BIJBELUITLEGGING VOOR
DE MIDDEN-ORTHODOXIE
.Kerstmelodie k la Polonaise
p t f
Archeoloj
onderzoek
ft J. I I I
8
Bij de foto's
Aanwinsten 1950-1956
Kruiswoordraadsel
11 ZonliUit Zewu, lo-Ui cUs frzyltn'lCjbua,
MAANDAG 24 DECEMBER 1956
Commentaar op de Heilige Schrift
HET VERSCHIJNEN van een nieuwe
bijbelcommentaar is in ons land een ge
beurtenis van groot belang. Het is een kost
bare onderneming, waarvoor de jarenlange
samenwerking van een aantal geleerden
met verschillende kwaliteiten noodzakelijk
is. Die samenwerking vereist een zekere
gemeenschappelijke theologische visie, die
tevens de signatuur bepaalt waaronder een
bijbeluitlegging verschijnt. Het is ook een
riskante onderneming, omdat in ons kerke
lijk zozeer verdeelde land een bijbelverkla
ring, die van een bepaalde kerkelijke rich
ting stamt, door andere kerken afgekeurd
zal worden. De rooms-katholieke kerk
neemt bijvoorbeeld
een streng afwijzende
houding aan tegen
over elke bijbelver
klaring, die niet uit
drukkelijk de bis
schoppelijke sanctie
heeft verkregen. An
dere kerkgenoot
schappen, die 'n min
der formeel stand
punt innemen, zijn
niet minder streng in
hun oordeel over bij
beluitleggingen, die
voortkomen uit een theologisch milieu dat
niet het hunne is. Onbegrijpelijk is die
houding niet, want een bijbelverklaring is
de neerslag van het algemeen aanvaarde
theologische denken in een kerkelijk
milieu, op een ogenblik waarop zich dat in
grote lijnen heeft geconsolideerd. De om
standigheid dat verscheidene geleerden
samen moeten werken is evenwel een
waarborg dat extreme denkbeelden achter
wege blijven en dat
theologen, die zich
niet kunnen schik
ken naar een com
promis, ongeschikt
zijn voor het groeps
werk, dat voor het
samenstellen van een
bijbelcommentaar
vereist is. Hoe groot
de invloed van een
bijbelverklaring is,
kan men afmeten aan
het gezag dat de
Kanttekeningen 'oij de
Statenvertaling, die in 1637 voor het eerst
verscheen in opdracht van de synode van
Dordrecht, gedurende vele jaren hebben
gehad. Deze vertaling, die werd uitgegeven
op last van de Staten-Generaal, vond alge
meen ingang en werd als de officiële
erkend en aanvaard. Men kon toen spreken
van een standaardbijbel.
Omstreeks de jongste eeuwwisseling en
vóór de eerste wereldoorlog kwam de
Leidse vertaling,
voornamelijk 't werk
van Leidse hooglera
ren, met inleidingen
en aantekeningen tot
stand, die gebaseerd
was op de toenmalige'
moderne theologische
richting in de Neder
landse Hervormde
Kerk en op veel
weerstand stuitte bij
de confessionele groe
pen. Tijdens en na de
eerste wereldoorlog
verschenen als reactie daarop van gerefor
meerde zijde: „Tekst en Uitleg" en de
„Korte Verklaring der Heilige Schrift" in
een groot aantal afzonderlijke deeltjes. Dit
zijn nog maar de voornaamste bijbelver-
klaringen-met-commentaren, in ons land
verschenen. Bij alle verschillen, die daar
uit blijken, is het verheugend dat de mees-
De namen van de hoogleraren, die bij dit
artikel afgebeeld zijn, luiden - van boven
naar beneden - H. A. Brongers, Th. Vrie
zen, J. de Zwaan en W. C. van Unnik.
te protestantse kerken hebben meegewerkt
aan de totstandkoming van de nieuwe ver
taling van het Neder
lands Bijbelgenoot
schap, die vrijwel
algemeen wordt aan
vaard en in plaats
van de Statenverta
ling, voortaan de stan
daardbijbel wordt.
