BIJBELUITLEGGING VOOR DE MIDDEN-ORTHODOXIE .Kerstmelodie k la Polonaise p t f Archeoloj onderzoek ft J. I I I 8 Bij de foto's Aanwinsten 1950-1956 Kruiswoordraadsel 11 ZonliUit Zewu, lo-Ui cUs frzyltn'lCjbua, MAANDAG 24 DECEMBER 1956 Commentaar op de Heilige Schrift HET VERSCHIJNEN van een nieuwe bijbelcommentaar is in ons land een ge beurtenis van groot belang. Het is een kost bare onderneming, waarvoor de jarenlange samenwerking van een aantal geleerden met verschillende kwaliteiten noodzakelijk is. Die samenwerking vereist een zekere gemeenschappelijke theologische visie, die tevens de signatuur bepaalt waaronder een bijbeluitlegging verschijnt. Het is ook een riskante onderneming, omdat in ons kerke lijk zozeer verdeelde land een bijbelverkla ring, die van een bepaalde kerkelijke rich ting stamt, door andere kerken afgekeurd zal worden. De rooms-katholieke kerk neemt bijvoorbeeld een streng afwijzende houding aan tegen over elke bijbelver klaring, die niet uit drukkelijk de bis schoppelijke sanctie heeft verkregen. An dere kerkgenoot schappen, die 'n min der formeel stand punt innemen, zijn niet minder streng in hun oordeel over bij beluitleggingen, die voortkomen uit een theologisch milieu dat niet het hunne is. Onbegrijpelijk is die houding niet, want een bijbelverklaring is de neerslag van het algemeen aanvaarde theologische denken in een kerkelijk milieu, op een ogenblik waarop zich dat in grote lijnen heeft geconsolideerd. De om standigheid dat verscheidene geleerden samen moeten werken is evenwel een waarborg dat extreme denkbeelden achter wege blijven en dat theologen, die zich niet kunnen schik ken naar een com promis, ongeschikt zijn voor het groeps werk, dat voor het samenstellen van een bijbelcommentaar vereist is. Hoe groot de invloed van een bijbelverklaring is, kan men afmeten aan het gezag dat de Kanttekeningen 'oij de Statenvertaling, die in 1637 voor het eerst verscheen in opdracht van de synode van Dordrecht, gedurende vele jaren hebben gehad. Deze vertaling, die werd uitgegeven op last van de Staten-Generaal, vond alge meen ingang en werd als de officiële erkend en aanvaard. Men kon toen spreken van een standaardbijbel. Omstreeks de jongste eeuwwisseling en vóór de eerste wereldoorlog kwam de Leidse vertaling, voornamelijk 't werk van Leidse hooglera ren, met inleidingen en aantekeningen tot stand, die gebaseerd was op de toenmalige' moderne theologische richting in de Neder landse Hervormde Kerk en op veel weerstand stuitte bij de confessionele groe pen. Tijdens en na de eerste wereldoorlog verschenen als reactie daarop van gerefor meerde zijde: „Tekst en Uitleg" en de „Korte Verklaring der Heilige Schrift" in een groot aantal afzonderlijke deeltjes. Dit zijn nog maar de voornaamste bijbelver- klaringen-met-commentaren, in ons land verschenen. Bij alle verschillen, die daar uit blijken, is het verheugend dat de mees- De namen van de hoogleraren, die bij dit artikel afgebeeld zijn, luiden - van boven naar beneden - H. A. Brongers, Th. Vrie zen, J. de Zwaan en W. C. van Unnik. te protestantse kerken hebben meegewerkt aan de totstandkoming van de nieuwe ver taling van het Neder lands Bijbelgenoot schap, die vrijwel algemeen wordt aan vaard en in plaats van de Statenverta ling, voortaan de stan daardbijbel wordt. De „Commentaar op de Heilige Schrift" die, na in negen tien afleveringen verschenen