Repetitie niet Eugene Ormandy Zie Boven TAXI 13.300 TAXI 18000 Mysterie van de Rozetnevel Trapeze beheerst doen en denken in „Trapeze" De" grote ontgoocheling M)e negen Muzen Romandebuut van Max Nord Litteraire Kanttekeningen SLOT DEFECT? 5 Toneelgroep Studio van plan uit te breiden Directeur Stadsschouwburg Amsterdam met pensioen VOLKSWAGENVERHUUR EEN FILM VAN CAROL REED Museum in Ontario van kostbare juwelen bestolen Vier exposities in het Stedelijk Museum Zuster van Anton P. Tsjechov overleden ZATERDAG 19 JANUARI 195 7 HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT Eugene Ormandy heeft weliswaar alleen in Amsterdam gedirigeerd tijdens zijn be zoek van drie weken aan ons land, er zijn 'toch zeker onder onze lezers mensen, die een uitvoering van het Concertgebouw Orkest onder zijn leiding hebben meege maakt en een heel bijzonder enthousiasme hebben gevoeld, dat zij niet onmiddellijk konden plaatsen, waarmee zij na afloop van het concert blij op straat stonden en dat hen nu vervult met een zeker geluk. Om de muziek? Natuurlijk, ook om de muziek, maarOm de prestatie van het orkest? Ook ja, maar dat speelt onder Van Beinum toch vaak even subliem. Om de dirigent? Zij hebben misschien wel Kripps gezien en Bruno Walter, Paid Sacher en Charles Münch en nog vele anderen, die een naam hebben gekregen. Deze hadden allen iets, dat bijzonder boeide. Ormandy had dat ook, maar het was net alsof Or mandy nog iets meer had, dat zich verder niet onder woorden laat brengen. Zij heb ben het gezien op zijn gezicht en in al zijn bewegingen. En toch, als zij zich afvragen wat Ormandy dan net onderscheidde van de anderen, dan blijft na enig wikken en wegen niets over dan een heel subtiele twijfel, waarnaast de vreugde blijft be staan. En voor het gemak zetten zij Ormandy daartussen. Ormandy is vandaag naar de Verenigde Staten vertrokken. Velen zullen hebben ge wenst deze man van dichterbij te zien, te horen praten, liefst over Eugene Ormandy. Ik had de wens ook en kon hem in vervul ling laten gaan. Maar wat kon ik Ormandy vragen? Weinig, veel te weinig om veel meer over Ormandy te weten te komen dan een behoorlijke muziek-encyclopedie ver meldt, want een onderhoud van tien minu ten staat niet veel toe. Bovendien is Eugene Ormandy als men voor hem staat ineens mr. Ormandy, die dirigent van het Phila delphia Symphony Orchestra, en is men zelf niet meer alleen een blije muzieklief hebber, maar ook een van de velen, die dirigenten als Ormandy meer dan eens te woord hebben moeten staan. Deze week ben ik toch op een ochtend het Concertgebouw in Amsterdam door de achterdeur binnengegaan. Weliswaar met wat onzekerheid over mijn eigen bedoelin gen. Ik kon mezelf op de zachte lopers niet horen, wel klonken ver weg een hele boel violen en een zwaar gedreun van pau ken. Er werd gerepeteerd.- Ik ging de lange gangen door tot de muziek vlakbij was en herkende een zeer romantische passage uit ,.Daphnis en Chloë" van Ravel. Voorzich tig deed ik een willekeurige deur open en stond in een dieprode loge boven het po dium, van waaruit doorgaans hoge gasten op het orkest neerzien. En daar stond Or mandy. Het orkest speelde in colbert, Or mandy stond gekleed als op de foto's hier bij. De violen speelden een gedragen melo die en Ormandy had zijn ogen dicht. Zijn linkerhand op zijn hart en zijn rechter arm voor zich uit in vloeiende bewegingen. En zijn gezicht lachte. Anderhalf uur heb ik naar dat gezicht gekeken en naar al' bewegingen. Soms was zijn hele houding alsof hij tegen een zware berg stond te du wen, soms was het gezicht ernstig en hield hij zijn handen vooruit, ver van zich af, de vingers alsof hij iets breekbaars droeg. Daarna stond op zijn gezicht een gewel dige overwinning en dan lachte hij, hardop, over