Repetitie niet Eugene Ormandy
Zie Boven
TAXI 13.300
TAXI 18000
Mysterie van de Rozetnevel
Trapeze beheerst doen en
denken in „Trapeze"
De" grote ontgoocheling
M)e negen Muzen
Romandebuut van Max Nord
Litteraire
Kanttekeningen
SLOT DEFECT?
5
Toneelgroep Studio van
plan uit te breiden
Directeur Stadsschouwburg
Amsterdam met pensioen
VOLKSWAGENVERHUUR
EEN FILM VAN CAROL REED
Museum in Ontario van
kostbare juwelen bestolen
Vier exposities in het
Stedelijk Museum
Zuster van Anton P.
Tsjechov overleden
ZATERDAG 19 JANUARI 195 7
HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT
Eugene Ormandy heeft weliswaar alleen
in Amsterdam gedirigeerd tijdens zijn be
zoek van drie weken aan ons land, er zijn
'toch zeker onder onze lezers mensen, die
een uitvoering van het Concertgebouw
Orkest onder zijn leiding hebben meege
maakt en een heel bijzonder enthousiasme
hebben gevoeld, dat zij niet onmiddellijk
konden plaatsen, waarmee zij na afloop
van het concert blij op straat stonden en
dat hen nu vervult met een zeker geluk.
Om de muziek? Natuurlijk, ook om de
muziek, maarOm de prestatie van het
orkest? Ook ja, maar dat speelt onder Van
Beinum toch vaak even subliem. Om de
dirigent? Zij hebben misschien wel Kripps
gezien en Bruno Walter, Paid Sacher en
Charles Münch en nog vele anderen, die
een naam hebben gekregen. Deze hadden
allen iets, dat bijzonder boeide. Ormandy
had dat ook, maar het was net alsof Or
mandy nog iets meer had, dat zich verder
niet onder woorden laat brengen. Zij heb
ben het gezien op zijn gezicht en in al zijn
bewegingen. En toch, als zij zich afvragen
wat Ormandy dan net onderscheidde van
de anderen, dan blijft na enig wikken en
wegen niets over dan een heel subtiele
twijfel, waarnaast de vreugde blijft be
staan. En voor het gemak zetten zij
Ormandy daartussen.
Ormandy is vandaag naar de Verenigde
Staten vertrokken. Velen zullen hebben ge
wenst deze man van dichterbij te zien, te
horen praten, liefst over Eugene Ormandy.
Ik had de wens ook en kon hem in vervul
ling laten gaan. Maar wat kon ik Ormandy
vragen? Weinig, veel te weinig om veel
meer over Ormandy te weten te komen dan
een behoorlijke muziek-encyclopedie ver
meldt, want een onderhoud van tien minu
ten staat niet veel toe. Bovendien is Eugene
Ormandy als men voor hem staat ineens
mr. Ormandy, die dirigent van het Phila
delphia Symphony Orchestra, en is men
zelf niet meer alleen een blije muzieklief
hebber, maar ook een van de velen, die
dirigenten als Ormandy meer dan eens te
woord hebben moeten staan.
Deze week ben ik toch op een ochtend
het Concertgebouw in Amsterdam door de
achterdeur binnengegaan. Weliswaar met
wat onzekerheid over mijn eigen bedoelin
gen. Ik kon mezelf op de zachte lopers
niet horen, wel klonken ver weg een hele
boel violen en een zwaar gedreun van pau
ken. Er werd gerepeteerd.- Ik ging de lange
gangen door tot de muziek vlakbij was en
herkende een zeer romantische passage uit
,.Daphnis en Chloë" van Ravel. Voorzich
tig deed ik een willekeurige deur open en
stond in een dieprode loge boven het po
dium, van waaruit doorgaans hoge gasten
op het orkest neerzien. En daar stond Or
mandy. Het orkest speelde in colbert, Or
mandy stond gekleed als op de foto's hier
bij. De violen speelden een gedragen melo
die en Ormandy had zijn ogen dicht. Zijn
linkerhand op zijn hart en zijn rechter
arm voor zich uit in vloeiende bewegingen.
En zijn gezicht lachte. Anderhalf uur heb
ik naar dat gezicht gekeken en naar al'
bewegingen. Soms was zijn hele houding
alsof hij tegen een zware berg stond te du
wen, soms was het gezicht ernstig en hield
hij zijn handen vooruit, ver van zich af, de
vingers alsof hij iets breekbaars droeg.
