ÜQKKea EEN NOC TE WEINIG BEKENDE BELGISCHE SCHILDER Amerikaanse kunstmaan krijgt een gouden bol Tien jaar gedeelde vreugde mm Elke Zaterdag acht pagina's bij alle edities van Haarlems Dagbladj Oprechte Haarlemsche Courant Werken van Frits van den Berghe - en van tweetal kort geleden gestorven Nederlandse beeldende kunstenaars ooorx>°oooomc>ocoooooxiooc<xxy>j'xxx>oa>x>DOC'xxxx<xx>oooo>r-' raooooc xyyym Kxx>oooooouxxxx>ayxoooo'jx>aoa xxxxxx re r. <yr,<xxxoc>ooooooocxxx<x*-x>x>doc>cxx> xxdoojo: _<^oo De mensen stonden zwijgend voor hun deur en de kinderen speelden heel stil letjes op de speelplaats van de school. Daar kwam in de verte de koets „Wat een stoet" riep de burgemeester, die door een verrekijker van de toren af uitkeek. „Er komt geen eind aan"! De stoet kwam dichterbij. Het eerste wat de mensen zagen waren twee grap pige hertjes die op houten fluitjes blie zen: veel manier dan herauten. Daar achter kwamen lange, lange rijen hazen, konijntjes, eekhoorn, fazanten en boven de koets vlogen alle vogels die je in een 5 bos kunt vinden. In hun bekjes en sna- 5 veis droegen ze de prachtigs'e slingers c van groen en bloemen en telkens slon- k den ze stil om een dansje te laten zien of een liedje te laten horen. Aan de ogen van de prinses kon je zien hóe mooi ze ft het vond. Ze lachte en wuifde naar de j dieren om haar heen. En dat deed ook J die man met zijn grijze baard die naast haar zat. g „Wie is dat"? vroeg de burgemeester zenuwachtig aan de mensen om hem 3 heen. „Is het de koning? Alleen konin- g gen en prinsen zitten in die koets". „Het iszei het oude mannetje, „ja, ik weet het zeker: het is meneer Jollie"! En het was hém hoor! Toen de burge meester hem langgeleden uit de stad had gezet was hij naar het bos gegaan en daar had hij aan alle dieren apekool ver kocht. En natuurlijk had hij ze liedjes en dansjes geleerd. De prinses had hem op haar tocht naar de stad ontdekt en ze had het hele verhaal van meneer Jollie gehoord. „Ziezo", riep ze tegen de mensen, „hier is jullie nieuwe burgemeester. „En u", zei ze tegen de zure burgemeester, die stond te bibberen op zijn benen, „gaat u nou maar apekool verkopen". afbreken". „Niks ervan", riep een stem „nu beginnen we pas"! Alle gezichten begonnen te stralen, want iedereen kende de stem van me neer Jollie die ze naar het tentje met apekool wenkte. Binnen vijf minuten was er een groot feest aan de gang. Er werd gezongen, gedanst en de lichtjes bij de versieringen schoten aan. Maar midden in het feest, laat op de avond stond daar opeens die burgemeester tus sen ze in. „Wat moet dat?? Wat heeft dat te betekenen?" riep hij woedend. Zo'n boos gezicht had nog niemand in dat stadje ooit gezien. Ze waren er alle maal stil van, behalve meneer Jollie. „Dag burgemeester", riep hij vrolijk, „wat gezellig dat u ook op het feest komt. Kunt u zingen? Zing dan eens met me mee, burgemeesterHij greep zijn gitaar en speelde al. Maar de burgemeester zong niet, hij lachte ook niet. Nee, hij deed iets heel anders. Hij trok meneer Jollie de gitaar uit handen en zei met een hele strenge stem: „wie ben jij?" „Ik ben meneer Jollie." „Jollie"? vroeg de burgemeester, „wat is dat voor een gekke naam? En wat doe je"? „Ik verkoop apekool, hier op de markt", zei meneer Jollie. De burgemeesteer werd rood van boosheid. „Wat een brutaliteit"! schreeuwde hij, „vooruit, maak dat je wegkomt! De stad uit en laat ik je hier nooit meer zien". Meneer Jollie be greep er niets van. Hij dacht dat de bur gemeester een grapje maakte, maar toen deze twee agenten op meneer Jollie af stuurde die hem de stad moesten uitzet ten, wist hij dat het geen grapje was. En hij ging. Het werd akelig stil in het stadje. Bij het tentje