Xo9n groot pak havermout C Roek 'n Roll HAARLEMSE BOUWMEESTER UIT DE GOUDEN EEUW PIETER POST, ARCHITECT ORDINARIS VAN DE PRINSEN VAN ORANJE - van „Huis ten Bosch" - ONZE PUZZEL NIEUWE BOEKEN in zakformaat Een kort bericht in de krant kan soms tot gevolg hebben, dat onze gedachten veel verder gaan dan over hetgeen in dit bericht gezegd wordPZo voerde het feit dat op 6 en 7 februari het gebruikelijke diner, dat het corps diplomatique werd aan geboden, ditmaal in het pas ge restaureerde „Huis ten Bosch" heeft plaats gehad, onze gedach ten naar de man, die het oor spronkelijk heeft ontworpen, de Haarlemmer Pieter Post. DE VADER van Pieter was Jan Jansz Post een glasschilder in Lei den, die echter naar Haarlem ver huisde, omdat hier in de zeven tiende eeuw een middelpunt van kunst en kunstenaars was. Hij was, zoals Ampzing zegt, iemand „wiens naam als schilder nimmer meer zal vergaan". Er moge in deze woorden wellicht enige over drijving schuilen, Pieter Post werd in elk geval omstreeks 1 mei 1608 in een kunstzinnig milieu geboren. Pieter Post (links) en de schilder Honthorst in de begrafenisstoet ran Frederik Hendrik. Zijn vader overleed reeds in 1614 toen Pieter zes jaar was. Haarlem was in de eerste helft der Gouden Eeuw niet alleen de stad van schilders, maar ook van grote bouwmeesters als Lieven da Key, die de Vleeshal bouwde, Sa lomon de Bray, schilder en archi tect tevens de beroemd geworden Jacob van Campen, de ontwerper van het stadhuis later paleis op de Dam te Amsterdam. Over de jeugd van Pieter is vrijwel niets bekend, maar hij werd als jongen van vijftien jaar ingeschreven als leerling van het St. Lukasgilde. Hij moet daar ook in kennis zijn gekomen met Jacob van Campen en door deze weer met Constantyn Huygens, die hem op zijn beurt met graaf Johan Maurits van Nassau in rela tie bracht. Uit dit laatste feit al leen valt reeds op te maken, dat Post iets betekende, want Huygens was op dit punt zeer kieskeurig en zou zich nimmer met minder waardige krachten hebben ingela ten. Graaf Maurits leerde hem zo waarderen, dat hij Post uitnodigde als bouwmeester met hem mee te gaan naar Brazilië, waar Maurits van 1636-1644 als landvoogd werkzaam was. Post ontwierp er verschillende stedeplannen maar keerde om onbekende reden einde 1637 naar Haarlem terug, waar hij een jaar later met Rachel Ridders in het huwelijk trad. Zijn jongere aroer Frans, de schilder, was even eens op uitnodiging van Maurits naar Brazilië gekomen, waar hij van 1637-1644 heeft gewerkt. Een van zijn schilderijen hangt in het Rijksmuseum te Amsterdam. Na zijn terugkeer kwam hij óf door toedoen van graaf Maurits öf van Huygens in relatie met Fre derik Hendrik, wiens speciale lief hebberij het was te bouwen, voor zover ten minste zijn drukke werkzaamheden als opperbevel hebber hem hiervoor voldoende tijd lieten. Hoewel Post reeds eer der nu en dan als bouwmeester van de prins werkzaam was ge weest, werd hij in februari 1646 tot „schilder en de architect ordi- naris" aangesteld tegen een ver goeding van duizend gulden per jaar. Zijn ontwerpen en tekenin gen mocht hij bovendien afzon derlijk declareren. Deze benoe ming bracht echter de verplich ting voor hem mee in Den Haag te gaan wonen. Zo verliet hij zijn geboortestad. Frederik Hendrik wenste voor zijn gemalin Amalia van Solms een zomerverblijf te doen