Daarna stond op zijn gezicht een gewel
dige overwinning en dan lachte hij, hardop,
over de muziek heen. Wat moet men zo'n
man vragen?
Tijdens de pauze ben ik de solistenka
mer binnengegaan. Ormandy kwam daar
een kwartier uitrusten. Hij was inmiddels
van mijn komst op de hoogte gesteld. Druk
pratend stapte hij binnen en gaf me een
hand. Onmiddellijk heb ik hem gezegd, dat
ik eigenlijk niets te vragen had, dat ik
vooral was gekomen om hem te zien diri
geren en dat hij een onderhoud wel verve
lend zou vinden. Maar hij kwam tussen
beide en zei: „Je lacht, dat vind ik leuk,
kom maar mee". We gingen naar zijn ka
mer. Hij bood me een stoel aan en strekte
zich uit op een sofa, legde zijn handen on
der zijn hoofd en begon te praten. Soms
had ik de indruk, dat hij dat ook wel had
gedaan als er ik niet bij was geweest, want
wat hij tegen me zei zei hij kennelijk ook
voor zichzelf.
,,'t Is een goed orkest. Ach, dat weet je
natuurlijk zelf ook wel. 't Is prettig om met
deze mensen te spelen. Ik mag ze graag en
ik. geloof dat zij mij ook wel mogen".
-
(ÊÊÊêl: l gfpk
- s x <f-
-
r-
§P§K.
(j V.;}- Y'V&v
sM'
'W t
;j Eugene Ormandy is de zoon van een 0
tandarts. Op 18 november 1899 werd hij
in Boedapest geboren. Zijn vader was
- erg op muziek gesteld en wilde zijn zoon 9,
violist laten worden. Eugene kreeg op
P zijn vijfde jaar een klein viooltje en 8
mocht naar de Koninklijke Academie f-
voor Muziek. Toen hij negen was werd
hij leerling van Jeno Hubay. Al gauw p
8 verscheen Hubay met Ormandy in het
8 openbaar. Hij liet hem zelfs spelen voor h'
8 keizer Franz Joseph. Ormandy behaalde
b in 1917 zijn solistendiploma voor viool w
en kreeg bovendien enkele onderschei-
b dingen voor piano, compositie en contra-
punt. Later werd hij zelfs Ieraar aan de
zelfde academie, maar ook maakte hij p
tournée's door Europa. Zijn succes leid-
de tot een uitnodiging naar Amerika te
b komen. Van zijn entree daar heeft hij
8 evenwel allerminst een prettige herin- p
nering bewaard. Zijn „manager" liet b
P hein onmiddellijk in de steek en Orman- 9-
dy stond op straat. Hij kende niemand 9
en niemand kende hem. Hij kon niet te
rug en er zat niets anders op dan van
voren af aan te beginnen. Om wat te
kunnen verdienen werd hij violist in een
theaterorkest. Van het plaatsje achteraf
bracht hij het tot concertmeester, tot so-
list en zelfs tot dirigent. Zijn naam kreeg
9 wat bekendheid en toen hij eenmaal
voor de radio had mogen optreden was
zijn succes verzekerd. In 1931 volgde i
V zijn benoeming tot assistent-dirigent
9, van het symfonie-orkest van Minneapo
lis lis. Hij moest een tournée leiden. Deze 9
9 kans bracht hem roem. Hij leidde het x
9 orkest daarna vijf jaar en zijn prestaties
8 waren zo opvallend, dat in 1936 een uit- 8
b nodiging volgde om dirigent te worden
8 van het symfonie-orkest in Philadelphia,
x Dit orkest staat nog onder zijn leiding
p en ieder, die uitvoeringen van de gram-
rnofoonplaat kent weet hoe subliem de
musici onder Ormandy kunnen spelen.
8 8
yjxozMyyoy^oy^zooy20ovyyx>zc&^<XKrzo3xo:'xcoxcco
Ik besloot toen toch maar tot de vraag
te komen, die ik eigenlijk niet had wil
len stellen omdat hij er vermoedelijk toch
geen „nee" op had geantwoord.
„Bent u echt tevreden over cle presta
ties van dit orkest?"
„O, bijzonder", zei Ormandy, „het is een
van de beste orkesten van Europa. En van
alle orkesten, die ik heb gedirigeerd, komt
het mijn orkest hef meest nabij, in geest
en in evenwicht. Het is democratisch". Or
mandy bedoelt hiermee, dat alle musici af
zonderlijk in verhouding even goed zijn.
Hij stelt „gelijkheid" als hoogste voor
waarde om met een orkest tot de uiter
ste prestatie te kunnen komen. Niet om de
prestatie, maar ten behoeve van de muziek.
