Na vijf mijl reizen mag men in Ierland twee uur langer drinken Babar op de plaat Operatie Diepvries voltooid LUCIFERDOOSJE HET LOT VAN DE GELIEFDE „BONA FIDES LIJKT ECHTER BEZEGELD TE ZIJN „O kinderen, kinderenWat een genot!" Moeder Hup, het duinkonijn zei het wel tien keer achter elkaar. Ze za ten met z'n allen tegen een klein heu veltje, helemaal uit de wind en voel den voor het eerst de zon weer op hun ruggetjes en hun oren. De vier konijne kinderen vonden het ook fijn, maar ze begrepen toch niet goed waarom moe der maar niet kwam uitgepraat over die voorjaarszon. Alleen Hip, de oudste zoon, zat er met een ernstig snuitje over na te denken. Hij keek eens naar zijn moeder en op eens merkte hij hoe mager ze in die lange, lange winter was geworden. Een hele wijze gedachte schoot door zijn hoofd. „Moeder heeft al die koude da gen voor ons gezorgd. Het lekkerste \vas voor ons en aan zich zelf heeft ze nooit gedacht. Geen wonder dat ze blij ls, dat er nu binnenkort overal weer genoeg blaadjes en gras voor ons te vinden zullen zijn." Hij keek naar zijn drie zusjes, zij be grepen nog niets van dat alles, maar hij, Hip, zou laten zien dat hij best wist dat zijn moeder de liefste van alle dierenmoeders was. Kijk haar daar nou toch zitten, haar bruine velletje is haar Veel te wijd. Zij knijpt haar ogen dicht tegen de zon. Of slaapt ze? Ja, moeder Hup was ingeslapen. Heel zachtjes kwam Hip overeind en wilde Weghuppelen. „Wat ga je doen, Hip?" Vroegen de zusjes die altijd alles na deden wat hun grote broer deed. „Ssstgebaarde Hip met één pootje voor zijn snor, „ssst Maar de zusjes lieten hem zo maar niet gaan. Toen ze zagen dat moeder Sliep huppelden ze achter hem aan. Toen hij ze zag komen hield Hip stil échter het heuveltje zodat zijn moeder hem niet meer kon zien. „Wat willen jullie?" vroeg hij. „Zeg ons nou wat je gaat doen, Hip, wij willen met je spelen", riepen de zusjes. Dit kinderledikantje maakt je van een lucifersdoosje. De poten worden ge- fliaakt van de huls van het doosje. De $tang voor het gordijntje is ook van een Stukje huls. Een dun lapje erover en het doosje beschilderen en je hebt als dat tenminste van pas komt een ftieuwe aanwinst voor je poppenhuis. „Ik heb geen tijd om te spelen", zei Hip, „ik ga moeder verrassen". „Moeder verrassen? Maar ze is niet eens jarig!" „Weet ik wel", zei Hip, „maar wie heeft er de hele winter gezorgd dat wij te eten hadden en wie heeft ons aldoor warm gehouden?" „Moeder natuurlijk", zeiden de zusjes in koor. „Nou", zei Hip, „en daarom ga ik haar verrassen!" „Maar waarmee?" vroegen de zusjes nieuwsgierig. Hip hield opeens verlegen zijn mond. Want waarmee hij zijn moeder zou ver rassen wist hij zelf ook niet. Maar dat liet hij zijn zusjes niet merken. „Nou... eh.met.eh.natuurlijk met dinges met.eh.je weet wel." De zusjes lachten hem uit. „Als je iemand verrassen wil dan moet je hem bloemen geven", zei Hupje, het klein ste zusje. „Juist, bloemen", knikte Hip, „dat be doelde ik ook". De zusjes gichelden. „Bloemen? Waar wil je bloemen vandaan halen, domme Hip? Al is er nou zon, bloemen zijn er nog niet." „Vast wel hoor", zei Hip, „kom maar mee Ze liepen wel een uur lang in de duinen rond, maar bloemen zagen ze niet. „Hip, ik wil terug", riep het klein ste Hupje. „Ga dan maai'", zei Hip, want hij had zich opeens iets herinnerd. Zijn moeder had hem eens verteld over de velden vol bloemen die achter de duinen lagen. Daar zou vast al een bloemetje te vinden