HAARLEMSE BINNENSTAD KAN NOC NIET VOOR ZWAAR WEGVERKEER GESLOTEN WORDEN NEUROTONIC TAXI 13.300 uw ZENUWEN BONNEN VOOR BENZINE Oordeel van politiedeskundigen: Derde deel moet in stad zijn SLOT DEFECT? ZATERDAG 2 MAART 1957 HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT 11 Last van parkeren Gezelliger Verbod Minister Luns „Indonesië wenst geen goede nabuurschap" VOLKSWAGENVERHUUR Promotie te Utrecht van twee Indiase geleerden De Hollandsche Molen niet verdovend maar genezend het zenuwpreparaat dezer tijden ZATERDAGMIDDAG in de Grote Houtstraat in Haar lem. Aan beide zijden van de rijweg een onafgebroken stroom voetgangers op de trottoirs: dames, die winkelen en heren, die inkopen doen, omdat zij daar in de week geen tijd voor hebben. Gezinnen drentelen langs de etalages en jongelui flaneren zonder bepaald doel. Tussen al deze voet gangers zijn moeders met kinderwagens, die bijna de breedte van net trottoir beslaan, en lopen mensen met de fietsen aan de hand. De haastigen, die geen tijd voor rustig drentelen hebben, lopen in hun ongezonde ijver grote gedeelten over de rijweg en hetzelfde wordt gedaan voor de winkelenden, die van de ene kant van de straat naar de andere willen oversteken. Maarover die rijweg beweegt zich onaf gebroken een stroom van voertuigen: fietsen, brommers, scooters, auto's, bussen enzware vrachtwagens. Dit beeld, dat op zaterdagmiddag op zijn ongunstigst is, vormt in het kort gezegd het probleem voor Haarlems binnenstad. Want het is heus niet alleen in de Grote Houtstraat, dat men het snelverkeer op angstig kleine afstanden van de voetgangers ziet voorbijrazen: ook in de Gierstraat, Koning straat, Barteljorisstraat, Kruisstraat, Kruisweg, Jansstraat en Jansweg doet zich hetzelfde probleem voor. Ook daar zijn de voetgangers gedwongen op straffe van levensgevaar, op de stoepen te blijven. Men kan het betreuren, dat van rustig winkelen geen sprake is, het feit blijft bestaan en er zal weinig aan te doen zijn, tenzij men tot drastische maat regelen als het sluiten van de binnenstad voor elk verkeer zal willen overgaan. Maar.... dat betekent een slag voor de middenstand, omdat de winkelbedrijven dan van de aanvoer verstoken blijven en ook waarschijnlijk minder be zoekers zullen ontvangen. Vele mensen hebben echter ge zocht naar wegen, die minder ver gaan en waarbij althans een gedeelte van het verkeer nog in de binnenstad zal kunnen komen, zij het dan niet in de hoofdverkeersstraten. Het meest verstrekkende plan in dit opzicht is dat van de heer H. Holt van het Anegangcomité, die geruime tijd ge leden gepleit heeft voor een ondergrondse weg door het centrum van de stad. Dit plan, dat ongetwijfeld een oplos sing zou bieden, zal voorlopig wel niet kunnen worden uit gevoerd met het oog op de hoge kosten, die het met zich meebrengt. Onlangs hebben wij een ander plan vermeld van de heren H. Holt en A. W. Korstjens. De grondgedachte van dit plan was, dat men de binnenstad met enige moeite kan inrijden, maar dat men er gemakkelijk weer zal kunnen uitrijden. Wij hebben dit plan uitvoerig besproken. De toe gang tot de Grote Houtstraat zou worden verzekerd via drie straten: Doelstraat, Nieuwstraat en Anegang. Het be zwaar hiervan is, dat deze straten elk afzonderlijk te smal zijn om enigszins omvangrijk verkeer te kunnen verwerken. Nu heeft men van verscheidene kanten geklaagd over het zware wegverkeer, de trucks met opleggers en de vracht auto's met aanhangwagen. „Is het nu nodig, dat deze zware voertuigen, die eigenlijk