Beóimt van Florence de victorie?
PRIJSVRAAG
VAN WELKE SCHILDERIJEN
ZIJN DIT FRAGMENTEN?
SPEURTOCHT NAAR SCHILDERIJEN
uit het Frans Halsmuseum
"4
h K
■01
Fraaie boekwerken en
vele reprodukties
als beloning
Voor het einde van het jaar hebben wij een prijsvraag
samengesteld, die naar wij oprecht hopen de deelnemers
niet ten einde raad zal brengen. Integendeel: wij rekenen op
vele inzendingen. En wij niet alleen, want ook de directie van
het Frans Halsmuseum te Haarlem, die het initiatief nam en
aan de voorbereiding meewerkte, is ten zeerste benieuwd naar
het resultaat. Wat u moet doen om voor de beschikbaar ge
stelde prijzen (zie hiervoor de tegenoverliggende pagina) in
aanmerking te komen, lijkt misschien eenvoudiger dan het is,
maar kan een dubbele voldoening schenken: het winnen van
een waardevolle beloning en de diepere kennismaking met
meesterwerken der schilderkunst. Om dit laatste gaat het ons!
Hier volgt om te beginnen de opdracht.
Op deze en de volgende bladzijde van
„Erbij" vindt u in totaal twaalf genum
merde reprodukties van gedeelten van
schilderijen. De vraag, die wij aan onze
lezers voorleggen, luidt: van welke schil
derijen, die zich alle aan de wanden van
het genoemde museum bevinden, zijn dit
fragmenten? Bij de beantwoording dient
tevens de naam van de schilder te wor
den opgegeven. Bij de speurtocht langs de prachtige verzame
ling zal men bemerken, dat bij alle kunstwerken in het mu
seum duidelijke namen zijn aangebracht. Eventueel kan men
natuurlijk ook de catalogus van het Frans Halsmuseum raad-
plegenL Voor nadere inlichtingen wende men zich ndet tot
de directeur of diens assistenten, maar alleen tot de bureaulist
bij de ingang.
U behoeft niet bevreesd te zijn, dat deelneming aan deze
prijsvraag u op kosten jaagt. Op de voorpagina van deze afle
vering van „Erbij" vindt men een bewijs van kosteloze toegang
tot het Frans Halsmuseum, waarvan men in de periode van
half december tot nieuwjaarsdag zo vaak gebruik kan maken
als men wil. Voor kinderen beneden de leeftijd van vijftien
jaar geldt de beperking: alleen onder geleide. Deze voordelige
regeling kon getroffen worden dank zij de medewerking van
de wethouder voor Kunstzaken van de gemeente Haarlem.
De dubbele bedoeling van onze prijsvraag zal nu wel duide
lijk zijn. Enerzijds hebben onze lezers aan het oplossen een
plezierige bezigheid, die mogelijk tot verrassende ontdekkin
gen van onvermoede schoonheden zal leiden. Anderzijds hopen
wij hiermede het bezoek van inwoners van Haarlem en in
ruimere zin van Kennemerland aan het onvolprezen museum
te stimuleren. Niet dat het museum over de omvang van het
bezoek heeft te klagen, geenszins. In 1953 kwamen er 64.440
belangstellenden, een recordcijfer, dat mede door de avond
openstelling ter gelegenheid van Flora en „Lichtstad" werd
veroorzaakt. In 1954 was het totaalcijfer 58.061, in 1955 maar
iets minder, namelijk 57.521. Gedurende drie kwartalen van
dit jaar werden er reeds 58.149 kijkers
geboekt! Het opvallende hierbij is ech
ter het grote percentage (zeventig tot
tachtig!) aan buitenlanders hierbij. Als
men in aan aanmerking neemt dat een
belangrijk deel der bezoekers uit andere
steden komt, dan blijkt wel hoe gering de
plaatselijke toeloop is. Het is mede de be
doeling door middel van deze prijsvraag
het Frans Halsmuseum dichter binnen de
sfeer der belangstelling van stadgenoten
en omwonenden te brengen. U zult ons
voor deze aansporing dankbaar zijn. En
u maakt een kans op een der uitgeloofde
prijzen, indien u erin slaagt op te geven
van welke schilderijen van welke mees
ters wij fragmenten in reproduktie heb
ben afgedrukt.