bouwen in het Haagse Bos en had het ont werp reeds in juli 1645 in zijn le gerplaats te Eecloo goedgekeurd. Het was door Post in overleg met de prinses en misschien ook met Jacob van Campen getekend. De bouw werd in oktober 1646 voor achtenveertigduizendd gulden aanbesteed. Daar de prins echter reeds in maart van het volgende jaar kwam te overlijden, wenste de prinses-weduwe het ontwerp nu zö te veranderen, dat er in het midden een zaal zou komen, dia geheel gewijd zou zijn aan de na gedachtenis van haar gemaal. De oorspronkelijke benaming van het tegenwoordige „Huis ten Bosch" was dan ook „De Sael van Oran ge" aan de versiering waarvan verscheidene schilders van naam hun medewerking hebben ver leend, zoals Gerard van Honthorst en niet te vergeten Jacques Jor- daens, die het voornaamste en grootste stuk schilderde, voorstel lende de zegetocht van Frederik Hendrik. Na de dood van de prins bleef Post in dienst van Willem II en van Willem III, maar hij mocht bovendien ook van anderen op drachten accepteren en zo ont stonden bouwwerken, waarvan enkele reeds zijn gesloopt, andere nog bestaan. Verdwenen zijn „Het Huis Alewjjn" in de Beemster, tien minuten van Purmerend, ook wel „Vredenburch" genoemd, dat met tuinen en boomgaarden acht hectaren besloeg. Verder Rijxdorp bij Wassenaar, dat Post in op dracht van Amelis van Bronck- horst bouwde. Van „Het Huis Swanenburch" in Halfweg is in de oorspronkelke vorm weinig meer over. „Het Huis ter Nieuw- burch" in Rijswijk en „Het Huis Honselaarsdijk" (beide waar schijnlijk samen met Jacob van Campen gebouwd) zijn eveneens gesloopt. Daar staat tegenover, dat men ook thans nog kan wijzen op gebouwen, die door Pieter Post zijn ontworpen. We noemen slechts het zeer mooie „Hofje van Nieuwkoop" met zestig woningen in Den Haag en „Hofwijk" (bui tenverblijf van Constantyn Huy gens) in Voorburg, de Waag te Leiden en die in Gouda en het monumentale stadhuis in Maas tricht, dat door sommigen als zijn levenswerk wordt beschouwd. Een opsomming van alle3 wat Post zelfstandig of in samenwerking met anderen heeft ontworpen zou eentonig worden. Op 2 mei 1669 tekende Huygens in zijn dagboek aan: „2 Mey, na een sieckte van slechts twee dagen, sterft mijn vriend P. Post, bouwkundighe". Dat woordje „vriend" typeert zo wel Huygens als Post! Uit het huwelijk met Rachel Ridders werden zes kinderen, vier dochters en twee zoons geboren, die allen in Haarlem werden ge doopt. De jongste zoon Maurits werd zelfs in de St. Bavo door Graaf Johan Maurits»van Nassau ten doop gehouden en ook naar deze genoemd. Deze zoon werd tevens de opvolger van zijn vader als bouwmeester zowel bij Johan Maurits als bij prins Willem Hl. NA ALLES wat hier over Pie ter Post werd gezegd, rijst de vraag of hij, die achtendertig jaar in Haarlem heeft gewoond, in zijn eigen stad niets heeft gebouwd of aan bouwplannen heeft medege werkt. Voor zover bekend is dit niet het geval. Wel werd hij in 1642 met Simons Duyndam en Pieter Wels belast met het maken van een ontwerp voor een grote uitleg van de stad. Het plan is ech- Het Huis te Rijswijk aan de achterzijde. ter nooit uitgevoerd, wel in 1661 het ontwerp van de bouwmees ter-schilder Salomon de Bray. Merkwaardig is nog, dat we van Pieter Post eigenlijk geen portret bezitten. Alleen de afbeelding, dia hij zichzelf heeft gegeven in zijn plaatwerk