En dan wordt Ormandy nog wat persoon-
Driemaal Ormandy in actie.
lijker en het kost hem meer moeite zich
duidelijk te maken.
„Met mijn orkest", zegt hij even later,
„met mijn orkest kan ik alles doen. Het is
ook het enige orkest dat me tijdens het spe
len ineens het gevoel kan geven, dat er
iets gedaan wordt dat buiten deze wereld
omgaat. Maar" en dan begint hij weer te
lachen „het is eigenlijk niet billijk om
beide orkesten met elkaar te vergelijken.
Als je het geluk hebt twee mooie vrouwen
te kennen, moet je je niet afvragen wie
van de twee de mooiste is". En wat minder
poëtisch gaat hij verder: „Bovendien heb
ben wij in Amerika de keuze uit. veel meer
mensen". Nee, het is werkelijk geen ijdel-
heid. die Ormandy hier demonstreert. Hij
is trots op zijn orkest en terecht. „Gisteren
heb ik ze nog een briefje geschreven om
ze te vertellen hoe heerlijk het werk hier
in Amsterdam is, maar ook om ze te ver
tellen, dat het wel goed is als ik eens een
tijdje bij ze weg ben omdat ik anders mis
schien vergeet wat ze voor me betekenen".
Dan komt er iemand binnen, die zegt
dat het tijd is. Ormandy staat op en hinkt
de kamer uit. Dan zie ik pas dat hij één
been wat moeilijk kan gebruiken. Als ik
weer in de loge zit, staat Ormandy al op
zijn plaats. Hij kondigt de partijen aan, die
hij nog even wil doornemen, het orkest zet
in en Ormandy is weer onbereikbaar. Nee,
misschien toch niet onbereikbaar. Zelf zei
hij, dat een dirigent alleen goed met een
orkest kan werken als hij er tussen staat,
zoals Van Beinum en Toscanini. De deze
week gestorven wereldberoemde dirigent
Arturo Toscanini is zijn grootste voorbeeld
geweest. Aan hem heeft Ormandy het ook
gedeeltelijk te danken, dat hij de muziek
met alle zintuigen kan beleven, dat er iets
met hem gebeurt dat wij ook kunnen waar
nemen en waardoor hij ons alleen al als
we naar hem kijken een indringend ge
voel van blijdschap geeft. Joh. V.
De stichting Toneelgroep Studio zal op
21 januari in Den Haag onder regie van
Joop van Hulzen en met Vera Bondam in
de hoofdrol de eerste Nederlandse voor
stelling geven van hel Italiaanse toneelspel
„Nora Seconda" van Cesare Giulio Viola,
in de vertaling van dr. Eline Verkade, de
echtgenote van Eduard Verkade, welke
laatste voor de keuze van dit stuk bijzon
dere belangstelling heeft getoond. Vrijdag
25 januai'i volgt de eerste voorstelling in
Amsterdam.
De Italiaanse minister voor Schone Kuns
ten heeft gunstig beschikt over een verzoek
om subsidie voor de Nederlandse opvoerin
gen van „Nora Seconda". Deze subsidie
vormt een onderdeel van het ondersteu
ningsprogramma, dat de Italiaanse regering
voor de toneelkunst daar te lande heeft
ontworpen. Zo geeft men van overheids
wege een tijdschrift uit, waarin steeds de
belangrijkste nieuwe Italiaanse stukken in
het Frans en het Engels worden opgenomen.
Het ligt in de bedoeling van de Toneel
groep Studio, welke zonder regeringssubsi
die werkt, in het volgend seizoen de groep
uit te breiden tot ongeveer twintig speel
sters en spelers. Men wil in Amsterdam
met een vaste groep in een klein eigen the
ater optreden, dat tevens gelegenheid biedt
voor experimenten. Tevens zal een tweede
groep van het gezelschap dan in de provin
cie voorstellingen geven. Het vorig jaar
werden door het gezelschap ongeveer hon
dertachtig uitvoeringen in alle delen van
het land gegeven. Voor dit seizoen zijn
reeds meer dan tweehonderdvijftig voor
stellingen vastgesteld. In het volgend sei
zoen hoopt men eveneens in het eigen the
ater tweehonderd tot driehonderd voorstel
lingen te geven en een zelfde aantal door
de reizende groep.
