VOGEL - PSALMBOEK 'sWerelds grootste schapenfarm is zo groot als Nederland met Duitsland, België en NoordFrankrijk bij elkaar NIEUWE BOEKEN in zakformaat In zijn laatste jaren leefde Ripperda als pasla in Afrika II. Croeten WAARDE VAN EEN FOKRAM GESCHAT OP HONDERDDUIZEND GULDEN MERRIMAN EN MERRYVELLB ONZE PUZZEL GRAFIEK EN BEELDHOUWWERK VAN sralnïts MEER AMERIKAANSE TOERISTEN (Vervolg van pagina 4) schijnbaantjes. Blakend van werklust- re organiseerde hij en passant meteen maar het leger en de marine, tevens in een kwestie van uren een geheel nieuw ver dedigingsstelsel voor de zeewegen naar In- dië ontwerpend. Na aldus de adel, de regenten en de of ficieren tegen zich in het harnas gejaagd te hebben, gaf hij ook het volk een beurt, namelijk door een belastingverhoging, die velen tot de bedelstaf bracht. Andere re volutionaire hervormingen op economisch gebied volgden elkaar met zulk een snel heid op dat zelfs de staatsdrukkerij het niet kon bijhouden. Vele van Ripperda's plannen en hervormingen waren overigens weloverwogen en in het belang van het land, maar wat de gloednieuwe premier in zijn koortsachtige dadendrang geheel over het hoofd zag, was dat zij niet te betalen waren. De schatkist immers was ten naas tenbij leeg en tot overmaat van ramp be gon dat vervelende Oostenrijk steeds drei gender aan te dringen op betaling van de enorme bedragen, waartoe Spanje zich bij het verdrag van Wenen verplicht had. HET WAS duidelijk, dat dit alles niet duren kon en dat deed het dan ook niet. Reeds begin mei 1727 moest een treurige Filips, zwichtend voor de aandrang van het volk, zijn gunsteling ontheffen uit al zijn ambten. Achtervolgd door het woeden de grauw kon deze laatste ternauwernood het leven redden door zijn toevlucht te zoeken in de Britse ambassade. Maar ook daar vond hij geen veilig asiel, want in de vroege ochtend van 26 mei gelukte het twee soldaten en een officier van de Guar- dia de Corps onder slinkse voorwendsels het ambassadegebouw binr.en te dringen, de nog slapende Ripperda van zijn bed te lichten en te ontvoeren. Uit protest tegen deze inbreuk op de diplomatieke onschend baarheid bood de Engelse ambasadeur, ko lonel Stanhope, nog diezelfde dag na een hartig protest zijn ontslag ten hove aan, maar daarmee was de onfortuinlijke Johan Willem niet gebaat. Men sloot hem op in het Alcazar van Segovia, een oude stads- burcht met metersdikke muren, waar hij „alle denkbare vernederingen onderging en de slechtste maaltijden kreeg voorgezet, die ooit in Spanje zijn toebereid". Bijna een jaar later zag de gevangene kans, met de hulp van een trouwe bedien de en een jonge kamenier, via een gehei me gang uit het kasteel te vluchten en naar Portugal uit te wijken. Vandaar ver trok hij met de kamenier, die later zijn minnares werd, naar Londen, waar hij eni ge tijd als een zeldzaam curiosum ge fêteerd en bejubeld werd, maar tenslotte toch zijn biezen moest pakken omdat Zij ner Majesteits regering van zijn verder verblijf op Engelse bodem ernstige inter nationale verwikkelingen vreesde. Ook in Holland, waar hij opnieuw calvinist werd, vond hij geen rust. Italië, Oostenrijk. Frankrijk en Rusland gaven hem ondub belzinnig te verstaan niet op zijn aanwe zigheid gesteld te zijn. ZO WAS de grote illusionist, die een dei- machtigste rollen gespeeld had op het po litieke wereldtoneel, gedegradeerd tot een ongewenste vreemdeling in geheel Euro pa, ja zelfs in zijn geboorteland. Wat bleef hem over dan „dit ondankbare werelddeel" de rug toe te