Xo9n groot pak havermout
C
Roek 'n Roll
HAARLEMSE BOUWMEESTER
UIT DE GOUDEN EEUW
PIETER POST, ARCHITECT ORDINARIS VAN DE PRINSEN VAN ORANJE
- van „Huis ten Bosch" -
ONZE PUZZEL
NIEUWE BOEKEN
in zakformaat
Een kort bericht in de krant
kan soms tot gevolg hebben, dat
onze gedachten veel verder
gaan dan over hetgeen in dit
bericht gezegd wordPZo voerde
het feit dat op 6 en 7 februari
het gebruikelijke diner, dat het
corps diplomatique werd aan
geboden, ditmaal in het pas ge
restaureerde „Huis ten Bosch"
heeft plaats gehad, onze gedach
ten naar de man, die het oor
spronkelijk heeft ontworpen, de
Haarlemmer Pieter Post.
DE VADER van Pieter was Jan
Jansz Post een glasschilder in Lei
den, die echter naar Haarlem ver
huisde, omdat hier in de zeven
tiende eeuw een middelpunt van
kunst en kunstenaars was. Hij
was, zoals Ampzing zegt, iemand
„wiens naam als schilder nimmer
meer zal vergaan". Er moge in
deze woorden wellicht enige over
drijving schuilen, Pieter Post werd
in elk geval omstreeks 1 mei 1608
in een kunstzinnig milieu geboren.
Pieter Post (links) en de schilder
Honthorst in de begrafenisstoet
ran Frederik Hendrik.
Zijn vader overleed reeds in 1614
toen Pieter zes jaar was.
Haarlem was in de eerste helft
der Gouden Eeuw niet alleen de
stad van schilders, maar ook van
grote bouwmeesters als Lieven da
Key, die de Vleeshal bouwde, Sa
lomon de Bray, schilder en archi
tect tevens de beroemd geworden
Jacob van Campen, de ontwerper
van het stadhuis later paleis
op de Dam te Amsterdam.
Over de jeugd van Pieter is
vrijwel niets bekend, maar hij
werd als jongen van vijftien jaar
ingeschreven als leerling van het
St. Lukasgilde. Hij moet daar
ook in kennis zijn gekomen met
Jacob van Campen en door deze
weer met Constantyn Huygens,
die hem op zijn beurt met graaf
Johan Maurits van Nassau in rela
tie bracht. Uit dit laatste feit al
leen valt reeds op te maken, dat
Post iets betekende, want Huygens
was op dit punt zeer kieskeurig
en zou zich nimmer met minder
waardige krachten hebben ingela
ten. Graaf Maurits leerde hem zo
waarderen, dat hij Post uitnodigde
als bouwmeester met hem mee te
gaan naar Brazilië, waar Maurits
van 1636-1644 als landvoogd
werkzaam was. Post ontwierp er
verschillende stedeplannen maar
keerde om onbekende reden einde
1637 naar Haarlem terug, waar hij
een jaar later met Rachel Ridders
in het huwelijk trad. Zijn jongere
aroer Frans, de schilder, was even
eens op uitnodiging van Maurits
naar Brazilië gekomen, waar hij
van 1637-1644 heeft gewerkt. Een
van zijn schilderijen hangt in het
Rijksmuseum te Amsterdam.
Na zijn terugkeer kwam hij óf
door toedoen van graaf Maurits
öf van Huygens in relatie met Fre
derik Hendrik, wiens speciale lief
hebberij het was te bouwen, voor
zover ten minste zijn drukke
werkzaamheden als opperbevel
hebber hem hiervoor voldoende
tijd lieten. Hoewel Post reeds eer
der nu en dan als bouwmeester
van de prins werkzaam was ge
weest, werd hij in februari 1646
tot „schilder en de architect ordi-
naris" aangesteld tegen een ver
goeding van duizend gulden per
jaar. Zijn ontwerpen en tekenin
gen mocht hij bovendien afzon
derlijk declareren. Deze benoe
ming bracht echter de verplich
ting voor hem mee in Den Haag
te gaan wonen. Zo verliet hij zijn
geboortestad.