de muziek heen. Wat moet men zo'n man vragen? Tijdens de pauze ben ik de solistenka mer binnengegaan. Ormandy kwam daar een kwartier uitrusten. Hij was inmiddels van mijn komst op de hoogte gesteld. Druk pratend stapte hij binnen en gaf me een hand. Onmiddellijk heb ik hem gezegd, dat ik eigenlijk niets te vragen had, dat ik vooral was gekomen om hem te zien diri geren en dat hij een onderhoud wel verve lend zou vinden. Maar hij kwam tussen beide en zei: „Je lacht, dat vind ik leuk, kom maar mee". We gingen naar zijn ka mer. Hij bood me een stoel aan en strekte zich uit op een sofa, legde zijn handen on der zijn hoofd en begon te praten. Soms had ik de indruk, dat hij dat ook wel had gedaan als er ik niet bij was geweest, want wat hij tegen me zei zei hij kennelijk ook voor zichzelf. ,,'t Is een goed orkest. Ach, dat weet je natuurlijk zelf ook wel. 't Is prettig om met deze mensen te spelen. Ik mag ze graag en ik. geloof dat zij mij ook wel mogen". - (ÊÊÊêl: l gfpk - s x <f- - r- §P§K. (j V.;}- Y'V&v sM' 'W t ;j Eugene Ormandy is de zoon van een 0 tandarts. Op 18 november 1899 werd hij in Boedapest geboren. Zijn vader was - erg op muziek gesteld en wilde zijn zoon 9, violist laten worden. Eugene kreeg op P zijn vijfde jaar een klein viooltje en 8 mocht naar de Koninklijke Academie f- voor Muziek. Toen hij negen was werd hij leerling van Jeno Hubay. Al gauw p 8 verscheen Hubay met Ormandy in het 8 openbaar. Hij liet hem zelfs spelen voor h' 8 keizer Franz Joseph. Ormandy behaalde b in 1917 zijn solistendiploma voor viool w en kreeg bovendien enkele onderschei- b dingen voor piano, compositie en contra- punt. Later werd hij zelfs Ieraar aan de zelfde academie, maar ook maakte hij p tournée's door Europa. Zijn succes leid- de tot een uitnodiging naar Amerika te b komen. Van zijn entree daar heeft hij 8 evenwel allerminst een prettige herin- p nering bewaard. Zijn „manager" liet b P hein onmiddellijk in de steek en Orman- 9- dy stond op straat. Hij kende niemand 9 en niemand kende hem. Hij kon niet te rug en er zat niets anders op dan van voren af aan te beginnen. Om wat te kunnen verdienen werd hij violist in een theaterorkest. Van het plaatsje achteraf bracht hij het tot concertmeester, tot so- list en zelfs tot dirigent. Zijn naam kreeg 9 wat bekendheid en toen hij eenmaal voor de radio had mogen optreden was zijn succes verzekerd. In 1931 volgde i V zijn benoeming tot assistent-dirigent 9, van het symfonie-orkest van Minneapo lis lis. Hij moest een tournée leiden. Deze 9 9 kans bracht hem roem. Hij leidde het x 9 orkest daarna vijf jaar en zijn prestaties 8 waren zo opvallend, dat in 1936 een uit- 8 b nodiging volgde om dirigent te worden 8 van het symfonie-orkest in Philadelphia, x Dit orkest staat nog onder zijn leiding p en ieder, die uitvoeringen van de gram- rnofoonplaat kent weet hoe subliem de musici onder Ormandy kunnen spelen. 8 8 yjxozMyyoy^oy^zooy20ovyyx>zc&^<XKrzo3xo:'xcoxcco Ik besloot toen toch maar tot de vraag te komen, die ik eigenlijk niet had wil len stellen omdat hij er vermoedelijk toch geen „nee" op had geantwoord. „Bent u echt tevreden over cle presta ties van dit orkest?" „O, bijzonder", zei Ormandy, „het is een van de beste orkesten van Europa. En van alle orkesten, die ik heb gedirigeerd, komt het mijn orkest hef meest nabij, in geest en in evenwicht. Het is democratisch". Or mandy bedoelt hiermee, dat alle musici af zonderlijk in verhouding even goed zijn. Hij stelt „gelijkheid" als hoogste voor waarde om met een orkest tot de uiter ste prestatie te kunnen komen. Niet om de prestatie, maar ten behoeve van de muziek. En dan wordt Ormandy nog wat persoon- Driemaal Ormandy in actie. lijker en het kost hem meer moeite zich duidelijk te maken. „Met