geslachtsnamen. De volgende week zulen wij daarvan een jj aantal de revue doen passeren. G. de Boer van der Ley HERHAALDELIJK heb ik horen beto gen, dat men niets behoort te zien bij het luisteren naar goede muziek. Want de mu ziek is autonoom en moet niet met andere kunstvormen gaan samenvloeien. Hoe boos is men vroeger al niet geweest over het feit dat bijvoorbeeld de schilderkunst te verha lend werd en de verhaalkunst te schilde rend? Zoo heeft men dus ook echt liever niet dat wij van muziek allerlei visuele belevingen krijgen. Maar in dit opzicht moet ik de leidslieden onzer muziekcultuur telkens opnieuw teleurstellen. Terwijl mijn kennissen zich op concerten laten doordrin gen met het wezen der muziek zonder de minste beeldende bijgedachten, zie ik ka melen en watervallen, bonestokken in moestuinen en bergpaden in de mist en op trekkende heerscharen, zoals de regisseur Cecil B. de Mille die ons pleegt voor te zetten en dan moet ik er aan toevoegen, dat ik de meest aanvaardbare van mijn ge waarwordingen hier nog uitgezocht heb. De vraag is weer actueel, nu een grote grammofoonplatenleverancier begonnen is afbeeldingen op de hoezen zijner produk- ten aan te brengen, die zonder enige twij fel voor een deel berusten op zekere as sociaties, die het vernemen der daarin ver vatte muziek kan geven. Verantwoord of niet, het heeft zonder twijfel de verkoop gestimuleerd. En er zijn natuurlijk mensen geweest, die naarstig hebben zitten toe horen in de hoop, dat prachtige meisje in haar zilverbestikt blauw kleed te zien, dat de kaarsen van een kandelaar uitblaast, zoals de hoes van Mozarts Haffners Sym fonie doet verwachten. En wie weet hoe pel vreugde er in vele huiskamers al is geweest, omdat men bij het draaien van een plaatje van Debussy inderdaad het vi sioen kreeg van een juffrouw, die door een goudvissenkom heenkeek met de grote, parelende ogen juist boven water? Wellicht is er ook teleurstelling geweest omdat men bijvoorbeeld al luisterend naar een orgelrecital van Feike Asma op de ver schillend gekleurde vrouwengezichten heeft zitten wachten, die het omslag de ko per voorspiegelt, maar in stede daarvan slechts rollende, rooie buizen heeft waarge nomen. Dat is zeker net zo erg als wan neer men een plaatje koopt met citroenen T> De Britse roman- en toneelschrijver J. B. Priestley zal weldra een aantal lezingen houden in België, Zwitserland, Duitsland en Oostenrijk. De gehele opbrengst van deze lezingen zal worden geschonken ter verlichting van de noden van de Hon gaarse schrijvers. Priestley zal spreken over „De kunst van de toneelschrijver". op de omslag, en bij het luisteren ernaar duidelijk knollen ziet. EN NU zal een echte muziekliefhebber (te onderscheiden van de muziekliefheb ber) wellicht de schrik om het hart slaan als hij ziet waar dit alles toe leidt. Maar laat hij niet vergeten, dat niemand minder dan Wouter Paap in zijn werkje „Mens en melodie" een fragment uit een piano sonate van Mozart vergelijkt met de vlucht van een vogel. Hij geeft toe, dat zijn be toog daarbij een gevaarlijke wending neemt, omdat het niet de bedoeling is dat men zijn muzikale indrukken omzet in vi suele voorstellingen. Hij wilde alleen maar het belangrijkste element van de melodie, de beweging, plastisch voorstellen, schreef hij. Maar ondertussen werd hij naar onze mening gevaarlijk visueel. En of ik nu wil of niet, ik zal naar dat vogeltje uitzien, wanneer ik deze pianosonate ga horen. Wij mogen onze geest niet zoals de heer Paap zegt „willoos laten wegdeinen op o'e golfslag der muziek" zodat zij „wegdrijft uit haar domein naar een vage, misschien somnambulistische geestesgesteldheid". Neen, dan maar liever uitzien naar het vo geltje, dat voor mijn geestesoog wordt ver wacht. Of naar de kamelen. Ko Bnigbier AMSTERDAM, december Ik ben mijn vrouw verloren. Maakt u zich niet onge rust, ik heb haar inmiddels weer terug gevonden. Maar op het moment zelf was het toch even een ongewone sensatie. Het gebeurde ook zo plotseling, zo zónder enige merkbare aanleiding. Als ik haar nu niet meer had gevonden en de rechter zou mij over een paar maanden vragen: „Ver dachte, waaróm bent u uw vrouw ver loren", dan had ik daar echt geen antwoord op geweten. Het ene ogenblik had ik haar nog, het volgende ogenblik was zij spoor loos, ofschoon dat laatste maar langzaam tot me begon door te dringen. Het begon allemaal in de bioscoop. Of eigenlijk, daar begon