VERLEIDING ALS BEROEP „IN DE CARAVAN" Men moet geen hoei roepee voor mee schoorsteenveger is Het weer wordt Gervaise I ONZE NAMEN Gebeurtenissen, die in familienamen voortleven Over oude litteratuur „Les Liaisons Dangereuses" van Choderlos de Lacios Een vraag voor de UNO Herinneringen Oud en jong Henriëtte Rosenburgs roman in Nederlandse vertaling FRIVOOL AANHANGSEL VAN HET VOORBIJGLIJDENDE NIEUWS oersvvaat se aandelVn, VERSCHEIDENE van de personen, die hij ten tonele voert, zijn van zulke slechte zeden, dat het onmogelijk is aan te nemen dat zij in onze eeuw geleefd zouden heb ben: in deze eeuw van filosofie, nu dank zij het licht dat allerwegen verspreid wordt, zoals iedereen weet, alle mannen zich rechtschapen tonen en alle vrouwen zedig en ingetogen: Dit is een zin uit het „voorwoord van de uitgever" van „Les Liaisons Dangereuses" van Choderlos de Laclos, het equivalent van de moderne verzekering dat alle personen aan de ver beelding van de schrijver ontleend zijn, alleen uitvoeriger, om de lezer te animeren voor het bedrog. Laclos had het natuurlijk zelf geschre ven. Het is ook typisch zijn ironie, waar van de formules de inspiratie van zijn werk enigszins kunnen verhelderen. De roman is in zijn beste vorm nooit geheel te scheiden van een critische strekking tegen de maatschappij, maar het is zelden dat die zo zwaar als in „Les Liaisons Dangereuses" overweegt. De behoefte om een verhaal te vertellen heeft er haast niets aan bijgedragen en die om een stem ming of een omgeving op te roepen nog veel minder. Vandaar dat de vorm van roman-in-brieven zo geschikt is, die ons het makkelijkst van de geloofwaardigheid van de personen overtuigt, omdat wij im mers alleen lezen wat zij geschreven heb ben en ons nooit hoeven te verbeelden dat wij ze ook werkelijk horen en zien. Boven dien beweegt zo'n roman zich meer of minder „vanzelf" schoksgewijze voort en is er tussen de schokken alle gelegenheid om rustig op de plaats te blijven staan en personen en situaties te analyseren. Daar was het Laclos om te doen. En de vinnig heid waarmee hij tot in de grond van de zaak lucide blijft, ten koste niet alleen van alle illusies maar ook van iedere mo gelijke levenswaarde, is makkelijker te begrijpen als men er de ergernis bij in aanmerking neemt tegen 'n eeuw, die zich filosofisch wijsmaakte dat natuur en deugd nooit in strijd hoefden te zijn, maar in de praktijk voortdurend het tegendeel bewees. De Franse aristocratie, in hof dienst van zijn verantwoordelijkheid en zijn kracht beroofd, bewees het beter dan enige andere groep. Laclos, die maar een militair uit de burgerstand was, had er allicht een speciaal genoegen in om de hogere standen te ontmaskeren. Niet dat hij dat uit de hoogte van zijn eigen deugdzaamheid kon doen. Het was pas jaren later, in de revolutietijd, dat hij als huisvader aan zijn vrouw vertelde van zijn voornemen om een roman te schrij ven, waaruit zou blijken dat het geluk al leen in een goed huwelijksleven te vinden was: Het is duidelijk genoeg, dat hij bij het schrijven van „Les Liaisons Dange reuses" plezier had in wat hij analyseerde en dat de goede moraal, die hij er in zijn „eigen" voorwoord en in de afloop van zijn geschiedenis aan verbond, niet meer dan een beleefdheid was. Zo had zijn boek trouwens ook, toen het in 1783 verscheen, succes bij de kringen waaraan hij zijn per sonages ontleende, al waren die tegelijker tijd geschandaliseerd, zodat zijn roem zijn carrière schaadde. Zijn behoefte aan de naakte