Laat u intussen door de grootte der fo
to's niet misleiden. Sommige der gekozen
details zijn door ons vergroot en andere
verkleind. Het formaat van de foto's is
geen aanwijzing voor de verhouding van
het uitgezochte fragment tot het geheel.
Met enige goede wil en speurzin zal
iedereen echter ongetwijfeld de oplossing
kunnen vinden. Deze moet worden inge
stuurd per brief of briefkaart (zie obk
elders op deze pagina) met onder elkaar
steeds achtereenvolgens: het nummer van
de foto, de titel van het kunstwerk en de
naam van de schilder. Om een voorbeeld
te geven: 1. Stilleven met fazant door
Frans van Heemstra, daaronder: 2. Ge-
^.ich op Dordrecht door Pieter Wijnands,
enzovoorts. Titels en namen van deze
voorbeelden zijn gefingeerd. Het is aan u
om de goede aan de
weet te komen.
Veel succes en veel
plezier van uw
werk.
Inzendingen dient
men voor of op 5
januari 1957 per
brief of briefkaart
te richten aan onze
bureaus in Haarlem
of IJmuiden, onder
vermelding „Schil
derijenprijsvraag".
Zij zullen door de
heer II. P. Baard
(directeur van het
Frans Halsmuseum)
samen met onze
kunstredactie wor
den beoordeeld. De
uitslag wordt op 12
januari in „Erbij"
gepubliceerd.
1
i
1 -n -
daar hij jarenlang hoogleraar te Groningen is geweest, heeft
aan het communistische blad „Unita" geschreven, hoe hij in de
jaren dat hij directeur-generaal van de schone kunsten is ge
weest, een soortgelijke uittocht van kunstwerken heeft weten te
voorkomen. Hij herinnert eraan hoe de fascistische regering in
1939 een groot aantal der vermaardste werken, zoal9 „De ge
boorte van Venus" van Botticelli, op tournee naar Amerika
stuurde, om daarna, gezien de schade die de schilderijen hadden
geleden, in het andere uiterste te vervallen en een wet af te
kondigen waarbij het uitlenen van onverschillig welk kunstwerk
verboden werd. Die wet werd na de oorlog vervangen door een
andere, die veel soepeler is.
In 1946 zou Italië zijn dankbaarheid aan de bevrijders tonen
door een grote tentoonstelling van kunstwerken in buitenlandse
hoofdsteden. Bianchi Bandinelli verzette zich er tegen en wist
het zo ver te brengen dat de zaak voor de ministerraad kwam.
Wat bleek? Alleen Graaf Sforza, de minister van Buitenlandse
Zaken was er voor. Dat is met deze reizende tentoonstellingen
niet zelden het geval. Ministers van Buitenlandse Zaken ge
bruiken de oude meesters, die toch niet protesteren kunnen, als
„goodwill-ambassadeurs". Een comité van heren, in wier leven
lintjes en ridderkruisen belangrijker zijn dan de eerbied voor de
oude werken, die elke generatie slechts in bewaring heeft om ze
zoveel mogelijk ongeschonden aan het nageslacht over te dragen,
roert de grote trom en de expeditie begint. „Rustig aan de
wanden van een goed-ingericht museum laten hangen!" zei ons
eens een bekende Nederlandse museumdirecteur, toen wij zijn
mening vroegen over dit soort culturele uitwisseling.
In Amerika had men de bedoeling Italië en de Italiaanse cul
tuur speciaal te willen huldigen met deze tentoonstelling. Waar
schijnlijk zou men het hier echter veel meer op prijs stellen,
wanneer de Amerikanen verklaarden er van af te zien. In onze
tijd is, juist voor Amerikanen, zelfs voor Amerikaanse arbeiders
die eventueel belang stellen in oude kunst, een reis naar Italië
iets dat binnen de grenzen van het bereikbare ligt. En zo niet,
dan zullen zij genoegen moeten nemen met de kunstwerken (en
die zijn talrijk en belangrijk genoeg) die eigendom zijn der
musea van New York en Washington.
