Vissen naast
de kachel
In het zuiden van Frankrijk staan vele huizen te koop
HET IS ER IN CANADA
NU DE TIJD VOOR:
PICASSO
Brussel krijgt een nieuw gezicht
Op zoek naar de auerhaan
in de Zweedse wouden
Grafiek van
j Weer ging een
jaar voorbij
De vangst wordt bewaard
Beroemde kunstenaars
naar Hongarije
Op liet ho
ogtepumt
van 2
ang'
blind ei
1 doof
j MAAR VOOR DE OUDEREN
NIET SNELLER DAN
VOOR DE JEUGD
Hengelen bij de kachel in Canada. Een geroutineerde hen
gelaar kan - met een beetje geluk - een goede vangst aan
„tomcod" mee naar huis nemen. Al vriest het buiten twin
tig, dertig graden: binnen is het lekker warm dank zij de
kachel, die doorgaans met hout wordt gestookt.
HET IS nu al weer wat jaren geleden.
Het was onze eerste Canadese winter en
het had al behoorlijk gevroren. Dank zij
overschoenen, oorkleppen en dikke wanten
hadden we echter alles ontdooid weten te
houden en daar waren we eigenlijk een
beetje trots op. Welnu, in die ijzige om
standigheden het was tussen Kerstmis
en nieuwjaar vroeg mijn Frans-Cana-
dese buurman Jean-Guy met het oprecht
ste gezicht van de wereld of ik mee ging
vissen. Ik had hem willen vragen of hij
een groot aquarium in de huiskamer had,
maar ik zei alleen: Man, ik ben blij, dat
ik het leven heb.
De kou moet nog komen, was het ant
woord. We beginnen pas! Hij stond daar
in een bontgekleurde jas en een wollen
muts over zijn oren en zei: Kom op, dan
zal ik je eens iets laten zien. Ik zal nooit
het gezicht van mijn vrouw vergeten, toen
ik zo gewoontjes mogelijk zei: Zeg ik
ga vissen met Jean-Guy. We komen mor
gen terug
EN ZO zaten we een half uur later op de
grote weg naar Quebec City: het besneeuw
de landschap schitterde in de zon en de
hemel was zo stralend helder, dat het on
natuurlijk aandeed. Even onwaarschijnlijk
zag de St. Lawrence-rivier er uit: toege-
vroren alsof er nooit open water in had
gezeten. En nog geen maand geleden voeren
daar oceaanschepen.
Jean-Guy was in een beste stemming en
na een uur of drie rijden zei hij plotseling.
Ste.Anne de la Pérade, we zijn er! Ont
houd die naam goed, want het wordt een
mijlpaal in je leven!
We reden een dorpje binnen, zoals er
zoveel zijn langs de St. Lawrence: een
echt Quebecs vriendelijk plaatsje met oude
huizen, een grote kerk en veel bomen, die
's zomers voor schaduw en koelte moesten
zorgen. Het was er nu koel genoeg. We
sloegen rechts af en waren al gauw terug
aan de rivier: een tafereel om nooit te
vergeten. Daar lag de rivier als een brede
vlakte ijs en sneeuw en op die blikkerende
uitgestrektheid, zover men maar kon kij
ken, stonden er kleine huisjes. Huisjes met
rechte daken en met puntdaken, geverfd
in de helste kleuren van rood, geel, groen
en blauw en boven al die huisjes een rook-
pluimpje in de tintelende winterlucht.. Er
stonden hier en daar auto's op het ijs en
er liepen mannen rond in helgekleurde jas
sen en mutsen, dik ingebakerd tegen de
kou, die als een rookkolom op je neusgaten
stond. Een schilderij van Breughel: levens
groot en levensecht. We gingen door naar
een verhuurder. Jean-Guy betaalde twee
dolar de man en we installeerden ons in een
van de huisjes.