waarheid werd daardoor niet on derdrukt: in 1786 ontstelde hij zijn meer deren met een pamflet waarin hij de ver diensten van de grote vestingbouwkundige Vauban Ironiseerde. Pas in de Napoleon tische tijd kwam er weer beweging in zijn militaire carrière. Hij sierf in 1803 in de rang van generaal, drie-en-zestig jaar oud. Hij heeft behalve zijn roman en een paar gedichten en pamfletten nooit veel ge schreven. „Les Liaisons Dangereuses" is zijn enige thans nog overlevende werk. DE HOOFDPERSONEN zijn de Marquise de Merteuil en de Vicomte de Valmont, beiden libertijns in de gangbare achttien- de-eeuwse zin. Laclos schokte de lezers van zijn tijd minder met wat hij ze liet doen, dan met de motiveringen die hij er bij opgaf. Alle vage, joyeuze rechtvaardi ging met behulp van genot en schuldbesef is verdwenen: Valmont bedrijft de kunst der verleiding als een vakman, die zich alleen ten doel stelt zijn werk zo mooi mo gelijk af te leveren. Als het boek begint is hij al sinds lang een onbetwistbare mees ter, maar hij is dan van plan een kunst stuk te leveren dat zowel door de zwaarte van de opgave als door de eenvoud van zijn middelen al zijn vorige werk zal over treffen. Madame de Tourvel is hier als slachtoffer voor uitgekozen, een mooie maar voorbeeldig zedige en ingetogen echtgenote van een vermoedelijk brave man, die evenwel afwezig is en zich in het boek ook verder niet vertoont. Valmont trekt niet op tegen personen maar tegen principes: ontmoetingen met briesende ri valen in slaapkamers en rozenpriëlen kun nen daarbij voorkomen, maar zijn voor Laclos niet essentieel. In de brieven aan de markiezin slaat zijn campagne beschre ven campagne is hier inderdaad het woord, want Valmont stelt zich, behalve als jager, graag als een veldheer in de slag voor en gebruikt veel militaire ter men. Des te beter kan hij als illustratie dienen van het verval van de Franse adel, die de grote daden der vaderen naaapte in boudoirs. Ook in Madame de Tourvel zelf bestrijdt hij een onpersoonlijke vijand. Zij onder- vindt al spoedig, zonder dat hij zich bij zondere inspanningen getroost, zijn aan trekkingskracht. En wanneer hij haar bo vendien met een behendige demonstralie van liefdadigheid heeft weten te overtui gen, dat zijn slechte reputatie op onver antwoordelijke kletspraatjes berust, heeft hij op dat punt geen moeilijkheden meer. Het gaat er nog slechts om haar eer en deugd te doen vergeten, maar Valmont verlangt daar een onvoorwaardelijke over gave: zij moet zich aan hem uitleveren in een duidelijk besef, dat zij haar hele le venswijze voor hem prijsgeeft, niet alleen bij wijze van misstap. Intussen houdt hij zich op andere fron ten met makkelijker veroveringen bezig: voormalige vriendinnen en bovendien een jong meisje dat op het punt staat zich te verloven en dat hij met list en bedrog overrompelt op verzoek van de markiezin, die op deze manier een grief tegen de aan staande verloofde uitleeft. Daar komt dan nog een afspraak bij met de markiezin, die ook een voormalige maitresse van hem is, dat zij hem voor de overwinning op Madame de Tourvel zal „belonen". Wan- YVagner festival Van 23 juli tot 25 augustus zullen in Bayreuth het Richard Wagner Festival worden gehouden. Onder de dan op te voeren opera's zijn te noemen: Tristan en Isolde, Parsifal, Das Rheingold, Götterdammerung, Siegfried en Die Meis- tersinger. Van de dirigenten zijn te ver melden: Cluytens en Sawallisch. (Herblock in de Washington Post) neer de overwinning behaald is, stelt zij