nog helemaal niets, maar daar waren we eerst naar toe gegaan en dit verhaal moet toch een mooi, afge rond begin en eind hebben. Goed, we zaten in de bioscoop en we zagen.al slaat u me dood, dan weet ik niet meer hoe het ding heette of waarover het ging. Zo'n soort film, weet u wel? Om kwart over negen stonden we weer op straat. We be sloten een kop koffie te gaan drinken in het etablissement aan de overkant. We gingen binnen en vonden zonder moeite een tafeltje. Bijna onmiddellijk daarop moest ik even weg, als u begrijpt wat ik bedoel. Drie minuten later was ik terug en toen was mijn vrouw weg. Even haar neus poeieren, veronderstelde ik en nam het avondblad op, dat een vorige gast wel willend had achtergelaten. De kelner be loofde mij twee koffie te zullen brengen. Een paar minuten later stond die koffie er ook. Mijn vrouw was er nog niet, maar iedere man weet dat het poederproces wel eens wat langer kan duren. Tien minuten later zat ik nog alleen. Ik verbaasde me daar licht over, maar vond toch nog geen reden voor ongerustheid. Dat kwam pas na een kwartier. Ik keek op mijn horloge en rekende uit hoe laat de bioscoop afgelopen was geweest en hoe lang geleden we dus al binnen waren ge komen. Dit was toch wel wat erg lang. Misschien was ze onwel geworden, dacht ik. Men leest soms van die dingen in de krant. Maar het is toch ook zo gek om aan de kelner te vragen of hij eens in de af deling „Dames" wil kijken om te zien of er iets mis is. Ze kan best een vriendin aan het opbellen zijn, suste ik mijzelf en dan is dat kwartier toch niet zo erg lang. Ik ging verder met de krant. Er gingen weer tien minuten voorbij. Het werd moeilijk om de aandacht bij de krant te houden. De ongerustheid was er nu echt. Dit werd toch wel wat al te'dwaas. Maar wat doet de man in zo'n geval? Ik had geen precedenten in mijn herinnering om als leidraad in der gelijke situaties te dienen. En je wilt toch ook maar niet meteen een scène maken in een publieke gelegenheid dan komt je vrouw net terug en kijkt je verbijsterd aan over de gekke dingen, die je gedaan en gezegd hebt. En dan blijven alle andere mensen je verder aanstaren tot je weg gaat. „Die is ook niet erg zeker van zijn vrouw", hoor je ze denken. Mijn kopje koffie was al lang op, dat van haar zou nu wel steen koud zijn. Maar na een half uur vond ik, dat de knoop toch moest worden doorgehakt. Ik stond resoluut op en liep naar het buffet, waarnaast zich de deur „Dames" bevond. Ik naderde het buffet van links en op dat zelfde moment kwam mijn vrouw van rechts op het buffet aanhollen. Ze keek ongerust. Toen zagen we elkaar. Dit is de ontknoping. De spanning was afgelopen. En de verklaring was eigenlijk zo simpel. Zij was helemaal niet weg ge weest. Ik was alleen naar het verkeerde tafeltje teruggelopen, nadat ik even was weg geweest. Zij had voortdurend aan de andere kant van de kapstok gezeten. De kapstok hing vol met zware natte jassen. Hoewel we voortdurend vrijwel rug aan rug hadden gezeten, hadden we elkaar niet kunnen zien. We zijn samen naar haar ta feltje terug gelopen. Vóór haar stond een leeg koffiekopje, voor de andere stoel stond een vol kopje koude koffie. Ik heb tenslotte vier kopjes koffie moe ten afrekenen. Twee gulden tien, in. Maar enfin, daar had ik mijn vrouw dan ook voor teruggekregen. Toch niet duur, eigenlijk. A. S. H. Iedereen die inziet dat spelen de mens ten verderve voert, zal zich verheugd heb ben bij het lezen van het be richt dat hierbij nog eens is afgedrukt. Spelen is het ge vaarlijkste, verfoeilijkste wat men doen kan. Spelen is de ondergang van het Romeinse rijk geweest, zoals iedereen zich zal herinneren. Brood en spelen bezegelen het lot van Rome en er moet worden bij gezegd dat het brood daartoe in veel mindere mate bijdroeg, ofschoon het uiteraard ook funeste gevolgen had. Aangezien in onze moderne tijd het brood nagenoeg on gevaarlijk is geworden en men het zij het met mate zonder gewetensbezwaren nut tigen kan, blijft het spelen over. Toen onlangs bij een genoeglijke limonade-met koekjes-bijeenkomst te mijnen huize een mijner kennissen met huiveringen afwijzend reageerde op het voorstel, een potje te ganzeborden, moesten wij de standvas-tig'e houding van deze heer allen eenstem mig bewonderen. Wij werden er stil van. Deze man wist waar hij stond en wilde daar blijven staan. Dat was flink. Hij had gelijk. Het begint met ganzeborden en het eindigt met