Frederik Hendrik wenste voor
zijn gemalin Amalia van Solms
een zomerverblijf te doen bouwen
in het Haagse Bos en had het ont
werp reeds in juli 1645 in zijn le
gerplaats te Eecloo goedgekeurd.
Het was door Post in overleg met
de prinses en misschien ook met
Jacob van Campen getekend. De
bouw werd in oktober 1646 voor
achtenveertigduizendd gulden
aanbesteed.
Daar de prins echter reeds in
maart van het volgende jaar
kwam te overlijden, wenste de
prinses-weduwe het ontwerp nu
zö te veranderen, dat er in het
midden een zaal zou komen, dia
geheel gewijd zou zijn aan de na
gedachtenis van haar gemaal. De
oorspronkelijke benaming van het
tegenwoordige „Huis ten Bosch"
was dan ook „De Sael van Oran
ge" aan de versiering waarvan
verscheidene schilders van naam
hun medewerking hebben ver
leend, zoals Gerard van Honthorst
en niet te vergeten Jacques Jor-
daens, die het voornaamste en
grootste stuk schilderde, voorstel
lende de zegetocht van Frederik
Hendrik.
Na de dood van de prins bleef
Post in dienst van Willem II en
van Willem III, maar hij mocht
bovendien ook van anderen op
drachten accepteren en zo ont
stonden bouwwerken, waarvan
enkele reeds zijn gesloopt, andere
nog bestaan. Verdwenen zijn „Het
Huis Alewjjn" in de Beemster,
tien minuten van Purmerend, ook
wel „Vredenburch" genoemd, dat
met tuinen en boomgaarden acht
hectaren besloeg. Verder Rijxdorp
bij Wassenaar, dat Post in op
dracht van Amelis van Bronck-
horst bouwde. Van „Het Huis
Swanenburch" in Halfweg is in
de oorspronkelke vorm weinig
meer over. „Het Huis ter Nieuw-
burch" in Rijswijk en „Het Huis
Honselaarsdijk" (beide waar
schijnlijk samen met Jacob van
Campen gebouwd) zijn eveneens
gesloopt. Daar staat tegenover, dat
men ook thans nog kan wijzen op
gebouwen, die door Pieter Post
zijn ontworpen. We noemen
slechts het zeer mooie „Hofje van
Nieuwkoop" met zestig woningen
in Den Haag en „Hofwijk" (bui
tenverblijf van Constantyn Huy
gens) in Voorburg, de Waag te
Leiden en die in Gouda en het
monumentale stadhuis in Maas
tricht, dat door sommigen als zijn
levenswerk wordt beschouwd. Een
opsomming van alle3 wat Post
zelfstandig of in samenwerking
met anderen heeft ontworpen zou
eentonig worden.
Op 2 mei 1669 tekende Huygens
in zijn dagboek aan:
„2 Mey, na een sieckte van
slechts twee dagen, sterft mijn
vriend P. Post, bouwkundighe".
Dat woordje „vriend" typeert zo
wel Huygens als Post!
Uit het huwelijk met Rachel
Ridders werden zes kinderen, vier
dochters en twee zoons geboren,
die allen in Haarlem werden ge
doopt. De jongste zoon Maurits
werd zelfs in de St. Bavo door
Graaf Johan Maurits»van Nassau
ten doop gehouden en ook naar
deze genoemd. Deze zoon werd
tevens de opvolger van zijn vader
als bouwmeester zowel bij Johan
Maurits als bij prins Willem Hl.
NA ALLES wat hier over Pie
ter Post werd gezegd, rijst de
vraag of hij, die achtendertig jaar
in Haarlem heeft gewoond, in zijn
eigen stad niets heeft gebouwd of
aan bouwplannen heeft medege
werkt. Voor zover bekend is dit
niet het geval. Wel werd hij in
1642 met Simons Duyndam en
Pieter Wels belast met het maken
van een ontwerp voor een grote
uitleg van de stad. Het plan is ech-
Het Huis te Rijswijk aan de
achterzijde.
ter nooit uitgevoerd, wel in 1661
het ontwerp van de bouwmees
ter-schilder Salomon de Bray.