de beloning toch uit: zij iieeft de indruk dat Valmont eigenlijk verliefd is geworden op Madame de Tourvel en is niet dadelijk tevreden met zijn bewijzen voor 't tegen deel. Hij breekt zonder aarzelen met zijn wanhopig verliefde slachtoffer, als prin cipieel libertijn gruwend voor de beschul diging dat hij in zijn eigen liefdesval ge lopen is, maar maakt dan ruzie met de markiezin als hij merkt dat haar aarzeling in het belonen voor een deel te verklaren is doordat zij van haar kant ook juist aan een andere affaire werkt. De ruzie heeft verschrikkelijke gevolgen: al. de corre spondentie van de markiezin en Valmont over hun streken komt aan het licht. Val mont wordt gedood in een duel, Madame de Tourvel, die al ontzind van smart was na de breuk, sterft als zij het bericht hoort. Het jonge meisje, dat door Valmont ver leid is, gaat in het klooster. En de markie zin moet voor de vcrontwaardige openbare mening uit Parijs vluchten en krijgt dan ook nog een aanval van de pokken, die haar schoonheid voorgoed vernielt. DE LEZER kan hier niet de voldoening uit putten dat het kwaad gestraft is, maar dat komt niet alleen door het betrekke lijke foimalisme van het besluit. Belang rijker is, dat de stemming van de brieven al lang voor het eind zijn invloed heeft gehad en dat men ongevoelig is geworden voor troostprijzen aan de deugd. De brie ven van de markiezin en van Valmont zijn veel leesbaarder en dan ook inderdaad menselijker en interessanter dan die van de vertegenwoordigers van de deugd, waarin alleen in hoge termen over de liefde gesproken wordt en nooit hout ge sneden. Het ware wapen ter verdediging tegen Valmont zou nooit de deugd kunnen zijn, die de liefde omwolkt met begrippen en frasen, maar alleen de liefde zelf, wan neer die met dezelfde intensiteit beleefd werd, die Valmont en de markiezin aan hun libertijnse techniek besteden. De deugdzame personen leven wel voor het goede, maar op de verkeerde manier. De slechten leven op de goede manier, maar met verkeerde bedoelingen: met een der gelijke formule kan men verklaren waar om Baudelaire aan het boek een morali serende werking toekende. Zelfs wie die formule niet zou accep teren, zou toch niet kunnen zeggen dat „Les Liaisons Dangereuses" tot onzedelijke handelingen aanzet en dat niet alleen op grond van de bestraffing, die trouwens ook een paar misleide „góeden" treft. Een zwaar misdeelde en diep rancuneuze min naar zou nog niet bereid zijn zijn smarten voor de triomfen van Valmont te verwis selen. Het voorbeeld zou alleen kunnen gelden voor een Casanova die het genieten moe was, maar dan zou het ook een syste matische aanvaarding worden van de dor heid van het leven. Van de verleiding van een schoner leven, een soort Hollywood voor lezers van de Franse klassieke litte ratuur, is geen sprake: daar is het ont breken van iedere suggestie van bevredi ging garant voor. Zo weinig verleidelijk, is „Les Liaisons Dangereuses" dan ook niet in de eerste plaats verkwikkelijke litteratuur, maar door Laclos' meesterschap als psycholoog en het briljant gebruik dat hij maakt van de mogelijkheden, die de brievcnvorm hem bood, kan men zich toch niet aan zijn invloed onttrekken. Of die invloed in de eerste plaats moraliserend zal zijn. hangt af van de overdenking die de lezer zelf aan het boek wil geven. In ieder geval zijn zulke personen als Valmont en de Mar quise de Merteuil onvergetelijk, waar schijnlijk trouwens meestal in de herinne ring nog interessanter dan onder het lezen. 