van de begrafenis van Frederik Hendrik in 1647, waarbij hij samen met de schilder Gerard van Honthorst de lijkstoet volgt. Hij staat daar een tikje zelfbewust in een opvallend gunstige stand en met zorg getekend. Post was toen negenendertig jaar oud. Deze beknopte levensschets van een Haarlemmer, die het ver ge bracht heeft, toont duidelijk aan dat in de „Gouden Eeuw" van Ne derland behalve de gebruikelijke namen van hen, die toen op de voorgrond traden, zeer zeker ook nog anderen mogen worden ge noemd, die op hun gebied iets ge presteerd hebben, waarop het na geslacht met trots kan wijzen. Pie ter Post is slechts eenenzestig jaar geworden en werd in de Klooster kerk in Den Haag begraven. W. S. MIJN VRIEND Simon was een eigenaardig man. Hij werkte niet, tenminste men zag hem niet vaak werken. Hij deed altijd onduide lijke dingen om aan de kost te komen. Ik kon er nooit precies achter komen wat. Maar dat hij een, laten wij maar zeggen, vreemde manier had om zich door het leven te slaan, nu, dat kan ik u wel. verzekeren. Ik had hem al een hele tijd uit het oog verloren, toen hij eens op een avond weer voor mijn deur stond. Het was al tegen elven en ik was juist bezig naar bed te gaan. „Dat is een ver rassing"! zei ik hartelijk. „En zo laat op de avond. Ik sliep al bij na". Simon zette zijn meest bemin nelijke glimlach op. „Eventjes", zei hij. „Als ik je tenminste niet al te lastig val". En voor ik ver der iets kon ondernemen was hij al langs mij geglipt en liep de gang door naar mijn kamer. Even later zat hij daar breeduit in een stoel en wachtte op de koffie die ik bezig was te zetten. Toen ik een kopje had neer gezet voor hem en hij daar smakelijk van had geproefd, begon hij meteen heel duidelijk, zodat het voor geen enkel misverstand vatbaar was, te vertellen waarvoor hij kwam. „Als je het niet al te erg vindt", zei hij, „zou ik hier van nacht graag willen blijven slapen. Ik heb op het ogenblik geen on derdak, maar ik zal zien, dat ik morgen zelf weer een kamer vind". „Nouzei ik weinig enthou siast. Ik was in die dagen juist zeer klein behuisd. Alles wat ik bezat was één kamer, waar ik woonde, sliep en werkte. Het kwam mij heel slecht uit om iemand te logeren te hebben. „Je hoeft het natuurlijk niet voor niets te doen", zei Simon, toen hij zag dat zijn voorstel mij niet bi zonder geestdriftig maakte. „Ik geef je er wel wat voor". „Och, dat hoeft nu ook weer niet", antwoordde ik voorzichtig. Ik wist hoe weinig Simon voor zichzelf had. „Natuurlijk hoeft dat niet", zei Simon, „maar ik zou het niet prettig vinden als je zou denken dat ik op jou wil parasi teren. Ik zou dat een erg akelige gedachte vinden". Hij greep on der zijn jas en legde een groot pak voor mij op tafel. Ik nam het op. Het was een groot pak haver mout. „Dat is voor jou", zei Si 's avonds Simon op aan en jawel, ze zaten aan zijn voeten. „Kijk eens Simon", zei ik bedaard, „dat je hier nou logeert, dat is tot daar aan toe. Maar dat je ook nog daarbij mijn schoenen aantrekt, dat vind ik toch wel een beetje mon, „doe je er te goed aan". Hij - te vergaan'' glimlachte zelfvoldaan. Nu ben ik helemaal niet erg gesteld op havermout. Ik hou er niet van. Ik kan het eerlijk ge zegd niet voor mijn ogen zien. Maar het was toch een aardige geste van Simon. Dat moest ik toegeven. Ik borg de havermout in mijn kast en ik