op een snelverkeersweg thuishoren, zich door de nauwe straten van Haarlems binnenstad persen?" vraagt men zich af. Het antwoord hierop te geven is moeilijker, dan men op het eerste gezicht misschien geneigd is te denken. woont. „Vroeger, voordat de ry'weg geas falteerd was, toen hadden wij last van het verkeer" vertelde hij, „Nu is dat anders geworden. Je hoort het nauwelijks meer, zo ben je er aan gewend". Ook het dreu nen bljjkt naar zijn mening wel mee te vallen. Deze mening was kenmerkend voor de meeste winkeliers. Ook in de Gierstraat en de Koningstraat had men weinig last van dreunen. „Als het zware wegverkeer verdwijnt, houden we toch al tijd de bussen nog over" vond men. De bussen, die met hun elf meter lengte en hun omvang en gewicht ook tot het zware wegverkeer gerekend kunnen worden. „Omdat zij de route door de stad waar schijnlijk gezelliger vinden" meende hoofdinspecteur I. B. Brauckmann, chef van de Haarlemse verkeerspolitie. Maar het is ook van zijn kant maar een veronderstelling. De politie heeft vroeger wel eens een nauwkeurig onderzoek in gesteld naar de aantallen zware vracht wagens, die door de binnenstad van Haar lem reden en de politiemannen hebben daartoe cijfers verzameld, die een globaal overzicht geven. Het laatst is dit gebeurd in 1953 en men heeft reden om aan te nemen, dat de relatieve cijfers in de af gelopen drie jaar weinig veranderd zullen zijn. De tellingen zijn verricht van 's mor stens zeven uur tot 's avonds zeven uur. Op verscheidene dagen zijn er toen 32, 34 en 44 vrachtwagens met aanhangwagens gepasseerd en ongeveer evenveel trucks met opleggers. Voorzichtige schattingen kwamen neer op ongeveer 75 opleggers en trekkers per dag. Dit cijfer kan thans iets hoger zijn komen te liggen, de onderlinge verhouding tussen wagens, die in de stad moesten ziin en anderen, die slechts op ..doortocht" waren, zal echter in de afge lopen drie jaar weinig veranderd ziin.- Fin volgens de berekeningen van de politie zou één derde van dit verkeer in de stad moeten ziin. „Om een verbod in te stellen, zou men een ingewikkeld stelsel van ont- I heffingen moeten invoeren", aldus de heer Brauckmann, „Want men kan moeilijk alle zware verkeer verbieden, als nog steeds een derde noodzakelijk in de bin nenstad moet zijn". Een dergelijk systeem van ontheffingen zou administratief gesnroken vrijwel on mogelijk in te voeren zijn, omdat elke ont heffing op naam zal moeten staan en con trole erg moeilijk zal kunnen worden uit gevoerd. De politie neemt wel het standpunt in, dat op de duur de binnenstad voor het zware verkeer gesloten zal moeten wor den, al zullen de bussen ook dan nog hun huidige routes blijven volgen. De ver bodsbepalingen zullen dan namelijk gel den voor voertuigen langer dan elf me ter (de lengte van de bussen). Een derge lijk verbod zou voornamelijk de trucks met opleggers en de auto's met aanhang wagens treffen, waarvan de maximum lengten respectievelijk veertien en acht tien meter bedragen. Grande Armée gevestigd. Wij werden daar om kwart voor zes 's middags nog met onberispelijke accuratesse geholpen. Een meisje schreef de nodige gegevens van ons voertuig op, een ander schreef een bewijsje uit voor de toegestane hoeveelheid liters en daarmee mochten we ons melden aan de kassa. De bonnen werden met een lieve glimlach overhandigd. Ik vroeg of het be zit van de bonnen nu ook een werkelijke aankoop van benzine mogelijk zou ma ken, of er in feite benzine voorhanden was. „Oh ja, meneer", lachte het meisje van