keren en naar Afrika te gaan, waar hij zich misschien zou kunnen wre ken voor alle onrecht, hem aangedaan. Maar het pakte anders uit. Sultan Mulay Abdallah van Marokko en zijn despotische mama bleken ten minste even ervaren in het spel van liegen, bedriegen en intrige ren als hun nieuwe werknemer, de ex- Grande van Spanje en dus bracht de arme Ripperda het onder hun toezicht niet verder dan tot ere-pasja cn geheimraad, geheim agent en minnaar van de dikke Sultane-moeder, allemaal bezigheden die hem in minder dan geen tijd onverdrage- lijk tegenstonden. Eenmaal nog leek zijn ster opnieuw te rijzen, toen hij in Tunis zijn oude vriend en „vakgenoot" baron Theodore von Neu- hoff tegen het lijf liep, die hem, in ruil voor wat kanonnen en manschappen, royaal de nog te veroveren koningskroon van Corsica aanbood. Maar ook daar stak de Sultane een stokje voor, zodat Neuhoff zelf zijn troon moest gaan torsen. Afrika bracht de arme Johan Willem ook verder geen voordeel. We! leerde hij er vloeiend Arabisch en bekeerde hij zich had u an ders verwacht? - 'enslotte tot de gods dienst van Mohammed, maar meer winst zat er riet in. HjJ stierf, praktisch een ge vangene van zijn Sultane, in 1737 in Te- tuón, waar hij zijn laatste levensjaren had doorgebracht met rozen kweken en scha pen verkopen. Men zegt, dat hij kort voor zijn dood van een Italiaanse priester het laatste sacrament ontving en dus blijk baar toch r.og als katholiek gestorven is. (Van onze correspondent te Sydney) EEN JONGEMAN stond op een plattelandskermis te kijken naar de boksers op het podium voor de tent en luisterde naar de standwerker, die tien gulden uitloofde voor degene uit het publiek, die een zijner boksers kon verslaan. De jongeman droeg een breedgerande hoed. Ilij had forse bruingebrande armen, die scherp afstaken tegen zijn witte overhemd, icaarvan hij de mouwen had opgerold. Met een brede lach op zijn gelaat nam hij de uitdaging aan. Toen het spel begon deelde hij zo'n harde linkse aan zijn tegenstander uit, dat de beroepsbokser uit de ring werd geslagen, tegen een tentpaal viel, die daarop brak en het. hele tentzeil meesleurde. Het bonder dkoppige publiek werd er onder bedolven. Er waren geen gewonden, maar er heerste grote hilariteit en de jongeman kreeg zijn tien gulden. Toen ik hem dezer dagen een bezoek bracht, kon hij er nog om lachen. Maar het was al vijftig jaar geleden. De gebeurtenis illustreerde zijn vechtersnatuur, een onbetaalbare karaktereigenschap in het woeste, harde, meedogenloze Australië, dat elke dag opnieuw een uitdaging vormt voor elke jongeman, die er de strijd om liet bestaan opneemt. De jongeman van eertijds is de nu vijfenzeventigjarige Sir Walter Merriman, steunpilaar van de Australische schapen fokkerij en grondlegger van een fokras, waarop honderden MEN moet wel een onverbeterlijke droogstoppel zijn wanneer men geen waardering weet op te brengen voor het met zo veel speelse fantasie in elkaar gezette verhaal van Charles Finney The circus of doctor Lao, waarmee de gelijknamige bundel korte verhalen, door Ray Bradbury ver zameld, geopend wordt. De komst van een cir cus veroorzaakt in een kleine plaats de gebrui kelijke voorpret en spanning. De geheimzinnig doenerij, waarmee het dierenpark voor de ope ningsvoorstelling wordt omgeven, prikkelt de toch al grote nieuwsgierigheid van jong en oud. Clandestiene anticipatie op wat hen te wachten staat resulteert dan tenslotte voor sommige inwoners of inwoonsters in een aangename, voor anderen weer in een