met apekool, dat nu echt leeg was, stond niemand meer stil en lang zamerhand hoorde je nergens meer la chen. Zelfs op school niet. Iedereen be gon even zuur te kijken als de burge meester en bijna, bijna vergaten ze me neer Jollie. Maar toen kwam er een brief van de prinses. Met trillende vingers stond de burgemeester er mee op de stoep van het stadhuis. „Feest, liedjes, dansjes, dat vindt de prinses enig", schreef haar secretaris „zorgt u dus dat al die din gen in uw stad te vinden zijn". Nou en daar stonden ze. Wie wist nog iets van feest, liedjes en dansjes? Nie mand „Meneer Jollie" fluisterde een oud mannetje die een vriend van hem was geweest. „Tja, meneer Jollie", zeiden de mensen, maar niemand herinnerde zich eigenlijk wat meer Jollie betekend had. Toch gingen ze hem zoeken, want ook de burgemeester vond dat het het enige was wat ze konden doen. Maar op de dag dat de prinses moest komen was meneer Jollie er nog niet. De straten waren gewoon grauw en grijs. De dieren zijn weer wakker en hupplen door het bos, maar egel Prik, die rakker, slaapt er nog steeds op los. Wij zijn er al, word wakker! roept het hele vogelkoor, maar egel Prik, die rakker, slaapt nog a'an één stuk door. Word wakker, Prik, word wakker, roept iedereen na een poos, maar egel Prik, die rakker, slaapt nog steeds als een roos. Dan roept de kraai: zeg makker, daar vliegt een mug voorbij. Jij slaapt en ik ben wakker. Die mug is dus voor mij. Knor knor, zegt Prik, die rakker, en hobbelt uit zijn gang. Hij is opeens klaar wakker en blijft dat maandenlang. Mies Bouhtijs Toen meneer Jollie nog maar een klein ventje was had de meester op school hem eens voor de klas geroepen. „Jollie", zei hij boos, „weet je wat jij hier doet? Jij verkoopt apekool"! Meneer Jollie had het niet goed be grepen, maar toen hij er langer over na dacht en toen nog veel meer mensen te gen hem gingen zeggen, dat hij apekool verkocht, telkens als hij op hun vraag een heel ander antwoord gaf dan ze be doelden, besloot hij om dan maar op de markt te gaan staan met een tentje ape kool. Hoe hij dat doen moest wist hij zelf ook niet goed, maar hij begon met een tentje te huren, schilderde een groot bord, waarop stond: „Hier verkoopt men apekool". Nu denk je misschien, dat er nooit een mens is komen kopen bij dat tentje, maar dan heb je het toch mis. Ik had je ook nog niet verteld dat meneer Jollie een echte grappenmaker was en toen dus de mensen stil hielden bij dat mooie bord begon hij grapjes te vertellen. Eerst stonden er vijf mensen om hem heen, maar toen die vijf begonnen te schate ren liepen van alle kanten mannen en vrouwen naar het apekool-tentje toe om mee te luisteren. En al van de eerste dag af was het voor de lege kraam van meneer Jollie het drukste punt van de hele stad. De mannen, die voor hun werk op de markt moesten zijn, de vrouwen die er boodschappen kwamen doen en de kinderen, die er na schooltijd speelden, konden hun meneer Jollie met zijn ape kool niet meer missen. En meneer Jollie kon niet meer buiten de mensen van dat stadje. Toen op een dag kwam er nieuwe bur gemeester. Al lang van te voren vroegen de mensen aan meneer Jollie hoe ze hem moesten ontvangen en meneer Jol lie bedacht leuke liedjes en dansjes, hij maakte vlaggetjes en versieringen voor de straten en zorgde al dagen van te vo ren, dat de burgemeester alleen maar rolijke gezichten te zien zou krijgen wanneer hij zijn intocht in de stad deed. Dat lukte allemaal schitterend. Het enige zure gezicht dat je die dag in de stad kon vinden was het gezicht van de nieuwe burgemeester, want die had nog nooit iets anders gedaan dan zuur kij ken. Hij merkte geloof ik niet eens dat er zo mooi gezongen en gedanst