Het was een meter of vier lang, drie
breed en er stonden een kachel in, een
soort tafel en een paar stoelen. Er was
voldoende plaats voor vier vissers, maar
Jean-Guy, die meteen begon de kachel aan
te maken, vertelde dat het nog vroeg in het
seizoen was en dat de grootste drukte nog
moest komen. Zo tegen Kerstmisnieuw
jaar is het ijs meestal dik genoeg voor de
eerste huisjes. Later staan er bij Ste.Anne
soms wel vierhonderd, die tot begin febru
ari e in gebruik blijven.
Toen de kachel brandde, haalde Jean-Guy
uit een plastic zak stukken varkenslever,
die hij in dobbelstenen van een halve cen
timeter begon te snijden. Aas, legde hij
uit. Je kunt de stukjes ook groter ma
ken. Dat hangt helemaal van je ervaring
af. Hij schonk whiskey in metalen beker
tjes en zei: Van een pond lever krijg je
vierhonderd aasjes....
Nou, zei ik zoveel zullen we er niet
nodig hebben.
-Moet je niet zeggen, antwoordde hij.
We zouden de eersten niet zijn, die een
paar honderd „poulamons" vingen in één
nacht. Er zijn geroutineerde kerels ge
weest, die er zeshonderd uit haalden. Tus
sen zeven uur 's avonds en zeven uur 's
ochtends, 's Nachts bijten ze het best. Ik
kan je verzekeren, dat is hard werken.
Het begon nu lekker warm te worden in
het huisje en het was werkelijk moeilijk
om te geloven, dat we op ijs stonden. Steeds
kwamen de woorden van een kinderversje
in mijn gedachten op: „Er was eens een
vrouwtje, dat was niet wijs, dat bouwde
een huisje al op het ijs...."
Wie heeft deze manier van vissen
eigenlijk uitgevonden? vroeg ik.
O, zei Jean-Guy men zegt dat ze
schrijven, zeiden dan mijn metgezellen.
Hetgeen ik dan hierbij doe. Ik weet het:
u denkt misschien dat ik u in het oude
jaar nog gauw iets op de mouw tracht te
spelden, dat ik 1 april misschien vier
maanden heb vervroegd... De foto's, die
hierbij zijn afgedrukt, zijn écht. En ja, als
al teruggaat tot de eerste kolonisten. Die
hadden het de Indianen zien doen. Ze hak
ten gaten in het ijs en spietsten de vis, zo
dra die in de opening verscheen, aan een
speer. Dat was natuurlijk een koude bedoe
ning en daarom hingen ze huiden over zich
heen. Behalve dat deze bescherming tegen
de wind gaven, sloten ze op die manier het
daglicht buiten, zodat ze beter in het water
konden kijken. Later hebben ze toen die
huisjes gemaakt, die je gemakkelijk op het
ijs kunt schuiven zodra het een centimeter
of tien, vijftien dik is. Eerst hak je een
gat een rechthoek van twee bij een hal
ve meter en dan zet je daar het huisje
overheen.
Jean-Guy maakte nu de lijnen in orde.
In het midden deed hij een lucifer. Die
moest als dobber dienst doen. Hij deed
stukjes lever aan de beide haken, lichtte de
plank op die over het gat heen lag „om
te voorkomen dat het zaakje dichtvriest"
en liet het geval in het water zakken.
En u kunt het geloven of niet, we zaten
daar nog geen vijf minuten of die dobber
begon zachtjes te bewegen. Jean gaf een
ruk en haalde zijn eerste „tomcod" op, of
„poulamon" zoals de Frans-Canadezen zeg
gen: een vis van een centimeter of achttien,
die inderdaad iets weg heeft van een jonge
kabeljauw. Niet slecht om mee te be
ginnen, zei Jean-Guy.
Hij haalde de „tomcod" van de haak en
tot mijn verbazing gooide hij hem door het
raampje naar buiten. In de diepvries,
legde hij uit.
De zon ging als een oranje bal onder en
kleurde de sneeuw en ijs met een vreemde
gloed. We staken de lamp aan en we schik
ten ons nog eens extra gemakkelijk in de
stoelen. De blokken hout knapperden in de
kachel en we keken met welbehagen naar
het lucifershoutje in het wak. Wel, zei
Jean-Guy daar zitten we dan.