De „Commentaar
op de Heilige Schrift"
die, na in negen
tien afleveringen
verschenen te zijn,
thans in boekvorm
bij H. J. Paris in Am
sterdam is uitgekomen kwam in vijftien
jaar op initiatief van twee niet-theologen,
die inmiddels overleden zijn, de eindredac
teur dr. J. A. Vor der Hake en de uitgever
J. H. Paris tot stand. In onderscheiding
van de gereformeerde commentaren is deze
samengevat in één bundel en wordt voor
volledige tekst naar de vertaling van het
N.B.G. verwezen. Met de Leidse vertaling
heeft deze de inleidingen gemeen, die zo
wel aan het Nieuwe als het Oude Testa
ment voorafgaan. Men kan haar als een
correctie en een voortzetting daarvan zien,
hoewel dev.e verklaring kennelijk op de
midden-orthodoxie in de Nederlands Her
vormde Kerk is afgestemd. Er zijn mede
werkers die gelden als orthodoxen en
anderen die men vrijzinnig noemt. Sommi
gen staan duidelijk onder de invloed van
de theologie van Karl Barth, wiens nieuwe
visie op de bijbel tot een doorbraak heeft
geleid in het theologische denken in het
Nederlandse protestantisme.
De inleidende artikelen en de commen
taren zijn zo zorgvuldig gesteld, dat men
niet anders aan de grootste bewondering
kan hebben voor de samenstellers. De
tekstcritiek komt ten volle tot haar recht
en men krijgt een goede indruk van de
moeilijkheden waarmee de vertalers, in het
bijzonder van .het Oude Testament, te
kampen hebben. In vele gevallen wordt er
een afwijkende vertaling van die van het
N.B.G. aanbevolen. De moeilijkheden lig
gen vooral in de uitleg en in de schrift-
critiek, die vrijzinnigen misschien niet ver
genoeg doorgevoerd zullen vinden, waar
tegenover staat dat de toelaatbaarheid van
deze methode in rechtzinnige kringen al bij
voorbaat wordt afgewezen.
In hun hoofdopzet, de bijbel beter ver
staanbaar te maken voor leken, zijn de op
stellers volkomen geslaagd. In de inleidin
gen worden allerlei wetenswaardigheden
geboden over de bijbel: uitlegkunde, tekst
en canon, over Palestina: aardrijkskunde,
geschiedenis en archeologie, over Israel:
godsdienst en profetie en er is een aparte
beschrijving van de apocriefen en pseudo-
pigrafen en de Joodse religie in de over
gangstijd van het Oude naar het Nieuwe
Testament.
De medewerkers voor het Oude Testa
ment zijn: H. Th. J. én H. W. Obbink, J.
Schoneveld, W. J. de Wilde, A. H. Edel-
koort t, A. R. Hulst, H. A. Brongers, F. M.
Th. de Liagrè- Böhl, B. Gemser en Th. C.
Vriezen. Voor het Nieuwe Testament zijn
het: W. S. van Leeuwen, W. C. van Unnik,
J. H. Stelma en J. de Zwaan.
Wij hadden de afzonderlijke artikelen en
commentaren graag ondertekend gezien.
Nu kan men de namen van de schrijvers
alleen in de inhoudsopgave vinden, hetgeen
bij een boek van een dergelijke omvang op
dundrukpapier een bezwaar is. Voorts kan
men bij verschillende auteurs verschillende
spellingen vinden. Eén van hen veroorlooft
zich zelfs af te wijken van de officiële be
namingen door Hozea en Jesaia te schrij
ven. Naast elkaar kan men bijvoorbeeld
ook kanon en canon of apocrief en apokrief
aantreffen, hetgeen de eindredacteur toch
had moeten voorkomen. Verschil van
mening is mogelijk, maar een consequente
keus verdient toch de voorkeur. Afgezien
van deze kleine onvolkomenheden is deze
bijbelcommentaar in alle opzichten een
voortreffelijk werk. A.B.