de kassa. „Er is meer dan genoeg benzine". We merkten op, dat dit toch wat vreemd was. „Waar is die distributie dan voor? Wat is er dan niet genoeg?" vroegen wij. „Bonnen, meneer", zei het meisje. Waarmee ik u dan het probleem van de Franse benzinesituatie voldoende meen te hebben geschetst. Er is bonnenschaarste, ofschoon één pompbediende ons zelfs die bonnen vergat te vragen. Maar een ben zine. A. S. H. ADVERTENTIE „DE SLEUTELSPECIALIST" LANGE VEERSTRAAT 10 - TEL. 11493 De brede veewagen is Dit verbod zou echter pas overwogen kunnen worden als er voor het verkeer een redelijke andere weg beschikbaar is. Een dergelijke weg is er al, namelijk de route via Verspronckweg-viaduct-Kinder- huissingel-Leidsevaart of Wilhelmina- straat. Deze route was echter jaren lang niet te gebruiken,, omdat eerst de Delft laan en vervolgens de Verspronckweg opengebroken waren om respectievelijk te asfalteren en parkeerinhammen aan te leggen. Nu deze werkzaamheden voltooid zijn, zal binnenkort de Verspronckweg weer opengegooid" moeten worden om nieuwe rioleringen aan te leggen en het wegdek te asfalteren. Als men hiermee klaargekomen is, zal men in Haarlem echter over een betrek kelijk gemakkelijke noord-zuid verbinding gaan beschikken, die nog meer verbeterd wordt door de aanleg van de westelijke randweg. Wij hebben hierover al uitvoerig geschreven en hebben onlangs vermeld, dat de aanbesteding en gunning van de aanleg van het gedeelte Zijlweg-Wagen- weg al hebben plaats gehad Bij voltooiing van deze randweg met een gedeelte Heus- senstraat-Zijlweg zal het verkeer van de Delftlaan gemakkelijk de uitvalswegen naar het zuiden kunnen bereiken. Nodig is dan slechts, aldus de heer Brauckmann, dat de route-aanduidingen duidelijk wor den aangegeven. Als zou blijken, dat na het gereedkomen van de westelijke rand weg nog zwaar verkeer in de binnenstad komt, dat er kennelijk slechts op „door- rit" is, zal de politie overwegen bepaalde straten voor dit verkeer gesloten te ver klaren. In zijn memorie van antwoord aan de Eerste Kamer verklaart de minister van Buitenlandse Zaken, mr. Luns, dat hij minder sceptisch staat ten opzichte van de toekomstige bestaanmogelijkheden van kleinere volken als kennelijk 't geval is bij de vele leden van de Eerste Kamer, die de vraag stellen of het zelfbeschikkings recht der Papoea-bevolking als naburen van de Chinese volksrepubliek, Japan, Indonesië en Australië ooit een reëel be grip zal kunnen zijn, voor zover men aan iets anders denkt dan aan aansluiting bij één van deze landen. De minister zou het een natuurlijke ontwikkeling achten, in dien de toenemende contacten tussen Ne derlands Nieuw Guinea, Australisch Nieuw Guinea de andere in veel opzichten gelijksoortige eilanden van de Stille Zuid zee tenslotte zouden leiden tot een groeiend saamhorigheidsbesef tussen en wellicht tot een politieke eenwording van de tot dezelfde bevolkingsgroepen be horende bewoners van deze eilanden. Hij merkt ten overvloede op, dat ook vrij willige aansluiting bij of samenwerking met een bestaande staat in beginsel een geaccepteerde vorm van zelfbeschikking is. Voorts merkt de minister op, dat de re gering van oordeel is, dat de belangen der bevolking van Nederlands Nieuw Guinea het méést gediend zijn wanneer Nederland met erkenning bovenal van haar menselijke rechten in het algemeen voortgaat met het tot ontwikkeling brengen van haar politiek bewustzijn. Nederland kan echter het zelfbeschik kingsrecht niet laten rusten, immers, de een gevaar voor