fatale belevenis. Zo nioet bijvoorbeeld een eerzaam handwerker op een gegeven ogenblik lijdelijk toezien hoe zijn ln een stenen beeld veranderde vrotuv op een vrachtwagen wordt geladen om te worden weg gevoerd. Niet alleen de gelijkmoedigheid, waar mee hij deze slag van het noodlot accepteert, is tekenend voor de sfeer waarin dit merkwaardige verhaal zich afspeelt, maar eveneens de vanzelf sprekendheid waarmee een vriend van hom een stukje van het beeld afbreekt en dan, na een korte blik daarop te hebben geworpen, kalm mededeelt met welke steensoort men hier te doen heeft! De eigenaar van het vreemdsoortige circus is een mannetje, dat erin geslaagd is een aantal bekende mythologische monsters en half goden, wier activiteit nog geenszins door ouder- domsverschijnselen is verzwakt, voor zijn pro gramma te engageren. Natuurlijk zijn de gevol gen daarvan navenant. Een geniale vondst, die door Finney met kennelijk plezier knap werd verder uitgewerkt. Ook de andere verhalen, waar onder die van Shirley Jackson en Robert Coa- tes, worden gekenmerkt door vindingrijkheid en beschrijvingskunst. liet opsporen van dergelijke verhalen is aan Bradbury wel toevertrouwd. Wanneer men na het genieten van deze „sto ries" nog een wijle wenst te toeven op het ter rein der litteraire buitenissigheden, neme men eens ter hand A good man is hard to find van Flannery O'Connor en men zal daarin, voor zover dit nog niet eerder gebeurd is. in haar roman Wise Blood, kennis maken met een schrijfster, wier werk maar heel weinig, om niet te zeggen in het geheel niet, door haar vrouw-zijn is gestempeld. liet brute en medogen- loze liggen niet ver af van de hardheid en on verstoorbaarheid waarmee zij de gedragingen van een zeer uiteenlopend gezelschap onder de loupe neemt. Bovendien bedrijft zij evenals velen van haar eveneens uit de zuidelijke sta ten afkomstige mannelijke collega's die wrange humor, die bij de Europeaan dikwijls een on miskenbare afkeer wekt. Overigens zijn ook de boeken van Anne Morrow-Lindbergh, de echt- .genote van de befaamde oceaanvlieger, geheel vrij van die typische trekken, waardoor zij auto matisch geplaatst zouden worden onder de ru briek „dameslectuur". Kortelings verschenen van haar The steep ascent en Listen! The wind. Het eerste is een aan een werkelijk voorval ontleend verhaal over de moeilijke tocht naar India over de Alpen van een tweetal vliegeniers, waarin zij, zich angstvallig hoedend voor valse dramatiek, een zeer grote spanning weet te wekken. Het laatste bevat een ondanks de nuch terheid van het feitenmateriaal bijna romanti sche beschrijving van een onderzoekingstocht van Amerika over de oceaan naar Europa. Romantiek en avontuur zouden zo op het eer ste gezicht voor een vrouw in een zo desolaat gebied als Spitsbergen, maar moeilijk te vinden zijn. Chistiane Rltter heeft dat daar niettemin ruimschoots beleefd en zij vertelt daarover in haar Woman in the polar night, charmant en op originele wijze. Juist door haar vrouwelijk rea geren op de barheid en troosteloosheid van dit land, waarvan zij maar node afscheid nam. Er ligt een enorm verschil tussen leven op Spitsbergen en in New York en ook tussen de belevenissen van Christlane Rltter en Auntie Mame van Patrick Dennis. een ontembaar, tot op hoge leeftijd up-to-date blijvend vrouwtje, dat alles meemaakte en over de hoofden van haar medemensen uitstortte wat maar tot com plicaties leiden kon En dat allea, door het haar ter opvoeding toevertrouwde neefje van dichtbij of veraf