Dezer dagen had het A.N.P. een onder
houd met prof. dr. H. Brunsting over de
deze zomer door hem op Kreta verrichte
opgravingen. Prof. Brunsting, die buiten
gewoon hoogleraar in de archeologie aan
de vrije universiteit in Amsterdam en
conservator aan het Rijksmuseum van
oudheden in Leiden is, deed deze opgra
vingen samen met prof. Marinatos, hoog
leraar aan de universiteit van Athene en
directeur van de Griekse archeologische
dienst. Voor de expeditie van beide hoog
leraren hadden de Nederlandse organisa
tie voor zuiver-wetenschappelijk onder
zoek en het archeologisch genootschap
van Griekenland subsidies beschikbaar
gesteld.
Na aankomst op Kreta verdeelde de ex
peditie zich in twee groepen. Prof. Brun
sting, die vergezeld was door een Amster
damse en een Leidse student, ging graven
in Archanes, een plaaats ten zuiden van
het bekende Knossos, waar volgens de
Griekse mythe koning Minos resideerde en
waar de Engelse architect Evans in 1900
het Minoïsch paleis ontdekte en opgroef.
Prof. Marinatos, die vergezeld was door
zeven Griekse studenten, koos als plaats
van opgraving Vathypetro waar hij en
kele jaren geleden een Minoïsch paleisje
bloot legde en waar ook prof. Brunsting
verleden jaar aan een na-onderzoek deel
nam en de grot van het Ida-gebergte,
waar volgens de mythologie Zeus zou zijn
opgevoed. Het onderzoek in deze grot,
waar, naar thans bleek, ook in de Mi-
noïsche tijd inderdaad een Zeusverering
is geweest, leverde voor de archeologie
goede resultaten op. De Kretenzers be
weerden vroeger, dat Zeus niet alleen op
hun eiland geboren zou zijn, maar daar
ook begraven zou liggen. Tussen twee
haakjes zij vermeld, dat zij wegens de
laatste bewering voortaan als leugenaars
worden gebrandmerkt:. Een van de plaat
sen, die men als Zeus- graf aanwijst is de
berg Jouktas bij Heracleion, die het pro
fiel van een man heeft en althans in de
vijftiende eeuw aan een reiziger als het
graf van Zeus werd aangewezen. Op de
top van die berg liggen namelijk de res
ten van een heiligdom uit de bronstijd, een
cultuurperiodie, die men op Kreta de „Mi-
noïsche" noemt. Het is evenwel niet zeker
of dit het beroemde Zeusgraf is geweest:
er blijven nog steeds andere mogelijk
heden over. Vandaar dat prof. Brunsting
in Archanes, dat aan de voet van de
Jouktas ligt. een van die andere mogelijk
heden is gaan onderzoeken.
Mmeumberichten
In het Maritiem Museum „Prins Hen
drik" in Rotterdam zal van 23 december tot
en met 27 januari een tentoonstelling wor
den gehouden van „Aanwinsten 1950
1956".
Dit zijn onder meer een grote wereld
kaart van Frederik de Wit uit omstreeks
1680, een kaart van Tartarije door Nicolaas
Witsen uit 1687, een tiendelige Spaanse
wereldatlas, uitgegeven door Joan Blaeu én
een vierdelige' Spaanse wereldatlas, uitge
geven door zijn concurrent Joh. Janssonius,
beide uit omstreeks het midden van de
zeventiende eeuw. Verder enkele scheeps
modellen, afbeeldingen van oude schepen
van de HollandAmerika-lijn, schilderijen,
aquarellen en tekeningen uit de drie laatste
eeuwen.
Het rijksmuseum Meermanno-Westrenia-
num in Den Haag, dat een zeer belangrijke
collectie handschriften en incunabelen be
vat alsmede Egyptische en Romeinse oud
heden, zal nog meer een museum van het
boek gaan worden. Daartoe zullen de vier
in het museum aanwezige woonvertrekken
worden ontruimd. Het museum krijgt be
halve centrale verwarming ook een nieuwe
lichtleiding. Als deze werkzaamheden, die
een voorlopige sluiting van het museum
noodzakelijk maken, beëindigd zijn, zal er
ook de collectie bibliofiele uitgaven in wor
den ondergebracht, die jhr. Rademacher
Schorer aan de koninklijke bibliotheek
heeft vermaakt.
vAn HET kerstfeest in Polen, voor zover het zich weerspie
gelt in zijn volksmelodieën, weten wij weinig af. En de politie
ke toestanden van de laatste jaren zijn zeker niet bevorderlijk
geweest om daar verandering in te brengen. Eer kan men ver
moeden dat er heel wat verstikt is wat van oudsher tot de
vrome volksgebruiken behoorde. Wanneer het licht der vrij
heid voor het ongelukkige land echter weer zal opgaan, zal het
Poolse volk op zijn onvervreemdbare nationale ritmen, die als
uit hun taaleigen gesmeed zijn, opnieuw de liederen zingen die
de voorouders in vrediger en gelukkiger tijden gedicht hebben.