99 99 Jullie gaan het toch zeker niet weer net zó neerzetten?" Een ding kan men in bijna ieder geval ten gunste van de veelvuldige verfilming van bekende werken uit de wereldlittera tuur zeggen: zij prikkelen vaak de behoefte om het oorspronkelijke werk eens te lezen. De uitgeverij Bigot en Van Rossum N.V. te Blaricum heeft een nieuwe gelegenheid daartoe aangegrepen, door de bewonder aars van de film „Gervaise" in staat te stellen met het daaraan ten grondslag lig gende boek „De Kroeg" van Emile Zola kennis te maken. Het heeft in de vertaling van E. West zelfs de titel van de film ge kregen Op het omslag is Maria Schell, die de hoofdrol vertolkte, afgebeeld. Zola heeft zelf van deze naturalistische zeden schildering gezegd: „Ik heb de fatale on dergang van een arbeidersfamilie in het verpeste milieu van de Parijse voorsteden willen weergéven, hoe drankmisbruik en leegloperij tenslotte leiden tot het verslap pen van de gezinsbanden, tot liederlijke losbandigheid, tot het geleidelijk verlies van ieder gevoel van fatsoen, om te eindi gen in schande en dood". Wij hebben het vorige jaar zoveel over Zola in het alge meen geschreven, dat wij het bij deze aan kondiging kunnen laten. OOK DEZE WEEK nog iets over bij- namen, die het tot geslachtsnaam brach- ten. Marten Klaesz Rokes, die markt- schipper van Rotterdam op Dordrecht was, droeg zoveel zorg over de hem toe- vertrouwde goederen dat zijn dankbare J cliënten hem Marten Zorg noemden. Hét gevolg was dat zijn zoon, de kunstschii- der Hendrick Martensz (16211682), die het vak bij David Teniers leerde, onder de familienaam Zorg bekend bleef. Wellicht is de naam Zorgdrager op een dergelijke manier ontstaan. AL BAART de naam Zorg de ver klaarder dus geen zorgen, over het ai- gemeen doet deze namencatagorie dit wel. Want slechts bij uitzondering is door tijdgenoten vastgelegd wat hen be woog hun medeburgers van zo'n bij naam te voorzien. En deze groep levert al genoeg moeilijkheden op! Want ner gens is de verleiding tot voorbarige con clusies zo groot als juist hier. Mogen na men als Grotendorst en Droog leever de schim oproepen van een voorvader, die zijn „natje" niet versmaadde, de naam Nadorst heeft met de door deze neiging veroorzaakte reactie niets te maken. Door aanpassing kreeg deze naam een letter te veel en verdoezelt daarmee de herkomst dezer familie uit Nadort, een streek in de Zuidhollandse gemeente Dubbeldam, die ook de familienaam Van de Nadort opleverde. Dat de naam Simpel ook al niet tot een lichtvaardige verklaring mag leiden, werd reeds ver meld: deze ontstond in Leiden uit de door een Fransman meegebrachte naam Be Saint Pol. Daarentegen heeft De Gaay (Fortman) niets met een vogel te doen. De Franse stamvader heette Le Gay en zal dus stellig geen mistroostig man geweest zijn. NAMEN KUNNEN ook aan bepaalde gebeurtenissen herinneren. Toen de Schiedammer Leendert Cornelisz Mun- nick (monnik) als commandeur van een Groenlandvaarder reizen naar het hoge noorden maakte, beleefde hij daar ken nelijk een avontuur met een ijsbeer. Al thans, hij werd voortaan Den Beer ge noemd zodat hij de naamgever van het geslacht Den Beer (Poorlugaei) kon worden. Een van Texel herkomstige zeeman stond na een reis naar Java als Oostinjer bekend en zag deze naam op zijn nageslacht overgaan. Toen Dirck Gerritsz Pomp (15441608) na vele ja ren uit het Verre Oosten terugkeerde, noemde men hem Dirck China. Aan het Leidse beleg van 1572'73 herinnert dc naam Duyvenhode, voor 't eerst gedra gen door de