B. en W. van Amsterdam hebben aan de
gemeenteraad voorgesteld aan de directeur
van de gemeentelijke dienst van de Stads
schouwburg, de heer J. M. Bendien, gebo
ren 7 juni 1891, wegens het bereiken van
de pensioengerechtigde leeftijd met ingang
van 1 februari 1957 als zodanig eervol ont
slag te verlenen onder dankzegging voor
de door hem in genoemde functie bewezen
diensten. Voor een benoeming in cie vaca
ture, die dan zal ontstaan, bevelen B. en W
in overeenstemming met het advies van de
commissie van bijstand in het beheer der
zaken van kunst aan de heren E. P. Smit
en M. J. Kingma.
ADVERTENTIE
Garage: Twijnderslaan 35
Dit is de Rozetnevel.
Een lichtvlekje aan de
sterrenhemel dat mo
menteel 's avonds in het
zuidoosten te bezichti
gen is (liefst met een
kijker), links van Orion,
ongeveer op dezelfde
hoogte als Orions schou
derster Betelgeuze.
Het is een groep zeer
heldere sterren, omringd
door een lichtgevende
wolk van ivalerstofato-
men en in de verte doet
het totale beeld wel
enigszins denken aan dat
van een straatlantaarn
in de mist.
De lamp verlicht de
mist druppeltjes in zijn
directe omgeving en deze
kaatsen dat licht terug
in onze richting, zodat
wij niet alleen de lamp
zelf zien, maar ook een
lichtkring eromheen.
Ogenschijnlijk lijkt dit
een heel aanvaardbare
vergelijking, maar in
feite gaat zij toch niet
op. In werkelijkheid ver
loopt. het proces waar
aan de Rozetnevel haar
licht ontleent veel inte
ressanter.
Er is hier namelijk
sprake van donkere
straling die wordt om
gezet in zichtbare en wel
over een afstand van
tientallen lichtjaren. Die
straling in haar donkere
gedaante wordt uitge
zonden door de groep
sterren in het centrum
het is ultraviolette stra
ling.
Er is hier namelijk
sprake van donkere stra
ling, die wordt omgezet
in zichtbare. Behalve een
grote hoeveelheid licht
zenden de sterren in het
centrum, ook nog een
groot kwantum ultra
violette straling uit - en
die is onzichtbaar.
Na verloop van tijd
treft zij echter de ato
men waterstof waaruit
de gosivolk bestaat en
dit treffen leidt tot een
„uitkleden" van die wa
terstofatomen. Getroffen
door deze ultraviolette
straling verliezen name
lijk die atomen hun elek
tronen; deze worden
weggeschoten en zwer
ven kriskras door de ne
vel, met alle kans op
botsingen.
Die blijven dan ook
niet uit. Wil het geval
indirect licht
dat zo'n leeggeschoten
elektron op zijn beurt
een reeds „naakt" (d.w.z.
van zijn elektron be
roofd) waterstofatoom
treft, dan gaat dit tref
fen gepaard met het ont
staan van nieuwe stra
ling en wel van zicht
bare - met andere woor
den: licht.
Kort gezegd komt het
proces in de Rozetnevel
dus hierop neer, dat er
onzichtbare straling (ul
traviolet) wordt omgezet
in zichtbare (licht).
Overigens is dit niet
het enige interessante
verschijnsel in die Ro
zetnevel; er speelt zich
hier nog iets boeiends
af, waarover u binnen
kort meer zult horen. De
nevel wordt namelijk
langzaam in stukken ge
rukt G. v. W.
Ereleden Tijdens de driemaandelijkse
vergadering van de Koninklijke Vlaamse
Academie voor Taal- en Letterkunde in
Brussel, zijn ter vervanging van wijlen
Johannes Joergensen en Dirk Coster tot
ereleden gekozen prof. dr. W. A. P. Smit,
hoogleraar in Utrecht en prof. dr. P. Min-
deraa, hoogleraar in Leiden.
Revue Dezer dagen is gesticht de „Ne
derlandse Amateur Revue". De bedoeling
is om in verscheidene grotere plaatsen van
het land goede amateurs aan te trekken
om te komen tot een gezelschap dat, onder
vakkundige leiding van enkele beroeps
mensen, in de komende maanden een
plaats in het amusementsleven zal gaan
innemen. Het gezelschap is in Den Haag
reeds met de repetities begonnen van een
revue, die de naam zal krijgen „Achter
de wolken schijnt de zon". In deze revue
is een zestal balletten verwerkt. Een eigen
revue-orkest zal voor de begeleiding zor
gen. Het ligt in de bedoeling onder meer
in Amsterdam, Utrecht, Arnhem en Til
burg repetities te houden voor aanmel
dingen uit deze streken. De liefdadigheids
instellingen kunnen een beroep doen op
de „Nederlandse Amateur Revue".