te zijn, thans in boekvorm bij H. J. Paris in Am sterdam is uitgekomen kwam in vijftien jaar op initiatief van twee niet-theologen, die inmiddels overleden zijn, de eindredac teur dr. J. A. Vor der Hake en de uitgever J. H. Paris tot stand. In onderscheiding van de gereformeerde commentaren is deze samengevat in één bundel en wordt voor volledige tekst naar de vertaling van het N.B.G. verwezen. Met de Leidse vertaling heeft deze de inleidingen gemeen, die zo wel aan het Nieuwe als het Oude Testa ment voorafgaan. Men kan haar als een correctie en een voortzetting daarvan zien, hoewel dev.e verklaring kennelijk op de midden-orthodoxie in de Nederlands Her vormde Kerk is afgestemd. Er zijn mede werkers die gelden als orthodoxen en anderen die men vrijzinnig noemt. Sommi gen staan duidelijk onder de invloed van de theologie van Karl Barth, wiens nieuwe visie op de bijbel tot een doorbraak heeft geleid in het theologische denken in het Nederlandse protestantisme. De inleidende artikelen en de commen taren zijn zo zorgvuldig gesteld, dat men niet anders aan de grootste bewondering kan hebben voor de samenstellers. De tekstcritiek komt ten volle tot haar recht en men krijgt een goede indruk van de moeilijkheden waarmee de vertalers, in het bijzonder van .het Oude Testament, te kampen hebben. In vele gevallen wordt er een afwijkende vertaling van die van het N.B.G. aanbevolen. De moeilijkheden lig gen vooral in de uitleg en in de schrift- critiek, die vrijzinnigen misschien niet ver genoeg doorgevoerd zullen vinden, waar tegenover staat dat de toelaatbaarheid van deze methode in rechtzinnige kringen al bij voorbaat wordt afgewezen. In hun hoofdopzet, de bijbel beter ver staanbaar te maken voor leken, zijn de op stellers volkomen geslaagd. In de inleidin gen worden allerlei wetenswaardigheden geboden over de bijbel: uitlegkunde, tekst en canon, over Palestina: aardrijkskunde, geschiedenis en archeologie, over Israel: godsdienst en profetie en er is een aparte beschrijving van de apocriefen en pseudo- pigrafen en de Joodse religie in de over gangstijd van het Oude naar het Nieuwe Testament. De medewerkers voor het Oude Testa ment zijn: H. Th. J. én H. W. Obbink, J. Schoneveld, W. J. de Wilde, A. H. Edel- koort t, A. R. Hulst, H. A. Brongers, F. M. Th. de Liagrè- Böhl, B. Gemser en Th. C. Vriezen. Voor het Nieuwe Testament zijn het: W. S. van Leeuwen, W. C. van Unnik, J. H. Stelma en J. de Zwaan. Wij hadden de afzonderlijke artikelen en commentaren graag ondertekend gezien. Nu kan men de namen van de schrijvers alleen in de inhoudsopgave vinden, hetgeen bij een boek van een dergelijke omvang op dundrukpapier een bezwaar is. Voorts kan men bij verschillende auteurs verschillende spellingen vinden. Eén van hen veroorlooft zich zelfs af te wijken van de officiële be namingen door Hozea en Jesaia te schrij ven. Naast elkaar kan men bijvoorbeeld ook kanon en canon of apocrief en apokrief aantreffen, hetgeen de eindredacteur toch had moeten voorkomen. Verschil van mening is mogelijk, maar een consequente keus verdient toch de voorkeur. Afgezien van deze kleine onvolkomenheden is deze bijbelcommentaar in alle opzichten een voortreffelijk werk. A.B. Dezer dagen had het A.N.P. een onder houd met prof. dr. H. Brunsting over de deze zomer door hem op Kreta verrichte opgravingen. Prof. Brunsting, die buiten gewoon hoogleraar in de archeologie