zei: „Vooruit dan maar". „Neem me niet kwalijk", excu seerde Simon zich dadelijk. „Het regende vanmorgen zo en het enige paar schoenen dat ik heb is lek. En ik dacht: jij hebt toch twee paarHij keek mij erg trouwhartig aan en ik kon niet ontkennen dat ik inderdaad twee paar had. „Ja maarpro testeerde ik nog zwakjes. „Goede Kort verhaal door Ferdinand Langen DIE NACHT sliep Simon dan in mijn bed en ik lag op de divan. Het was eigenlijk geen divan om op te slapen. Het was een oud, dooorgezeten meubelstuk dat ik eens van een tante van mij heb gekregen. Men kan er slechts op één manier op liggen. Ik deed die nacht geen oog dicht. De volgen de dag ging Simon uit om zelf een kamer te huren. Hij kwam even voor het avondeten bij mij terug. „En?" vroeg ik. Hij antwoordde, dat het bijna gelukt was. „Wat betekent dat bijna pre cies?" vroeg ik achterdochtig. „Ik moet morgen nog even komen horen", zei Simon, „dan zal het wel in orde zijn". En dus sliep hij die nacht weer in mijn bed en ik op de divan. Zo ging het nog een week door. Altijd gelukte het Si mon bijna om zelf onderdak te krijgen en altijd moest hij de vol gende dag nog even terug komen horen. Natuurlijk begreep ik wel dat ik hem op deze manier nooit meer kwijt zou raken. En ik stond meermalen op het punt hem de deur te wijzen. Maar dan dook dat reusachtige pak havermout weer op voor mijn ogen en dacht ik: laat ik het nog eens een dag aanzien. Hij heeft toch ook wel aardige dingen over zich. Op een morgen miste ik mijn beste paar schoenen. Ik keek er vrienden", merkte Simon op, „hebben iets voor elkaar over. En zijn wij goede vrienden of niet?" Ik knikte. En daarmee was het lot van mijn schoenen bezegeld. Zij bleven aan Simons voeten. Toen dat eenmaal was gebeurd, voltrok zich aan Simon een merk waardige verandering. Hij ging hoe langer hoe meer op mij lij ken. Hij ging mijn overhemden dragen, mijn sokken, mijn jas senZelfs kwam ik op een dag mijn hoed op zijn hoofd tegen. Ik had dat merkwaardige gevoel dat ik door mijzelf werd gegroet. OP EEN DAG wilde ik mijn beste pak aantrekken om op be zoek te gaan bij mijn getrouwde zuster, die mij op de koffie had gevraagd. Ik dook in de kast, maar mijn beste pak hing er niet meer in. De kast was zo goed als leeg. Simon was, toen ik wakker was geworden, al weg geweest en natuurlijk had hij mijn beste kle ren aan gelrokken. Op dat punt gekomen, liep bij mij toch de emmer over. Het was net iets te veel. Wat hij verder ook mag zeggen, dacht ik, van avond wijs ik hem de deur. Daar kan hij op rekenen. En toen ginig ik in mijn oude kleren bij mijn zuster koffiedrinken en ik bleef de gehele verdere dag uit mijn humeur. 's Avonds tegen etenstijd kwam Si mon weer. opdagen. Ik maakte zwijgend het eten klaar en toen ik de schalen op tafel zette, zei ik droog: „Laat het je goed sma ken, Simon, het is voor de laatste keer". Simon was schrander ge noeg om meteen de situatie door te hebben. „Is het om dat pak dat ik aanheb?" vroeg hij. „Niet alleen om dat pak", ant woordde ik. „Je bent onredelijk", zei Simon. „Als ik jou helpen kan, doe ik het ook. Heb ik jou die havermout gegeven of niet?" „Het kan mij niets schelen", antwoordde ik. „Ik heb er schoon genoeg van. Je zorgt maar dat je vandaag nog weg komt. En je havermout kun je meenemen." „Goed, goed", zei Simon, „wind je niet op". Hij trok zich