Poolse ritmen, de voor de opdringende Russen in 1330 uitge
weken Chopin heeft ze wereldkundig gemaakt. Voor zover zijn
muziek Pools is, heeft zij dit hoofdzakelijk aan de cadansering
van zijn Polonaises, Masoereeks, Koejawiaks en Obereeks te
danken. De hartstochtelijke liefde voor zijn land deed hem steeds
't Zonlicht had zijn glans verloren,
Toen de englen 't Gloria zongen
En Heer Jezus werd geboren
Om de wereld te verjongen,
Arme lieden, schaamte horden,
Wilde Hij zijn meêlij tonen.
En het Woord is Vlees geworden
Om voortaan bij ons te wonen.
't Eeuwig oord der zaligheden
Heeft Hij voor ons prijs gegeven
Om op aarde hier beneden,
Kind van God, als mens te leven.
Needrig voorbeeld voor wie morden,
Wilde Hij zichzelf onttronen.
En het Woord is Vlees geworden
Om voortaan bij ons te wonen.
Godlijk Kindje, hef uw handen,
Geef ons allen nu Uw zegen,
Spreid Uw vreê over onze landen,
Schenk ons voorspoed allerwegen,
Wil ons met uw kracht omgorden,
Altijd in ons harte tronen,
Nu het Woord is Vlees geworden
Om voortaan bij ons te wonen.
naar deze karakteristiek van de Poolse volksmuziek grijpen.
Het was bij hem geen folkloristisch spelletje, maar de liefde voor
het vaderland, de haat tegen de verdrukker, die zijn fantasie
bevruchtte. Hij was in Stuttgart, toen hij de val van Warschau
vernam. De hortende zinnen in zijn dagboek getuigen van de
radeloze stemming die hem toen overheerste: „Wat gebeurt er
met C. Waar is zij? Ha, de Moscoviet worgt, schendt, doodt
haar o, lieve, kom bij mij, ik zal je tranen drogen en de won
den van het heden genezen door herinneringen op te roepen aan
het verleden, toen er nog geen onmenselijke Moscovietenlegers
waren Heb je een moeder? Ach, ik heb een zo goede moeder!
Of misschien heb ik haar niet meer, misschien heeft de Mosco
viet haar reeds vermoord!"
Heftiger nog dan in deze haastig neergekrabbelde ontboeze
mingen drukte Chopin zijn zielsbewogenheid in die dagen uit
in de muziek die hij toen componeerde: de Revolutie-Etude, de
Tweede Prelude en het Scherzo no. 1. Hier zijn het echter geen
nationale dansritmen, die de karakteristiek bepalen. Het jeug
dige genie putte hier uit zichzelf om zijn hartstocht, zijn wan
hoop en zijn liefde voor wat hij achterliet muzikaal gestalte te
geven. Behalve dan daar, waar hij in het radeloze Scherzo het
contrast zocht in een herinnering aan vrediger dagen en hij daar
toe de sfeer van het kerstfeest opriep, de innige sfeer van de
kerstnacht in zijn oude land. Tussen de stormende notenlawines,
die van de verwoesting en van haat spreken, ervaren wij daar
plotseling de coïncidentie van het kerstgebeuren: „Vrede aan
de mensen van goede wil" in een teder wiegelied voor het pas
geboren Godskind.
Was dit een bestaande kerstmelodie? Waarschijnlijk niet, maar
Chopins fantasie zal hier de sfeer wel opgeroepen hebben waar
mee hij van zijn kinderjaren af vertrouwd was, zoals hij ook de
Poolse volksdansen al jong had leren kennen.