meegemaakt en geboekstaafd, is van die aard, dat Auntie Matne stormenderhand de tiarten van honderdduizenden Amerikunen heeft veroverd. Waarover men na lezing van de eerste pagina's reeds niet verbaasd staal. A.M. Ome correspondent in Australië muukle deze foto van de thans vijfenzeventig jarige Sir Walter Merriman, een der steunpilaren van de schapenfokkerij in dat werelddeel. Dit keer eens een ander soort probleem. Tante Suze is ongetrouwd, en van een moeilijk te bepalen leeftijd. Frits en Jan, haar neefjes, willen graag weten hoe oud zij is. Nu staat vast, dat tante Suze er jong voor haar leeftijd uitziet; bovendien is zij eerlijk en bijdehand. Zij wil niet graag voor haar leeftijd uitkomen, maar toch jokt zij er niet om. Zij is slim en gelooft niet, dat de kinderen er achter zullen ko men, als zij zegt: „Als ik weer jarig ben (dat is in 1957), bereik ik een kroonjaar, en dan is mijn leeftijd het omgekeerde van: het geboortejaar (verminderd met 1900) van iemand, die dan 5/7 van mijn jaren telt". Frits en Jan vonden gezamenlijk toch uit hoe oud tante Suze thans is. U ook? Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad 7,50, 5 en 2,50. dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de oplossing in te zenden aan een van onze bureaus in Haarlem, Grote Hout straat 93 en Soendaplein; in IJmuiden. Lange Nieuwstraat 427. Oplossing vorige puzzel: 1. dirigent. 2. radiospreker. 3. jeugdleidster. 4. doopsge zind predikant. 5. televisiespeler. 6. boek bespreker. Prijswinnaars waren: Zuster W. Knook, Diaconessenhuis, Haarlem 7,50); C. Kwast, Lumeystraat 18, IJmuiden-Oost 5) en mejuffrouw K. Thöenes, De Gene- stetstraat 2, Haarlem 2,50). schapenhouders hun rijkdom van vandaag baseren. Sir Walter's ogen zijn verschroeid door de hete zon. Zijn hoed trekt hij recht boven zijn neusrimpel om ze te beschermen tegen het felle licht uit de azuurblauwe hemel. Hij sluit zijn ogen tot een nauwe spleet en zijn gerimpeld gezicht vertrekt zich in duizend voegen. Als ik hem een vraag stel, duwt hij zijn linkeroog open met duim cn wijsvinger cn dan straalt er plotseling een helder licht. Hier staat een man, die letterlijk cn figuurlijk het wolbedrijf kent tot in de vezelen. Zijn schapen dragen dichte vachten fijne cn superfijne wol. Een jaar geleden veroverde hij er het wereld kampioenschap mee. Zijn beste fokram braclit bij opbod in Sydney veertigduizend gulden op, maar de kampioensram, wiens zonen over geheel australië verspreid zijn, is voor geen geld te koop. De waarde van deze aristocraat wordt geschat op honderdduizend gulden. De wolopbrengst van dit ene schaap bedroeg in een jaar tijds veertig Engelse ponden, vier keer zoveel als normaal en tien keer zoveel als de eerste schapen van Australië, nu hondervijftig jaar geleden. Uit de nakomelingen van deze en dergelijke merinorammen komt de wol, die Australië het vorige jaar drie miljard gulden opleverde. Daarvan bracht de export de helft op van wat liet buitenland aan Australische pro- dukten kocht. Dit jaar brengt de wol naar voorlopige ramingen nog eens een half miljard gulden méér op. HET IS NIET overdreven te zeggen dat Australië rijdt op de rug van het schaap. Wat het vandaag-de-dag heeft bereikt, is te danken aan mensen als Sir Walter Mer- ï'iman, die de personificatie vormt van de Australische schapenfokkerij, een wereld van pioniers, die een vergeten contingent in anderhalve eeuw hebben gemaakt tot een werelddeel, dat thans meer dan de helft van alle merinowol op aarde levert. Koningin