GHANA DE SPOOKBUS lm Haarlemse „heksenkeuken" wordt 1 werking in kleuren gebracht I Land 1 en volk van Slavenhandel Een ruil Kort verhaal door Kathinka Lantioy Vakantie in Noorwegen Succes kwam sneller dan zij hadden durven hopen CORK (Vervolg van pagina 5) eindelijke consument. De invoer zowel als de uitvoer is geregeld gestegen sinds de vooroorlogse jaren. In 1938 beliep de in voer een bedrag van 79 miljoen gulden, in 1955 879 miljoen gulden, DE BELANGRIJKSTE importartikelen zijn naar waarde: katoenen weefsels, ijze ren en stalen fabrikaten, aardolieproduk- ten, motorvoertuigen en stoffen van zijde en kunstzijde. In 1955 werd uit Nederland voor ruim zeventig miljoen gulden inge voerd, waaronder voor ruim tien miljoen aan bier en andere consumptieartikelen, en ruim dertig miljoen aan bedrukte katoenen weefsels. In hetzelfde jaar voer de de Goudkust voor honderd miljoen gulden naar Nederland uit, waaronder voor negentig miljoen aan cacaobonen en voor bijna negen miljoen aan rondhout. Goudkust is een strook Afrikaans ge bied, waar de Europese koloniserende lan den elkaar sinds eeuwen het handels monopolie betwist hebben. De Nederlan ders hebben in deze strijd ook een belang rijke rol gespeeld. De eerste blanken, die op de Goudkust voet aan wal zetten, wa ren de Portugezen (1471), die op hun lan dingsplaats het fort Sao Jorge de Mina bouwden, beter bekend onder de naam Elmina. Dit fort heeft door de eeuwen heen een grote rol gespeeld. In het begin van de zestiende eeuw hebben de Fransen en Engelsen de Portugezen het bezit van dit kasteel betwist. Pas in 1598 probeer den de Hollanders zich van deze vesting meester te maken. Om dit doel te bereiken, nestelden zij zich op vier sterkten aan weerszijden van het fort en sloten het zo in. Ruim een kwart eeuw later, in 1825, deden de garnizoenen, bestaande uit 1200 man, een mislukte poging om het fort te veroveren, maar in 1637 werd, onder aan voering van Johan Maurits van Nassau, met behulp van een inheemse kano-oor logsvloot Elmina op de Portugezen ver overd. Daarna bouwden de Nederlanders op last der Westindische Compagnie langs de verdere kust vestingen om het han delsmonopolie in dit gebied te kunnen be machtigen. TIJDENS DE Tweede Engelse Oorlog (1665-1667) veroverden de Britten in april 1665 in een bliksemaanval de Hollandse forten op de Goudkust. Lang plezier be leefden zij er echter niet, want in opdracht van de Staten van Holland wist De Ruyter die zich toen met zijn vloot in de Mid dellandse Zee bevond aan het einde van hetzelfde jaar deze posten weer të her overen. Intussen nam de slavenhandel steeds grotere omvang aan om de suiker en tabaksplantages in Noord- en Zuid- Amerika van werkkrachten te voorzien. Voor dit doel waren omstreeks 1700 drie Europese mogendheden op de Goudkust vertegenwoordigd, te weten Holland met als hoofdkwartier Elmina, Denemarken met Christiansborg en Engeland met Cape Coast Castle. In 1782 veroverden de Brit ten alle Nederlandse forten met uitzonde ring van het hoofdkwartier Elmina, doch bij de vrede van Versailles in 1783 werden deze forten weer aan de Hollanders terug gegeven. De Deense nederzetting werd in 1850 aan de Engelsen verkocht. De ruil handel leefde weer op, terwijl de Engelsen en Nederlanders tot een meer doelmatige afbakening van hun invloedssferen tracht ten te komen. Inplaats van de slavenhan del kwam toen de werving van soldaten langs de kust in zwang. De Nederlandse regering sloot In 1837 een verdrag met de koning van de Asjanti, waarin werd over eengekomen dat jaarlijks duizend Afri kaanse soldaten dienst zouden doen in de Nederlandse nederzettingen in Oost-Indië. EEN VAN DE dingen, die op deze neger soldaten, op Java aangekomen, een grote indruk maakte, was de texlielveredeling, zoals deze in de vorm van Javabatiks dooi de bevolking beoefend werd. Na afloop van hun diensttijd keerden de soldaten naar de Goudkust terug met batiks uit de Oost. De Nederlandse handelaren langs de kust namen direct contact op met diverse bedrijfjes in Nederland, die zich op deze veredelingskunst ten behoeve van de Oostindische markt waren gaan toeleggen. Door deze samenwerking tussen hande laren en batikkers in Holland ontstond langzamerhand een artikel, dat tegen woordig langs de westkust met de naam van Dutch Wax Block Garments wordt aangeduid en aldaar een zeer gewaardeerd materiaal voor de kleding van mannen en vrouwen