Baarle-Nassau. Laatst kwam ik hem weer tegen. Nog altijd even flink. Dat was op Duindigt. Hij liep met rode bonnetjes van de In de nacht van dinsdag op woensdag hebben leden van de Nederlandse rijkspolitie en de Belgische rijkswacht een drietal speelclubs in de Belgische enclave Baarle-Nassau opgerold. Al het aanwezige speelgerei werd in be slag genomen. rauss mede, ijn over de aanzien van de politiebewaking in de tu.inel zal de gemeente Velserv hoogst waarschijnlijk eveneens verantwoordelijk zijn onder m££i za1.de bediening vaqjje n redacteur de Velser tj r het Noordj terdam staat-bewa De bouw ge zal. zo den op van de 1. zo VI p de c ccrjj Toto in zijn hand. „Ik dacht, kom dacht ik, ik moet toch eens zien hoe dat wedden in zijn werk gaat", zed hij. „De techniek van het ge val interesseert mij, begrijp je? Ik hoor altijd zoveel be zwaren tegen de Toto en nu wil ik eens op de hoogte komen, zodat ik er over kan meepraten. Verder niets, na tuurlijk". Ik vroeg hem op wie hij gewed had. „Och, ik weet het niet Kikuro geloof ikJa. Ku- kiro. Doet er trouwens niet toe. Ik weet nu hoe het geval letje werkt". En hij scheurde de bonnetjes voor mijn ogen in snippers met een devoot lachje. Ik zag hem bij het einde van de race. Kikuro won natuurlijk glansrijk. Hij lachte opgewonden, als een man die met gebonden handen tegenover zijn bitterste vijand staat. Hij lachte zoals het dappere schooljongetje lacht, wanneer de onderwijzer hem zijn mooiste knikker afneemt. Hij lachte ook als Paljas, die ervoor betaald wordt maar eigenlijk "liever zou huilen. Spelen is een riskante bezig heid, niet alleen omdat men altijd een kansje loopt dat men verliest, maar vooral om dat het zo verleidelijk is dat men er niet mee kan ophou den. De dobbelstenen zijn ste nen des duivels. Bovendien rollen ze altijd op cijfers die men niet nodig heeft. Maar in Baarle-Nassau is het spelle- tjesspelen voorlopig uit. Daar is alles, wat met gokken te maken heeft, nu opgerold. Dat is een goede maatregel. Op rollen. Daar komt men het verste mee. Niet verbieden, niet uitroeien, niet in beslag- nemen, geen woorden over vuil maken gewoon oprol len. Daar hebben de overtre ders gloeiend, het land aan. Plet kan hun niet schelen dat de politie aan huis komt, en dat hun spullen worden weg gehaald, of dat zij met hun klanten worden gearresteerd. Dat kan hun eigenlijk niets schelen. Maar als ze worden opgerold, dan kunnen ze toch zo ellendig nijdig worden. Wie dat uitgevonden heeft, moet geëerd worden als een van de koenste en verstandigste ver dedigers van wet en zeden. Vroeger haalde het allemaal niets uit, wat de politie deed. Gokclubs werden ingevallen, leeggehaald en op slot gedaan. Exploitanten werden gevangen gezet en beboet. Resultaat: Twee maanden later was het weer hetzelfde. Maar tegenwoordig worden ze opgerold. En geen exploi tant waagt het meer, nog eens 4e beginnen. Welnee. Zij gaan n de handel of nemen een schriftelijke cursus boekhou den en handelsrekenen Prak tijk V.v.L. M.O. akte B3. Daar verdienen ze een eerlijke boterham mee. Noem hun het woord „gokken" zij reage ren niet. Zeg „hazard" tegen hen geen spier beweegt. Maar fluister eens „oprollen" in hun oor en ze vliegen op, barsten los, worden rood, val len flauw en krijgen shocks. Neen. Oprollen is een uit stekend middeltje. Het wordt ook toegepast op andere tak ken van verboden nijverheid, voorlopig nog op beperkte schaal. Onder het oprollen vallen totnutoe nog slechts dievenbenden, valsemunters- eenheden, smokkelaarseska ders en spionage-gezelschap- pen. Vermoedelijk zal de politie er eerlang wel toe overgaan, het oprollen ook voor andere misdrijven in het uitzicht te stellen, doch voor lopig heeft men gemeend het hierbij te laten. Vooral ook, omdat oprollen een tamelijk kostbaar en tijdrovend karwei is, waarbij veel vaardigheid en vakbekwaamheid vereist wordt. Ik heb een boekje gekocht „Hoe rol ik zelf op", een handleiding voor de amateur uiteraard, met enkele eenvou dige handgrepen en rijk ge ïllustreerd. Voor lastige kin deren is het amateur-oprollen wel bruikbaar, want mijn resultaten op dit gebied zijn werkelijk aardig. Het boekje wordt hierbij warm aanbe volen, doch met de ernstige waarschuwing het niet te laten slingeren. Want als slimme kindertjes het in handen krijgen, loopt men de kans dat het uitdraait op: „Hoe wordt ik zelf opge rold". B. Agteran

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 16