met waardigheid terug. Hij zei: „Ik was toch al van plan vandaag weg te gaan. Het gaat mij hier ook niet zo erg meer naar de zin. Ik denk dat ik maar eens de stad uitga". En nog diezelfde avond vertrok Simon in precies dezelfde kleren als waarin hij gekomen was en met het pak havermout weer onder zijn arm. Hij gaf mij koeltjes een hand. Ik zuchtte op gelucht, toen hij de buitendeur achter zich dicht trok. Er viel een pak van mijn hart. ENIGE WEKEN later ontmoet te ik hem weer, toen hij voor een telefooncel stond te wachten, waar ik juist uitkwam. „Nog al tijd in de stad?" vroeg ik. „Öch ja.zei hij vaag. „Bij wie logeer je nu?" vroeg ik. „Je weet hoe dat gaat", zei hij, „nou eens hier en dan weer daar". Ik knikte. Hij keek mij scherp aan. „De mensen zijn nog wel gastvrij", zei hij vinnig, „als je er wat tegenover stelt". Ik vermoedde een toespeling op de havermout. „Een vriendelijk gebaar is alles", voegde Simon er nog aan toe. Hij keek mij met een verwijtende blik in zijn ogen aan. Hij verdween in de telefooncel. Toen ik langs de cel liep, zag ik door het glas dat hij nog altijd dat grote pak havermout onder zijn arm gekneld hield. Inder daad, dacht ik, hij weet wat vriendelijkheid vermag. Ook al blijft het maar bij het gebaar O KAMPIOENEN IN „ROCK around the clock" de Ameri kaanse jazzfilm, die onlangs in tal van ge meenten voor openbare vertoning verbo den is wordt thans gevolgd door een nieuwe film van hetzelfde genre, waarin blijkbaar even lustig of misschien nóg lustiger gerockt en gerolld wordt. In een poging om nieuwe stormen van ver ontwaardiging reeds bij voorbaat te be zweren heeft het filmverhuurkantoor van Columbia International, in samenwerking met een Amsterdamse grammofoonplaten- handel, nu een actie op touw gezet om te bewijzen, dat de „Rock 'n roll" in de grond van de zaak een oerfatsoenlijke dans is „veel frisser in ieder geval dan het onge zonde geschuifel van mannetje tegen mm. netje of liever mannetje tegen vrouw je dat men bij sommige foxtrotts en Engel se walsen te zien krijgt". Dat althans is het oordeel van de orga nisatoren, die om dit te bewijzen deze week in Krasnapolsky te Amsterdam een „Rock-'n-Roll"-wedstrijd hielden om het kampioenschap voor de hoofdstad, waar voor van de zijde der jeugd een overwel digende belangstelling bestond. Bij hon derden tegelijk bestormden de jongens met de be-bop-haren en de meisjes in spij kerbroeken zondag en dinsdag de grote zaal van Kras, zonder dat het daarbij even wel tot wanordelijkheden kwam. Wel moest de ceremoniemeester herhaaldelijk in goed-Amsterdamse trant om wat ruimte voor de dansers manen (As dat stelletje héren daar achteraan nou hun platvoeten een stukkie wil inpallemen, kenne me be ginnen!) maar overigens werd er geen wanklank gehoord. Als men tenminste het hysterische gekreun van de dansers en het extatische „röcknróólF'-spreekkoor van de kijkers langs het kantje niet als wanklan ken wil opvatten. Maar goed: dat hoort er blijkbaar bij, net zo goed als de weelde rige haardossen, de schilderachtige kleding en de overvloedige transpiratie van de dansers, die dan ook uitputtende staaltjes van krachtsport en acrobatiek ten beste geven. Jongens en meisje smijten elkaar heen en weer alsof het een massale wor stelwedstrijd geldt, maken salto's en hand standen en wringen hun lichamen in de onmogelijkste