Het leek een sproakje, maar het was
waar: we zaten naast de kachel en we zaten
te vissen. Ik weet niet hoe vaak we die
nacht bezoek kregen van praatgrage buren-
hengelaars en hoe vaak ik moest ver
zekeren dat ik zo iets nu werkelijk nog
nooit had meegemaakt. Vissen naast de ka
chel Dat moet je nu naar Nederland
u het nog niet gelooft, wel, komt u dan
zelf maar eens naar Ste. Anne de la Pé
rade kijken. Wacht niet te lang en zoek
een avond uit als er een volle maan staat
bov ende St. Lawrence en loop dan eens
langs al die huisjes, waar gedempt gelach
uit opklinkt of gezang van vrolijke Frans-
Canadese liedjes. Snuif de geur van bran
dend hout op in de priemende vrieslucht
en doe dan eens zo'n deur open. Stap de_
warmte in, ga zitten, hier zijn de haken,"
twee stukjes lever en wedden dat het geen
vijf minuten duurt, of u hoort: Vissen
naast de kachel. Dat moest u nu eens naar
Nederland schrijven... Wedden?
NA de uitgeverij De Bezige Bij, die zich
beperkte tot een populair en niet te duur
boekje van reprodukties naar Picasso's
lithografieën, liet de uitgeverij Contact een
boek betreffende al diens grafiek het licht
zien. Hoewel Picasso na de oorlog pas
dieper inging op de lithografie, (de steen
druk) en het voorrecht genoot dit te mogen
doen in de drukkerij van de gebroeders
Mourlot, waar zovele andere kunstenaars
ook welkom waren, tekende hij al eerder
enige litho's, waarvan het merendeel zich
kenmerkt door het feit dat met een enkele
lijn de bedoelingen zijn weergegeven.
Picasso beoefende aanvankelijk vooral
de etstechniek. Van zijn begintijd in Spanje
is slechts één blad bekend. Na 1904 begon
hij pas goed in Parijs en in 1913 gaf de
bekende en de artiesten zo stimulerende
kunsthandelaar Vollard diens eerste serie
„Les Saltimbanques" (de kunstenmakers)
uit. Ook de houtsnede bleek Picasso te in
teresseren. Van de bekendste werken in
deze techniek moet de reeks illustraties
voor „le Bestiaire" van de dichter Appol-
linaire genoemd worden. Picasso heeft al
tijd een grote belangstelling aan de dag
gelegd voor het dier en naar mijn smaak
in de weergeving daarvan uitgemunt. Ik
verwijs slechts naar zijn op steen geteken
de vredesduif, een beest overigens dat van
een nogal vechtlustig ras moet zijn. Daar
tegenover staan zijn verschillende versies
van een klein uiltje, dat een huisdier van
hem was.
De inleiding tot deze reeks reprodukties
is geschreven door Bernhard Geiser, kort,
maar direct al ontroerend door het be
trekken van Picasso's vader José Ruiz
Blasco in zijn levensverhaal. Op summiere,
maar zeker voldoende wijze wordt Picas
so's begin in Parijs geschetst en daarna
diens grafische werk in zijn ontwikkeling
gevolgd. Bij het bekijken van de repro
dukties bleek mij weer hoezeer Picasso
in Matisse toch een evenzeer geldende
figuur moet hebben gezien. Altijd heeft
Picasso vondsten van anderen op eigen
wijze verwerkt. Steeds is in de kunst
geschiedenis een voorbeeld voor Picasso
aan te wijzen. Van zijn tijdgenoten moet
hij Matisse de sterkste figuur hebben ge
vonden. Zij staan aan het begin van alles
wat vandaag als van deze tijd geldt. Ook
zijn er lieden, die menen doorgegaan te
zijn op Picasso's vindingen. Maar al te
vaak missen ze toch dat levende contact
met de realiteit, met het werkelijke leven
van vandaag, dat naar mijn gevoel toch
altijd aan Picasso's werk te bespeuren valt.