DE HERINNERING aan het kerstfeest in dagen van vrede
had Chopin echter nog een geheel andere toon kunnen doen aan
slaan, indien het hem niet om een bijzonder sterke contrastwer
king was te doen geweest, waarbij slechts uitersten het beoogde
effect konden bereiken. Want het is zeker dat de Polen in zijn
tijd bijzonder geporteerd waren voor een nationaal kerstlied, dat
ritmisch en melodisch volkomen een danswijze a la Polonaise
mocht heten en wellicht juist daardoor bijzonder in de gunst
was. De vrome woorden van dit lied, die ik hierbij zo goed mo
gelijk in onze taal heb trachten weer te geven, zouden niet doen
vermoeden, dat zij op een strak gehouden ridderlijke polonaise
melodie gezongen werden.
Ik heb wel eens gelezen dat het een traditioneel volksgebruik
geweest is met deze polonaise-kerstzang staande gezongen
door de hele gemeente de kerkelijke plechtigheden van de
kerstviering te openen. En waarom ook niet, als dit lied tezamen
met hun religieuze sentimenten ook hun nationale gevoelens
door natuurlijke ritmische impulsen kon bevredigen! Het zij
de Polen in vrede en vrijheid gegund bij deze traditie weldra
weer aan te knopen.
Jos. de Klerk
„Zo één. zei Deelje elke avond en
ze wees naar de lucht, waar een klein
zilveren sterretje nog helderder blonk
dan de anderen, die veel groter waren.
„Die wil ik in de kerstboom", fluisterde
ze en dan ging ze slapen. Als ze naar
school ging, keek ze in alle etalages of
ze daar niet zo'n zilveren ster voor de
kerstboom zag. En ja, op een woensdag
middag zag ze hem in een vreemde
straat ver van haar huis op een bedje
van witte wattensneeuw liggen. Even
stond ze stokstijf stil. toen zette ze het
op een lopen naar huis. „Vader! Moeder!
Ik heb hem gezien...." hijgde ze
Haar vader en moeder keken verbaasd
op. „Wie heb je dan toch gezien?" vroe
gen ze. „De ster, de zilveren ster die ik
hebben wilde. O, gaat u toch mee. laten
we hem dan toch gaan kopen. Het is
precies de ster die we elke avond zien".
„Morgen", fluisterde ze die avond te
gen de zilveren ster hoog in de lucht,
„morgen heb ik net zo'n ster als jij bent.
We hangen hem op de mooiste plaats in
de kerstboom, hoor!"
Maar de volgende dag kwam het er
ook niet van. Na schooltijd moest Deetje
naar pianoles en vader kwam pas laat
thuis. Deetje begreep dat het niet ging:
de straat was zo ver en de winkel mis
schien al dicht als vader en zij er aan
kwamen.
„Morgen", fluisterde ze weer, „mor
gen krijg ik kerstvakantie, dan heb ik
de hele middag om de straat terug te
vinden en om jou te kopen".
„Nou vooruit dan", zei moeder de vol
gende dag en ze moest lachen, toen ze
zag wat een haast Deetje opeens kreeg.
Ze holde naar haar kamertje, nam het
dikke stenen varken van de soeelgoed-
kast en schudde de kwartjes, dubbeltjes
en centjes er boven de deken op haar
Op de horizontale rij hokjes bij 4, 3
en 14 komt een wens te staan, als je dit
kruiswoordraadsel goed invult. Hori
zontaal (van links naar rechts) komen
woorden van de volgende betekenis:
2: hoog bouwwerk; 4: plezierig; 7: rivier
in Italië; 8: op 25 en 26 december vie
ren we het .feest; 11: poes; 13: hoor
je mee; 14: is het op je verjaardag. En
vei-ticaal, dat is van boven naar bene
den: 1: begint een sprookje mee; 2: ke
ver; 3: bovenkant van het dak; 5: je bo
terham moet je netjes6: vod; 8:
afval van koren; 9: noodsein; 10: afkor
ting van totalisator.
bed uit. En toen, met een zak vol klein
geld, rende ze de deur uit, regelrecht
naar de vreemde straat, naar de etalage
die vol witte watten sneeuw lag. Met
een schok stond ze stil. Haar hart bons
de. Nee, ze hoefde niet nog eens te kij
ken: de ster was er niet meer. Waar hij
gelegen had stond nu een wit rendier
van zachte wol met grote bruine ogen.