Merkwaardig is nog, dat we van
Pieter Post eigenlijk geen portret
bezitten. Alleen de afbeelding, dia
hij zichzelf heeft gegeven in zijn
plaatwerk van de begrafenis van
Frederik Hendrik in 1647, waarbij
hij samen met de schilder Gerard
van Honthorst de lijkstoet volgt.
Hij staat daar een tikje zelfbewust
in een opvallend gunstige stand
en met zorg getekend. Post was
toen negenendertig jaar oud.
Deze beknopte levensschets van
een Haarlemmer, die het ver ge
bracht heeft, toont duidelijk aan
dat in de „Gouden Eeuw" van Ne
derland behalve de gebruikelijke
namen van hen, die toen op de
voorgrond traden, zeer zeker ook
nog anderen mogen worden ge
noemd, die op hun gebied iets ge
presteerd hebben, waarop het na
geslacht met trots kan wijzen. Pie
ter Post is slechts eenenzestig jaar
geworden en werd in de Klooster
kerk in Den Haag begraven.
W. S.
MIJN VRIEND Simon was een
eigenaardig man. Hij werkte niet,
tenminste men zag hem niet vaak
werken. Hij deed altijd onduide
lijke dingen om aan de kost te
komen. Ik kon er nooit precies
achter komen wat. Maar dat hij
een, laten wij maar zeggen,
vreemde manier had om zich door
het leven te slaan, nu, dat kan ik
u wel. verzekeren. Ik had hem al
een hele tijd uit het oog verloren,
toen hij eens op een avond weer
voor mijn deur stond. Het was al
tegen elven en ik was juist bezig
naar bed te gaan. „Dat is een ver
rassing"! zei ik hartelijk. „En zo
laat op de avond. Ik sliep al bij
na".
Simon zette zijn meest bemin
nelijke glimlach op. „Eventjes",
zei hij. „Als ik je tenminste niet
al te lastig val". En voor ik ver
der iets kon ondernemen was hij
al langs mij geglipt en liep de
gang door naar mijn kamer. Even
later zat hij daar breeduit in een
stoel en wachtte op de koffie die
ik bezig was te zetten. Toen ik
een kopje had neer gezet voor
hem en hij daar smakelijk van
had geproefd, begon hij meteen
heel duidelijk, zodat het voor
geen enkel misverstand vatbaar
was, te vertellen waarvoor hij
kwam. „Als je het niet al te erg
vindt", zei hij, „zou ik hier van
nacht graag willen blijven slapen.
Ik heb op het ogenblik geen on
derdak, maar ik zal zien, dat ik
morgen zelf weer een kamer
vind".
„Nouzei ik weinig enthou
siast. Ik was in die dagen juist
zeer klein behuisd. Alles wat ik
bezat was één kamer, waar ik
woonde, sliep en werkte. Het
kwam mij heel slecht uit om
iemand te logeren te hebben. „Je
hoeft het natuurlijk niet voor
niets te doen", zei Simon, toen hij
zag dat zijn voorstel mij niet bi
zonder geestdriftig maakte. „Ik
geef je er wel wat voor".
„Och, dat hoeft nu ook weer
niet", antwoordde ik voorzichtig.
Ik wist hoe weinig Simon voor
zichzelf had. „Natuurlijk hoeft
dat niet", zei Simon, „maar ik zou
het niet prettig vinden als je zou
denken dat ik op jou wil parasi
teren. Ik zou dat een erg akelige
gedachte vinden". Hij greep on
der zijn jas en legde een groot
pak voor mij op tafel. Ik nam het
op. Het was een groot pak haver
mout. „Dat is voor jou", zei Si
's avonds Simon op aan en jawel,
ze zaten aan zijn voeten. „Kijk
eens Simon", zei ik bedaard, „dat
je hier nou logeert, dat is tot daar
aan toe. Maar dat je ook nog
daarbij mijn schoenen aantrekt,
dat vind ik toch wel een beetje
mon, „doe je er te goed aan". Hij - te vergaan''
glimlachte zelfvoldaan.
Nu ben ik helemaal niet erg
gesteld op havermout. Ik hou er
niet van. Ik kan het eerlijk ge
zegd niet voor mijn ogen zien.