werd en hij hield zijn ogen aldoor op de grond, zodat hij van de vlaggen en versierin gen ook niets zag. Nee, een echt feest werd het niet. Om zeven uur 's avonds stapte de burgemeester het stadhuis in en zei voor hij de deur achter zich dicht trok: „het feest is afgelopen". Nou, daar stonden de mensen dan. „Wat jammer van onze liedjes", zei er één. „Zonde van al die mooie dansjes", zei een tweede. „Ik moet er niet aan denken" riep een derde „dat we nou al die mooie versieringen weer moeten Op 1 maart bestaat de Nederlandse Radio Unie tien jaar en dat feit zal met enige feestelijkheid worden gevierd. Daar is zeker reden toe. De Nederlandse Radio Unie immers is in de huidige Nederlandse verhoudingen het beste en zelfs uiterste compromis, dat kon worden bereikt tussen het particularisme van een viertal groepen en het streven naar een omroep welke in derdaad in staat zal zijn het geheel van de Nederlandse samen- menleving technisch en artistiek naar be horen te' vertegen woordigen. Er is voor de aan hangers van beide gedachten reden tot vreugde over het functioneren van N.R.U. Want niet alleen vormt de Radio Unie het platform waarop de omroepen elkander kunnen ontmoeten in een op sommige ge bieden werkelijk geslaagde poging tot samenwerking - het minimum waarmee de aanhangers van de nationale omroep genoegen moeten nemen - maar men moet zelfs zeggen, dat de omroepverenigingen haar voortbestaan slechts hebben kunnen verwezenlijken dankzij deze samenwerking. Het staat immers vast, dat geen der grote omroepverenigingen in staat zou zijn ge weest het hoofd te bieden aan de toe nemende technische, artistieke- en vooral financiële eisen welke aan het radiobedrijf worden gesteld. Wie bereid is genoegen te nemen met een geleidelijke éénwording van ons radio- bestel - en deze éénwording zal toch on vermijdelijk blijken te zijn - kan zich nu reeds verheugen in de totstandkoming van een technische dienst met bouwbureau en laboratorium, waarvan de prestaties een erkend internationaal peil hebben bereikt, in een orkest- en koorapparaat voor de serieuze sector, waarvan het artistiek ge halte algemeen wordt erkend, en vooral een begin van een personeelsbeleid, dat niet bij voorbaat bepaald is door de luimen van de besturen en directies van de om roepverenigingen. Representatief gezien is de N.R.U. vooral van belang voor de betrekkingen tot de buitenlandse omroeporganisaties. In begin sel - een term welke wij hier dikwijls moeten gebruiken, omdat er zoveel uitzon deringen op gemaakt kunnen worden - geschiedt namelijk het contact met het buitenland uitsluitend via de organen van de Radio Unie, hetgeen de verhouding voor de relaties over de grenzen althans iets vereenvoudigt. Het aanzien van de Neder landse Radio Unie is voorts in het buiten land niet onaanzienlijk gestegen door de twee Italia-prijzen. Natuurlijk zijn er nog heel wat wensen te vérvullen, voordat de Nederlandse Radio Unie, haar componenten ten spijt, is ge ëvolueerd tot Nederlandse Radio Omroep. Met name op het punt van de programma coördinatie en programma-samenstelling valt nog veel te doen, ondanks de door de partijen aanvaarde spelregels. Ook zal men zich dienen af te vragen of het geen tijd wordt gebruik te maken van de aan Nederland toegekende frequenties in de FM-banden om tot. een derde programma te komen. Een opneming van de Wereldomroep in de Unie zou het aanzien van de laatste slechts kunnen doen toenemen en de samenwerking met de bin nenlandse omroep in vriendschappelijker banen leiden dan thans wel eens het geval schijnt te zijn. Voor diegenen in Hilversum, die niet het deel maar het geheel van de radio-omroep in het oog houden, biedt de Nederlandse Radio Unie nog een grote, kostelijke mogelijkheid om tot gezonder verhoudingen te geraken. Wij voor ons zijn reeds dankbaar, dat in tien jaar het fun dament gelegd kon worden voor het hechte omroepgebouw der toekomst. J. 11. Bartman Speciaal aanbevolen: Zondag 24 februari geeft het derde programma van de BBC (464 m) een uitvoering door het ensemble van de Parijse Opéra-comique onder lei ding van Pierre Monteux van Massenets opéra „Manon". De titelrol wordt gezongen door Victoria de los Angeles. „Stationne- ment interdit" .