Het is treurig te moeten vaststellen, hoe in de laatste decennia
meer schade is toegebracht aan wat het verleden ons heeft
nagelaten dan vroeger in eeuwen gebeurde. Wij zinspelen niet
alleen op de oorlog, die gehele steden met al hun cultuur
schatten van de aarde heeft weggevaagd, maar op de zinloze
doorbraken, op het slopen en verbouwen van oude bouwwerken,
op de ongehoorde schade die het zogenaamde snelverkeer, waar
geen mens ter wereld gelukkiger door is geworden, toebrengt
aan het enige, waarachtig waardevolle bezit der mensheid, de
overgeleverde cultuur. Het dolzinnige rossen en rijden in Rome
heeft tot gevolg dat alle antieke Romeinse monumenten sinds
enkele jaren bouwvallig zijn. Het Colosseum, dat nog een onbe
perkt aantal eeuwen zou kunnen trotseren, moest in allerijl ver
sterkt worden met cement-injecties, daar er reeds herhaaldelijk
grote brokstukken naar beneden zijn gevallen. Het verkeer zal
moeten worden omgelegd, maar niemand weet hoe. De triomf
boog van Constantijn de Grote stond op instorten en kon nog
juist worden gered. Andere antieke resten vervallen met de dag.
En hetzelfde geldt voor de paleizen uit renaissance en barok,
die niet bestand blijken tegen het onafgebroken sidderen en
trillen van de bodem. De moderne huizen zijn dat natuurlijk nog
veel minder, maar daaraan is vooral in Rome niet veel verloren.
Wat nog overeind staat, wordt op de meest barbaarse wijze ont
sierd door reclame, die de doorsneeburger niet leest en waaraan
de kunstgevoelige zich ergert. De pleinen en straten hebben hun
architectonische waarde totaal verloren door deze gesels van
onze tijd, de automobiel, de motorfiets en de scooter. Alles is in
parkeerterrein herschapen. Rome is waarschijnlijk wel de stad,
waar dit gemis aan alle eerbied voor het verleden en voor de
schoonheid van het oude stadsbeeld het sterkst is, maar geen
stad of dorp in de zogenaamde beschaafde werelddelen ontkomt
er aan. Uit wat voor de cultuurloosheid en het vandalisme van
onze tijd nog veilig zou kunnen zijn: de kerkinterieurs en de
musea, wordt van alles meegesleept in de roes van wie zich
„modern" wanen. De pastoors menen dat zij hun kerken ver
fraaien, wanneer zij neonbuizen met rood en blauw licht aan
brengen op barokke altaren, waarvan het kleurige antieke
marmer werd opgesteld door architecten en beeldhouwers met
het meest verfijnde kleurgevoel. En de museumdirecteuren zijn
er niet zelden trots op wanneer zij in de catalogus van hun
verzameling kunnen vermelden hoeveel keer zij wel de moed
hebben gehad het door niets te vervangen, kostbaarste nationale
eigendom bloot te stellen aan alle denkbare gevaren en in welke
steden zij de kunstwerken, die zij geacht worden te behoeden
en te bewaren, zo al hebben tentoongesteld.
Wij hopen van harte dat de actie der Florentijnen althans aan
dit vermijdbare euvel voorgoed paal en perk zal stellen.
Zoals men uit de voorschriften voor de
prijsvraag, gepubliceerd op de vorige pa
gina, begrepen zal hebben, behoeft men
voor de oplossing van de gestelde vragen
beslist geen kenner van de beeldende
kunst te zijn. Iedereen, die over voldoen
de speurzin en animo beschikt, zal de ge
reproduceerde voorstellingen op de oor
spronkelijke schilderijen kunnen ontdek
ken. Wij hebben gemeend er goed aan te
doen onze lezers over te halen ook eens
in een andere omgeving te pogen een
raadsel tot oplossing te brengen.