bochten, alsof zij door hyste rische stuipkrampen geteisterd worden. Armen, benen en schouders schokken wil loos heen en weer op het dwingende ritme van de muziek en de gezichten zijn ver- Met critische blik volgden de kijkers langs de kant - meisjes in swingrokken en spij kerbroeken - de verrichtingen der dansers. stard tot uitdrukkingloze piaskers. Freud in optima forma, zegt een mede-toeschouwer met een cynisch grimlachje, maar als we hem.een uur later terugzien, is ook hij be zweken. Een mager, zwartharig kind, dat een gifgroene en een oranje kous draagt, heeft hem meegetroond in het gewriemel der lichamen, waar zij nu schokschoude rend staan af te reageren. Een oerfatsoenlijke dans? Wij zouden het niet graag en onder alle omstandigheden beamen, al danst men dan ook „op arm lengte" en al is er naar onze smaak niels ir, deze lege, machteloze vertoning, dat be paald stotend aandoet. Is het een onbewust uitleven van driften en instincten of is het alleen maar pose en naaperij? Het valt moeilijk uit te maken maar een verheffend schouwspel biedt het zeker niet en wij kunnen ons dan ook levendig voor stellen, dat de meeste dansleraren en dan cings weigeren aan de verspreiding van deze Rock-'n-Roll-rage mee te werken. H.C. Tien kleine meisjes gaan een spel doen in 2 partijen van 5. Ze heten: Lenie, Lily, Lotty, Liesbeth, Lucy, Trudy, Tiny, Thera, Tops en Toos. De meisjes wier namen met een T beginnen, zijn dikke vriendinnen, en hebben een hekel aan de L-meisjes, en om gekeerd. Ze staan in een kring in deze volgorde: Tops Tiny - Toos Liesbeth Lotty Lily Lenie Thera - Trudy Alleen Lucy, die ar zal tellen, is er dus nog niet bij. Ze gebruiken het volgende aftel rijmpje: een-twee-drie-vier-vijf, de bakker sloeg zijn wijf, al met een houten hamertje, al op een zolderkamertje, een-t wee-drie-vier-vij f ie-wie-waai-weg. Lucy heeft een wiskundeknobbel en is vlug aan het uitrekenen naast wie ze moet gaan staan, (want ze begint natuurlijk te tellen bij haar linker buurvrouw) om te zorgen, dat zij en haar vriendinnen in één partij komen. De eerste 5, die worden afge teld, spelen tegen de overige 5. Waar gaat Lucy staan? Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad f 7.50, f 5 en f 2.50, dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de oplossing in te zenden aan een van onze bureaus in Haarlem: Grote Houtstraat 93 en Soendaplein; in IJmuiden, Lange Nieuwstraat 427. Oplossing vorige puzzel: Horizontaal: 1. Noorwegen, 8. arm, 9. reu, 10. uk, 11. ter. 13. N.T., 14. pekel, 16. enig, 17. node, 18. teder, 20. ijk, 22. lat, 23. no, 24. kom, 26. Leo, 27. steenroos. Verticaal: 1. nauwelijks, 2. ork, 3. om, 4. week, 5. gr, 6 .een, 7. nutteloos, 11. tegel, 12. renet, 14. pit, 15. lor, 19. Daan, 21. kot, 23. neo, 25. me, 26. L.O. Prijswinnaars zijn: f 7,50: J. de Groot, Oranjestraat 107, IJmuiden; f 5,00: mevr. G. Tor-Lodewijk, S. v. d. Kolkweg 32, Santpoort (st.)f 2,50: D. Boon v. d. Berg, Blinkertlaan 6, Haarlem. Ook de schooljeugd deed mee aan het Amsterdamse Rock-'n-Roll-festijn. Dit duo - samen vierentwintig jaar oud - oogstte een daverend succes. TER geestelijke voorbereiding op de binnen kort weer beginnende invasie van ons land door bad- en bollenminnende oosterburen is het wel licht nutig nog eens een blik in het recente ver leden te werpen. Het gebeurt nog wel