(Verboden te parkeren) is de titel van een' nieuw Frans amusements programma, dat zondagmiddag om 13.65 uur voor het eerst door de zenders van de Parijse groep (in Nederland het best hoor baar via Rijssel, 218 m) wordt uitgezonden. In deze rechtstreekse uitzending tracht de produktieleider Henri Spade bekende ve dettes ertoe te bewegen de platgetreden paden van hun répertoire te verlaten en eens iets anders te proberen, vandaar de titel van het programma. Dinsdagavond 26 februari kan men in het Lichte programma van de BBC (1500 m) een selectie van Nederlandse muziek door Nederlandse ar- tisten beluisteren. De pianist Shura Cher- kassky speelt op vrijdagavond 1 maart in de Home Service (330 en 276 m) een sonate van Liszt. Voor de microfoon 23 FEBRUARI 1957 HET STEDELIJK MUSEUM te Amsterdam komt naar alle waarschijnlijkheid de eer toe de eerste grote overzichtstentoon stelling van het werk van de Belgische schilder Frits van den Berghe (18831939) te hebben samengesteld. Menigeen, die thuis denkt te zijn in de moderne kunst, zal op deze (tot 18 maart te bezichtigen) expositie verwonderd moeten erkennen: dat wist ik niet! Een onbekende voor ons behoefde overigens Van den Berghe niet te zijn. Zijn werk komt voor in de verzameling Regnault en ook in andere Nederlandse collecties. Van den Berghe heeft met Gustave de Smet gedurende de eerste we reldoorlog in Amsterdam en Laren gewoond. In die tijd had hun werk veel verwantschap, zoals dat trouwens al het geval was met beider begin in België, dat herinnert aan het impres sionisme van een Toorop hier. Met Permeke waren zij de groten van het Vlaamse expressionisme, waartoe anderen als Gustave van de Woestijne, Tijtgat en Daye ook hun bijdragen leverden. Oe aanraking van Van den Berghe met Nederland is hier te Amsterdam in een schilderijtje van een interieur aan een Am sterdamse gracht en op andere wijze aan een landschap dat wijst op een contact met Sluijters, aan wiens werk uit Stap horst men wordt herinnerd. Een vroeg landschap van Van den Berghe in hetzelfde kabinet als het met SI uytors' werk verge- lekene steunt op dezelfde principes als onze Leo Gestel eens huldigde. Tenslotte zijn er overeenkomsten aan te wijzen tussen Kruijders uitingen en die van de twee Vlamingen. De conservator van het Stedelijk Museum, de heer Jaffé, ver telde direct al in het begin van de rondleiding langs deze ten toonstelling, dat Frits van den Berghe, zoon van een bibliothe caris van de Gentse Universiteitsbibliotheek, zelf ook een in tellectueel was. Ook hij voelde blijkbaar dat Van den Ber ghes werk iets uitzonderlijks heeft, vergeleken met dat van zijn collega's. Het ziet er niet uit als dat van een rasschilder. De onderwerpen zijn veelal niet in de eerste plaats schilderachtig. De verfbehandeling is niet altijd charmerend, soms wel eens eerder stroef te noemen. Bij Van den Berghe's duidelijke wil tot getuigen stond niet de schoonheid voorop. Het expressionis me, de wijze waarop zijn confraters zich bleven uiten,, bleek hem te eenvoudig. Hij was een onderzoeker. Hij wilde verder doordringen nog in wat de ziel beroert, nader registreren wat er in het onderbewustzijn leeft. Zo kwam hij