verdienstelijke burger, die met behulp van zijn postduiven dc ver- binding met Prins Willem onderhield. Na de komst van de Burgerlijke Stand was het uiteraard afgelopen met deze naamverlening door de buren. Sinds dien is slechts één geslachtsnaam ont staan, die een historische gebeurtenis vastlegt. DIE GEBEURTENIS is een ranipok- parlij in 1817 op Saparoea in de Moluk- ken, waarbij de resident J. A. van den Berg met zijn vrouw en drie kinderen vermoord werden. Dank zij een baboe ontkwam de jongste zoon aan dit bloed bad. Later noemde hij zich, met Ko ninklijke bewilliging. Van den Berg van Saparoea. Bij de bijnaam sluiten de aanduidin gen zich aan, die noodzakelijk waren om de gezinsleden uit elkaar te houden. Daar de traditie wilde dat de oudste zoon naar de grootvader van vaderlijke kant vernoemd werd, was het vooral op het platteland niet ongewoon, dat in één gezin meermalen de zelfde doopnaam voorkwam. Om toch enig onderscheid te maken, sprak men dan van oud en jong. Jan Jansz. die omstreeks 1715 te Huis duinen geboren werd en op zijn beurt de vader van een Jan werd, heette toen Ouwejan en werd daarmee dc naamge ver van een familie Oujans. Op de zelf de wijze ontstonden de namen Oudc- jans, Ouwekees en Ouwenecl. Hendrick Pietersz Verwer, die rond 1500 in Am sterdam stoffen verfde, werd met „Jonck Heyn" aangesproken zodat hij de stamvader van een familie Jonck heyn" kon worden. Volgende week meer over jong en oud. J. G. de Boer van der Ley DE Algemene Schoorsteenvegers Pa troonsbond heeft in het Van Nispenhuis aan de Stadhouderskade in Amsterdam een tentoonstelling georganiseerd om ons op de hoogte te brengen van de werkzaam heden zijner leden. Nu kan ik mij voor stellen, dat velen zich wellicht niet gaarne op de hoogte van die werkzaamheden laten brengen uit hoogtevrees. Maar het is alle maal gelijkvloers georganiseerd in een plezierig zaaltje, waar goed gewassen be stuursleden de bezoeker met uiteenzet tingen over hun vak omringen. En het is goed om te weten wat er allemaal aan dit vak vast zit. Als men een veeg-opdracht verstrekt heeft, zit er meestal reeds een op het dak vóór men er erg in heeft. Een ander zit op een paar krantenpagina's bij de schoorsteenmantel te wachten tot hij „hoei!" hoort roepen. En wat er dan alle maal tussen de man boven en de man be neden plaats heeft, daar kan men slechts naar gissen. Men hoort slechts af en toe een licht gerommel in de pijp, maar de instructies, welke de samenwerkende schoorsteenvegers elkaar geven, worden alle uitgedrukt in dat éne woordeken „hoei!" Als er begonnen kan worden, als de roetöntwikkeling zó groot is, dat er halverwege mee opgehouden moet wor den, als de kogel het dieptepunt heeft be reikt en nog in meer omstandigheden: al- lijd maar hoei. Vaak zelfs zonder intonatie- verschillen. En wanneer men zich dan realiseert, dat het vooral Italianen zijn ge weest, die het vak hier ten lande hebben uitgebouwd, zoals de Vitali's, de Tartag- lia's, de Solaro's en anderen, dan kan men zich voorstellen hoeveel zelfbeperking het voor deze levenslustige landslieden moet hebben betekend om de conversatie onder het werk slechts uit deze roep te doen beslaan. Maar het zijn niet allen schoorsteen vegers, die „hoei" roepen. Het was juist een doel van deze tentoonstelling om de mensen te waarschuwen voor de beun hazerij in dit vak, dat nog steeds geen wettelijke bescherming geniet. Ik werd rondgeleid langs flessen met verschillende soorten roet, waarvan men mij onmiddellijk kon