aan de vrije universiteit in Amsterdam en conservator aan het Rijksmuseum van oudheden in Leiden is, deed deze opgra vingen samen met prof. Marinatos, hoog leraar aan de universiteit van Athene en directeur van de Griekse archeologische dienst. Voor de expeditie van beide hoog leraren hadden de Nederlandse organisa tie voor zuiver-wetenschappelijk onder zoek en het archeologisch genootschap van Griekenland subsidies beschikbaar gesteld. Na aankomst op Kreta verdeelde de ex peditie zich in twee groepen. Prof. Brun sting, die vergezeld was door een Amster damse en een Leidse student, ging graven in Archanes, een plaaats ten zuiden van het bekende Knossos, waar volgens de Griekse mythe koning Minos resideerde en waar de Engelse architect Evans in 1900 het Minoïsch paleis ontdekte en opgroef. Prof. Marinatos, die vergezeld was door zeven Griekse studenten, koos als plaats van opgraving Vathypetro waar hij en kele jaren geleden een Minoïsch paleisje bloot legde en waar ook prof. Brunsting verleden jaar aan een na-onderzoek deel nam en de grot van het Ida-gebergte, waar volgens de mythologie Zeus zou zijn opgevoed. Het onderzoek in deze grot, waar, naar thans bleek, ook in de Mi- noïsche tijd inderdaad een Zeusverering is geweest, leverde voor de archeologie goede resultaten op. De Kretenzers be weerden vroeger, dat Zeus niet alleen op hun eiland geboren zou zijn, maar daar ook begraven zou liggen. Tussen twee haakjes zij vermeld, dat zij wegens de laatste bewering voortaan als leugenaars worden gebrandmerkt:. Een van de plaat sen, die men als Zeus- graf aanwijst is de berg Jouktas bij Heracleion, die het pro fiel van een man heeft en althans in de vijftiende eeuw aan een reiziger als het graf van Zeus werd aangewezen. Op de top van die berg liggen namelijk de res ten van een heiligdom uit de bronstijd, een cultuurperiodie, die men op Kreta de „Mi- noïsche" noemt. Het is evenwel niet zeker of dit het beroemde Zeusgraf is geweest: er blijven nog steeds andere mogelijk heden over. Vandaar dat prof. Brunsting in Archanes, dat aan de voet van de Jouktas ligt. een van die andere mogelijk heden is gaan onderzoeken. Mmeumberichten In het Maritiem Museum „Prins Hen drik" in Rotterdam zal van 23 december tot en met 27 januari een tentoonstelling wor den gehouden van „Aanwinsten 1950 1956". Dit zijn onder meer een grote wereld kaart van Frederik de Wit uit omstreeks 1680, een kaart van Tartarije door Nicolaas Witsen uit 1687, een tiendelige Spaanse wereldatlas, uitgegeven door Joan Blaeu én een vierdelige' Spaanse wereldatlas, uitge geven door zijn concurrent Joh. Janssonius, beide uit omstreeks het midden van de zeventiende eeuw. Verder enkele scheeps modellen, afbeeldingen van oude schepen van de HollandAmerika-lijn, schilderijen, aquarellen en tekeningen uit de drie laatste eeuwen. Het rijksmuseum Meermanno-Westrenia- num in Den Haag, dat een zeer belangrijke collectie handschriften en incunabelen be vat alsmede Egyptische en Romeinse oud heden, zal nog meer een museum van het boek gaan worden. Daartoe zullen de vier in het museum aanwezige woonvertrekken worden ontruimd. Het museum krijgt be halve centrale verwarming ook een nieuwe lichtleiding. Als deze werkzaamheden, die een voorlopige sluiting van het museum noodzakelijk maken, beëindigd zijn, zal er ook de collectie bibliofiele uitgaven in wor den ondergebracht, die