Een zekere trots vervult ons om het feit
dat een Nederlandse uitgeverij een werk
uitgaf, dat zich kan meten met uitgaven
van landen met door de taal een groter
lezersgebied en dit ook om de niet over
dreven pretentieuze wijze, waarmee dit
geschiedde.
Bob Buys
BOEDAPEST (U.P.). - De kranten in
Boedapest hebben voor het nieuwe jaar
de komst van enkele grote artiesten aan
gekondigd. Volgens de bladen zal de Britse
dirigent, Sir Eugene Goossens, de Franse
chansonnière Lucienne Boyer, de violist
Jehudi Menuhin en het beroemde Weense
Knapenkoor in de tweede helft van
januari en in februari in Boedapest op
treden.
(Van onze correspondent in Brussel)
Op het ogenblik is autorijden in Brussel
geen pretje. Het verkeer in de Belgische
hoofdstad gaat voornamelijk over de Klei
ne Ringlaan (de brede boulevards, die rond
de kern van de oude stad een ring vormen)
en op de Grote Ringlaan (de boulevards,
die aansluiten op de grote wegen naar
Antwerpen, Gent, Charleroi, Luik of Na
men). Op die lanen worden momenteel na
melijk op vele plaatsen grote werken uit
gevoerd opdat het verkeer een gelijdelijker
verloop krijgt. Op het Rogierplein, vlak
voor het nieuwe Noordstation daveren de
heimachines en kan men reeds het stalen
geraamte van de tunnel zien, waardoor
volgend jaar duizenden auto's zullen rijden,
De toeristen uit de provincie en zelfs uit
het buitenland komen graag een kijkje
nemen hoe het aanzien van Brussel, dat
velen zo goed kennen, werkelijk onherken
baar gaat worden. In het hart van de stad
verrijzen twee nieuwe gebouwen: de so
cialistische ziekenbonden bouwen bij de
Kruidtuin een flatgebouw van negentien
etages en een particuliere groep bouwt op
de plaats van het intussen volkomen afge
broken oude Noordstation een winkelcen
trum en zakenflatgebouw, met een toren
van vijftig meter hoog.
Het is een ontwikkeling, die men niet
kan tegenhouden. Het negentiende-eeuwse
Herenhuis met de marmeren monumentale
trap en spiegelzaal, maar zonder comfort
en met veel verloren ruimte, wordt afge
broken, en op dezelfde plaats groeit de mo
derne zakenflat. Als de nieuwe Ringla-
nen klaar zijn, zal, zo hopen de verkeers-
technici van het departement van Open
bare Werken en van de stedebouwkundige
„planning", het enorme verkeer in Brus
sel geruisloos kunnen worden opgevangen.
Op de kleine Ringlaan zal de automobilist
bijna nergens meer voor een rood licht
moeten stoppen. Aan de drukke Wetstraat,
het centrum van de ministeries, aan de
Naamse Poort, waar het frivole nachtleven
heerst, aan het noordstation, vanwaar men
het centrum bereikt, komen lange tunnels,
waardoor ongehinderd verkeer in beide
richtingen mogelijk wordt. Om van het cen
trum van de stad naar het terrein van de
Wereldtentoonstelling te rijden, wordt bo
vendien een viaduct gebouwd. Op al die
lanen, eens de trots van de hoofdstad, wor
den intussen de bomen verwijderd. Hier en
daar wordt een rij bomen gespaard, maar
het is een troosteloos gezicht. Een twintig
of dertig meter brede boulevard is wellicht
voor de automobilisten een buitenkansje, 4
maar het geeft zo'n kale indruk.