eens, dat men het nut van de nog steeds aanzwellende stroom van boeken, die de oorlog tot onderwerp hebben, in twijfel trekt. Voor zover echter deze boeken in degenen, die er getuigen van moesten zijn, de afkeer tegen het militarisme levendig houden of de jongere generatie waarschuwen voor de gevolgen van nationalistisch krachts vertoon, kan men ze niet anders dan met in stemming begroeten. Iets anders ligt de zaak wanneer bewonderaars van de zogenaamde sportiviteit het uithoudingsvermogen en de pres taties van de tegenstander aan het woord gela ten worden, dan wel Duitse, Japanse en Itali aanse oorlogshelden in de gelegenheid gesteld worden breeduit hun knappe staaltjes aan de grote klok te hangen. In Engeland zijn verschei dene van dergelijke uitgaven verschenen. Nog en stap verder op deze weg en het barbarisme verdwijnt ln de aangename schemering van da dendrang en heldendom, zo in de trant van Tlie conquests of Tamerlane van Cothburn. Hanni bal van Mary Dolan, Lysander van Van Wyck Mason en soortgelijke historische romans. Een poging tot zuiver militaire waardering van de methoden, die door de Duitsers bij hun overweldiging van Europa werden toegepast was de bedoeling van B. H. Liddell Hart, toen hij zich na de ondervragingen van een groot aantal nazi-generals tot het schrijven van zijn The other side of the hill zette. Zijn conclusies, onder meer dat Hitiers besluiteloosheid, voort komend uit een soort sympathie voor Engeland, dit land voor een invasie vlak na de ramp bij Duinkerken heeft behoed, dat de eerste ronde van de oorlog door hem gewonnen werd on danks zijn generaals en de tweede verloren door zijn steeds driester wordende stijfkoppigheid. mogen juist of onjuist zijn, een feit is dat de schrijver zijn bewondering voor de militaire deskundigheid der Duitsers maar nauwelijks verbergen kan. Gevoegd bij het volkomen af wezig zijn van enig teken van afkeuring van wat door deze heren werd aangericht, ma3kt dit het boek niet bepaald aanbevelenswaardig. Genadeloos daarentegen en geschreven met oprechte bedoelingen zijn een tweetal andere boeken: Marshal without glory van Ewan Butler en Gordon Young en Evil genius door Erich Eber- mayer en Hans Otto Meissner, levensbeschrij vingen van Goering respectievelijk Goebbels. die uit het enorme feitenmateriaal, dat door de auteurs werd verzameld, ook voor degenen die er nog niet van overtuigd zijn, te voorschijn ko men als een stel ordinaire misdadigers. Voor het merendeel onzer naburen een paar bescha mende publikaties. weest voor dit duo om hun doelen te bereiken. De grondigheid, waarmee zij de wereld on dersteboven hebben laten halen, welke krachts inspanningen er voor nodig zijn geweest om hun „nieuwe orde" weer ongedaan te maken en de gevolgen van hun optreden en dat van hun handlangers voor groepen en individuën, dat al les vindt nog steeds weerklank in een aantal, stuk voor stuk uitstekende, pasverschenen boe ken. Martin Lindsay, officier van de befaamde Gordon Highlanders, verhaalt in So few got through als een der weinige overgeblevenen van de moeizame veldtocht, die door Frankrijk, Bel gië en Holland naar noordwest-Duitsland werd ondernomen. De strijd der legers in Italië wordt door generaal Mark Clark in Calculated risk zeer omstandig beschreven. A. M. AMSTERDAM, februari - Aannemende dat het al weer enige tijd