Elizabeth heeft hen geëerd, toen zij Walter Merriman twee jaar geleden een onderscheiding en de titel „Sir" ver leende, de eerste „grazier" (schapenboer) die deze eer te beurt viel, een tribuut aan de huidige, zowel als aan de vorige gene ratie van fokkers in een gebied, waar de schapen bij de komst der blanken onbe kend waren. Toen de eerste vloot met bannelingen er in 1787 heenvoer, wist men al dat er geen schapen waren. Kapitein-gouverneur John MacArthur bracht er enkele mee op zijn schip, maar de gronden rond de nederzet ting Sydney waren zo arm, dat de dieren spoedig stierven. Tien jaar later liet Mac Arthur vier ooien en twee rammen uit Kaapstad komen. Deze waren afkomstig uit Nederland, dat ze als een gift van de koning van Spanje gekregen had. Australië dankt zijn hoge levensstandaard aan de schapen. Zij grazen er in miljoenen op de honderdduizend „stations" of boer derijen, waarvan 's werelds grootste in het rode centrum (rood naar de kleur der aar de) een oppervlak beslaat van Nederland, België, Noord-Frankrijk en Duitsland te zamen. De grond is er zo arm en de regen val zo gering, dat één schaap twee hectaren grond nodig heeft om voedsel te vinden. Ik reed op een der grote schapenfarms in de binnenlanden, waar de zon de aarde verschroeit en de rivieren droog liggen, uren achtereen door de woestenij zonder ooit de grenzen van do boerderij te over schrijden. Maar ik bezocht ook kleinere farms op betere gronden, waar één schaap voldoende heeft aan minder dan een halve hectare. Daar worden de fokschapen ver troeteld, die de basis vormen voor de voortplanting van een edel ras. In de fok kerijen heeft een handjevol Australiërs het lot van het land in handen. SIR WALTER MERRIMAN is één van hen. Ik bezocht hem op zijn landgoed Mer- ryville in de buurt van Yass, een goede driehonderd kilometer ten zuidwesten van Sydney, een gebied dat honderdderlig jaar geleden werd ontdekt. Hier begon de vader van Sir Walter een fokkerij, die uitgroeide tot meer dan vijftienduizend hectaren, bij na zo groot als de Wieringermeer dus. Thans grazen er dertigduizend merino's op tienduizend hectaren, klein voor Australi sche begrippen, maar groot wat de schapen zelf betreft. In een kamer van het door Sir Walter in zijn jonge dagen zelf ge bouwde woonhuis, opgetrokken van gra niet, dat hij eigenhandig hakte uit de bodem van zijn land, zag ik meer dan dertienhonderd trofeeën als evenzovele be wijzen van veroverde kampioenschappen. Merryville en Merriman zijn twee na men, die voor elke Australiër een begrip zijn geworden voor het grote leger van aristocraten, die dit land bevolken. Zij zijn een afspiegeling van de glans der goud gerande wol, die gekweekt wordt in de prairiën van het binnenland, waar zij een kostbaar offer vergt van de mens, die door haar gloed wordt bevangen, namelijk de afzondering in eenzaamheid. AAN HET EIND van de Cool- singel tr Rotterdam prijkt aan de blinde zijmuur van een kantoor gebouw een teken, een groot te ken dat die hele wand vult. Of de ontwerper met dit teken iets meer ■bedoelde dan versieren weet ik niet. Het doet daar zo goed, dat het me trouwens niet interesseert. Op de tentoonstelling van gra fiek en beeldhouwwerk van Geor ges Braque, die tot 10 februari in het Museum Boymans in deze stad gehouden wordt, hangt ook een te ken, drie keer nog in andere kleu ren herhaald: een kleine lithogra fie. Ik kan me voorstellen dat heel veel mensen hier niets aan vin den. Maar zou dit teken, vele ke ren vergroot, niet op dezelfde