Uitreiking Nijhoffprijs. De Martinus
Nijhoffprijs, die in het najaar van 1953
door het Prins Bernhardfonds is ingesteld
voor vertalingen van poëzie, dramatisch
werk of verhalend en beschouwend proza,
die zich door hun letterkundige waarde
onderscheiden, is voor 1956 toegekend aan
de Amerikaan James S. Holmes. Voor 1955
werd de prijs toegewezen aan mejuffrouw
Aleida G. Schot en de heer Bertus van
Bier. De uitreiking van de prijs voor 1957
zal -geschieden op zaterdag 26 januari,
's avonds om half negen, in de raadzaal
van de gemeente 's-Gravenhage, Java-
straat 26.
Pools ballet. Een Poolse balletgroep,
beslaande uit eenenvijftig dames en vijfen
veertig heren, zal binnenkortin Engeland
uitvoeringen geven. Het optreden geschiedt
onder auspiciën van het Poolse ministerie
van Cultuur. De groep, die „Pan Stwowy
Zespol Piesni I Tanca Mazowsze" heet,
wordt vandaag met twee toestellen van de
KLM van Warschau naar Londen gebracht.
WIL MEN DE GANGBARE letterkundige handboekjes geloven, dan zou Max Nord
zijn voortgekomen (zoals dat heet) uit de zogenaamde Forum-groep, uit de litteraire
stroming, die zich groepeerde om het gelijknamige tijdschrift en onder het patronaat
van Menno ter Braak en E. du Perron de persoonlijkheid boven de schoonheid, de
„vent" boven de „vorm", de critische strijdvaardigheid boven de lyrische ontboeze
ming stelde. Het mag waar zijn, dat de jonge Max Nord zich in de onheilspellende
jaren voor de tweede wereldoorlog „Forum" verscheen in de jaren 1932/1936
zich sterk aangetrokken voelde tot een kunstopvatting, die voor alles getuigen wilde
vóór de complete mens en tégen de niet langer verantwoorde eenzijdigheid van een
esthetische cultus, volkomen vereenzelvigd met de nuchter-analytische, weerbare
geest van de Forummannen heeft hij zich, dunkt mij, nooit.
Daarvoor was er in zijn gedichten te
veel nostalgie, te veel heimwee naar een
„verloren paradijs" een onvertroebelde
mensenstaat. Ik waag het zelfs een stap
verder te gaan en dit heimwee, dat een
Ter Braak en Du Perron hoewel misschien
niet vreemd, dan toch' „verdacht" was,
essentieel te achten voor de aard van zijn
kunstenaarschap. De strijdbaarheid van
Max Nord die ik voor een romanticus
houd lijkt mij veeleer opgedrongen dooi
de nood van de tijd Ze was, in tegenstel
ling tot bij een figuur als Ter Braak, niet
zijn natuurlijke levenshouding. Nord werd
in de aanval gedreven en het is misschien
daaraan toe te schrijven, dat zijn creativi-
HET VERLANGEN om een film te ma
ken met het circus als achtergrond heeft
de Britse filmregisseur Carol Reed lang
onvervuld moeten laten tot hij met „Tra
peze" de kans kreeg. Want het duo Hecht
en Lancaster, dat ook „Marty" produceer
de, maakte het Reed mogelijk die oude
wensdroom te realiseren. Een half jaar
lang is Carol Reed met zijn staf, zijn spe
lers en een groep van wel zeshonderd fi
guranten, het publiek niet meegerekend,
bezig geweest in het Parijse Cirque d'hiver,
dat daarvoor speciaal was afgehuurd. Een
half jaar lang heeft hij daar met zijn mede
werkers gezwoegd op een film, die het cir
cus inderdaad tot achtergrond heeft en
voor wat het grote nummer van het reper
toire betreft, de verrichtingen aan de tra
peze, als middelpunt in letterlijke en fi
guurlijke zin. Men „ruikt" de stallen niet
in zijn film. In zoverre mist de toeschou
wer misschien iets van de sfeer, die hij ge
neigd is aan het circus te associëren. Maar
het circus van onze dagen geurt meer met
het variété dan het geurt naar de stallen.
Dat karakter heeft Reed wel vastgelegd.