tot. het surrealis me en bleef eigenlijk verder de kunstenaar die deze richting en het expressionisme heeft weten te verbinden. Hij was maat- schappelijker dan de meeste surrealisten. Dit blijkt hel gemak kelijkst uit zijn karikaturale voorstellingen, die zich tot de maatschappij richten, zijn menselijkheid was groter, waardoor zijn monstruositeiten toch aanvaardbaarder dah die van de in de wereld veel bekendere Max Ernst zijn. En hoeveel beter schilderde en tekende Van den Berghe eigenlijk ook dan Chagall, aan wie hij wel even kan doen denken. Want Van den Berghe heeft na zijn meegaan in het Vlaamse expressionisme een zeer eigen' wijze van schilderen veroverd en steunde daar bij op een voor wie dit weet te zien, verbluffend knappe wijze van tekenen. Wat vele expressionisten beoogden kreeg bij Van den Berghe meer gewicht door zijn duidelijke omschrijvingen wanneer hij die nodig achtte. Zijn prachtig beheerste kleur dwingt de beschouwer tot kijken naar Van den Berghes obsessies, die naar men kan aannemen te maken hebben met zijn bekend heid met zijn ongeneeslijke ziekte. Wie trouwens nog mocht twijfelen aan Van den Berghes tekenvaardigheid, moet ik wijzen op een portret van de Belgische socialistenleidor Anseele, op een zelfportret en op een groot doek met zwevende figuren, geschilderd als door een meester van de renaissance. Van den Berghe's kleurgeving is een zeer eigene en hij herhaalde zich toch nooit. Behalve bij een verbeelding van de Belgische dichter en bekende activist Wies Moens zijn voorstudies en grotere schilderijen van even grote waarde, hetgeen op Chagalls laat ste grote tentoonstelling hier niet gezegd kan worden. Chagall's onderwerpen zijn innemender en Van den Berghe's naam heeft nóg niet de klank die deze toekomt. Het bezoek aan deze ten toonstelling zal wel minder talrijk worden, dacht directeur jhr. Sandberg, maar hij hoopte dat de ingewijden in ieder ge val zullen komen. Want deze expositie kan het begin worden van een grotere bekendheid van Van den Berghe, een bekend heid, die zijn werk evenzeer verdient, als dat van inmiddels gepopulariseerde artiesten als Chagall en veel meer verdient dan bekendere figuren als genoemde Max Ernst of andere sur realisten. Naast het werk van Van den Berghe wordt nog een kleine collectie geloond van twee nog niet zo lang overleden Neder landse beeldende kunstenaars. De schilderijen, aquarellen en te keningen van Fik Abbing werden al in „Het Huis van Looy" ge toond. Abbing is nu wat bescheidener vertegenwoordigd wat betreft het aantal. De tentoonstelling won daardoor aan kwa liteit. De veelzijdigheid van Abbing's streven komt nu wat min der tot zijn recht. Hoe goed diens intenties konden zijn bewijst een onvoltooid doek van een man aan een tafel, waarvan de schetsen toch zuiverder Abbing's kwaliteiten weergeven. Adriaan Lubbers was onze schilder van de Amerikaanse wol kenkrabbers. Lubbers heeft met zijn werk naam gemaakt in het buitenland. En niet ten onrechte. Want een dergelijk onderwerp, al is het een produkt van menselijk kunnen, heeft iets van de Zwitserse bergen of van de zeeën en de grootsheid daarvan valt door schilders maar moeilijk te verwerken zoals de historie uitwijst. In dergelijke veel omvattender schilderijen zullen meer puur schilderkunstige waarden vooral moeten gelden. Het bij zonder grote moet op een toch altijd klein vlak gesuggereerd worden. Voor de mens of zijn aanwezigheid in het één of het ander blijft dan maar een onopvallend plekje over, zodat het moeilijk wordt de de grootheid suggererende verhoudingen hel der te stellen. Waar het gevoel tegenover dat grote via een weergeving van de realiteit moeilijk te vertolken wordt, zal het in een