Maar het was toch een aardige
geste van Simon. Dat moest ik
toegeven. Ik borg de havermout
in mijn kast en ik zei: „Vooruit
dan maar".
„Neem me niet kwalijk", excu
seerde Simon zich dadelijk. „Het
regende vanmorgen zo en het
enige paar schoenen dat ik heb
is lek. En ik dacht: jij hebt toch
twee paarHij keek mij erg
trouwhartig aan en ik kon niet
ontkennen dat ik inderdaad twee
paar had. „Ja maarpro
testeerde ik nog zwakjes. „Goede
Kort verhaal door Ferdinand Langen
DIE NACHT sliep Simon dan in
mijn bed en ik lag op de divan.
Het was eigenlijk geen divan om
op te slapen. Het was een oud,
dooorgezeten meubelstuk dat ik
eens van een tante van mij heb
gekregen. Men kan er slechts op
één manier op liggen. Ik deed die
nacht geen oog dicht. De volgen
de dag ging Simon uit om zelf een
kamer te huren. Hij kwam even
voor het avondeten bij mij terug.
„En?" vroeg ik. Hij antwoordde,
dat het bijna gelukt was.
„Wat betekent dat bijna pre
cies?" vroeg ik achterdochtig. „Ik
moet morgen nog even komen
horen", zei Simon, „dan zal het
wel in orde zijn". En dus sliep hij
die nacht weer in mijn bed en ik
op de divan. Zo ging het nog een
week door. Altijd gelukte het Si
mon bijna om zelf onderdak te
krijgen en altijd moest hij de vol
gende dag nog even terug komen
horen.
Natuurlijk begreep ik wel dat
ik hem op deze manier nooit
meer kwijt zou raken. En ik stond
meermalen op het punt hem de
deur te wijzen. Maar dan dook
dat reusachtige pak havermout
weer op voor mijn ogen en dacht
ik: laat ik het nog eens een dag
aanzien. Hij heeft toch ook wel
aardige dingen over zich.
Op een morgen miste ik mijn
beste paar schoenen. Ik keek er
vrienden", merkte Simon op,
„hebben iets voor elkaar over. En
zijn wij goede vrienden of niet?"
Ik knikte. En daarmee was het
lot van mijn schoenen bezegeld.
Zij bleven aan Simons voeten.
Toen dat eenmaal was gebeurd,
voltrok zich aan Simon een merk
waardige verandering. Hij ging
hoe langer hoe meer op mij lij
ken. Hij ging mijn overhemden
dragen, mijn sokken, mijn jas
senZelfs kwam ik op een dag
mijn hoed op zijn hoofd tegen. Ik
had dat merkwaardige gevoel dat
ik door mijzelf werd gegroet.
OP EEN DAG wilde ik mijn
beste pak aantrekken om op be
zoek te gaan bij mijn getrouwde
zuster, die mij op de koffie had
gevraagd. Ik dook in de kast,
maar mijn beste pak hing er niet
meer in. De kast was zo goed als
leeg. Simon was, toen ik wakker
was geworden, al weg geweest en
natuurlijk had hij mijn beste kle
ren aan gelrokken.
Op dat punt gekomen, liep bij
mij toch de emmer over. Het was
net iets te veel. Wat hij verder
ook mag zeggen, dacht ik, van
avond wijs ik hem de deur. Daar
kan hij op rekenen. En toen ginig
ik in mijn oude kleren bij mijn
zuster koffiedrinken en ik bleef
de gehele verdere dag uit mijn
humeur.
's Avonds tegen
etenstijd kwam Si
mon weer. opdagen.
Ik maakte zwijgend
het eten klaar en toen
ik de schalen op tafel zette, zei
ik droog: „Laat het je goed sma
ken, Simon, het is voor de laatste
keer". Simon was schrander ge
noeg om meteen de situatie door
te hebben. „Is het om dat pak dat
ik aanheb?" vroeg hij.
„Niet alleen om dat pak", ant
woordde ik. „Je bent onredelijk",
zei Simon. „Als ik jou helpen kan,
doe ik het ook. Heb ik jou die
havermout gegeven of niet?"