mijn orkest", zegt hij even later, „met mijn orkest kan ik alles doen. Het is ook het enige orkest dat me tijdens het spe len ineens het gevoel kan geven, dat er iets gedaan wordt dat buiten deze wereld omgaat. Maar" en dan begint hij weer te lachen „het is eigenlijk niet billijk om beide orkesten met elkaar te vergelijken. Als je het geluk hebt twee mooie vrouwen te kennen, moet je je niet afvragen wie van de twee de mooiste is". En wat minder poëtisch gaat hij verder: „Bovendien heb ben wij in Amerika de keuze uit. veel meer mensen". Nee, het is werkelijk geen ijdel- heid. die Ormandy hier demonstreert. Hij is trots op zijn orkest en terecht. „Gisteren heb ik ze nog een briefje geschreven om ze te vertellen hoe heerlijk het werk hier in Amsterdam is, maar ook om ze te ver tellen, dat het wel goed is als ik eens een tijdje bij ze weg ben omdat ik anders mis schien vergeet wat ze voor me betekenen". Dan komt er iemand binnen, die zegt dat het tijd is. Ormandy staat op en hinkt de kamer uit. Dan zie ik pas dat hij één been wat moeilijk kan gebruiken. Als ik weer in de loge zit, staat Ormandy al op zijn plaats. Hij kondigt de partijen aan, die hij nog even wil doornemen, het orkest zet in en Ormandy is weer onbereikbaar. Nee, misschien toch niet onbereikbaar. Zelf zei hij, dat een dirigent alleen goed met een orkest kan werken als hij er tussen staat, zoals Van Beinum en Toscanini. De deze week gestorven wereldberoemde dirigent Arturo Toscanini is zijn grootste voorbeeld geweest. Aan hem heeft Ormandy het ook gedeeltelijk te danken, dat hij de muziek met alle zintuigen kan beleven, dat er iets met hem gebeurt dat wij ook kunnen waar nemen en waardoor hij ons alleen al als we naar hem kijken een indringend ge voel van blijdschap geeft. Joh. V. De stichting Toneelgroep Studio zal op 21 januari in Den Haag onder regie van Joop van Hulzen en met Vera Bondam in de hoofdrol de eerste Nederlandse voor stelling geven van hel Italiaanse toneelspel „Nora Seconda" van Cesare Giulio Viola, in de vertaling van dr. Eline Verkade, de echtgenote van Eduard Verkade, welke laatste voor de keuze van dit stuk bijzon dere belangstelling heeft getoond. Vrijdag 25 januai'i volgt de eerste voorstelling in Amsterdam. De Italiaanse minister voor Schone Kuns ten heeft gunstig beschikt over een verzoek om subsidie voor de Nederlandse opvoerin gen van „Nora Seconda". Deze subsidie vormt een onderdeel van het ondersteu ningsprogramma, dat de Italiaanse regering voor de toneelkunst daar te lande heeft ontworpen. Zo geeft men van overheids wege een tijdschrift uit, waarin steeds de belangrijkste nieuwe Italiaanse stukken in het Frans en het Engels worden opgenomen. Het ligt in de bedoeling van de Toneel groep Studio, welke zonder regeringssubsi die werkt, in het volgend seizoen de groep uit te breiden tot ongeveer twintig speel sters en spelers. Men wil in Amsterdam met een vaste groep in een klein eigen the ater optreden, dat tevens gelegenheid biedt voor experimenten. Tevens zal een tweede groep van het gezelschap dan in de provin cie voorstellingen geven. Het vorig jaar werden door het gezelschap ongeveer hon dertachtig uitvoeringen in alle delen van het land gegeven. Voor dit seizoen zijn reeds meer dan tweehonderdvijftig voor stellingen vastgesteld. In het volgend sei zoen hoopt men eveneens in het eigen the ater tweehonderd tot driehonderd voorstel lingen te geven en een zelfde aantal door de reizende groep. B. en W. van Amsterdam hebben aan de gemeenteraad voorgesteld aan de directeur van de gemeentelijke dienst van de Stads schouwburg, de heer J. M. Bendien, gebo ren 7 juni 1891, wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd met ingang van 1 februari 1957 als zodanig eervol ont slag te