zijn, al was het maar een heel kleintje. Hijgend kropen de zusjes achter hem aan tegen het hoge duin. „Hierachter is het", zei Hip, „maar let goed op, want er zijn ook mensen in de buurt". De zusjes zeiden niets meer, maar hun pootjes beefden een beetje. Einde lijk waren ze boven. Toen hield ook Hip zijn mond, want onder hem lagen grote kale vlakten met hier en daar alleen wat groene puntjes boven de grond. „Domoor", riepen de zusjes, „zie je nou wel dat je helemaal geen wijs, ver standig konijn bent. Je hebt ons hele maal voor niets laten lopen!" Hip wilde zijn zusjes een draai om hem oren geven, maar natuurlijk sloe gen ze terug en hoe het nu precies ge beurde wisten ze zelf niet, maar even later rolden ze alle vier als een wollen balletje de hoge helling van het duin af. Ze rolden, rolden tot ze eindelijk tegen een koude muur aanbotsten en nog helemaal suf even stil bleven zit ten. Maar toen gingen hun vier neusjes tegelijk omhoog. „Mmmm", riepen ze, „wat ruikt het hier lekker!" Hip keek om zich heen en toen zag hij, dat die muur doorzichtig was. Achter die muur stonden de heerlijkste bloemen in lange, lange rijen. „Alsjeblieft", zei hij trots, „wat heb ik jullie gezegd!" Ze waren hun hele ruzie vergeten en volgden Hip door een deurtje in die muur naar binnen. Bijna kregen ze weer ruzie omdat er zoveel bloemen waren en ze niet wisten welke ze zou den kiezen. Toen besloten ze om van een paar narcissen en Hip zelf zocht een grote witte hyacint uit die net zo hoog was als hijzelf. Toen ze daarmee klaar waren en besloten om nu moeder te gaan verrassen hoorden ze een harde slag. Ze schoten alle vier tussen de bloemen weg. Klosseklos, hoorden ze. „Hé, riep een stem, „wie heeft er bloe men afgeplukt?" Een klein meisje op klompjes bukte zich over de tulpen en de hyacinthen, vlak bij het plekje waar de vier ko nijntjes zaten. „En daar....", zei de stem, „daar groeit opeens een witte hya cint tussen de tulpen. Hoe kan dat?" Het meisje wilde de hyacinth pakken, maar die zat in het pootje van Hip. Hij liet hem los en vloog met een vaartje naar een andere hoek. De zusjes, die niet wisten wat ze doen moesten, scho ten hem na. „Wel alle mensen", riep het meisje, „vier kleine konijntjes! Het lijkt wel of ik droom!" Ze probeerde er eentje te pakken, maar de konijntjes keken haar zó bang en zó treurig aan en ze krab belden met zestien pootjes aan de gla zen deur van de kas, zodat het meisje medelijden kreeg. „Nou", zei ze, „goed dat mijn vader er niet is. Die zou jullie vast in een hok zetten. Ga dan maar!" Ze deed de deur open en rrrtsj scholen de vier konijntjes weg als pijlen uil een boog. Duin op, duin af renden ze voort tot ze boem in de armen van hun moeder liepen, die natuurlijk al overal aan het zoeken was. Snikkend vertelden ze het hele verhaal en lieten hun lege pootjes zien. Maar dat ze geen bloemen kreeg vond moeder Hup hele maal niet erg. Ze was veel te blij dat ze haar kinderen terug had. „Kijk eens", zei ze en ze wees op het stukje gras voor hun hol. Een viooltje, een heel klein viooltje stak zijn kopje daar op. Hip was er het eerst bij om het af te plukken en hij stak het lussen de oren van zijn moeder. En ze was er net zo blij mee als met een hyacint van een meter lang. Dat voelden de kleine ko nijntjes toen ze allemaal een lik over hun neus kregen van moeder Hup. Zeg, riep het boerenpaard je uit, als ik me niet vergis geloof ik - als 'k de zon zo zie, dat het haast voorjaar is. De