„Het kan mij niets schelen",
antwoordde ik. „Ik heb er schoon
genoeg van. Je zorgt maar dat je
vandaag nog weg komt. En je
havermout kun je meenemen."
„Goed, goed", zei Simon, „wind
je niet op". Hij trok zich met
waardigheid terug. Hij zei: „Ik
was toch al van plan vandaag
weg te gaan. Het gaat mij hier
ook niet zo erg meer naar de zin.
Ik denk dat ik maar eens de stad
uitga". En nog diezelfde avond
vertrok Simon in precies dezelfde
kleren als waarin hij gekomen
was en met het pak havermout
weer onder zijn arm. Hij gaf mij
koeltjes een hand. Ik zuchtte op
gelucht, toen hij de buitendeur
achter zich dicht trok. Er viel een
pak van mijn hart.
ENIGE WEKEN later ontmoet
te ik hem weer, toen hij voor een
telefooncel stond te wachten,
waar ik juist uitkwam. „Nog al
tijd in de stad?" vroeg ik. „Öch
ja.zei hij vaag.
„Bij wie logeer je nu?" vroeg
ik. „Je weet hoe dat gaat", zei hij,
„nou eens hier en dan weer
daar". Ik knikte. Hij keek mij
scherp aan. „De mensen zijn nog
wel gastvrij", zei hij vinnig, „als
je er wat tegenover stelt".
Ik vermoedde een toespeling op
de havermout. „Een vriendelijk
gebaar is alles", voegde Simon er
nog aan toe. Hij keek mij met een
verwijtende blik in zijn ogen aan.
Hij verdween in de telefooncel.
Toen ik langs de cel liep, zag
ik door het glas dat hij nog altijd
dat grote pak havermout onder
zijn arm gekneld hield. Inder
daad, dacht ik, hij weet wat
vriendelijkheid vermag. Ook al
blijft het maar bij het gebaar O
KAMPIOENEN IN
„ROCK around the clock" de Ameri
kaanse jazzfilm, die onlangs in tal van ge
meenten voor openbare vertoning verbo
den is wordt thans gevolgd door een
nieuwe film van hetzelfde genre, waarin
blijkbaar even lustig of misschien nóg
lustiger gerockt en gerolld wordt. In
een poging om nieuwe stormen van ver
ontwaardiging reeds bij voorbaat te be
zweren heeft het filmverhuurkantoor van
Columbia International, in samenwerking
met een Amsterdamse grammofoonplaten-
handel, nu een actie op touw gezet om te
bewijzen, dat de „Rock 'n roll" in de grond
van de zaak een oerfatsoenlijke dans is
„veel frisser in ieder geval dan het onge
zonde geschuifel van mannetje tegen mm.
netje of liever mannetje tegen vrouw je
dat men bij sommige foxtrotts en Engel
se walsen te zien krijgt".
Dat althans is het oordeel van de orga
nisatoren, die om dit te bewijzen deze
week in Krasnapolsky te Amsterdam een
„Rock-'n-Roll"-wedstrijd hielden om het
kampioenschap voor de hoofdstad, waar
voor van de zijde der jeugd een overwel
digende belangstelling bestond. Bij hon
derden tegelijk bestormden de jongens
met de be-bop-haren en de meisjes in spij
kerbroeken zondag en dinsdag de grote
zaal van Kras, zonder dat het daarbij even
wel tot wanordelijkheden kwam. Wel
moest de ceremoniemeester herhaaldelijk
in goed-Amsterdamse trant om wat ruimte
voor de dansers manen (As dat stelletje
héren daar achteraan nou hun platvoeten
een stukkie wil inpallemen, kenne me be
ginnen!) maar overigens werd er geen
wanklank gehoord. Als men tenminste het
hysterische gekreun van de dansers en het
extatische „röcknróólF'-spreekkoor van de
kijkers langs het kantje niet als wanklan
ken wil opvatten. Maar goed: dat hoort er
blijkbaar bij, net zo goed als de weelde
rige haardossen, de schilderachtige kleding
en de overvloedige transpiratie van de
dansers, die dan ook uitputtende staaltjes
van krachtsport en acrobatiek ten beste
geven. Jongens en meisje smijten elkaar
heen en weer alsof het een massale wor
stelwedstrijd geldt, maken salto's en hand
standen en wringen hun lichamen in de
onmogelijkste bochten, alsof zij door hyste
rische stuipkrampen geteisterd worden.