verlenen onder dankzegging voor de door hem in genoemde functie bewezen diensten. Voor een benoeming in cie vaca ture, die dan zal ontstaan, bevelen B. en W in overeenstemming met het advies van de commissie van bijstand in het beheer der zaken van kunst aan de heren E. P. Smit en M. J. Kingma. ADVERTENTIE Garage: Twijnderslaan 35 Dit is de Rozetnevel. Een lichtvlekje aan de sterrenhemel dat mo menteel 's avonds in het zuidoosten te bezichti gen is (liefst met een kijker), links van Orion, ongeveer op dezelfde hoogte als Orions schou derster Betelgeuze. Het is een groep zeer heldere sterren, omringd door een lichtgevende wolk van ivalerstofato- men en in de verte doet het totale beeld wel enigszins denken aan dat van een straatlantaarn in de mist. De lamp verlicht de mist druppeltjes in zijn directe omgeving en deze kaatsen dat licht terug in onze richting, zodat wij niet alleen de lamp zelf zien, maar ook een lichtkring eromheen. Ogenschijnlijk lijkt dit een heel aanvaardbare vergelijking, maar in feite gaat zij toch niet op. In werkelijkheid ver loopt. het proces waar aan de Rozetnevel haar licht ontleent veel inte ressanter. Er is hier namelijk sprake van donkere straling die wordt om gezet in zichtbare en wel over een afstand van tientallen lichtjaren. Die straling in haar donkere gedaante wordt uitge zonden door de groep sterren in het centrum het is ultraviolette stra ling. Er is hier namelijk sprake van donkere stra ling, die wordt omgezet in zichtbare. Behalve een grote hoeveelheid licht zenden de sterren in het centrum, ook nog een groot kwantum ultra violette straling uit - en die is onzichtbaar. Na verloop van tijd treft zij echter de ato men waterstof waaruit de gosivolk bestaat en dit treffen leidt tot een „uitkleden" van die wa terstofatomen. Getroffen door deze ultraviolette straling verliezen name lijk die atomen hun elek tronen; deze worden weggeschoten en zwer ven kriskras door de ne vel, met alle kans op botsingen. Die blijven dan ook niet uit. Wil het geval indirect licht dat zo'n leeggeschoten elektron op zijn beurt een reeds „naakt" (d.w.z. van zijn elektron be roofd) waterstofatoom treft, dan gaat dit tref fen gepaard met het ont staan van nieuwe stra ling en wel van zicht bare - met andere woor den: licht. Kort gezegd komt het proces in de Rozetnevel dus hierop neer, dat er onzichtbare straling (ul traviolet) wordt omgezet in zichtbare (licht). Overigens is dit niet het enige interessante verschijnsel in die Ro zetnevel; er speelt zich hier nog iets boeiends af, waarover u binnen kort meer zult horen. De nevel wordt namelijk langzaam in stukken ge rukt G. v. W. Ereleden Tijdens de driemaandelijkse vergadering van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde in Brussel, zijn ter vervanging van wijlen Johannes Joergensen en Dirk Coster tot ereleden gekozen prof. dr. W. A. P. Smit, hoogleraar in Utrecht en prof. dr. P. Min- deraa, hoogleraar in Leiden. Revue Dezer dagen is gesticht de „Ne derlandse Amateur Revue". De bedoeling is om in verscheidene grotere plaatsen van het land goede amateurs aan te trekken om te komen tot een gezelschap dat, onder vakkundige leiding van enkele beroeps mensen, in de komende maanden een plaats in het amusementsleven zal gaan innemen. Het gezelschap is in Den Haag reeds met de repetities begonnen van een revue, die de naam zal krijgen „Achter de wolken schijnt de zon". In deze revue is een zestal balletten verwerkt. Een eigen revue-orkest zal voor de begeleiding zor gen. Het ligt in de bedoeling onder meer in Amsterdam, Utrecht, Arnhem en Til burg repetities te houden voor aanmel dingen uit deze streken. De liefdadigheids instellingen kunnen een beroep doen op de „Nederlandse Amateur Revue". Uitreiking Nijhoffprijs. De