jhr. Rademacher Schorer aan de koninklijke bibliotheek heeft vermaakt. vAn HET kerstfeest in Polen, voor zover het zich weerspie gelt in zijn volksmelodieën, weten wij weinig af. En de politie ke toestanden van de laatste jaren zijn zeker niet bevorderlijk geweest om daar verandering in te brengen. Eer kan men ver moeden dat er heel wat verstikt is wat van oudsher tot de vrome volksgebruiken behoorde. Wanneer het licht der vrij heid voor het ongelukkige land echter weer zal opgaan, zal het Poolse volk op zijn onvervreemdbare nationale ritmen, die als uit hun taaleigen gesmeed zijn, opnieuw de liederen zingen die de voorouders in vrediger en gelukkiger tijden gedicht hebben. Poolse ritmen, de voor de opdringende Russen in 1330 uitge weken Chopin heeft ze wereldkundig gemaakt. Voor zover zijn muziek Pools is, heeft zij dit hoofdzakelijk aan de cadansering van zijn Polonaises, Masoereeks, Koejawiaks en Obereeks te danken. De hartstochtelijke liefde voor zijn land deed hem steeds 't Zonlicht had zijn glans verloren, Toen de englen 't Gloria zongen En Heer Jezus werd geboren Om de wereld te verjongen, Arme lieden, schaamte horden, Wilde Hij zijn meêlij tonen. En het Woord is Vlees geworden Om voortaan bij ons te wonen. 't Eeuwig oord der zaligheden Heeft Hij voor ons prijs gegeven Om op aarde hier beneden, Kind van God, als mens te leven. Needrig voorbeeld voor wie morden, Wilde Hij zichzelf onttronen. En het Woord is Vlees geworden Om voortaan bij ons te wonen. Godlijk Kindje, hef uw handen, Geef ons allen nu Uw zegen, Spreid Uw vreê over onze landen, Schenk ons voorspoed allerwegen, Wil ons met uw kracht omgorden, Altijd in ons harte tronen, Nu het Woord is Vlees geworden Om voortaan bij ons te wonen. naar deze karakteristiek van de Poolse volksmuziek grijpen. Het was bij hem geen folkloristisch spelletje, maar de liefde voor het vaderland, de haat tegen de verdrukker, die zijn fantasie bevruchtte. Hij was in Stuttgart, toen hij de val van Warschau vernam. De hortende zinnen in zijn dagboek getuigen van de radeloze stemming die hem toen overheerste: „Wat gebeurt er met C. Waar is zij? Ha, de Moscoviet worgt, schendt, doodt haar o, lieve, kom bij mij, ik zal je tranen drogen en de won den van het heden genezen door herinneringen op te roepen aan het verleden, toen er nog geen onmenselijke Moscovietenlegers waren Heb je een moeder? Ach, ik heb een zo goede moeder! Of misschien heb ik haar niet meer, misschien heeft de Mosco viet haar reeds vermoord!" Heftiger nog dan in deze haastig neergekrabbelde ontboeze mingen drukte Chopin zijn zielsbewogenheid in die dagen uit in de muziek die hij toen componeerde: de Revolutie-Etude, de Tweede Prelude en het Scherzo no. 1. Hier zijn het echter geen nationale dansritmen, die de karakteristiek bepalen. Het jeug dige genie putte hier uit zichzelf om zijn hartstocht, zijn wan hoop en zijn liefde voor wat hij achterliet muzikaal gestalte te geven. Behalve dan daar, waar hij in het radeloze Scherzo het contrast zocht in een herinnering aan vrediger dagen en hij daar toe de sfeer van het kerstfeest opriep, de innige sfeer van de kerstnacht in zijn oude land. Tussen de stormende notenlawines, die van de verwoesting en van haat spreken, ervaren wij daar plotseling de coïncidentie van het kerstgebeuren: „Vrede aan de mensen van goede wil" in een teder wiegelied voor het pas geboren Godskind. Was