Armen, benen en schouders schokken wil
loos heen en weer op het dwingende ritme
van de muziek en de gezichten zijn ver-
Met critische blik volgden de kijkers langs
de kant - meisjes in swingrokken en spij
kerbroeken - de verrichtingen der
dansers.
stard tot uitdrukkingloze piaskers. Freud in
optima forma, zegt een mede-toeschouwer
met een cynisch grimlachje, maar als we
hem.een uur later terugzien, is ook hij be
zweken. Een mager, zwartharig kind, dat
een gifgroene en een oranje kous draagt,
heeft hem meegetroond in het gewriemel
der lichamen, waar zij nu schokschoude
rend staan af te reageren.
Een oerfatsoenlijke dans? Wij zouden het
niet graag en onder alle omstandigheden
beamen, al danst men dan ook „op arm
lengte" en al is er naar onze smaak niels
ir, deze lege, machteloze vertoning, dat be
paald stotend aandoet. Is het een onbewust
uitleven van driften en instincten of is het
alleen maar pose en naaperij? Het valt
moeilijk uit te maken maar een verheffend
schouwspel biedt het zeker niet en wij
kunnen ons dan ook levendig voor
stellen, dat de meeste dansleraren en dan
cings weigeren aan de verspreiding van
deze Rock-'n-Roll-rage mee te werken.
H.C.
Tien kleine meisjes gaan een spel doen
in 2 partijen van 5. Ze heten: Lenie, Lily,
Lotty, Liesbeth, Lucy, Trudy, Tiny, Thera,
Tops en Toos. De meisjes wier namen met
een T beginnen, zijn dikke vriendinnen, en
hebben een hekel aan de L-meisjes, en om
gekeerd.
Ze staan in een kring in deze volgorde:
Tops
Tiny - Toos
Liesbeth Lotty
Lily Lenie
Thera - Trudy
Alleen Lucy, die ar zal tellen, is er dus nog
niet bij. Ze gebruiken het volgende aftel
rijmpje:
een-twee-drie-vier-vijf,
de bakker sloeg zijn wijf,
al met een houten hamertje,
al op een zolderkamertje,
een-t wee-drie-vier-vij f
ie-wie-waai-weg.
Lucy heeft een wiskundeknobbel en is
vlug aan het uitrekenen naast wie ze moet
gaan staan, (want ze begint natuurlijk te
tellen bij haar linker buurvrouw) om te
zorgen, dat zij en haar vriendinnen in één
partij komen. De eerste 5, die worden afge
teld, spelen tegen de overige 5. Waar gaat
Lucy staan?
Om in aanmerking te komen voor een
van de drie geldprijzen ad f 7.50, f 5 en
f 2.50, dient men uiterlijk dinsdag 17 uur
de oplossing in te zenden aan een van onze
bureaus in Haarlem: Grote Houtstraat 93
en Soendaplein; in IJmuiden, Lange
Nieuwstraat 427.
Oplossing vorige puzzel:
Horizontaal: 1. Noorwegen, 8. arm, 9.
reu, 10. uk, 11. ter. 13. N.T., 14. pekel, 16.
enig, 17. node, 18. teder, 20. ijk, 22. lat, 23.
no, 24. kom, 26. Leo, 27. steenroos.
Verticaal: 1. nauwelijks, 2. ork, 3. om, 4.
week, 5. gr, 6 .een, 7. nutteloos, 11. tegel,
12. renet, 14. pit, 15. lor, 19. Daan, 21. kot,
23. neo, 25. me, 26. L.O.
Prijswinnaars zijn: f 7,50: J. de Groot,
Oranjestraat 107, IJmuiden; f 5,00: mevr.