Martinus Nijhoffprijs, die in het najaar van 1953 door het Prins Bernhardfonds is ingesteld voor vertalingen van poëzie, dramatisch werk of verhalend en beschouwend proza, die zich door hun letterkundige waarde onderscheiden, is voor 1956 toegekend aan de Amerikaan James S. Holmes. Voor 1955 werd de prijs toegewezen aan mejuffrouw Aleida G. Schot en de heer Bertus van Bier. De uitreiking van de prijs voor 1957 zal -geschieden op zaterdag 26 januari, 's avonds om half negen, in de raadzaal van de gemeente 's-Gravenhage, Java- straat 26. Pools ballet. Een Poolse balletgroep, beslaande uit eenenvijftig dames en vijfen veertig heren, zal binnenkortin Engeland uitvoeringen geven. Het optreden geschiedt onder auspiciën van het Poolse ministerie van Cultuur. De groep, die „Pan Stwowy Zespol Piesni I Tanca Mazowsze" heet, wordt vandaag met twee toestellen van de KLM van Warschau naar Londen gebracht. WIL MEN DE GANGBARE letterkundige handboekjes geloven, dan zou Max Nord zijn voortgekomen (zoals dat heet) uit de zogenaamde Forum-groep, uit de litteraire stroming, die zich groepeerde om het gelijknamige tijdschrift en onder het patronaat van Menno ter Braak en E. du Perron de persoonlijkheid boven de schoonheid, de „vent" boven de „vorm", de critische strijdvaardigheid boven de lyrische ontboeze ming stelde. Het mag waar zijn, dat de jonge Max Nord zich in de onheilspellende jaren voor de tweede wereldoorlog „Forum" verscheen in de jaren 1932/1936 zich sterk aangetrokken voelde tot een kunstopvatting, die voor alles getuigen wilde vóór de complete mens en tégen de niet langer verantwoorde eenzijdigheid van een esthetische cultus, volkomen vereenzelvigd met de nuchter-analytische, weerbare geest van de Forummannen heeft hij zich, dunkt mij, nooit. Daarvoor was er in zijn gedichten te veel nostalgie, te veel heimwee naar een „verloren paradijs" een onvertroebelde mensenstaat. Ik waag het zelfs een stap verder te gaan en dit heimwee, dat een Ter Braak en Du Perron hoewel misschien niet vreemd, dan toch' „verdacht" was, essentieel te achten voor de aard van zijn kunstenaarschap. De strijdbaarheid van Max Nord die ik voor een romanticus houd lijkt mij veeleer opgedrongen dooi de nood van de tijd Ze was, in tegenstel ling tot bij een figuur als Ter Braak, niet zijn natuurlijke levenshouding. Nord werd in de aanval gedreven en het is misschien daaraan toe te schrijven, dat zijn creativi- HET VERLANGEN om een film te ma ken met het circus als achtergrond heeft de Britse filmregisseur Carol Reed lang onvervuld moeten laten tot hij met „Tra peze" de kans kreeg. Want het duo Hecht en Lancaster, dat ook „Marty" produceer de, maakte het Reed mogelijk die oude wensdroom te realiseren. Een half jaar lang is Carol Reed met zijn staf, zijn spe lers en een groep van wel zeshonderd fi guranten, het publiek niet meegerekend, bezig geweest in het Parijse Cirque d'hiver, dat daarvoor speciaal was afgehuurd. Een half jaar lang heeft hij daar met zijn mede werkers gezwoegd op een film, die het cir cus inderdaad tot achtergrond heeft en voor wat het grote nummer van het reper toire betreft, de verrichtingen aan de tra peze, als middelpunt in letterlijke en fi guurlijke zin. Men „ruikt" de stallen niet in zijn film. In zoverre mist de toeschou wer misschien iets van de sfeer, die hij ge neigd is aan het circus te associëren. Maar het circus van onze dagen geurt meer met het variété dan het geurt naar de stallen. Dat karakter heeft Reed wel vastgelegd. En wat het uitgangspunt, de aanleiding tot zijn film aangaat: nooit heb ik zo beklem mend de artist aan de trapeze in actie ge zien, nooit schonk een film mij zo de ge waarwording er vlak bij te zijn, zelf prijs te zijn gegeven aan de ruimte, nooit dus schonk