En wat het uitgangspunt, de aanleiding tot
zijn film aangaat: nooit heb ik zo beklem
mend de artist aan de trapeze in actie ge
zien, nooit schonk een film mij zo de ge
waarwording er vlak bij te zijn, zelf prijs
te zijn gegeven aan de ruimte, nooit dus
schonk een film zo'n ruimtelijk gevoel. Dat
is voor geen gering deel ook te danken
aan het knappe camerawerk van Robert
Crasker in de nok van het circus. Daar
zijn ook de hoofdrolspelers Burt Lancaster
en Tony Curtis verantwoordelijk voor, om
dat zij het emplooi van de trapezewerker
niet alleen van een paar meter van de
grond wensten te verbeelden, maar zelf
ook de hoogte opzochten en heel wat min
der werk aan hun stand in de hun ver
vangende echte trapezewerkers overlie
ten dan bijvoorbeeld Gina Lollobrigida
deed, die het overigens niet kon helpen,
want ze kreeg het van al die hoogte te
kwaad. Wij zijn gewend in een circus de
trapezewerker gade te slaan veilig en te
vreden. gekluisterd aan ons stoeltje, ge
noegzaam bereid tot een aanblik, die ons
beangst en doet griezelen. Ditmaal worden
wij verrast met een kijkje vanuit de nok
van het circus en vaak dwingt Reed ons
de plaats in te nemen van de trapezewer
ker zelf, zodat wij als aan de lijve onder
gaan wat het wil zeggen te kijken in een
afgrond, die door geen valnet een aanlok
kelijk aanzien krijgt. Wanneer daarbij de
trapezewerkers nog worden geplaagd door
onderlinge controversen, die het houvast,
dat zij aan elkaar hebben, bedenkelijk ver
zwakt, dan kan men begrijpen aan welke
ervaringen Reed ons blootstelt, welke
spanningen hij oproept, hoe nauw hij ons
betrekt bij de hoofdpersonen uit zijn film.
Voorop staat steeds het nummer. Het num
mer is de film. De verhoudingen tussen de
hoofdpersonen beïnvloeden wel wezenlijk
hun gedragingen en ook onze positie ten
opzichte van hun verschijning, de sympa
thie die wij voor hen voelen, maar het
nummer bindt hen en ons. Die binding
teit steeds onder een druk heeft gestaan
Ik meen dit tot beter begrip van zijn
eerste roman, die onlangs onder de titel
„Geen talent voor geluk" bij Querido ver
scheen, te berde te moeten brengen. Men
kan namelijk tegen dit prozawerk van al
lerlei aanvoeren: dat het als een kruising
van een roman en een novelle te weifelend
van vorm is om als een volwaardig kunst
werk te worden aangemerkt, dat het door
een overmaat van beschouwelijke passa
ges te kort schiet aan handeling, dat het in
de intrige een element van onaanvaard
bare toevalligheid toelaat, dat schade doet
aan de realistische strekking. Ik deel deze
bezwaren maar zeer ten dele. „Geen ta
lent voor geluk" is zeker geen onberispe
lijke roman. Het is welbeschouwd in het
geheel geen roman, noch een novelle. Het
is een bekentenis en wel één van een zo
sterk beteugelde bewogenheid, één ook van
een zo oprecht verdriet, dat ik laat de
mogelijke autobiografische achtergronden
als niet ter zake doende buiten beschou
wing de litteraire „vormloosheid" eer-
i der vóór dan tégen deze „roman" pleit.
Wie als Frans Wolters, de hoofdpersoon
TORONTO (U.P.). Van de zijde van
het Royal Ontario Museum is medege
deeld, dat deskundige inbrekers goud en
juwelen ter waarde van ruim tweehon
derdduizend gulden uit het museum heb
ben gestolen. De beroemde collectie van
gouden ores bevond zich onder de gestolen
voorwerpen. Vijf diamanten, waaronder
een prachtig geslepen steen, werden
uit de Leonar-collectie ontvreemd. Het
hoofd van de geologische en mineralo-
gische afdelingen van het museum zei, dat
de waarde van de gestolen voorwerpen
ongeveer vijftigduizend dollar bedraagt,
maar dat is slechts de nominale waarde.
Vele van de gestolen voorwerpen waren
onschatbaar vanwege hun historische
waarde en het feit, dat zij niet te ver
vangen zijn.
ADVERTENTIE
Burt Lancaster, Gina Lollobrigida en
Tony Curtis als de trapezewerkers in
Carol Reeds „Trapeze".
mag niet verbroken worden. In het num
mer concretiseert zich heel het dramatisch
conflict. Dat heeft Reed begrepen en daar
op richt hij voortdurend zijn aandacht.