boerderij, de boom, het hek, die lijken wel van goud. De zon schijnt binnen in de stal 't Is helemaal niet koud! En ja hocfr, nog dezelfde dag kwam Akkerman, de boer, hij kwam niet met de haverzak, nee, hij kwam niet met voer. Hij maakte 't boerenpaardje los Kom jij maar mee, zei hij. En waar bracht hij het paardje heen? Naar buiten in de wei. Daar draaft het boerenpaardje nu, hij knippert tegen 't licht en schudt de winter van zich af. O, wat een fijn gezicht! Mies Bouhuys Voor de microfoon ÖXOOCXXXXXXXXXXXXXXXJiAXX Oa>JOOOa_C»XOOOOOOOOC>JOOOOüOCCIOOOOOCOOOOCX)OOOOOOOOOOOCXX)OOOOUOOOOCiCXAJOOC EVENALS televisie en geluidsomroep schenken ook de grammofoonplatenfabrie- ken de laatste jaren veel meer aandacht dan voor de oorlog het geval was aan een verantwoorde op het jeugdige publiek ge richte programmakeuze. Wij wagen het er maar op de gemeenplaats, dat het kind van vandaag de volwassene van morgen is, nogmaals te poneren: bondiger kan men het belang van een serieuze selectie van het repertoire voor jonge oren en ogen niet formuleren. Dat daarbij geluidsomroep en grammofoon in het nadeel zijn tegenover de televisie wordt door de kinderscharen op de stoepen van televisiekijkers telkens wanneer een uitzen- ding voor de jeugd staat te beginnen, het best geïllustreerd. Kijken kost nu een maal minder inspan ning dan luisteren. VS De grammofoonplaat nu kan een kostelijk hulpmiddel vormen om een kind te leren luisteren. Niet alleen maar een liedje of naar een verhaaltje, waarvan de intrige hem meer of minder boeit, maar ook met aandacht voor uit spraak, dictie, rijm of ritme of met be grip voor de muzikale vorm en uitbeel ding. De mogelijkheid immers tot her haling kan de concentratie doen toenemen, temeer omdat men in de gelegenheid is de plaat op te zetten- op de ogenblikken, dat het kind het meest gedisponeerd is om te luisteren. Natuurlijk zijn er ook nadelen aan de grammofoonplaat verbonden. Voor de zo genaamde gesproken platen met de ver haaltjes en de sprookjes geldt de voor waarde, dat zij in het gezin nooit de laak van de ouders mogen en ook niet kunnen overnemen. Vertellen en voorlezen zijn be zigheden die de kinderen met reden van vader en moeder verwachten en verlangen: de techniek is slechts een hulpmiddel. Hoe stuntelig ouders deze taak ook verrichten in vergelijking met de gerenommeerde voordrachtskunstenaars en toneelspelers die op de grammofoonplaat ter beschik king staan, er gaat toch niets boven de le vende stem van moeder of vader. Een an der bezwaar van de grammofoonplaat voor het kind is, dat zij snel veroudert, omdat het kind betrekkelijk snel ontwikkelt. In grotere gezinnen vervalt het economische aspect van dat nadeel, omdat men dan dezelfde platen kan gebruiken voor elkaar opvolgende kinderen. Intussen zijn er, vooral voor jonge kin deren, nog maar weinig platen welke een goede bijdrage kunnen vormen voor het aankweken van wat begrip voor muziek, speciaal de concertmuziek. Philips heeft in die lacune thans enigermate voorzien door de publikatie van „De geschiedenis van het olifantje Babar". De tekst van Jean de Brunhoff wordt met de muziek van Fran cis Poulenc geïllustreerd. Het verhaal van Babar, het verweesde olifantje, dat wordt opgevoed door een oude dame en later terugkeert naar het olifantenland om daar koning te worden, te trouwen en lang en gelukkig te leven, is een sprookje gelijk en is terecht ook in ons land populair ge worden, vooral ook door de geestige teke