wij ze een muur kunnen sieren, een het stadsbeeld verlevendigend or nament kunnen zijn, zoals dat eerstegenoemde teken? Wij accep teren vaak dingen op affiches, in advertenties, in de toegepaste kunst in het algemeen, die hun oorsprong vonden in het werk van schilders met wier werk we moei te hebben of waar we nog afwij zend tegenover staan. De invloed van Mondriaan op architectuur en typografie is onmiskenbaar. De in vloed van hete vroegere kubisme strekt zich uit tot overbanale be- nangsels aan toe. Dessins van veel- gedragen imprimeetjes vonden hun oorsprong in werk als dat van Miró, dat door de draagsters van een veelkleurig jurkje meestal moeilijker aanvaard wordt! Braque, de andere genoemden en nog een reeks ongenoemden, hebben een stijl gebracht. Onze tijd vond uitdrukking in lnm werk. Manuscript thans in Cambridge ONLANGS stapte ik het Fitz- wiliiam Museum te Cambridge binnen. Ik had namelijk verno men, dat de bibliotheek verrijkt was met een vijftal middeleeuw se boeken, neen, handschriften natuurlijk, uit de verzameling van wijlen Lord Lee van Fareham afkomstig. Een dier werken voor al trof mij door zijn schoonheid en belangwekkendheid. De il lustrator het bleek mij na eni ge bladzijden te hebben omge slagen Was niet slechts een kunstenaar van formaat, doch had bovendien zijn motieven /oor een deel ontleend aan de toenmalige dierenwereld. De wordingsgeschiedenis van dit bock was als volgt. Op een goede dag in de dertiende eeuw ontvingen de monniken van een klooster in Gloucestershire het verzoek om een volledige editie van de Psalmen van David te vervaardigen. Het handschrift moest verlucht worden met illu straties in kleur. - De naam van het klooster is niet meer bekend. De opdrachtgever was waar schijnlijk een edelman, uit het ge slacht Fitzalan voortgekomen. De monniken aanvaardden de op dracht cn zetten zich aan het werk. Zij deden wat honderden monniken in tientallen kloosters in Europa deden, als een bock op stapel werd gezet. Eerst vervaar digden zij vellen perkament uit huiden van kalveren, geiten en schapen. Dit was een omslachtig werkje, dat veel vakmanschap, vaardigheid en ervaring vereist. Nog heden ten dage is het zo, dat er jaren overheen gaan alvorens iemand een werkelijk bekwaam perkamentbereider is. De schrijf- ingrediënten maakten do monni ken eveneens zelf. Zij vervaar digden garzepennen cn fijne pen selen, inkt, verf en bladgoud. De grondstoffen voor sommige kleu- 3 ren moesten uit verre landen ko men. lapis lazuli (om ultramarijn- Nu geloof ik wel, dat Braque het met zijn teken minder ernstig meende dan Mondriaan met zijn schilderijen. Veel van Braque's grafiek komt mij voor als een di vertissement. Maar, zoals Paul Ci troen het schreef in de catalogus voor zijn jubileumtentoonstelling: „Het genie mag spelen, het talent moet werken". Braque's grafische werk is zeer beperkt in aantal. Terwille van een esthetisch effect kon hij een ets vernissen en zo be reikte hij een uniek resultaat. Men kan er voorts van op aan dat de drukkers van groot belang zijn geweest bij vele andere resultaten. Ik geloof dat men Braque's gra fiek moet zien als een aangename bijkomstigheid in zijn oeuvre, aan de grootheid waarvan in de kleu renlitho's dan toch maar sterk herinnerd wordt. Braque's bewerken van de steen, zijn krassen in gips beeldhouw werk te noemen, ik kan me voor stellen dat men dit weigert. Over het algemeen spreken in dit werk twee dimensies. Meestal zijn het platte stenen, gehakt tot vormen, voorzien van een