is geworden, superieur geacht boven gelijksoortige produkten van andere landen. De belangen van Nederland in Oost-Indië werden in de negentiende eeuw steeds groter. Om dit eilandenrijk, waar Engeland ook nog vestigingen had, geheel HIJ HAD wat veel gedronken. Dat was niet zo heel erg. Hij had wat veel ge dronken en reed in zijn auto. Dat was veel erger. De wegen waren glad en drank maakt zorgeloos. Dat was het ergste. Een kleine autobus met zes inzittenden naderde de lichte sportwagen van de roe keloze chauffeur. De weg was donker. Wit flitsten de bomen op in het licht van de koplampen. Ze leken achterom in het duis ter weg te vallen. De zes passagiers van de bus waren moe en slaperig. Zij waren artiesten en hadden de hele avond op de planken gestaan en tussen stoffige oude gordijnen op een muf toneeltje van een provinciaal schouwburgje. De man aan het stuur was ook moe. Hij liet zich een beetje gaan op de stille donkere weg, waar tot nu toe geen tegenliggers waren. Zijn ogen prikten van slaap en van belladonna. Zijn wangen voelden nog stijf van onafgewista schmink. Het was ook zo donker geweest in die oude kleedkamer, donker en tochtig, èn ze wilden ook graag nog thuiskomen die nacht. Want artiesten zijn precies als an dere mensen, ondanks alle verhalen die over hen in omloop zijn. Ze zijn goed en minder goed en huiselijk en minder huise lijk, net naar de menselijke aard is. Alleen hebben zij meer hart voor hun werk en meer liefde ook. Plotseling gingen de ogen van de man aan het stuur wijder open. Hij hees zich wat overeind en keek naar de zigzag nader- slingerende lichten van de tegenligger in de verte. Hoe kan men een dronken auto mobilist ontwijken? Moeilijk, vooral als zijn wagen kleiner, lichter en sneller is. Een dronken man aan het stuur brengt vele doden met zich mee. De vermoeide artiest kon niet lang na denken. Hij gooide zijn stuur om. De rech terkant van de kleine bus raakte de bomen en werd van voor naar achteren open gereten als een blik. De linkerzijde werd geschampt door de meteen opzij uithalende sportwagen. Met hevig gekraak en een daverende klap sloeg de kleine bus als een kaatsbal van boom naar boom over de kop. Toen sloeg een laaiende vlam uit de ben zinetank omhoog, een afscheid van zes mensen, die plotseling de dood hadden ontmoet. WAT WAS ER van dit alles doorgedron gen tot het zorgeloze brein van de dronken autobestuurder? Toch wel iets. Toen zijn wagen in vliegende vaart langs de bus schampte, had hij snel het stuur naar rechts omgegooid. Het hevige gekraak en de slag deden hem over zijn schouder kijken. Toen zag hij de vuurzuil en met een schok bracht hij zijn wagen tot staan. Wat is dat nou? mompelde hij verward. Ben ik zo knap om met mijn kleine auto'tje een grote bus te kraken? Half grijnzend, half verwonderd klom hij uit zijn wagen en ging op langzame, onzekere benen de schade opnemen. Er was maar een kleine schram langs zijn spat bord. Dat viel mee. In zijn halve roes keek hij naar een gestalte, die stil tussen de bomen lag. Hij zwaaide op onzekere voe ten er heen. Toen pas begon er in zijn hersens iets te dagen. Die vrouw was dood. En in de man, die een eind verderop lag was ook niet veel leven meer. Het drong zelfs door tot het roezige brein van de autobestuurder. Paniek greep hem aan en verhelderde zijn hersens. Hier twee doden en daar in de laaiend brandende bus.nog meer doden.Dan was hij een moorde naar! Zijn tanden klapperden. Wat nu? Er was geen ander geluid dan het knet teren van het vuur en de wind, die door de kale takken der bomen blies. Een kleine auto joeg voort door de nacht. Niemand, niemand zou ooit kunnen bewijzen dat hij dit onheil had aangericht. Niemand zou het ongeluk kunnen reconstrueren of na vertellen. Niemand zou ooit weten dat hij een moordenaar was. DE JONGE jurist Floris van Berge voel de zich weinig op zijn gemak. Er had een stuk in de kranten gestaan van een ver ongelukte bus met artiesten, een kleine bus met zes inzittenden. Alle zes waren nu dood. Een foto van de verongelukte wagen stond in alle rampzaligheid op de voor pagina. Een paar kleine foto's van de ver ongelukte artiesten waren daaronder op genomen. Een glimlachende jonge vrouw, die over haar schouder keek. Een wat oudere vrouw met een vriendelijk gezicht, een jonge man met een prettige, tanden tonende lach. Nog een jonge man, ernstig, met tamelijk lang haar. En twee oudere