een film zo'n ruimtelijk gevoel. Dat is voor geen gering deel ook te danken aan het knappe camerawerk van Robert Crasker in de nok van het circus. Daar zijn ook de hoofdrolspelers Burt Lancaster en Tony Curtis verantwoordelijk voor, om dat zij het emplooi van de trapezewerker niet alleen van een paar meter van de grond wensten te verbeelden, maar zelf ook de hoogte opzochten en heel wat min der werk aan hun stand in de hun ver vangende echte trapezewerkers overlie ten dan bijvoorbeeld Gina Lollobrigida deed, die het overigens niet kon helpen, want ze kreeg het van al die hoogte te kwaad. Wij zijn gewend in een circus de trapezewerker gade te slaan veilig en te vreden. gekluisterd aan ons stoeltje, ge noegzaam bereid tot een aanblik, die ons beangst en doet griezelen. Ditmaal worden wij verrast met een kijkje vanuit de nok van het circus en vaak dwingt Reed ons de plaats in te nemen van de trapezewer ker zelf, zodat wij als aan de lijve onder gaan wat het wil zeggen te kijken in een afgrond, die door geen valnet een aanlok kelijk aanzien krijgt. Wanneer daarbij de trapezewerkers nog worden geplaagd door onderlinge controversen, die het houvast, dat zij aan elkaar hebben, bedenkelijk ver zwakt, dan kan men begrijpen aan welke ervaringen Reed ons blootstelt, welke spanningen hij oproept, hoe nauw hij ons betrekt bij de hoofdpersonen uit zijn film. Voorop staat steeds het nummer. Het num mer is de film. De verhoudingen tussen de hoofdpersonen beïnvloeden wel wezenlijk hun gedragingen en ook onze positie ten opzichte van hun verschijning, de sympa thie die wij voor hen voelen, maar het nummer bindt hen en ons. Die binding teit steeds onder een druk heeft gestaan Ik meen dit tot beter begrip van zijn eerste roman, die onlangs onder de titel „Geen talent voor geluk" bij Querido ver scheen, te berde te moeten brengen. Men kan namelijk tegen dit prozawerk van al lerlei aanvoeren: dat het als een kruising van een roman en een novelle te weifelend van vorm is om als een volwaardig kunst werk te worden aangemerkt, dat het door een overmaat van beschouwelijke passa ges te kort schiet aan handeling, dat het in de intrige een element van onaanvaard bare toevalligheid toelaat, dat schade doet aan de realistische strekking. Ik deel deze bezwaren maar zeer ten dele. „Geen ta lent voor geluk" is zeker geen onberispe lijke roman. Het is welbeschouwd in het geheel geen roman, noch een novelle. Het is een bekentenis en wel één van een zo sterk beteugelde bewogenheid, één ook van een zo oprecht verdriet, dat ik laat de mogelijke autobiografische achtergronden als niet ter zake doende buiten beschou wing de litteraire „vormloosheid" eer- i der vóór dan tégen deze „roman" pleit. Wie als Frans Wolters, de hoofdpersoon TORONTO (U.P.). Van de zijde van het Royal Ontario Museum is medege deeld, dat deskundige inbrekers goud en juwelen ter waarde van ruim tweehon derdduizend gulden uit het museum heb ben gestolen. De beroemde collectie van gouden ores bevond zich onder de gestolen voorwerpen. Vijf diamanten, waaronder een prachtig geslepen steen, werden uit de Leonar-collectie ontvreemd. Het hoofd van de geologische en mineralo- gische afdelingen van het museum zei, dat de waarde van de gestolen voorwerpen ongeveer vijftigduizend dollar bedraagt, maar dat is slechts de nominale waarde. Vele van de gestolen voorwerpen waren onschatbaar vanwege hun historische waarde en het feit, dat zij niet te ver vangen zijn. ADVERTENTIE Burt Lancaster, Gina Lollobrigida en Tony Curtis als de trapezewerkers in Carol Reeds „Trapeze". mag niet verbroken worden. In het num mer concretiseert zich heel het dramatisch conflict. Dat heeft Reed begrepen en daar op richt hij voortdurend zijn aandacht. Vooral in de verhouding tussen