dit een bestaande kerstmelodie? Waarschijnlijk niet, maar Chopins fantasie zal hier de sfeer wel opgeroepen hebben waar mee hij van zijn kinderjaren af vertrouwd was, zoals hij ook de Poolse volksdansen al jong had leren kennen. DE HERINNERING aan het kerstfeest in dagen van vrede had Chopin echter nog een geheel andere toon kunnen doen aan slaan, indien het hem niet om een bijzonder sterke contrastwer king was te doen geweest, waarbij slechts uitersten het beoogde effect konden bereiken. Want het is zeker dat de Polen in zijn tijd bijzonder geporteerd waren voor een nationaal kerstlied, dat ritmisch en melodisch volkomen een danswijze a la Polonaise mocht heten en wellicht juist daardoor bijzonder in de gunst was. De vrome woorden van dit lied, die ik hierbij zo goed mo gelijk in onze taal heb trachten weer te geven, zouden niet doen vermoeden, dat zij op een strak gehouden ridderlijke polonaise melodie gezongen werden. Ik heb wel eens gelezen dat het een traditioneel volksgebruik geweest is met deze polonaise-kerstzang staande gezongen door de hele gemeente de kerkelijke plechtigheden van de kerstviering te openen. En waarom ook niet, als dit lied tezamen met hun religieuze sentimenten ook hun nationale gevoelens door natuurlijke ritmische impulsen kon bevredigen! Het zij de Polen in vrede en vrijheid gegund bij deze traditie weldra weer aan te knopen. Jos. de Klerk „Zo één. zei Deelje elke avond en ze wees naar de lucht, waar een klein zilveren sterretje nog helderder blonk dan de anderen, die veel groter waren. „Die wil ik in de kerstboom", fluisterde ze en dan ging ze slapen. Als ze naar school ging, keek ze in alle etalages of ze daar niet zo'n zilveren ster voor de kerstboom zag. En ja, op een woensdag middag zag ze hem in een vreemde straat ver van haar huis op een bedje van witte wattensneeuw liggen. Even stond ze stokstijf stil. toen zette ze het op een lopen naar huis. „Vader! Moeder! Ik heb hem gezien...." hijgde ze Haar vader en moeder keken verbaasd op. „Wie heb je dan toch gezien?" vroe gen ze. „De ster, de zilveren ster die ik hebben wilde. O, gaat u toch mee. laten we hem dan toch gaan kopen. Het is precies de ster die we elke avond zien". „Morgen", fluisterde ze die avond te gen de zilveren ster hoog in de lucht, „morgen heb ik net zo'n ster als jij bent. We hangen hem op de mooiste plaats in de kerstboom, hoor!" Maar de volgende dag kwam het er ook niet van. Na schooltijd moest Deetje naar pianoles en vader kwam pas laat thuis. Deetje begreep dat het niet ging: de straat was zo ver en de winkel mis schien al dicht als vader en zij er aan kwamen. „Morgen", fluisterde ze weer, „mor gen krijg ik kerstvakantie, dan heb ik de hele middag om de straat terug te vinden en om jou te kopen". „Nou vooruit dan", zei moeder de vol gende dag en ze moest lachen, toen ze zag wat een haast Deetje opeens kreeg. Ze holde naar haar kamertje, nam het dikke stenen varken van de soeelgoed- kast en schudde de kwartjes, dubbeltjes en centjes er boven de deken op haar Op de horizontale rij hokjes bij 4, 3 en 14 komt een wens te staan, als je dit kruiswoordraadsel goed invult. Hori zontaal (van links naar rechts) komen woorden van de volgende betekenis: 2: hoog bouwwerk; 4: plezierig; 7: rivier in Italië; 8: op 25 en 26 december vie ren we het .feest; 11: poes; 13: hoor je mee; 14: is het op je verjaardag. En vei-ticaal, dat