Bij de Nederlandse ambassade in Parijs
en haar consulaire afdeling zijn de laatste
tijd talrijke verzoeken om inlichtingen bin
nengekomen over in Frankrijk bestaande
mogelijkheden tot goedkope aankoop van
huizen. Naar aanleiding hiervan heeft de
ambassade meegedeeld, dat de heer Roger
Lenne van het „Secretariat d'Etat aux Tra-
vaux Publics, aux Transports et au Tou
risme", 246 Boulevard St. Germain, Paris-
Te, zich bereid heeft verklaard eventuele
aanvragen in behandeling te nemen.
Er bestaan in Frankrijk, zo deelt de am
bassade mee, geïsoleerde woningen en
soms zelfs hele dorpen, die door de bewo
ners zijn verlaten, aangezien de streken
waarin zij zijn gelegen blijkbaar geen be
staansmogelijkheden boden. Deze behui
zingen zijn voornamelijk te vinden in de
arme gebieden van het Massif Central, de
Auvergne en de Cevennes. Dit, gewoonlijk
particulier, bezit is, uiteraard voor lage
prijs, te koop. Of de aankoopprijs inder
daad aantrekkelijk is, hangt onder meer af
van de kosten van het weer bewoonbaar
maken, die, mede gezien het veelal ont
breken van voor Nederlandse begrippen
normale sanitaire inrichtingen, niet moeten
worden onderschat. Er dient rekening te
worden gehouden met de kans, dat de ver-
bouwingskosten even hoog komen te liggen
als de aankoopprijs. Vervolgens dient te
worden nagegaan, welke de plaatselijke
mogelijkheden zijn voor elektriciteits- en
watervoorziening, ravitaillering en derge
lijke. Elektriciteit is meestal wel van korte
afstand te betrekken, gas en in vele ge
vallen drinkwater niet. Scholen en medi
sche hulp bevinden zich gewoonlijk binnen
een afstand van twintig kilometer. De
wegen zijn over het algemeen goed zodat
de behuizingen gemakkelijk kunnen wor
den bereikt, maar niet (althans nu nog
niet) met openbare vervoermiddelen.
Van overheidswege wordt nu getracht
het weer in gebruik nemen van deze ver
laten woningen te bevorderen en dienst
baar te maken aan het toerisme door in
richting tot hotel, pension of vakantie
kolonie. Daartoe is men begonnen met het
inventariseren van de objecten. Voor de
departementen Haute Loire, Gard, Lozère
en Aveyron is zulks voldoende gevorderd
om belangstellenden te kunnen inlichten.
Teneinde prijsopdrijving te voorkomen
wordt echter geen algemene bekendheid
gegeven aan de reeds opgemaakte lijsten.
Bij aanvragen dient te worden aange
geven de streek waar men zich wenst te
vestigen, grootte en aard van het gewenste
huis, doel van de aankoop, alsmede welk
kapitaal daartoe ter beschikking staat. De
aanvrage zal dan aan het bevoegde plaat
selijke orgaan worden doorgegeven, dat op
zijn beurt zal laten weten of een in aan
merking komend pand beschikbaar is.
Zodra het contact met de eigenaar is tot
stand gekomen, houdt de overheidszorg op
en zal het particulier initiatief de rest
moeten doen Voor herstel en inrichting van
de behuizingen zullen wellicht kredieten
kunnen worden verkregen, maar naar het
zich thans laat aanzien zal dit aan Fransen
voorbehouden blijven. Tenslotte verdient
het de aandacht, dat voor vestiging in
Frankrijk een vergunning nodig is en
daarnaast een tweede vergunning voor het
uitoefenen van een beroep, aldus de am
bassade.
ALS de laatste sneeuw nog in de
dichte sparrenwouden ligt, staan de
Zweden voor dag en dauw op om te
gaan luisteren naar hun geliefde tjader,
de indrukwekkende auerhaan, die de
lente inluidt met een van de meest bi
zarre geluiden van het bos.
IN de Zweedse natuurfilm „Het grote
avontuur" die al langer dan een half jaar
in het zondagochtendprogramma van het
Rembrandttheater te Haarlem draait
komen fraaie opnamen voor van de auer
haan, een van de representatieve vertegen
woordigers van de Scandinavische fauna.