de vanger (Lancaster) en de vlieger (Curtis) stelt Reed, mede dank zij een geestig en zeer ter snede scenario, noodzaak en waarheid. Beide mannen worden vrienden, de een is op de ander aangewezen, zij zullen elkaar nodig blijven hebben. De groei van de vriendschap wordt heel vermakelijk gete kend, het beslissende punt daarin in de termen van het vak aangeduid, wanneer zij op hun handen lopend bespreken hoe zij hun nummer gaan uitvoeren. De schone Gina Lollobrigida verrukt het meest wan neer ze boos wordt en haar Italiaanse mondje open zet. Maar altijd is het met betrekking tot het werk in het circus dat deze figuren ons aanspreken. Wanneer louter en alleen liefdesgenegenheden aan de orde komen en wij geacht worden niet meer aan de trapeze te denken, zakt de film meteen een heel stuk. De lezer zij echter gerust gesteld. Het gebeurt zelden ONMISKENBAAR HEEFT REED voor deel geput uit de entourage van het circus. Hij doet het met oprechte Interesse, vluch tig als we eenmaal op dreef zijn, uitge breid, wanneer het er om gaat ons te loca- liseren. En steeds vergast hij ons op ge waarwordingen die men zelden beleeft, zo knap zijn zij opgemerkt en verwerkt. r. vr. Franse In het Stedelijk Museum in Amsterdam wordt vandaag in aanwezigheid van de ambassadeur van Brazilië een expositie van foto's en ontwerpen van de Brazi liaanse schilder en tuinarchitect Burle Marx geopend. Marx probeert de begin selen van de moderne schilderkunst in zijn ontwerpen voor tuinaanleg toe te passen. Zelf haalt hij planten uit het oerwoud, die hij stekt en kweekt op zijn eigen kwekerij. De tot 18 februari durende expositie be staat uit plattegronden van tuinprojecten en foto's van de uitgevoerde ontwerpen. In twee bovenzalen is een expositie inge richt van schilderijen van het Curagaose echtpaar Chris en Lucila Engels. De ar chitect G. Rietveld opende vandaag deze eveneens tot 18 februari durende tentoon stelling. Van Chris Engels worden 22 schilderijen geëxposeerd. Van mevrouw Engels-Boskal- jon worden 20 schilderijen getoond. In de nieuwe vleugel van het museum exposeren tot 11 februari in de benedenzaal leden van ,De Keerkring". Zaterdagmiddag wordt in de bovenzaal een expositie ge opend van „De Grafische", waarop werk van leden tot 10 februari wordt tentoon gesteld. ADVERTENTIE 1 van dit boek (dat in de ik-vorm is ge- j schreven), het uiterste, het nauwelijks nog mogelijke beproeft om een geschonden ver leden te achterhalen en het éne, enige ge luksmoment te herbeleven, dat zijn verlo ren jeugd hem geschonken heeft, bekom mert zich allicht minder om de schone vorm dan om de pijnlijk-weerbarstige in houd. Frank Wolters, een overtuigend en verdienstelijk verzetsman, heeft kort voor en ten dele tijdens de oorlog een gelukkig huwelijksleven gekend. Hij heeft- Elisa beth, de Frangaise die door een Duitser achteloos werd achtergelaten met een on wettig kind, eerlijk en zuiver bemind, haar dochtertje Olga als het zijne aangenomen en liefgekregen. Hij heeft in het samen zijn met de geliefde het puurste beleefd, dat een onbedorven jeugd beschoren kan zijn. Zelfs toen de grote ontgoocheling (zoals de titel van het boek had kunnen luiden) kwam, zelfs toen de vader van Olga in Parijs weer opdook als Duits soldaat en ondergronds werkend anti-Naziman en door Elisabeth tijdens de afwezigheid van de Hollandse verzetsman Frans Wolters weer werd aanvaard zelfs tóén heeft hij geen haat gevoeld, noch tegen Elisabeth noch tegen de Duitser Heinz W. Sprakeloos heeft hij zijn geluk en daarmee zijn enige levenszekerheid prijsgegeven. Lijdzaam heeft hij bij zijn terugkeer in Holland zijn arrestatie en daarna de kwellingen in een Duits concentratiekamp aanvaard als het noodlot van een mens, die „geen talent heeft voor geluk". Treft