„Misschien binnen", dacht Deetje en ze
duwde met een vaart de winkeldeur
open. Nog voor haar beurt vroeg ze het
al: „Zo'n ster, zo'n zilveren kerstster als
in de etalage lag, heeft u die nog?"
De meneer achter de toonbank schud
de zijn hoofd. „Neen", zei hij,, op de hele
wereld bestaat maar één zo'n ster. En
die ene heb ik verkocht".
Deetje werd eerst rood en toen wit.
Haar ster, haar zilveren ster was ver
kocht! O ja, ze had meteen al gezien, dat
het iets heel bijzonders was.... maar
waarom moest een ander die dan heb
ben? Hij hoorde al van haar nog voor
ze hem gezien had.
Iedere avond had ze hem aangewezen.
En nu? Haar ogen prikten ervan en het
leek net of de meneer achter de toon
bank van heel ver weg praatte. „Ik heb
nog wel andere sterren", zei hij, „klein
tjes en ook een van goudpapier.
Deetje kon alleen maar met haar
hoofd schudden. Er kwam geen geluid
door haar keel. Ze draaide zich om en
liep de winkel uit. Toen ze die plek in
de etalage weer zag waar nu het witte
wollen rendier stond schoten haar ogen
vol tranen.
Langzaam liep ze naar huis. Toen va
der en moeder haar vroegen of ze de
ster had, kon ze alleen maar van nee
schudden. Heel stil liep ze naar boven en
kroop meteen in bed zonder nog één
keer naar de lucht te kijken. Ze wilde de
ster niet zien. De volgende avond ook
niet en de avond daarop, toen ze de
kerstboom gingen versieren, was ze ei
nog stil van. „Wat zullen we in de top
van de boom hangen?" vroeg moeder.
..Het engeltje? De grote klok, of zullen
ze de piek er op zetten?"
Deetje schudde van nee.... „Niets",
zei ze „helemaal niets. Dat was de plaats
voor mijn ster. Die moet open blijven".
Toen ze in bed lag zag ze aldoor die
lege top van de kerstboom voor zich.
„De ster", zei ze zachtjes, „mijn zilveren
kerstster!"
Op dat ogenblik hoorde ze gekrabbel
onder het raam. Wat was het? Een poes
je, een vogeltje dat een beetje warmte
zocht? Deetje kwam uit bed en liep naar
het raam. Onder de vensterbank zag ze
het witte wollen rendier uit de winkel
staan. Het leek veel groter dan de eerste
keer dat ze hem gezien had. Hij keek
haar met zijn bruine ogen vriendelijk
aan. Deetje deed het raam open. „Wat
wil je?" vroeg ze. „Ik dacht dat je me
nodig had", zei het rendier. „Je keek me
zo treurig aan toen je voor de etalage
stond. Waar kan ik je mee helpen?"
„Je kunt me niet helpen", zei Deetje.
„Ik wilde de ster die voor jou in de
etalage lag. Maar ik was te laat. Zo'n
ster vindt je nergens meer".
„En daar dan?" vroeg .het rendier en
hij keek omhoog naar de blinkende zil
veren ster, die Deetje zo goed kende. „Ja
die...." zuchtte Deetje, „maar hoe
krijg ik die ster?"
„Wil je hem erg graag hebben?", vroeg
het rendier, „klim dan maar op mijn
rug. Ik breng je er heen". Deetje liet
zich naar beneden glijden en klom op
zijn rug. Daar gingen ze, sneller dan de
wind vloog het witte rendier omhoog.
„Zeg, luister eens", zei het rendier,
dat al die tijd gezwegen had, „luister
eens, wat wil je eigenlijk met die ster?"
Deetje vond het een rare vraag. „Nou",
zei ze, „in mijn kerstboom hangen na
tuurlijk, omdat ik hem mooi vind. Ik wil
hem hebben".