G. Tor-Lodewijk, S. v. d. Kolkweg 32,
Santpoort (st.)f 2,50: D. Boon v. d. Berg,
Blinkertlaan 6, Haarlem.
Ook de schooljeugd deed mee aan het
Amsterdamse Rock-'n-Roll-festijn. Dit duo
- samen vierentwintig jaar oud - oogstte
een daverend succes.
TER geestelijke voorbereiding op de binnen
kort weer beginnende invasie van ons land door
bad- en bollenminnende oosterburen is het wel
licht nutig nog eens een blik in het recente ver
leden te werpen. Het gebeurt nog wel eens, dat
men het nut van de nog steeds aanzwellende
stroom van boeken, die de oorlog tot onderwerp
hebben, in twijfel trekt. Voor zover echter deze
boeken in degenen, die er getuigen van moesten
zijn, de afkeer tegen het militarisme levendig
houden of de jongere generatie waarschuwen
voor de gevolgen van nationalistisch krachts
vertoon, kan men ze niet anders dan met in
stemming begroeten. Iets anders ligt de zaak
wanneer bewonderaars van de zogenaamde
sportiviteit het uithoudingsvermogen en de pres
taties van de tegenstander aan het woord gela
ten worden, dan wel Duitse, Japanse en Itali
aanse oorlogshelden in de gelegenheid gesteld
worden breeduit hun knappe staaltjes aan de
grote klok te hangen. In Engeland zijn verschei
dene van dergelijke uitgaven verschenen. Nog
en stap verder op deze weg en het barbarisme
verdwijnt ln de aangename schemering van da
dendrang en heldendom, zo in de trant van Tlie
conquests of Tamerlane van Cothburn. Hanni
bal van Mary Dolan, Lysander van Van Wyck
Mason en soortgelijke historische romans.
Een poging tot zuiver militaire waardering
van de methoden, die door de Duitsers bij hun
overweldiging van Europa werden toegepast
was de bedoeling van B. H. Liddell Hart, toen
hij zich na de ondervragingen van een groot
aantal nazi-generals tot het schrijven van zijn
The other side of the hill zette. Zijn conclusies,
onder meer dat Hitiers besluiteloosheid, voort
komend uit een soort sympathie voor Engeland,
dit land voor een invasie vlak na de ramp bij
Duinkerken heeft behoed, dat de eerste ronde
van de oorlog door hem gewonnen werd on
danks zijn generaals en de tweede verloren door
zijn steeds driester wordende stijfkoppigheid.
mogen juist of onjuist zijn, een feit is dat de
schrijver zijn bewondering voor de militaire
deskundigheid der Duitsers maar nauwelijks
verbergen kan. Gevoegd bij het volkomen af
wezig zijn van enig teken van afkeuring van
wat door deze heren werd aangericht, ma3kt dit
het boek niet bepaald aanbevelenswaardig.
Genadeloos daarentegen en geschreven met
oprechte bedoelingen zijn een tweetal andere
boeken: Marshal without glory van Ewan Butler
en Gordon Young en Evil genius door Erich Eber-
mayer en Hans Otto Meissner, levensbeschrij
vingen van Goering respectievelijk Goebbels.
die uit het enorme feitenmateriaal, dat door de
auteurs werd verzameld, ook voor degenen die
er nog niet van overtuigd zijn, te voorschijn ko
men als een stel ordinaire misdadigers. Voor
het merendeel onzer naburen een paar bescha
mende publikaties.
weest voor dit duo om hun doelen te bereiken.
De grondigheid, waarmee zij de wereld on
dersteboven hebben laten halen, welke krachts
inspanningen er voor nodig zijn geweest om hun
„nieuwe orde" weer ongedaan te maken en de
gevolgen van hun optreden en dat van hun
handlangers voor groepen en individuën, dat al
les vindt nog steeds weerklank in een aantal,
stuk voor stuk uitstekende, pasverschenen boe
ken. Martin Lindsay, officier van de befaamde
Gordon Highlanders, verhaalt in So few got
through als een der weinige overgeblevenen van
de moeizame veldtocht, die door Frankrijk, Bel
gië en Holland naar noordwest-Duitsland werd
ondernomen. De strijd der legers in Italië wordt
door generaal Mark Clark in Calculated risk
zeer omstandig beschreven. A. M.