is van boven naar bene den: 1: begint een sprookje mee; 2: ke ver; 3: bovenkant van het dak; 5: je bo terham moet je netjes6: vod; 8: afval van koren; 9: noodsein; 10: afkor ting van totalisator. bed uit. En toen, met een zak vol klein geld, rende ze de deur uit, regelrecht naar de vreemde straat, naar de etalage die vol witte watten sneeuw lag. Met een schok stond ze stil. Haar hart bons de. Nee, ze hoefde niet nog eens te kij ken: de ster was er niet meer. Waar hij gelegen had stond nu een wit rendier van zachte wol met grote bruine ogen. „Misschien binnen", dacht Deetje en ze duwde met een vaart de winkeldeur open. Nog voor haar beurt vroeg ze het al: „Zo'n ster, zo'n zilveren kerstster als in de etalage lag, heeft u die nog?" De meneer achter de toonbank schud de zijn hoofd. „Neen", zei hij,, op de hele wereld bestaat maar één zo'n ster. En die ene heb ik verkocht". Deetje werd eerst rood en toen wit. Haar ster, haar zilveren ster was ver kocht! O ja, ze had meteen al gezien, dat het iets heel bijzonders was.... maar waarom moest een ander die dan heb ben? Hij hoorde al van haar nog voor ze hem gezien had. Iedere avond had ze hem aangewezen. En nu? Haar ogen prikten ervan en het leek net of de meneer achter de toon bank van heel ver weg praatte. „Ik heb nog wel andere sterren", zei hij, „klein tjes en ook een van goudpapier. Deetje kon alleen maar met haar hoofd schudden. Er kwam geen geluid door haar keel. Ze draaide zich om en liep de winkel uit. Toen ze die plek in de etalage weer zag waar nu het witte wollen rendier stond schoten haar ogen vol tranen. Langzaam liep ze naar huis. Toen va der en moeder haar vroegen of ze de ster had, kon ze alleen maar van nee schudden. Heel stil liep ze naar boven en kroop meteen in bed zonder nog één keer naar de lucht te kijken. Ze wilde de ster niet zien. De volgende avond ook niet en de avond daarop, toen ze de kerstboom gingen versieren, was ze ei nog stil van. „Wat zullen we in de top van de boom hangen?" vroeg moeder. ..Het engeltje? De grote klok, of zullen ze de piek er op zetten?" Deetje schudde van nee.... „Niets", zei ze „helemaal niets. Dat was de plaats voor mijn ster. Die moet open blijven". Toen ze in bed lag zag ze aldoor die lege top van de kerstboom voor zich. „De ster", zei ze zachtjes, „mijn zilveren kerstster!" Op dat ogenblik hoorde ze gekrabbel onder het raam. Wat was het? Een poes je, een vogeltje dat een beetje warmte zocht? Deetje kwam uit bed en liep naar het raam. Onder de vensterbank zag ze het witte wollen rendier uit de winkel staan. Het leek veel groter dan de eerste keer dat ze hem gezien had. Hij keek haar met zijn bruine ogen vriendelijk aan. Deetje deed het raam open. „Wat wil je?" vroeg ze. „Ik dacht dat je me nodig had", zei het rendier. „Je keek me zo treurig aan toen je voor de etalage stond. Waar kan ik je mee helpen?" „Je kunt me niet helpen", zei Deetje. „Ik wilde de ster die voor jou in de etalage lag. Maar ik was te laat. Zo'n ster vindt je nergens meer". „En daar dan?" vroeg .het rendier en hij keek omhoog naar de blinkende zil veren ster, die Deetje zo goed kende. „Ja die...." zuchtte Deetje, „maar hoe krijg ik die ster?" „Wil je hem erg graag hebben?", vroeg het rendier, „klim dan maar op mijn rug. Ik breng je er heen". Deetje liet zich naar beneden glijden en klom op zijn rug. Daar gingen ze, sneller dan de wind vloog het