Voor de moeite van het deelnemen aan
de prijsvraag „Speurtocht naar schilde
rijen" wordt u niet beloond met een bloe
menhulde, zoals op de afbeelding hier
naast wordt gesuggereerd. Maar wel zijn
er fraaie prijzen door de directie van het
Frans Halsmuseum uitgeloofd: kostbare
boekwerken over beeldende kunst met
prachtige illustraties en een aantal ge
kleurde reprodukties van oude en moder
ne meesterwerken, zodat men een goede
kans heeft uit de grootste schatkamer van
Haarlem een bezit van blijvende waarde
mee naar huis te nemen!
(Van onze correspoiident in Rome)
HET PROTEST van de Florentijnse kunstenaars tegen het
plan om een veertigtal van de beste kunstwerken van de
Italiaanse renaissance naar Amerika te zenden om daar in twee
steden, New York en Washington, te worden tentoongesteld,
heeft veel groter gevolgen gehad dan de beeldhouwer Enrico
Sacchotti ooit had durven verwachten, toen hij burgemeester en
wethouders van Florence een proces wilde aandoen. Het is
overigens kenmerkend voor de schildersbent, dat hij daarmee
aan de verkeerde deur klopte. Het gaat niet om kunstwerken
van de gemeente Florence, maar om schilderijen en beeld
houwwerk uit de rijksverzamelingen, de Florentijnse Uffizi en
de „Galleria Palatina" niet alleen, maar ook de rijksmusea te
Venetië, Milaan, Perugia enzovoorts. Het protest had dus gericht
moeten worden tot de minister van Onderwijs en vooral ook tot
die van Buitenlandse Zaken.
Burgemeester La Pira heeft - zoals destijds gemeld werd -
onmiddellijk na zijn terugkeer van het congres der Christen
democratische partij een manifest tot de burgerij gericht, waarin
hij verklaarde contact te hebben opgenomen met de intendant
der musea in Florence (een rijksambtenaar) om de schilderijen
uit de kisten te halen en op hun plaats te brengen. De bedoeling
was dat op 30 oktober alle bijeengebrachte kunstwerken naar
Livorno zouden vertrekken om daar te worden ingescheept op
een Amerikaanse oorlogsbodem. De Amerikanen hadden ver
klaard dat de ruimte waarin ze zouden worden verstuurd „air
conditioned" was, zo goed als de musea waar ze zouden worden
tentoongesteld. Zij zouden verder voor fabelachtige bedragen
verzekerd zijn. De kunstenaars van geheel Italië en alle vooraan
staande kunsthistorici, van Bernard Berenson tot Bianchi Ban
dinelli, hebben er echter op gewezen dat dit laatste niets te
betekenen had. Het verlies van de „Madonna della Seggiola" van
Rafael, de „Minerva en de kentauer" van Botticelli of de grootste
mannenkop van Michelangelo, die als „Brutus" bekend staat, zou
door een aantal miljoenen, of dat nu lires of dollars zijn, niet
worden goedgemaakt. En ook de grootste voorzorgsmaatregelen
kunnen niet voorkomen dat oude schilderijen, die eigenlijk
levende, ademende organismen zijn, schade ondervinden door
elke verplaatsing. Temperatuurverschillen, onderscheid in de
vochtigheidsgraad van de lucht, zijn even nadelig als het
onvermijdelijke schokken en stoten tijdens het vervoer en bij
het pakken.
Men kan er zich slechts over verheugen, dat de bevolking
van Florence en nu ook die van geheel Italië de kat de bel heeft
aangebonden. Want wat als een protest van kunstenaars is
begonnen, groeide in korte tijd tot een volksbeweging met
stakingen der studenten, betogingen op de stadspleinen en zo al
meer. Professor Bianchi Bandinelli, in ons land algemeen bekend,