Vooral in de verhouding tussen de vanger
(Lancaster) en de vlieger (Curtis) stelt
Reed, mede dank zij een geestig en zeer ter
snede scenario, noodzaak en waarheid.
Beide mannen worden vrienden, de een is
op de ander aangewezen, zij zullen elkaar
nodig blijven hebben. De groei van de
vriendschap wordt heel vermakelijk gete
kend, het beslissende punt daarin in de
termen van het vak aangeduid, wanneer
zij op hun handen lopend bespreken hoe zij
hun nummer gaan uitvoeren. De schone
Gina Lollobrigida verrukt het meest wan
neer ze boos wordt en haar Italiaanse
mondje open zet. Maar altijd is het met
betrekking tot het werk in het circus dat
deze figuren ons aanspreken. Wanneer
louter en alleen liefdesgenegenheden aan
de orde komen en wij geacht worden niet
meer aan de trapeze te denken, zakt de
film meteen een heel stuk. De lezer zij
echter gerust gesteld. Het gebeurt zelden
ONMISKENBAAR HEEFT REED voor
deel geput uit de entourage van het circus.
Hij doet het met oprechte Interesse, vluch
tig als we eenmaal op dreef zijn, uitge
breid, wanneer het er om gaat ons te loca-
liseren. En steeds vergast hij ons op ge
waarwordingen die men zelden beleeft, zo
knap zijn zij opgemerkt en verwerkt.
r. vr. Franse
In het Stedelijk Museum in Amsterdam
wordt vandaag in aanwezigheid van de
ambassadeur van Brazilië een expositie
van foto's en ontwerpen van de Brazi
liaanse schilder en tuinarchitect Burle
Marx geopend. Marx probeert de begin
selen van de moderne schilderkunst in zijn
ontwerpen voor tuinaanleg toe te passen.
Zelf haalt hij planten uit het oerwoud, die
hij stekt en kweekt op zijn eigen kwekerij.
De tot 18 februari durende expositie be
staat uit plattegronden van tuinprojecten
en foto's van de uitgevoerde ontwerpen.
In twee bovenzalen is een expositie inge
richt van schilderijen van het Curagaose
echtpaar Chris en Lucila Engels. De ar
chitect G. Rietveld opende vandaag deze
eveneens tot 18 februari durende tentoon
stelling.
Van Chris Engels worden 22 schilderijen
geëxposeerd. Van mevrouw Engels-Boskal-
jon worden 20 schilderijen getoond. In de
nieuwe vleugel van het museum exposeren
tot 11 februari in de benedenzaal leden
van ,De Keerkring". Zaterdagmiddag
wordt in de bovenzaal een expositie ge
opend van „De Grafische", waarop werk
van leden tot 10 februari wordt tentoon
gesteld.
ADVERTENTIE
1 van dit boek (dat in de ik-vorm is ge-
j schreven), het uiterste, het nauwelijks nog
mogelijke beproeft om een geschonden ver
leden te achterhalen en het éne, enige ge
luksmoment te herbeleven, dat zijn verlo
ren jeugd hem geschonken heeft, bekom
mert zich allicht minder om de schone
vorm dan om de pijnlijk-weerbarstige in
houd. Frank Wolters, een overtuigend en
verdienstelijk verzetsman, heeft kort voor
en ten dele tijdens de oorlog een gelukkig
huwelijksleven gekend. Hij heeft- Elisa
beth, de Frangaise die door een Duitser
achteloos werd achtergelaten met een on
wettig kind, eerlijk en zuiver bemind, haar
dochtertje Olga als het zijne aangenomen
en liefgekregen. Hij heeft in het samen
zijn met de geliefde het puurste beleefd,
dat een onbedorven jeugd beschoren kan
zijn. Zelfs toen de grote ontgoocheling
(zoals de titel van het boek had kunnen
luiden) kwam, zelfs toen de vader van Olga
in Parijs weer opdook als Duits soldaat en
ondergronds werkend anti-Naziman en
door Elisabeth tijdens de afwezigheid van
de Hollandse verzetsman Frans Wolters
weer werd aanvaard zelfs tóén heeft hij
geen haat gevoeld, noch tegen Elisabeth
noch tegen de Duitser Heinz W. Sprakeloos
heeft hij zijn geluk en daarmee zijn enige
levenszekerheid prijsgegeven. Lijdzaam
heeft hij bij zijn terugkeer in Holland zijn
arrestatie en daarna de kwellingen in een
Duits concentratiekamp aanvaard als het
noodlot van een mens, die „geen talent
heeft voor geluk". Treft hem schuld? Heeft
hij tijdens zijn huwelijk gefaald? Noemde
hij bij zijn verhoor het adres van Elisa
beth en verried hij daarmee haar en haar
minnaar? Ze zijn gevangen genomen, ze
staan op de dodenlijst door zijn toe
doen? Hij weet het nie£ meer. Het leed,
de tweespalt in zijr hart, heeft in zijn ge
heugen een gat geslagen, een donker hol.