ingekraste teke ning, die vaak even hoger ligt bo ven een uitgebeitelde achtergrond. Braque speelde met vormen van de Etrusken of ontleend aan Griekse vazen. Zijn werk werd daarom door sommigen niet aan vaard. Ik kan me echter niet ont trekken aan het gevoel, dat zekere vormen van oude kunst aanvaard worden omdat ze zo oud zijn en dat vormen als die van Braque dat niet worden omdat ze nieuw zijn. Toch maakt Braque het ons moeilijk als hijzelf schrijft: „De Bij de afbeelding hiernaast Helios, de zonnegod, bestuurder van de met paarden bespannen zonnewagen - een lithografie in zwart en wit uit 1946, gedrukt in een onbekend aantal exem plaren door Mourlot in opdracht van de ontwerper, George Braque kunst is er om te verontrusten. De wetenschap stelt gerust". Eerlijk gezegd blijft dit aforisme me duis ter, evenals sommige andere in de catalogus tot deze tentoonstelling geciteerde uitspraken van Braque trouwens. Mij stelden de inte rieurs en stillevens van Braque, zo klassiek evenwichtig, altijd ge rust. Zo doen mij zijn prachtige gelithografeerde stillevens dat ook. Moet men deze uitspraak al leen op hem zelve betrekken? Veelal is het kunstwerk een ge volg van een zekere onrust van de artiest, die zich in het bereikte en als voltooid bekende resultaat bevrijd voelt van zijn onrust. En wij als publiek hebben alleen te maken met de resultaten. Slechts op een uitzonderlijke figuur als Picasso en mogelijk schilders er. beeldhouders van weer later ont stane bewegingen zouden het eer ste deel van deze uitspraak tot hun motto kunnen maken. En aangezien deze laatsten na Picasso zo van dichtbij bekeken worden, is er twijfel in mij betreffende het gebruik van het woord kunst. Braque's gevoel voor een mooie materie is meestal geruststellend. Bob Buys De American Express verwacht, dat ondanks de internationaie spanning, dit jaar weer gro*e aantallen Amerikanen naar Euro pa zullen reizen. Speciaal de lan den rondom de Middellandse Zee kunnen zich in Amerikaanse belangstelling verheugen. Naar het aantal reeds gedane boekin gen wordt verwacht, dat het aan tal Amerikaanse toeristen naar het gebied van de Stille Zuidzee en het Verre Oosten ten opzichte van het vorige jaar met vijftien percent zal stijgen. Ondanks het Ook van betekenis voor biologen eigenlijke schrijfarbeid. Vers na vers werd met toewijding overge schreven uit de grote (Latijnse) kloosterbijbel. Zodra een bladzij de vol was, stelde de schrijver deze ter hand aan de illus trator, eveneens een kloosterling. Deze monnik had tot taak de hoofdletters en prachtige sierlet ters te tekenen. Voorts schilder de hij miniaturen ir. de tekst, de coreerde hij het wit daarnaast en zorgde hij voor de kunstzinnige afwerking van het handschrift. Hierna werden de „losse vellen" overhandigd aan de monniken, die voor het bindwerk zorgden. Toen ook de band gereed was, brachten enige monniken het boek aan hun opdrachtgever, die het in ontvangst nam, de monni ken beloonde en het geschrift verder bewaarde in zijn slot. Zo is ook de wordingsgeschie denis van het Vogel-Psalmboek geweest. Ik maak er melding van, omdat op deze wijze alle manus cripten van betekenis vóór de uit vinding der boekdrukkunst tot stand kwamen en omdat het wel eens nuttig is, zich er rekenschap van te geven, hoeveel moeite, tijd, toewijding en kunstzinnig heid vroeger nodig waren om een enkel boek af te leveren. Wie de kunstenaar was, die het Vogel-Psalmboek tot een parel der middeleeuwen maakte, is niet bekend. Zijn naam staat opge tekend