zeggen, van welke soort brandstof deze afkomstig was en tenslotte bleef ik staan bij een enorme plastic zak, die geheel en al met dit don kere goedje was gevuld. Toen ik infor meerde of men hier met turfroet, met pekroet, dan wel met brikettenroet te doen had, sprak een van mijn begeleiders een voudig: „dat hebben wij bij een mevrouw uit de schoorsteen gehaald, die zei dat 'ie pas geveegd was!" Ik sloeg eens op de zak en gaf mijn verbazing te kennen. Dat was het sein voor de bestuursleden om mij mee te tronen naar een tafel vol x-oestende voorwerpen, die als martelwerktuigen in de Gevangenpoort geen vreemde indruk gemaakt zouden hebben, maar in dit ge heel wat moeilijk te plaatsen vielen. „Dat hebben we zo in de loop der jaren uit schoorstenen verwijderd omdat het er dooi de heren beunhazen in was achtergelaten", viel de heer Rusconi uit, ons zodanig aan kijkend, dat wij ons op dat moment ge lukkig prezen in dit vak althans nooit te hebben gebeunhaasd. In Nederland zijn thans vijfhonderd zestig door de bond erkende schoorsteen vegers werkzaam. En vijfhondei-dzestig op die paar miljoen huizen, die we er hier in Nederland op na houden, dat is een wat moeilijke verhouding. Vandaar dat er dui zenden lieden onze daken beklimmen, die volgens mijn zegslieden de naam schoor steenveger niet waardig zijn. „Het is hele maal niet om ze zwart te maken", zei de secretaris, de heer Pisoni, „maar om de mensen te waarschuwen, dat we tamtam maken. Het blijkt maar al te vaak, dat het toch maar van je schoorsteen afhangt of je 's morgens nog wakker wordt" en hierbij liet hij zijn hand gaan door een bak vol krantenberichtjes over kolen dampvergiftiging. „Dat komt omdat hier nog altijd mensen het dak opgaan, die niet zoals de bonafide schoorsteenveger een op leiding van vijf, zes jaar genieten, maar gewoon wat rommelen. En dat lijkt dan heel wat." (Inderdaad, dat lichte gerom mel in de schoorsteen waarover ik reeds schreef). Ik kreeg een leerboek onder ogen, waaruit blijkt hoe de schooi'sleen ervan kan roken en hoe we er trek in houden allebei zaken, die in* figuurlijke zin van levensomvattende betekenis zijn, maar die in stookpraktijk ook niet verwaarloosd moeten worden. VAN 1942 tot 1955 is de schooi-steen- vegerij een beschermd beroep geweest en de bond examineerde nieuwe vakgenoten onder toezicht van een rijksgecommitteer de. Maar in 1955 kwam er ineens een be schikking af waarbij de hele zaak vrij 't Is voor jou (Uit „Cartoon Animal") werd gegeven. Plotseling konden de bona fide loodgietei-s van de regering wel op het dak gaan zitten met hun verlangens, zo vernam ik. En zo is de situatie gebleven. De Schoorsteenvegers Patroonsbond strijdt verbitterd verder. Wanneer een schoor steenveger dakhazen op zijn werkterrein tegenkomt, la, maar beunhazen zal hij nimmer aanvaarden. En toch komen deze heel wat voor omdat er zo'n gebrek aan vaklui is. Vooral op het platteland. „Daar schieten de boeren vaak een schot hagel door de schoorsteen en dan denken ze dat het wel weer zal gaan", zei de heer Rus coni met een bitter lachje. Toen ik hem vroeg waarom de heren tegenwoordig geen hoge hoeden meer dra gen, snifte hij even en zei, zijn armen machteloos uitbreidend: „Ach meneer, ze hechten hier niet aan tradities Ko Brugbier Op 4 mei, een dag dus voor de datum waarop Nederland in 1945 van de Duitse bezetting werd bevrijd, zal bij n.v. Em. Querido's uitgeversmaatschappij ln Am sterdam de vertaling verschijnen van „The walls came tumbling down", het boek waarmee de in de Verenigde Staten wo nende Nederlandse schrijfster Henriëtte Roosenburg in Amerika een groot succes heeft. De Nedei-landse vertaling is van Wim Hora Adema. Het is een authentiek relaas van een tocht van vier Nederlanders door zuidoost Duitsland, nadat zij door de Rus sen uit hun gevangenschap daar waren be vrijd. De Nederlandse titel is „En de muren vielen om". 