waarin het vervlogen geluk is ver" on ken
Wès het wel geluk? Hij wil. móét het ge
loven. wil de innigste gelukservaring
te laat als zodanig herkend niet een
waan zijn geweest. En hij kan het niet. Hij
twijfelt en mét deze
Maria Tsjechova, een zuster van de 1904
overleden Russische schrijver Anton P.
Tsjechov, is op vierennegentigjarige leef
tijd te Jalta overleden, zo heeft het Rus
sische persbureau Tass bekendgemaakt.
Mevrouw Tsjechova, die lerares in ge
schiedenis en aardrijkskunde was, heeft
indertijd haar broer geholpen bij zijn werk.
Na zijn dood heeft zij veel gedaan bij het
ordenen van zijn nagelaten manuscripten.
Onder haar leiding verscheen de eerste
uitgave in zes delen van Tsjechov's brie
ven. Toen het huis van Tsjechov in Jalta
in 1920 een nationaal museum werd, werd
mevrouw Tsjechova voor haar leven tót
directrice benoemd. Het volgende jaar
schonk zij het Russische volk alle docu
menten betreffende haar broer. Later werd
onder haar leiding de eerste editie van he4
verzamelde werk van Tsjechov in twintig
delen gepubliceerd.
schimmig verleden en een spookachtig he
den, verleent aan dit te boek gestelde twee-
en twistgesprek een droomsfeer, die in de
aan Elisabeth gewijde fragmenten de ijl-
heid benadert van Alain Fournier (wiens
„Le grand Meaulnes" destijds door Nord
werd vertaald) en in de passages van ver
twijfeling doet denken aan „De zachtmoe
dige" van Dostojewski. Ik spreek van ge
lijkenis, van overeenstemming, allerminst
van navolging of zelfs maar van beïnvloe
ding. De elegische toon en toon is alles
van deze „monologue intérieur" is zon
der de minste twijfel Max Nords eigen
stem, die ik getroffen heb beluisterd als
iets zeer persoonlijks.
Ik doe en ben er mij bewust van
door deze beknopte kenschets van de aard
en de inhoud van deze smartelijke gevoels-
belijdenis aan de menselijke waarde van
dit romandebuut tekort. Dat is onvermij
delijk: het gevoelsritme, dat zich diep on
der de beschouwelijke schrijftrant verbor
gen houdt, is te subtiel dan dat enig com
mentaar het eigenlijke, zeer wezenlijke er
van zou kunnen omschrijven. Zelfs zegt
het niet veel, zegt het niet genoeg ten
minste, als ik eraan toevoeg, dat het hoog
tepunt van deze tragische confrontatie met
een ontluisterd verleden en een nauwelijks
nog dragelijk heden, niet gelegen is in hel
moment dat Frans Wolters de ontrouw van
Elisabeth ontdekt, maar in het ondeelbare
ogenblik, waarop hij haar in het naoorlog
se Den Haag meent weer te zien. Ze is het
niet, maar ze is het voor hém als een
laatste visioen, waarmee het noodlot zich
volledig heeft voltrokken. Elisabeth is dood
het verleden, het geluk is dood en Frans
Wolters is gestorven. Als een ander gaat
hij. in het vertroostend geze's-hap van zijn
pleegdochter Olga, een hem vreemde we-
j reld binnen.
i Is het mogelijk, dat een roman die geen
„DE SLEUTELSPECIALIST"
LANGE VEERSTRAAT 10
TEL. 11493
twijfel, met deze I roman is en waartegen van allerlei zou
ademnood van zijn ziel, is zijn bestaan een kunnen worden aangevoerd, dusdanig ont-
amechtige jacht geworden naar het onach
terhaalbare, dat zich als een vage spiege
ling aan de horizon van zijn herinnering
aftekent.
Die ervaring, deze zweving tussen een
roert on overtuigt, dat men het meebeleeft
als een gebeurtenis waarbij men zelf be
trokken is? Het is mogelijk. Max Nord
heeft het bewezen.
C. J. E, Dinattx