in het dikke boek der his torie, het boek der vergetelheid. Doch wel weten en zier. we, dat hij zich bij de keuze der illustra ties liet inspireren door de din gen, vooral door de lever.de schepselen, die hij in het land schap waarnam. Hor.der. die een haas najagen, een gele vlinder met donkere vlekken, een ietwat droefgeeslig uitziende wilde eend. een snoek in een poel, dit zijn enige van de voorstellingen. Vooral echter - vandaar de naam Vogel-Psalniboek - koos hij vo gelmotieven: ooievaars, boekvin- feit, dat vele Amerikanen deze winter geen havens aan de Mid dellandse Zee konden bezoeken door de moeilijkheden bij het Suezkanaal, is het aantal boekin gen voor Europa stijgende. Gedurende de twee jaar, dat dc Scandinavische Luchtvaart Maat schappij de Poolroute in gebruik heeft, hebben reeds vijfentwin tigduizend Amerikanen hiervan gebruik gemaakt. Deze toeristen kwamen in hoofdzaak uit staten langs de Pacific-kust. Indien de nieuwe route van de Pan Ameri can Airways van Miami naar Spanje goedkeurt, zullen alleen al het eerste jaar veertienduizend inwoners van Florida en andere zuidelijke staten naar Europa vliegen. Het afgelopen jaar heb ben ongeveer vijftienduizend Amerikaanse toeristen een reis rond de wereld gemaakt en nu de Trans World Airlines en de Northwest Air Service toestem ming hebben gekregen een twee de dergelijke route te openen, wordt verwacht dat het aantal Amerikaanse rond-de-wereld- reizigers in 1960 zal zijn verdub beld. De drukte op de transatlan tische passagiersschepen zal dit jaar enigszins worden verlicht doordat zes nieuwe schepen met accommodatie voor vijfduizend passagiers in gebruik zijn geno men, aldus een bericht van U.P. ken, goudvinken, lijsters en tal van zeldzame gevleugelde we zens. De onbekende kunstenaar was niet alleen een groot artiest, hij was tevens een scherp waar nemer en moet het kan wel haast niet anders bovendien een natuurminnaar en natuurken ner geweest zijn. Eeuwenlang sluimerde het kos telijke handschrift in de boeke rijen van de nazaten van de edel man, die de opdracht tot vervaar diging van het Vogel-Psalmboek had gegeven. Later ging het ma nuscript over in andere handen, doch het bleef particulier eigen dom. Pas kort geleden kwam het als legaat van Lord Lee in het Fitzwilliam Museum in Cam bridge, zodat r.u iedereen het kan bewonderen. Bewonderen... maar ook bestuderen, want bio logen kunnen door middel der af beeldingen tal van bijzonderhe den leren betreffende de Engel se fauna in de dertiende eeuw. Ik heb dit Vogel-Psalmboek ira handen mogen nemen en ik ver zeker u, dat ik het eerbiedig vast gehouden heb. Toen ik thuis kwam, vond ik op mijn schrijf tafel een catalogus van de in het afgelopen jaar verschenen boeken over biologische onderwerpen. Ik. begon te tellen... en besloot toen om eerst dit artikel over het Vo gel-Psalmboek te schrijven. blauw te maken) uit Perzië bij voorbeeld. Vermoedelijk schrap ten de monniken, gouden munten af om stofgoud te verkrijgen, waaruit dan echt goudblad werd vervaardigd. Dan kwam de „druk". Ieder vel perkament werd met grote zorg gelinieerd met behulp van een scherp gespitst stukje lood. Van potlood was in die tijd nog geen sprake. Na de liniëring kwam de cauiWt*! «amftircrduóHnuc^ qiij pioiiatt futit anten #ttm$ qwlrtif* mhmramn afeuMtfueelum ei i e tttct i Mtnr ttoct fttëuocetn u«ttra$ restomttn fug jgttif* uncus eitiftn nnhtb&gA cfffi mtmuentur Sfjti e ttfq; aö mm me attnïnftruöfmnm

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 15