1 V Kl\ 'r_ Tja, wat wordt hel weer? Dat is nu echt iels wat ieder een altijd graag wil weten, en waarom dat mag Joost weten. Want als het erop aankomt zijn er maar weinig mensen, die iets niet doen wat zij hadden willen doen of iets doen wat zij niet had den willen doen naar aanlei ding van het weerbericht. Het zou ook wel van een al te pietluttige aai-d getuigen, wanneer men bijvoorbeeld een op zondag geprojecteerd kaartavondje zou uitstellen tot volgende week, omdat zich boven de Scilly-eilanden een actieve depressie, met randstoringen en al, opmaakt om zich naar de Chinese Zee te begeven. Want de volgende week lopen we kans, dat een nonactieve hoge-drukrug met schizofrene neigingen zich langzaam in de richting van Groenland gaat bewegen, waardoor de omstandigheden tot kaarten uiteraard nog veel ongunstiger zouden zijn. Wanneer we zouden moe ten leven zónder weerbericht de moderne mens leeft in de waanidee dat het leven dan zijn zin zou hebben ver loren zou dat uitei-aard in het geheel niets afdoen aan het weer, noch aan onszelf. Door de ophef, waarmee de weerberichten onder onze neus geduwd en in onze radio-oren worden getoeterd, is het algemene misverstand ontstaan dat het weer, zoals wij het kennen, iets moderns is. Vroeger was er óók wel weer, denkt men, doch echt van dat ouderwetse, onge compliceerde weer: regen, sneeuw, vorst, hitte, regen, •r OEES op 12 fe- lië en Nederland ordl ernstige be- •tandpunt hebben. ;de landelen van We, n, officieel ge nse effectenbeu' an eind decemb januari 1956. aldens) 16128 f.-v en 15392. Deƒx0 januari gelijkjaan imelijk 4705, maar ui 1956, toen zij CBS. dat, met itcrnationale con- heeft gevolgd van /an 2 januari 1957. nternntionale con- (De t« i heden .neersl Op de Atlantische Oceaan ten noorden an de Azoitcn bevindt zich het centrum van een doepe depressie, die maar weinig van plaats verandert. Aan de achterzijde ervan voeren noorderstormen koude pool- lucht in de richting van de Azoren. Hier- door wordt de subtropische lucht uit de zuidelijke delen van de Atlantische Oceaan Stock verdreven. Een zuidelijke luchtstroming ;Oslo voert deze warme lucht naar West-Europa. Een nieuwe hoeveelheid van deze sub tropische lucht is vannacht boven de Golf an Biscaye aangekomen en het ziet er iaar uit, dat zij in het komende etmaal ook ons land zal bereiken. Daarom zal de tem peratuur vooral in de nacht nog iets om hoog gaan. De zuidelijke wind blijft door gaan. sneeuw, wind, vorst, warmte, hagel, wolken, mist, regen, vorst, sneeuw, hagel, wind, kortom, simpel en goedaardig wécr. Tegenwoordig echter bestaat het uit frontaanval- len, thermiekgeschiedenissen, •opstijgende cumulatie-epossen voorpostbuien, depressie-no vellen en elektrische storm- bewegingen. Dat had je vroe ger nooit. Het weer is, zoals de mens zelf, heel wat intel ligenter gewoi'den. Het be weegt zich thans langs de in gewikkelde lijnen van mo derne, wetenschappelijke me thoden en volgens de proce dure der laboratoria: cumu latief preferente hogedrukge- bieden, die vaslverankerd liggen tussen occidentaal- thermische luchtstromingen, leveren volgens wetenschap pelijk