hem schuld? Heeft hij tijdens zijn huwelijk gefaald? Noemde hij bij zijn verhoor het adres van Elisa beth en verried hij daarmee haar en haar minnaar? Ze zijn gevangen genomen, ze staan op de dodenlijst door zijn toe doen? Hij weet het nie£ meer. Het leed, de tweespalt in zijr hart, heeft in zijn ge heugen een gat geslagen, een donker hol. waarin het vervlogen geluk is ver" on ken Wès het wel geluk? Hij wil. móét het ge loven. wil de innigste gelukservaring te laat als zodanig herkend niet een waan zijn geweest. En hij kan het niet. Hij twijfelt en mét deze Maria Tsjechova, een zuster van de 1904 overleden Russische schrijver Anton P. Tsjechov, is op vierennegentigjarige leef tijd te Jalta overleden, zo heeft het Rus sische persbureau Tass bekendgemaakt. Mevrouw Tsjechova, die lerares in ge schiedenis en aardrijkskunde was, heeft indertijd haar broer geholpen bij zijn werk. Na zijn dood heeft zij veel gedaan bij het ordenen van zijn nagelaten manuscripten. Onder haar leiding verscheen de eerste uitgave in zes delen van Tsjechov's brie ven. Toen het huis van Tsjechov in Jalta in 1920 een nationaal museum werd, werd mevrouw Tsjechova voor haar leven tót directrice benoemd. Het volgende jaar schonk zij het Russische volk alle docu menten betreffende haar broer. Later werd onder haar leiding de eerste editie van he4 verzamelde werk van Tsjechov in twintig delen gepubliceerd. schimmig verleden en een spookachtig he den, verleent aan dit te boek gestelde twee- en twistgesprek een droomsfeer, die in de aan Elisabeth gewijde fragmenten de ijl- heid benadert van Alain Fournier (wiens „Le grand Meaulnes" destijds door Nord werd vertaald) en in de passages van ver twijfeling doet denken aan „De zachtmoe dige" van Dostojewski. Ik spreek van ge lijkenis, van overeenstemming, allerminst van navolging of zelfs maar van beïnvloe ding. De elegische toon en toon is alles van deze „monologue intérieur" is zon der de minste twijfel Max Nords eigen stem, die ik getroffen heb beluisterd als iets zeer persoonlijks. Ik doe en ben er mij bewust van door deze beknopte kenschets van de aard en de inhoud van deze smartelijke gevoels- belijdenis aan de menselijke waarde van dit romandebuut tekort. Dat is onvermij delijk: het gevoelsritme, dat zich diep on der de beschouwelijke schrijftrant verbor gen houdt, is te subtiel dan dat enig com mentaar het eigenlijke, zeer wezenlijke er van zou kunnen omschrijven. Zelfs zegt het niet veel, zegt het niet genoeg ten minste, als ik eraan toevoeg, dat het hoog tepunt van deze tragische confrontatie met een ontluisterd verleden en een nauwelijks nog dragelijk heden, niet gelegen is in hel moment dat Frans Wolters de ontrouw van Elisabeth ontdekt, maar in het ondeelbare ogenblik, waarop hij haar in het naoorlog se Den Haag meent weer te zien. Ze is het niet, maar ze is het voor hém als een laatste visioen, waarmee het noodlot zich volledig heeft voltrokken. Elisabeth is dood het verleden, het geluk is dood en Frans Wolters is gestorven. Als een ander gaat hij. in het vertroostend geze's-hap van zijn pleegdochter Olga, een hem vreemde we- j reld binnen. i Is het mogelijk, dat een roman die geen „DE SLEUTELSPECIALIST" LANGE VEERSTRAAT 10 TEL. 11493 twijfel, met deze I roman is en waartegen van allerlei zou ademnood van zijn ziel, is zijn bestaan een kunnen worden aangevoerd, dusdanig ont- amechtige jacht geworden naar het onach terhaalbare, dat zich als een vage spiege ling aan de horizon van zijn herinnering aftekent. Die ervaring, deze zweving tussen een roert on overtuigt, dat men het meebeleeft als een gebeurtenis waarbij men zelf be trokken is? Het is mogelijk. Max Nord heeft het bewezen. C. J. E, Dinattx

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 7