Het is een zware, donkere hoendersoort ter
grootte van een kalkoen. De grote snavel
is vervaarlijk gekromd en de loshangende
keelveren vormen een ruige baard. Wie in
onze duinen wel eens heftig geschrokken
is van een onverwachts opvliegende fazant,
kan zich enigszins voorstellen met hoeveel
geweld de vlucht van een auerhaan ge
paard gaat. De ronde, vrij korte vlerken
zwoegen met het geraas van een storm
wind om de zware vogel omhoog te krijgen.
Als hij dicht in onze buurt opvliegt, klopt
ons hart nog heftig in de keel, als de vogel
al lang en breed in snelle scheervlucht tus
sen de boomtoppen verdwenen is. Zo ver
liep tenminste onze eerste kennismaking
met de auerhaan.
Ook het geluid van de auerhaan wordt in
de Zweedse natuurfilm van Arne Sucks-
dorff goed weergegeven. Onlangs zijn wij
in de gelegenheid geweest dit persoonlijk
vast te stellen. We hebben het Zweedse
zomerhalfjaar, van het eerste smelten van
sneeuw en ijs, doorgebracht in de provincie
Smaland, halverwege tussen Malmö en
Stockholm. We hebben lange zwerftochten
gemaakt door het heuvelachtige landschap
van aaneengesloten bossen, waarin hier en
daar met veel moeite een akkertje ontgon
nen is, door speciale heftrucs enigszins
steenvrij gemaakt. De talrijke grote en
kleine meren vormen echter een welkome
afwisseling in het onafzienbare woud dat
Zweden heet en zorgen voor een prettig ge
varieerde dierenwereld.
DE MEINACHT is kort in het noorden.
Om op tijd in het bos te zijn, dienen we om
én uur op pad te gaan. Soms passeert er
een auto, die vrijwel zeker hetzelfde doel
heeft als wij: het tjaderspel. Als we in het
betreffende bosgedeelte aankomen, is het
nog volledig nacht. Hier zullen we moeten
wachten tot we de auerhanen hun balts
horen beginnen en we, afgaande op het ge
luid, kunnen proberen de dieren zelf te
zien te krijgen.
Nu onze knerpende voetstappen opge
houden zijn, worden we omhuld door een
absolute stilte. De zware sparren staan
roerloos in het windloze duister, het bloed
suist hinderlijk in onze oren. Als eindelijk
de hemel in het noordoosten lichter wordt,
huiveren we van de klamme stilte. In de
verte begint een roodstaartje de nieuwe
dag met zijn aandoenlijk harkerig deuntje.
Ergens vanachter de zwarte sparrenmuur
nadert het grommende keelgeluid van de
houtsnip: gnor, gnor, iet. Kalm wiekt de
schim over ons heen en verdwijnt even on
wezenlijk als hij gekomen is. Zijn parings-
roep sterft geleidelijk weg. Er komt enige
tekening in onze directe omgeving, som
mige zwarten worden grijs en we onder-
5 scheiden flauw het pad. Het bos is nog on
doordringbaar. Als ver weg de vibrerende
kreet van de bosuil schalt, heffen we het
hoofd luisterend op en zien dat de lucht
hoog licht is en onbewolkt.
„KlikkopHet plotselinge geluid be
zorgt ons een rilling van schrik. Gespannen
luisteren we. Was dat de ontwakende auer
haan? Seconden gaan traag voorbij. „Klik
kop!" een geluid als van een stuiter die
op een marmeren plaat valt. Het is de auer
haan! De klank wordt herhaald, telkens
met eenzelfde korte pauze. Dan versnelt
het tempo van de knikkergeluiden zich,
sneller, sneller tot het een climax bereikt,
gevolgd door een satanisch gesis en ge-
klapper. Snel springen we drie stappen
voorwaarts, in de richting van het geluid.
Doodstil staan we onder de eerste bomen.