witte rendier omhoog. „Zeg, luister eens", zei het rendier, dat al die tijd gezwegen had, „luister eens, wat wil je eigenlijk met die ster?" Deetje vond het een rare vraag. „Nou", zei ze, „in mijn kerstboom hangen na tuurlijk, omdat ik hem mooi vind. Ik wil hem hebben". „Oo", zei het rendier en het ging op eens veel langzamer vliegen. „Je wilt hem dus alleen maar voor jezelf, niet voor je vader of je moeder of iemand anders die je iets heel moois wilt ge ven?" „Neen", riep Deetje ongeduldig, „al- 'een maar voor mezelf". Het rendier hield stil bij een wolk. „Stap maar af", zei hij zacht, „ik kan je de ster niet geven". „Wat zeg je?" riep Deetje, „en je zei „Kerstfeest is een feest waar de men sen niet in de eerste plaats om zichzelf moeten denken", zei het rendier. „Het gaat erom om andere mensen gelukkig te maken. Jij wilt alleen maar iets voor je zelf. Daar kan ik je niet bij helpen". Hij gaf de wolk een duwtje en die zakte langzaam naar omlaag. Hij zelf ging een andere kant op, recht op de sterren af. Terwijl Deetje hem nakeek en zag hoe de sten-en kleiner werden en van haar wegschoven begreep ze opeens, dat het hert gelijk had. Alleen maar om zich- zelfs had ze gedacht. Ze schaamde zich en snikte hardop. „O, ster, zilveren ster", riep ze, „wat lelijk van me. „Kom eens", zei een stem, „lig je nog altijd van die ster te dromen? Kom eens mee...." Het was nog nacht, maar Deetje zag vader naast bed staan met een kaarts in zijn hand. Hij tilde haar op alsof ze nog heel klein was en ging met haar de trap af. Buiten luidden de eerste kerstklokken. Vader hield de kaars bij de top van de kerstboom en wat zag Deetje? In de top hing een zil veren ster: haar ster, waarvan er maar eentje bestond. „Ik was het", zei vader, „ik was die iemand die jouw ster had gekocht. Voor jou, omdat je hem zo graag wou hebben". Deetje kreeg er een kleur van. Terwijl ze haar ogen niet van de ster afhield, knikte ze heel ernstig met haar hoofd. Ze beloofde iets aan zichzelf en dat zou ze doen ook. Dit kerstfeest en voortaan altijd! Vader begreep haar wel en het rendier dat als een witte wolk door de lucht zweefde begreep haar ook. „Kerst feest", zei Deetje, „nu weet ik wat het betekent". é-s - Onze kamer ruikt naar mos, onze kamer ruikt naar 't bos en ik moet van bomen en van vogels dromen. Alle kaarsjes zijn nu aan, net alsof er sterren staan. Niet ver weg, maar heel dichtbij staan de sterren rondom mij. Alle zilveren klokjes zingen over lichte blijde dingen en in mij - waar ik ook ga - klingelen die klokjes na. Staat er iemand voor mijn ruiten Blijf niet buiten, blijf niet buiten. Kom toch binnen, kom erbij 't Licht schijnt niet alleen voor mij. Als ik nu zou mogen wensen, wenste ik dat alle mensen zouden dromen, wat ik droom bij mijn kaarsjes en mijn boom Mies Bouhutjs oxxxxxxxxxx>2ccocxx>>Tc>ooa>oooDDcxxxxx>ocoooc)o:, oocooooocoocccocc<xxxxoocccccooc<xx>coooooccooDoooocooooQocooooooocococoocooocccc<x>o;x»cx>c>c>ccoo30ccocccoccoccooocxx>cco3DC)Ooocojc 1 J Lm, tie, L-JCuLfi ,f ~7~~*- <3G- £c><9 til %0 - m,ot> bzuch'U - jT,l-ie-lfv/ c&- -lo- tuj - - P"p1pZ.y w d 1-m-HfMPJ- f r pa 'r nee/L Je - ZHA Uttrwl - -fre /ze**, o™, GU, wzzeldti uw Mfega* - - W tu chwL, VmUt1Ul jan, 'foc'i'd&ijUril - dt H<cj zjjnynüty' te-kie*t, J IS J -J-. h> N Sm* -HÜV/cyvul 'lA Yl&ZA W-OZ' d&Vb ovl) tc Ure- Vl&KL

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 12