geleden is, dat u leerde praten, veronderstel ik dat u ook de onoverzienlijke moeilijkheden en fasci nerende ontdekkingen uit dit stadium wat vergeten bent. Ik bedoel nu niet zozeer het spreken in het openbaar, dat u eventueel pas later hebt geleerd aan de onvergetelijke hand van de heer Carnegie („Hoe wij vrien den maken en andere mensen beïnvloe den" en zo). Ik wilde het hebben over het allereerste spreken. Over de huidige fase in de ontwikkeling van mijn dochter, om precies te zijn. Zij is nu al heel dicht bij de respectabele leeftijd van anderhalf en ze wordt dus al een hele vrouw. Maar goed: het spreken dus. Dit is voor mijn dochter nog interessanter dan voor de meeste andere kinderen. Mijn vrouw spreekt namelijk van huis uit Engels, ik druk mij in het Nederlands uit. Het gevolg is, dat zij nu bij het zien van een vogel uitroept: „Birddiedaar!" Hetgeen voor ons volkomen begrijpelijk is, maar gezien haar twijfelachtige articulatie voor andere mensen het geestelijk contact wel eens bemoeilijkt. Verder ontwikkelt ze een eigenschap, die ook de Luxemburgers niet vreemd is, in het niet begrijpen van onze woorden. Als mijn vrouw haar vraagt de „ball" (Engelse uitspraak) te brengen, fin geert ze onbegrip tot moeder in het Hol lands om de bal verzoekt. Van mij wil ze echter het woord bal niet aanvaarden en reageert slechts op „ball". Ze is ook halver wege blijven steken in de problemen rond de aanroepnaam van vader. „Pappa" en „Daddv" is nu harmonisch samengevloeid tot iets dat ik fonetisch als „peddie" zou kunnen aanduiden. Woorden als „eten" en „poes" gebruikt ze in het Nederlands, maar haar groet is als regel „bye". Een ander veelvuldig gebruikt woord is „Nicky" en dat is de naam, die zij - voor zover wij hebben kunnen nagaan: geheel zelfstandig - heeft gegeven aan haar bruine, wollige beer. Vroeger nog dan wij verwachtten heeft zij een dergelijke passie voor deze beer ontwikkeld, dat zij zich slechts in zijn gezelschap te ruste wil be geven. Nicky is dan ook de enige, die 's ochtends niet met bijna al haar ander speelgoed in het bad gegooid wordt. PIij blijft op de aankleedtafel zitten kijken, met in zijn ogen een wat afwezige berenblik. Maar tientallen en honderden generaties wollen beren hebben dan ook al zó vaak de goede en slechte eigenschappen van kleine meisjes weerloos moeten door staan, dat de apathie van Nicky begrijpe lijk is. Heel anders is het gesteld met de rubber eend. Deze eend bracht in het begin een piepend geluid voort als er in gekne pen werd. Mijn dochter had dit al vrij spoedig begrepen en kneep hem dus naar hartelust. Maar op een gog^e dag he|ft dg eend blijkbaar genoeg gekregen van dit voortdurend geknijp en nu is hij, geheel onverwacht, voor zichzelf begonnen. Het zal misschien iets met verandering van luchtdruk of zo te maken hebben, m^ar wij blijven ons verbazen over deze zelf- piepende eend. Mijn dochter doet dit niet. Die ontmoet iedere dag zoveel vreemde nieuwe dingen in het leven, dat dit haar ook in het geheel niet verbaast. Elke keer als haar eend piept, roept zij nu verheugd „nice". En dat is ontegenzeggelijk een een voudiger woord dan „aardig". Het verschil leert ze later wel. Op he ogenblik is alles al problematisch genoeg. A. S. II. Zij wringen hun lichamen in de irreemdste bochten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 15