fietsers. Laten wij al deze beschouwingen be sluiten met een opmerking, die wij van hoofdinspecteur Brauckmann hoorden: „Wij moeten ons over de aantallen zware voertuigen in de binnenstad niet dood schrikken: de intensiteit is hier niet zo groot, dat het verkeer niet kan worden opgevangen. Wy hebben hier nog moge lijkheden, die er bijvoorbeeld in Amster dam niet zijn. Neen, Haarlem steekt nog niet zo ongunstig af bij de andere grote steden". ADVERTENTIE Garage: Twijnderslaan 35 aanvaarde taak is op de verwezenlijking daarvan gericht. Nederland heeft altijd ook tegenover Indonesië blijk gegeven van een verlangen naar een politiek van goede nabuurschap en besprekingen daaromtrent aangeboden. Maar de minister ziet niet hoe zulk een politiek kan worden verwezenlijkt, te minder nu Indonesië zelfs een zo genoem de provincie West-Irian heeft ingesteld en daarmede te kennen heeft gegeven geen nabuurschap met het koninkrijk te wen sen. De minister is er niet van overtuigd, dat zelfs overdracht van Nieuw Guinea, ge steld dat zij geoorloofd zou zijn, de ver houding tussen beide landen zou verbete ren. Dat er bij de Nederlandse regering wel degelijk wezenlijke bereidheid aan wezig is tot het herstel van een goede ver standhouding tussen Indonesië en Neder land, heeft Nederland doen blijken door reeds in 1952 zich bereid te verklaren tot en in 1954 in te stemmen met een over eenkomst, welke, indien zij door de parle menten van beide landen zou zijn goedge keurd, zou hebben geleid tot de beëindi ging van de bijzondere verhouding welke tussen Nederland en Indonesië ter Ronde Tafelconferentie in het leven was ge roepen. De bereidheid van Indonesië daaraan mede te werken is echter achterwege ge bleven. Het heeft aan het voortgezette overleg een einde gemaakt door de een zijdige verbreking van die rechtsver houding. Aan de rijksuniversiteit te Urecht zijn vrijdag gepromoveerd tot doctor in de let teren en wijsbegeerte, mevrouw Sharada Rani, geboren te Mathura (India), en me vrouw Sudarshana Devi, geboren te Ambala (India), beiden wonende te New Delhi (In dia). Promotor was prof. dr. J. Gonda. De proefschriften van de dames Sharada Rani en Sudarshana Devi bestaan uit uitgaven, met vertaling en commentaar, van oude Sanskrit-geschriften van moralistische, filosofische en wereldbeschouwelijke aard, die vermoedelijk omstreeks duizend jaar geleden door Indische geleerden en cultuur dragers naar Java zijn gebracht. AMSTERDAM (Gemeente Universiteit): Bevorderd met lof tot doctor in de econo mische wetenschappen op proefschrift ge titeld: „Public finance and less developed economy" de heer P. A. M. van Philips, ge- broen te Paramaribo. Ook hebben wij de mening gevraagd van enige mensen, die krachtens hun be roep steeds op de rand van rijbaan en trottoir leven: de bloemenkoopman in de Grote Houtstraat en de fietsenstallingbaas op het Verwulft. Zij beiden hebben ook geen last van de vrachtwagens. De bloe menhandelaar zei, dat hij er wel aan ge wend is. „Het trekt de hele dag hier voor bij en je merkt het nauwelijks meer". Maar hij behoeft dan ook de rijbaan niet steeds over te steken. De fietsenbaas heeft veel last van de wagens, die parkeren om het grote warenhuis van goederen te voor zien. „Zij blokkeren de hele stoeprand en hinderen het andere verkeer" zei hij. Maar deze wagens behoren tot dat onderdeel van het verkeer, dat zeer beslist in de binnenstad moet zijn en dat ook moeilijk geweerd kan worden, omdat met hun aan wezigheid de aanvoer van de winkels en andere