„Klikkoppelluppelluppel-
lupuu" Opnieuw gaat de klankenreeks naar
de climax toe. Als het gesis volgt, doen we
weer drie snelle stappen voorwaarts. Op
het hoogtepunt van zijn zang is de auer
haan namelijk blind en doof. Tijdens deze
extase kan men precies drie vlugge passen
zetten zonder hel geringste risico dat de
vogel het hoort.
De haan begint opnieuw. We turen voor
ons uit op de stenige bodem om onze stap
pen voor te bereiden. De vogel versnelt zijn
speeltempo, als een knikker die steeds snel
ler stuit. Zodra hij het hoogtepunt bereikt,
stormen we weer voorwaarts. Onder onze
blinde stappen kraken dorre takken met
het geluid van een kanonschot in de stilte,
maar de baltsende haan hoort niets. Het
is voor ons echter zaak bijtijds te stoppen
en daarna geen geluid meer te maken, ook
al is het soms moeilijk het evenwicht te
bewaren na een ongelukkige stap. Als het
knarsende gesis opgehouden is, luistert de
haan scherp. Hij is schuw en bedacht op
gevaar. Maar het gaat goed. We naderen de
vogel. Hij moet nu dichtbij zijn.
ZO KOMEN WE aan de rand van een
open plek en ontdekken de haan in de laag
ste tak van een zware spar. We laten ons
op de grond zakken. Als we languit liggen,
zetten we de kijker voor de ogen. De af
stand is nauwelijks twintig meter, maar
het is nog zo duister, dat we de haan slechts
in silhouet onderscheiden kunnen. Rechtop
staat hij, scherp afgetekend tegen de lichte
lucht, de nek omhooggestoken. Van tijd tot
tijd loopt een grote luchtbobbel door zijn
ruige hals omhoog, de keelveren bollen op
tot een woeste baard, de benige kromsnavel
opent zich en de metalen klank rolt als een
stuitende knikker naar buiten: „klikkop".
Minutenlang gaat de vogel zo door. Hij kan
maar niet besluiten zijn zang door te zetten.
Misschien vertrouwt hij de zaak niet hele
maal. Tenslotte begint hij weer te spelen:
„pellup. .pelluppellupin toe
nemend tempo. Bij de climax zwaait de
grote staart krampachtig omhoog en waai
ert breed uit. De haan sist en slijpt vol
overgave, de dikke nek rilt van emotie.
Abrupt houdt hij op. Hij luistert weer en
spiedt rond. Onverwacht gaat hij er met
veel wiekgeraas vandoor. Zag hij misschien
onze brede kijkerglazen, die het licht van
de rijzende zon weerkaatsten? Of ging hij
alleen maar op weg naar het platgetreden
strijdperk, waar de hanen samen komen
om te wedijveren in de gunst van de veel
kleinere, bruine vrouwtjes? We weten het
niet. We zijn diep onder de indruk van de
onvergetelijke uiting van oerkracht die de
baltsende auerhaan ons geboden heeft.
De stralen van de opgaande zon zetten
het bos in glans. Als we op de heuvel stil
staan, horen we ver weg aan de oever van
het meer de korhanen bolderen: „oeloeleoe-
loclo. Een zeer fraai geluid, dat in ge-
„Hoe ouder wij worden, des te kor-
ter lijken ons de opeenvolgende tijd-
perken van ons leven. Voor een kind
lijkt een dag een jaar en een jaar een 1
eeuw te duren". (Vrij naar Thomas
Campbell).
ZOU HET waar zijn, dat de tijd voor
oudere mensen sneller voorbij gaat dan
voor de jeugd? Men kan immers van
bejaarden vaak de klacht horen: „Hoe
ouder je wordt, hoe sneller de tijd
i voorbij vliegt". In werkelijkheid is dit
echter niet zo. Het is niet de tijd, die
sneller gaat, maar het levenstempo
wordt in de ouderdom langzamer en
daarom lijkt het alsof de jaren in een
snellere vaart voorbij schieten.