ningen welke de Franse auteur aan zijn vertelling meegaf. Op de grammofoonplaat vertelt Annie de Lange van de Toneelgroep Theater de lot gevallen van Babar en zij doet het vlekke loos. Ligt het aan ons, dat wij het gevoel hebben, dat het toch wel wat spitser had gekund en dat het timbre van haar slem in wezen toch meer bij Couperus of Van Schendel past? Telkens wanneer de pia nist Sas Bunge de tekst onderbreekt maar dat is eigenlijk een verkeerd gekozen woord, want tekst en muziek zijn op deze plaat tot een ondeelbare eenheid samenge groeid, zoals in het boek het verhaal niet gelezen kan worden zonder de tekeningen wordt men weer getroffen door de gees- Dtigheid, maar ook door de in dit geval noodzakelijke prëtentielooshcid van Pou- loncs partituur, waarvan het raffinement uit de vertolking blijkt zonder demonstra tief te worden, hetgeen wellicht de beste hulde is die men de pianist kan brengen. Voor alles vinden we het van belang, dat deze plaat het kind inleidt het rijk van de „grote muziek", hel kennis maakt met wat grondvormen als een wiegeliedje, een wals, een mars, tedere en plechtige passages. Philips deed daarom goed werk met deze opname, die bovendien in een fleurige hoes met een tekening uit Babar is verpakt. J. II. Bai l man SPECIAAL AANBEVOLEN De luisteraars naar Hilversum II op don derdag 7 maart kunnen kennis maken met een onbekende Nederlandse componist uit de achttiende eeuw: Antonio Mahaut. Om zes uur zullen leden van het Collegium Musicum Artis Antiquae met vocale mede werking, o.m. van deze componist ten ge hore brengen de „Vorstelijke zwanenzan gen op het ontijdig afsterven van Zijn Doorluchtige Hoogheid, den Heere Prince van Oranje en Nassauw, Erfstadhouder, Kapitein en Admiraal-Generaal der Ver- j xxxocxxxxxxooroo eenigde Nederlanden. 2 MAART 1957 (Van onze reisredacteur) EEN KLEINE GROEP ernstige mannen heeft thans het lot in handen van een van Ierlands dierbaarste instellingen. Zij vor men de staatscommissie, die tot taak heeft de uren te herzien, waarbinnen in de lei-se republieke sterke drank geschonken mag worden, een gewichtige zaak in een land waar het veel regent. Men houdt er der halve veel van nattigheid, of dat nu don ker schuimend stout is, waaraan Dublins dokwerkers een grote voedingswaarde toe kennen, sinds de merrie Nickel Coin na het dagelijks gebruik van vier flessen de Grand National won, of Ierse whisky, een eersteklas remedie tegen de mistige me lancholie van het groene eiland. Momen teel laten de Ierse „licensing laws" het drinken van 's ochtends tien tot 's avonds tien toe, met een kleine rustpauze tus sen de middaguren. Of dat te lang of te kort is, de Ierse meningen verschillen daaromtrent. Ook in de commissie, want daar zetelt caféhouder naast geheelont houder. Het heet in Dublin dat beiden elkaar meewarig aankijken. Wat ook de uitkomst hunner meningen zal zijn, de Ierse „bookmakers" geven u vier om een dat het lot van die eerder als dierbaar aangeprezen instelling de „bo na fide" bezegeld zal zijn. Wat is de „bona fide"? Mijns inziens een milde uit zondering op de harde wet, een verdraag zame tegemoetkoming aan de enkeling in een wereld, die nog slechts de massa telt. Men luistere: de „bona l'ide" is een „pub" waar men in plaats van tien tot twaalf uur 's avonds tapt voor bona fide reizigers. Vandaar de bijnaam. En bona fide reiziger is men reeds wanneer men een afstand van vijf mijl (acht kilometer) heeft afgelegd. Daar wringt nu de