vastgestelde mathema- ticismen een weerstoestand op een bepaald punt der aar de, die men vroeger eenvou dig „mooi weer" noemde. Het weerbericht verschaft ons de gelegenheid wetenschappelijk inzicht te krijgen in datgene, wat we door een simpele blik uit het raam ook hadden kun nen zien. Doch wie kijkt er tegen woordig nog uit het raam, wanneer men via een in de kamer vertoevend beeld scherm een blik kan wei-pen in het boudoir van Hare Hoogheid Prinses Gracia di Monaco di Kellocarlo? En dan nog wel terwijl zij er zelf aanwezig is? Natuurlijk wil met dit alles niets tekort worden gedaan aan het prachtige welen- schappelijke en publicistische werk dat in onze onvolprezen De Bilt wordt verricht. Doch de heren daar moeten wel be denken, dat we aan hun me dedelingen echt niet zóveel hebben als wij uit beleefd heid doen voorkomen. Wij weten wel, dat het, ondanks alle voortschrijdende vernuf tigheden der techniek, nog niet mogelijk is om een weer bericht te maken dat twee, di'ie dagen tevoren vertelt waar pi-ecies in Noordholland om drie uur 's middags een regenbui zal vallen. Wij we ten wel, dat er voor De Bilt vaak niets anders opzit dan te zeggen: „Waarschijnlijk hier en daar enige neerslag", waarbij zij dan een aantal slagen om de arm houden die eventuele vergissingen tot een minimum reduceren. „Hier" is uiteraard De Bilt zelf, waar het nagenoeg iedere dag blijkt te regenen. „Daar" is iets minder nauw keurig gelokaliseerd zoiets van: wie de schoen past, trekke hem aan. „Waarschijn lijk" betekent: het kan zijn of het kan niet zijn, waarmee het aantal mogelijkheden wel uitgeput mag worden ge noemd. „Enige" wil zeggen: één druppel of een water hoos, met alle nuances daar- tussen. „Neerslag" omvat re- gén, sneeuw, hagel, natte mist en alle tussenvormen er van. En als het weei-bericht dan nóg niet klopt, zal men de volgende dag op ernstige toon gewagen van een „plot seling opti-edende storing, die het weer ten onzent volkomen van karakter deed ver anderen". Opvallend is ook, dat de weerberichten met vooi'liefde spreken over de weerstoe stand boven de Waddenzee. Ik wil niet betwijfelen dat de bewoners van de zandplaten daar ten zeerste mee zijn ge baat, maar ik vraag mij toch af of de veel talrijker bewo ners van de Randstad Hol land niet jaloers zullen wor den op den duur. Zij moeten maar gokken of het weer van de Waddenzee, dan wel van het zuiden of van het oosten van het land zich boven hun woongebied zal komen mani festeren. Nog een kleine opmerking: Misschien weet niet iedereen, wat een „doepe depressie" is. Doepe schijnt de verleden tijd van diepe te zijn, zodat de depressie, waarvan in bij gaand fascimile sprake is, reeds tot het vei-leden be hoorde toen zij bezig was slechts weinig van plaats te verandei-en. Een navi-ante bi- zonderheid is ook, dat men in bijgaande bericht wordt in gelicht over wat zich aan de achterzijde van deze doepe depressie afspeelde. Een kijkje achter de schermen, dat onze voorouders uit 1600 toch maar hebben moeten missen. Intussen kijk nu eens naar buiten. Wat is dat nu weder voor weer? Kijk eens naar die krimpende wind en die i-andstoi-ing daar links boven. Wat moet dat morgen worden? We kunnen het zelf nu on derhand wel uitrekenen: Hier en daar enige dit en dat, met plaatselijk wat verandering, afgewisseld met perioden van tijdelijke kans op wijziging in het algemene weerbeeld. Met andere wooi'den: Het zal wel weer niet deugen. jR. Agteran

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 14