AMSTERDAM, februari - Aannemende
dat het al weer enige tijd geleden is, dat
u leerde praten, veronderstel ik dat u ook
de onoverzienlijke moeilijkheden en fasci
nerende ontdekkingen uit dit stadium wat
vergeten bent. Ik bedoel nu niet zozeer het
spreken in het openbaar, dat u eventueel
pas later hebt geleerd aan de onvergetelijke
hand van de heer Carnegie („Hoe wij vrien
den maken en andere mensen beïnvloe
den" en zo). Ik wilde het hebben over het
allereerste spreken. Over de huidige fase
in de ontwikkeling van mijn dochter, om
precies te zijn. Zij is nu al heel dicht bij de
respectabele leeftijd van anderhalf en ze
wordt dus al een hele vrouw.
Maar goed: het spreken dus. Dit is voor
mijn dochter nog interessanter dan voor de
meeste andere kinderen. Mijn vrouw
spreekt namelijk van huis uit Engels, ik
druk mij in het Nederlands uit. Het gevolg
is, dat zij nu bij het zien van een vogel
uitroept: „Birddiedaar!" Hetgeen
voor ons volkomen begrijpelijk is, maar
gezien haar twijfelachtige articulatie voor
andere mensen het geestelijk contact wel
eens bemoeilijkt. Verder ontwikkelt ze een
eigenschap, die ook de Luxemburgers niet
vreemd is, in het niet begrijpen van onze
woorden. Als mijn vrouw haar vraagt de
„ball" (Engelse uitspraak) te brengen, fin
geert ze onbegrip tot moeder in het Hol
lands om de bal verzoekt. Van mij wil ze
echter het woord bal niet aanvaarden en
reageert slechts op „ball". Ze is ook halver
wege blijven steken in de problemen rond
de aanroepnaam van vader. „Pappa" en
„Daddv" is nu harmonisch samengevloeid
tot iets dat ik fonetisch als „peddie" zou
kunnen aanduiden. Woorden als „eten" en
„poes" gebruikt ze in het Nederlands, maar
haar groet is als regel „bye".
Een ander veelvuldig gebruikt woord is
„Nicky" en dat is de naam, die zij - voor
zover wij hebben kunnen nagaan: geheel
zelfstandig - heeft gegeven aan haar
bruine, wollige beer. Vroeger nog dan wij
verwachtten heeft zij een dergelijke passie
voor deze beer ontwikkeld, dat zij zich
slechts in zijn gezelschap te ruste wil be
geven. Nicky is dan ook de enige, die
's ochtends niet met bijna al haar ander
speelgoed in het bad gegooid wordt. PIij
blijft op de aankleedtafel zitten kijken, met
in zijn ogen een wat afwezige berenblik.
Maar tientallen en honderden generaties
wollen beren hebben dan ook al zó vaak
de goede en slechte eigenschappen van
kleine meisjes weerloos moeten door
staan, dat de apathie van Nicky begrijpe
lijk is. Heel anders is het gesteld met de
rubber eend. Deze eend bracht in het begin
een piepend geluid voort als er in gekne
pen werd. Mijn dochter had dit al vrij
spoedig begrepen en kneep hem dus naar
hartelust. Maar op een gog^e dag he|ft dg
eend blijkbaar genoeg gekregen van dit
voortdurend geknijp en nu is hij, geheel
onverwacht, voor zichzelf begonnen. Het
zal misschien iets met verandering van
luchtdruk of zo te maken hebben, m^ar
wij blijven ons verbazen over deze zelf-
piepende eend. Mijn dochter doet dit niet.
Die ontmoet iedere dag zoveel vreemde
nieuwe dingen in het leven, dat dit haar
ook in het geheel niet verbaast. Elke keer
als haar eend piept, roept zij nu verheugd
„nice". En dat is ontegenzeggelijk een een
voudiger woord dan „aardig".
Het verschil leert ze later wel. Op he
ogenblik is alles al problematisch genoeg.
A. S. II.
Zij wringen hun lichamen in de irreemdste bochten.