zaken verzekerd is. Wij hebben getracht enige chauffeurs te spreken te krijgen van de zware door trekkende wagens. Diegenen onder hen, die wij konden bereiken, moesten allemaal ergens in de binnenstad zijn. Expediteurs, die goederen afleverden, employé's van grote bedrijven, die hun klanten in de stad hebben en chauffeurs, die inboedels moesten verhuizen. „Wij gaan liever niet door de binnenstad, maar soms moet het wel" beweerden zij. Natuurlijk zijn er ook chauffeurs, die met hun wagens tot het zogenaamde doorgaande verkeer behoren. Hoe groot hun aantal echter is viel niet vast te stellen en naar de reden waarom zij een tocht via Houtplein, Grote Hout straat en verder door de binnenstad prefe reren boven de toch aanzienlijk minder drukke route van Leidsevaart en Kinder huissingel valt ook slechts te raden. Stoep en rijweg zijn beide door vehikels versperd. Mogelijk moet deze zware vrachtwagen in de binnenstad zijn. Wij hebben eens op een normale middag in de week door de binnenstad gewandeld en verscheidene mensen gevraagd, of zij buitensporig veel last van de zware wa gens ondervinden en de antwoorden, die wij kregen waren min of meer verrassend. Hadden wij verwacht en met ons de vele briefschrijvers, die geklaagd hebben over dit verkeer, dat men de last van de vele tonnen wegende vehikels, allerwegen zou ondervinden, de wandelaars die wij er naar vroegen, keken bij onze vraag ver baasd op en zeiden met een blik van „He, dat ik daar nu nooit eerder aan gedacht heb" iets van „Het zware wegverkeer? Och, veel last heb ik er niet van, hoewel het verkeer in het algemeen natuurlijk wel erg onaangenaam is, vooral bij het winkelen". Wij kregen de indruk, dat de meeste mensen de last van de auto's als een nood zakelijk kwaad beschouwden, waarbij zij zich tot dusverre niet gerealiseerd hebben, dat het ook nog anders zou kunnen. Eén van de winkelende dames merkte op, dat een ideale toestand als in Rotterdam in de Lijnbaan bestaat in Haarlem toch niet mogelijk is en een paar andere voetgan gers accepteerden het zonder meer, dat „je zonder voertuig toch de gebeten hond bent". Wat denken nu de winkeliers in de om streden straten van het zware verkeer? Wij spraken in de Grote Houtstraat de eigenaar van een horlogerie, die al 66 jaar in Haarlems belangrijkste winkelstraat De vereniging „De Hollandsche Molen" heeft zaterdag in Krasnapolsky te Amster dam haar algemene ledenvergadering ge houden. Hoewel de vereniging zich over vele goede resultaten verheugt, zo wordt in het 32ste uitgebrachte jaarverslag opge merkt, gebeurt het toch meer en meer, dat het restaureren geen vlot verloop heeft. Molenherstel van grote omvang is aan de orde van de dag. Maar er is een beperkt aantal molenmakers, dat de karweien kan uitvoeren. Ook komt het herhaaldelijk voor dat voor een reeds begonnen werk de be groting moet worden herzien of aanvullen de subsidies aan het rijk, provincies of gemeenten moeten worden aangevraagd. „Niet iedere molenmaker", aldus het ver slag, „de goede zeker niet te na gesproken, neemt zijn werk ernstig genoeg, zodat er bij inspectie nog al eens onregelmatigheden worden ontdekt, die herziening behoeven. Met leedwezen moet het bestuur dan ook constateren, dat het buitenbedrijfstellen van molens, waarvoor dan als museum stuk aanspraak op de vereniging wordt gedaan, meer voorkomt dan „De Holland sche Molen" ooit als richtsnoer voor haar streven en arbeid heeft aangenomen. De vereniging waardeert het dat de Rijks dienst voor Monumentenzorg