„Oo", zei het rendier en het ging op
eens veel langzamer vliegen. „Je wilt
hem dus alleen maar voor jezelf, niet
voor je vader of je moeder of iemand
anders die je iets heel moois wilt ge
ven?"
„Neen", riep Deetje ongeduldig, „al-
'een maar voor mezelf".
Het rendier hield stil bij een wolk.
„Stap maar af", zei hij zacht, „ik kan je
de ster niet geven".
„Wat zeg je?" riep Deetje, „en je
zei
„Kerstfeest is een feest waar de men
sen niet in de eerste plaats om zichzelf
moeten denken", zei het rendier. „Het
gaat erom om andere mensen gelukkig
te maken. Jij wilt alleen maar iets voor
je zelf. Daar kan ik je niet bij helpen".
Hij gaf de wolk een duwtje en die zakte
langzaam naar omlaag. Hij zelf ging een
andere kant op, recht op de sterren af.
Terwijl Deetje hem nakeek en zag hoe
de sten-en kleiner werden en van haar
wegschoven begreep ze opeens, dat het
hert gelijk had. Alleen maar om zich-
zelfs had ze gedacht. Ze schaamde zich
en snikte hardop.
„O, ster, zilveren ster", riep ze, „wat
lelijk van me.
„Kom eens", zei een stem, „lig je nog
altijd van die ster te dromen? Kom eens
mee...." Het was nog nacht, maar
Deetje zag vader naast bed staan met
een kaarts in zijn hand. Hij tilde haar
op alsof ze nog heel klein was en ging
met haar de trap af. Buiten luidden de
eerste kerstklokken. Vader hield de
kaars bij de top van de kerstboom en
wat zag Deetje? In de top hing een zil
veren ster: haar ster, waarvan er maar
eentje bestond. „Ik was het", zei vader,
„ik was die iemand die jouw ster had
gekocht. Voor jou, omdat je hem zo
graag wou hebben".
Deetje kreeg er een kleur van. Terwijl
ze haar ogen niet van de ster afhield,
knikte ze heel ernstig met haar hoofd.
Ze beloofde iets aan zichzelf en dat zou
ze doen ook. Dit kerstfeest en voortaan
altijd! Vader begreep haar wel en het
rendier dat als een witte wolk door de
lucht zweefde begreep haar ook. „Kerst
feest", zei Deetje, „nu weet ik wat het
betekent".
é-s -
Onze kamer ruikt naar mos,
onze kamer ruikt naar 't bos
en ik moet van bomen
en van vogels dromen.
Alle kaarsjes zijn nu aan,
net alsof er sterren staan.
Niet ver weg, maar heel dichtbij
staan de sterren rondom mij.
Alle zilveren klokjes zingen
over lichte blijde dingen
en in mij - waar ik ook ga -
klingelen die klokjes na.
Staat er iemand voor mijn ruiten
Blijf niet buiten, blijf niet buiten.
Kom toch binnen, kom erbij
't Licht schijnt niet alleen voor mij.
Als ik nu zou mogen wensen,
wenste ik dat alle mensen
zouden dromen, wat ik droom
bij mijn kaarsjes en mijn boom
Mies Bouhutjs
oxxxxxxxxxx>2ccocxx>>Tc>ooa>oooDDcxxxxx>ocoooc)o:, oocooooocoocccocc<xxxxoocccccooc<xx>coooooccooDoooocooooQocooooooocococoocooocccc<x>o;x»cx>c>c>ccoo30ccocccoccoccooocxx>cco3DC)Ooocojc
1 J
Lm, tie,
L-JCuLfi ,f ~7~~*- <3G-
£c><9 til %0 - m,ot> bzuch'U - jT,l-ie-lfv/ c&- -lo- tuj
- -
P"p1pZ.y w d 1-m-HfMPJ-
f r pa 'r
nee/L Je - ZHA Uttrwl - -fre /ze**, o™, GU, wzzeldti uw
Mfega* - - W tu chwL, VmUt1Ul
jan, 'foc'i'd&ijUril - dt H<cj zjjnynüty' te-kie*t,
J IS
J -J-.
h> N
Sm* -HÜV/cyvul 'lA Yl&ZA W-OZ' d&Vb ovl) tc Ure- Vl&KL