schoen, want in het tijdperk waarin de wet tot stand kwam was vijf mijl over 'modderige, slecht be gaanbare wegen te voet, te paard of in een open buggy inderdaad een uitput tende prestatie, die de mens een eerlijk recht op een hartversterking gaf. Maar de zaken in de automobilistische eeuw lig gen even anders. De man, die nu na tie nen nog trek in een slokje heeft, rijdt warm, droog en snel naar een van de •bona fides, die doorgaans aan de stads grenzen liggen, meestal op de geschikste afstand van vijf mijl van het centrum. En als men nu juist aan de stadsgrens woont? Welnu voor dezulken is er een „bona fide" in het hartje van Dublin. En mocht men geen auto hebben dan neemt men een van de stadsbussen, waarvan het eindpunt dicht bij een „bona fide" ligt. Nu dit behulpzame instituut vermoe delijk binnenkort door de staatscommis sie tot niet meer zo bijzonder bona fide zal worden verklaard, heb ik onlangs (om uwentwil) per bus een afscheidsbezoek gebracht aan een van de gerenommeerdste „De Geit" geheten. Er stonden zo te gen tienen bij de bushalte in Dublins cen trum vrij wat mensen in de avondmist, die plaatselijk een tamelijk hoog alcohol gehalte leek te bezitten. En de stemming in de bus was zeer welwillend. Men zong vele iewat weemoedige Ierse liederen. Meerstemmig ging het niet, maar het tege lijk gebruiken van verschillende toonaar den, bracht toch ook al opmerkelijke har monische effecten teweeg. Zelfs het zin gen van geheel verschillende teksten stoor de nauwelijks meer. Aan het einde van de lijn stond „De Geit" in keurig neon te knip ogen. Het dier leeke ondanks het komen de doodvonnis, nog in volle levenskracht. Geen wonder, wan er stonden zeventig auto's buiten, die de bona fide aanloop route van vijf mijl foutloos hadden vol bracht en zich daarmee voor de extra oorlam hadden geklasseerd. Wie mocht menen dat die vijfmijlbepaling slechts een formaliteit zou wezen, vergist zich, want bij de deur stond een cerberus achter een neus van krachtig paars te schuilen, die bars vroeg: „En waar mag het zijn, dat u vandaan komt?" Toen ik „Uit Aerden- hout" zei, glinsterde er iets van bewonde rende afgunst in zijn ogen. Hij zei: „Wat zult u dan een dorst hebben". Eenmaal binnen zag ik, dat de dorst van de andere bezoekers er ook mocht van drie klokken die allemaal dezelfde tijd zijn. Kroonkurken knalden, bier schuimde, whisky ging klokkend in de glazen. Paddy bestelde nog een rondje en Seamis liet zich ookniet kennen. In de algemene sfeer van warm Welbehagen gaf men kwistig aan de vele collectanten voor goede werken en vervolgens droeg men maar weer eens tot eigen welzijn bij. Het consu meren droeg wel een wat haastig karak ter. Per slot van rekening had men slechts twee uur de tijd om de maat vol te ma ken, maar dat leek loth niemand te de ren. De Ierse conversatie, een soort ping pong met woorden, flitste vrolijk verder en slechts de nietgetrainde buitenlander raakte voortdurend een paar slagen achter. Beducht maar dapper trachtte ik het hoofd boven water (nu ja, water) te hou den, totdat ik opmerkte dat de drie klok ken in het lokaal respectievelijk 10.40, 11.07 en 11.43 aanwezen. Wegens de lo gischerwijs gewettigde slotsom dat het mij blijkbaar een goed kwartier kostte de ogen van de ene klok naar de andere te wen den, heb ik daarop verdere offertes van de Ierse gastvrijheid van de hand ge wezen. Onnodig, naar later bleek, want want de klokken liepen inderdaad onge lijk, teneinde te voldoen aan