financiële steun blijft verlenen, evenzeer als rijk, pro vincies en gemeenten dat doen. Het is een uitzondering geworden als een gemeente zich aan medewerking tot behoud van haar molens onttrekt. Wat Noordholland betreft, zijn nog geen definitieve resultaten te melden. Een uit zondering maakt de molen te Kortenhoef, die wordt hersteld. Een soortgelijke restau ratie wordt uitgevoerd aan de molens van Hoogwoud, Wimmenummerpolder en Ne- derhorst den Berg. De grootste restauratie gold de oliemolen „De Ooievaar" in de gemeente Zaandam. Deze molen heeft zijn oude taak weer volkomen kunnen hervat ten. Naar aanleiding van een bericht, dat in de naaste omgeving van de molen „De Gooyer" te Amsterdam weer huizen zullen verrijzen, heeft „De Hollandsche Molen" contact gezocht met. het gemeentebestuur. „Het antwoord klonk geruststellend", aldus merkt het bestuur op, „maar niettemin hebben wij de wens tegenover B. en W. uitgesproken, dat de bebouwing een har monisch geheel met „De Gooyer" zal gaan vormen." ADVERTENTIE wordt U volledig de baas met Een onoverzichtelijke bocht in de nauwe Gierstraat. PARIJS, maart. Er bestaat in Frank rijk nog steeds een strenge benzinedistribu tie. Die is zelfs zo streng, dat de automobi list gemiddeld per maand niet meer bon nen krijgt dan voor de aanschaf van vijf entwintig liter. En daar kan een automo bilist niet veel mee doen. Een klein auto- tje, zoals het mijne, kan daar nog wel een vierhonderd kilometer mee rijden, maar een Amerikaanse kolos bij voorbeeld, zal zich met vijfentwintig liter toch niet meer dan een goede honderdvijftig kilometer kunnen voortbewegen. Dit is natuurlijk een heel trieste zaak, want de meeste automo bilisten verplaatsen zich slechts met de opperste tegenzin in iets anders dan hun eigen voertuig. Maar ach, in Frankrijk redt men zich zelf wel. Het is hier in de stad tenminste even druk als vóór iemand nog maar aan distributie had gedacht. Vraagt u mij niet waaróm. Er bestaan allemaal sluikse en sommige eerlijke methoden om in de eigen benzinebehoefte te voorzien. Er zijn na tuurlijk in de eerste minuut van de distri butie zeer talrijke belangengroepen in het leven geroepen en de meeste daarvan heb ben voor zichzelf wel enkele kleine (soms ook grote) voordelen weten te verkrijgen. De statistici hebben zo juist uitgerekend, dat het verkeer in de maand februari 1957 drie procent intensiever is geweest in Parijs althans dan in de tweede maand van het vorig jaar. En toen wij twee maan den geleden in een hotelletje in de Franse Alpen zaten, logeerden daar ook twee Parijse echtparen die elk in een zeer grote automobiel naar de sneeuw waren gere den. Ik vroeg de hotelhoudster hoe dit nu mogelijk was in deze tijden van ernstige schaarste. „Ach", zei zij, „een mens moet voor zichzelf zorgen. De heren zijn garage houders". Verder zijn natuurlijk alle beno digde ingrediënten geheel zwart verkrijg baar: zowel bonnen als benzine zijn op de zogenaamde „vrije markt" overvloedig te koop. En iedereen rijdt. Op zaterdagmid dagmiddag vorige week was het zo druk in de stad, dat wij een uur hebben nodig ge had voor het rijden van een afstand van ongeveer vier kilometer. Overigens is er voor buitenlandse toeris ten veel meer benzine dan voor die arme Fransen zelf. Wij kunnen hier vijfentwin tig liter per dag krijgen en de organisatie, die de bonnen uitgeeft, werkt voortreffe lijk. Zij is, voor wat Parijs betreft, in de Touring Club de France, 65 Avenue de la

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 11