Een paar voorbeelden kunnen dit ver-
duidelijken. De bejaarde mens heeft
I geen haast. In vele gevallen beleeft hij
op één dag maar één ding waarmee zijn
geest voortdurend bezig is. Als hij
wandelt en onderweg bijvoorbeeld zijn
handschoenen wil aantrekken, dan zal
hij eerst ophouden met de ene hande-
ling het wandelen en daarna
j stilstaande overgaan tot de tweede
handeling, het aantrekken van de hand
schoenen. Dan kijkt hij of ze goed zit
ten en gaat pas daarna weer verder.
Wanneer twee bejaarden samen op
lopen en de een wil de ander iets ver
tellen, dat hij belangrijk vindt, dan
blijven ze eerst stilstaan om vervolgens
op hun gemak het geval te bespreken.
Kinderen echter kunnen in tegenstel
ling met de bejaarden in een half uur
allerlei stemmingen doormaken, zowel
van vreugde als van verdriet. Ze kun
nen zich ook met meer dan één ding
tegelijk bezig houden. Een jongen zal
op het nippertje van schooltijd de deur
uithollen. Hij laat deze achter zich
dichtvallen, trekt onder het lopen zijn
jas aan en ziet ondertussen nog kans
de rest van zijn ontbijt naar binnen te
werken! Dus drie, zelfs vier hande
lingen tegelijk.
Het is dan ook niet toevallig, dat bij
een groot percentage van de verkeers
ongevallen óf jeugdige kinderen, óf
mensen op leeftijd betrokken zijn. De
jongeren denken: het kan nog nèt en
bij de bejaarden ontbreekt de snelheid
om hun spieren te laten reageren op
hun gedachten. De ene groep is te vlug
en de andere te langzaam.
In zijn jeugd heeft de mens dus een
ander gevoel voor tijd dan in later
jaren. En hij heeft ook betrekkelijk
veel jaren nodig om zich van het be
lang van de tijd bewust te worden.
Eigenlijk is het ook niet juist te zeggen:
„De tijd gaat voorbij." Gemakshalve
heeft men de tijd in stukjes geknipt en
verdeeld in jaren, maanden, weken,
dagen, uren, minuten en seconden,
maar in werkelijkheid blijft hij een on
gesplitst geheel. Wij gaan voorbij!
We weten allen, dat de tijd het men
selijk leven beheerst, maar om hem
goed te begrijpen is een mediterende
dichterziel nodig. Het moge in onze
moderne wereld te moraliserend klin
ken, in feite blijft het waar wat Vondel
schreef:
Laet het kostelyckst van al
U niet roeckeloos ontslippen.
Da's de tijd, die snel gaet glippen
Zonder dat hij keeren zal.
W. S.
noemde Zweedse natuurfilm ook bijzonder
goed tot zijn recht komt.
VROEGER moeten de Zweedse wouden
gewemeld hebben van de auerhoeders. In
talrijke troepen zwierven ze door de stenige
en moerassige naaldbossen. Bessen, zaden en
sparreloten bezorgden hun overvloedig
voedsel. Maar ook onder de Zweden huizen
veel jagers en op allerlei manieren werd 't
kostelijke wildbraad bemachtigd. In een
Zweeds boek hebben we daarover Iets ge
lezen. In de schemer verborg men zich in
het woud en van grote afstand kon men
horen waar de hoenders zich verzamelden
om de nacht door te brengen,door het ge
weldige geraas dat de vogels maakten als
ze een slaapplaats in de bomen zochten. Als
het volledig duister was, ging men daar met
lange, op stokken gestoken fakkels opaf.
In het voorjaar, als de dieren baltsen,
zijn de vogels, op de manier die wij ook
toegepast hebben, met enig beleid te na
deren tot aan de boom, waarin ze zitten.
De grote vogel is dan een gemakkelijk doel
wit, dat zelfs de slechtste schutter moeilijk
missen kan. Ook nu wordt de zangovergave
van de auerhaan door schietmaniakken nog
wel misbruikt. Plet is echter te hopen, dat
de stoere vogels zich ondanks alle vervol
ging zullen weten te handhaven. D.