de Ierse stel ling dat men weliswaar niet veel wijzer wordt van drie klokken, die een verschil lend uur aanwijzen, maar dat het bezitten Het hierbij (nr. 21) afgebeelde pand is geen „bona fide". Het is echter wel een „piib" in DubliJi met een door de litteratuur historisch gemaakte naam „Davy Byrnes" - door „Ulys ses" van James Joyce vermaard gemaakt. aangeven gruwelijke verspilling betekent. Het sluitingsuur werd trouwens op an dere wijze aangegeven, namelijk door de conducteur, die kwam zeggen dat de aller- allerlaatste bus weldra werkelijk vertrek ken zou. Nog nooit heb ik aan één man zoveel consumpties tegelijk zien aanbie den. Discretie verhindert mij te melden hoeveel hij er aannam, maar het vertrek uur werd er nog een kwartier door uitge steld. Toen roezemoesde iedereen met een vol glas in de binnenzak om de barre reis naar huis beter te doorslaan het lokaal uit en beklom, vervuld van blijde en warme gedachten jegens de wereld en al zijn volken, de grote dubbeldekker. Heel behoedzaam, teneinde het over lopen van de glazen te voorkomen, trok de bus op en reed, tevreden spinnend, door de donkere straten van de hoofdstad. En terwijl de conducteur met zijn kniptang de maat zwaaide, zongen de passagiers „Come back to Erin, Mavourneen, Ma- vourneen". Maar er was een ondertoon van droefe nis in hun nu wat wankele stemmen, want het klonk al een beetje als de zwa nenzang van de bona fide, een oud ge moedelijk stukje Ierland, dat ten offer gaat vallen aan de o zo verstandige, maar toch ook wel een beetje grauwe eisen dei- fatsoenlijke ordelijkheid. OPERATIE DIEPVRIES, de codebena ming van de grootste Zuidpoolexpeditie die tot dusverre werd ondernomen, kwam gisteren tot een succesvol einde. Er zijn zes internationale waarnemingsstations voor het Internationaal Geofysisch jaar ingericht, en er is een luchtbasis voor de marine klaargemaakt. Na deze voltooid te hebben is de Amerikaanse marine deze week uit Antarctica vertrokken. In vier maanden werden vijf bases in het Zuid poolgebied aangelegd, die nu reeds in vol bedrijf zijn. Meer dan 3500 man, twaalf schepen en veertig vliegtuigen hebben hieraan gewerkt. Precies op de Zuidpool werd een waarnemingsstation geplaatst. Negen geleerden en negen mannen van do Amerikaanse marine zullen daar verblijf houden tot volgend jaar januari. Deze ba sis werd in november en december ge bouwd. Globemasters wierpen de beno digde materialen via parachutes naar be neden. Er is slechts één incident geweest. Er stortte een Neptune neer, waarbij vier mensen om het leven kwamen. De parlementaire vergadering van de Goudkust in West-Afrika heeft zich op 3 augustus uitgesproken voor het verkrijgen van volledige souvereiniteit binnen het Britse Gemenebest, dus met een zelfstandige regering. De nieuwe staat, die Ghana heet, zal op 6 maart werkelijkheid worden. Naar aanleiding daarvan hebben wij in dit nummer van „Erbij" enige artikelen opgenomen ter belichting van de politieke achter gronden en ter nadere kennismaking met het land en zijn bevolking. Deze beschouwingen vindt men op de blad zijden 4, 5 en 6. De nevenstaande foto toont een brug over de Volta, de groot ste rivier van Ghana, die thans de Goudkust en Togoiand verbindt. Een symbool van de nieuwe eenheid, want Ghana zal deze beide gebieden om vatten. De bij de artikelen geplaatste foto's zijn beschikbaar gesteld door het Koninklijk Instituut voor de Tropen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 15