abstraheren gezocht moeten worden. Tot op zekere hoogte NEW YORK (USIS) De Amerikaanse kunstmaan nadert zijn voltooiing. Bin nen zes maanden zal deze door mensen handen vervaardigde „maan", worden ge lanceerd naar een hoogte, waar nerg slechts sporen lucht aanwezig zijn en de dampkring overgaat in de „lege" ruimte. Langs het uitspansel zal hij vervolgens de aarde omcirkelen een van de meest opzienbarende proefnemingen, die tijdens het internationale geofisisch jaar (IGY) 19571958 zullen worden verricht. De eisen waaraan de aardsatelliet en de raket, die zal worden gebruikt om deze „maan" de ruimte in te slingeren moeten voldoen zijn uitzonderlijk. De kunstmaan moest klein en licht van gewicht zijn en toch een groot aantal instrumenten ver voeren om de gegevens, die op een hoog te van ongeveer 480 kilometer boven da aarde verkregen zouden worden, te regis treren en naar de waarnemingsstations op aarde uit te zenden. De raket zou de satelliet tot deze grote hoogte moeten opvoeren en een snelheid kunnen meegeven, waardoor de maan met een snelheid van omstreeks 29000 kilome ter per uur zou blijven cirkelen. Zou de snelheid kleiner zijn dan zou de bol weer terugvallen, maar wanneer de snelheid nog hoger zou zijn dan zou de bol in de ruimte verloren gaan. Voor het oplossen van deze problemen en ter voorbereiding van het lanceren van twaalf tot vijftien satellieten werd het „project Vanguard" opgesteld, waarin alle arbeid op wetenschappelijk terrein en van de zijde van industrie en regering werd toegespitst. Thans, anderhalf jaar later, zijn omhulsels voor twee kunstmanen vol tooid. De instrumenten worden in de om hulsels aangebracht en er zijn prooven genomen met de eerste trap van de drie- traps-raket, die voor het lanceren dient. De eerste satelliet, die zal worden afge schoten, is een bol van 51 centimeter dia meter met een gewicht van negen en drie kwart kilo. Het omhulsel dat slechts twee en een derde kilo weegt is vervaardigd van magnesium, dat aan de buitenzijde bedekt is met dunne lagen koper, zink, nikkel, zilver en tenslotte zuiver goud. Deze lagen zullen de instrumenten beschermen tegen de hitte van de zon en tegen de kou, wan neer de bol zich langs de van de zon afge keerde zijde van de aarde beweegt. Van binnen wordt de glanzende bol ge vuld met instrumenten, die met grote nauwkeurigheid aantekening houden van de krachten, die op die grote hoogte heer sen en hun invloed op onze planeet uit oefenen. De geleerden zullen kennis kun nen nemen van de temperatuur, luchtdruk, kosmische stralen, ultraviolette straling, zwaartekracht, meteorieten, enzovoorts. Tijdens de tocht rond de aarde zal de sa telliet met behulp van bijzondere instru menten seinen naar de aarde uitzenden, waar deze door ongeveer 25 ontvangsta tions, die over de gehele aardbol zijn ver spreid, zullen worden opgevangen. De ge gevens, die tijdens de proefnemingen met de satellieten worden verkregen, zullen aan alle landen worden bericht. heeft dat Lubbers, die aansluiting vond bij het kubisme, wel gelegen. Al heeft hij dan toch niet zoveel begrepen van de waarden in abstracte kunst blijkens een laat schilderijtje, dat een modeprodukt is en zeker weinig fraai. Zeker was er een bepaald gevoel voor deze waarden in hem aanwezig, want in Holland verplaatst vond hij wellicht een attractie in de mas ten van de vissersschepen in Spakenburgs haven omdat de verticalen van New Yorks wilkenkrabbei'S hem zo vertrouwd waren. Schilderijen van dit haventje zijn niet aanwezig. Wel enige landschappen, die liet voorrecht bewijzen van iemand die kon meegaan in een intens levende beweging: die van het kubisme. Bob Blijs

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 15