mannen met gezichten, die ieder kende, markante koppen, zelfbewust. Men dacht, in handen te krijgen, werd in 1871 tussen beide staten het „Elminaverdrag" gesloten, waarbij Nederland al zijn bezittingen aan de Goudkust aan Engeland afstond, in ruil voor de Engelse bezitsdelen op Su matra. Het heeft tot het begin van de twintigste eeuw geduurd voordat ter plaatse weer Nederlandse vestigingen ont stonden. Vooral na de laatste oorlog heeft het aantal Nederlandse handelshuizen zich uitgebreid. In totaal zijn er thans zes werkzaam, voornamelijk in de importhan- del. Ook op het gebied van de houthandel is Nederland vertegenwoordigd, terwijl verder een Nederlandse onderneming in Accra een fabriek van betonprodukten heeft opgericht. Niet alleen onze handel, industrie en scheepvaart zijn in Ghana vertegenwoordigd, maar ook werken hier ingenieurs,, artsen en andere deskundigen, voornamelijk in overheidsdienst. Onder de „white fathers" vindt men veel Neder landse missionarissen. Op merkwaardige wijze wordt men soms aan de Nederlandse invloed herinnerd wanneer men ontdekt, dat inheemsen met namen als Van Lare, De Graft en Vanderpuye worden aange sproken. Ons land wordt in Ghana door een consul vertegenwoordigd, sedert jaren in de persoon van de agent van de Hol land West-Afrika Lijn. Onze gezant in Liberia is tevens consul-generaal voor West-Afrika. aldus de krant, dat de auto op de gladde weg geslipt wasEen noodlottig on geval. Eén mens wist dat het anders was. Eén mens wist wat er werkelijk gebeurd was. Maar waarom dit niet vergeten, nu er niemand anders was die het wist? Floris was een gewone jongeman, niet beter maar ook niet slechter dan een ander. Wie hielp hij ermee om zichzelf te beschuldigen? Kom, hij moest zich erover heen zetten. Die avond ging hij naar de schouwburg. Gemakkelijk installeerde hij zich in de loge. Als hij zo rondkeek in de bekende zaal kon hij niet begrijpen, dat hij die vorige avondNiet meer aan denken. Rustig zijn. De lichten doofden, maar het gordijn ging nog niet vaneen. Een man kwam te voorschijn. Hij zei, dat de hoofd rol van die avond door een andere acteur zou worden vertolkt dan door degeen, wiens naam op het programma stond. Hij verzocht het publiek om een minuut stilte. Hun goede vriend en medespeler was die nacht verongelukt. De minuut duurde een uur voor de jongeman in de loge. Die naam in het programmaMaar natuurlijk Aan het einde van de minuut verliet hij snel de schouwburg. Dagen, weken en maanden gingen voor bij. Het leek wel of die ene nacht alles voor Floris veranderd had. Telkens wan neer even de herinnering verflauwde, ge beurde er iets dat alles weer in volle werkelijkheid voor zijn ogen bracht. Zag hij een vrouw glimlachend over haar schouder kijken, dan zag hij haar die roer loos neergesmakt aan zijn voeten had ge legen op de donkere weg. Zag hij een ern stige jongeman, wat artistiek gekleed, met golvend haar, dan dacht hij aan die andere stille figuur, waarover hij zich had heen gebogen. En hij kon geen vuur meer zien zonder aan die andere vlammen te den ken, waarin vier mensen door zijn schuld de dood waren ingegaan. OP EEN AVOND reed hij met zijn kleine wagen over een donkere buitenweg. Er waren jagende wolken, die hun schadu wen over de grond wierpen in het bleek blauwe licht van een grote maan. Floris was naar een feestelijke bijeenkomst ge weest en had daar iets' meer gedronken dan in het laatste jaar zijn gewoonte was geworden. Hij kon nu merken, dat hij de drank ontwend was, want zijn hoofd voel de licht en zijn wangen brandden. Op het moment dat hij het raampje neerdraaide voor frisse lucht herkende hij de weg. Ge dachteloos was hij zo gereden, waar hij anders zich nooit meer gewaagd zou heb ben. Zijn hart begon^wild te bonzen. Was het niet juist een jaar geleden, dat....? Hij kwam nu van de zijde, waar het vorig jaar de bus de dood tegemoet gereden wasMoeilijk ademhalend tuurde hij scherp in het duister, zo bang als hij nog nooit was geweest. De maan wierp vreemde, ijlende vegen tussen de bomen door blauw over het gladde donkere weg dek. En niemand, niemand was té zien. Toen hoorde hij achter zich een auto naderen. Het was een bijna onhoorbaar gerucht boven het zoemen van zijn eigen motor en het naargeestige zingen van de winterwind. Was er een lichtflits van na derende koplampen in zijn spiegeltje? Nee, alles bleef duister en toch naderde er iets, sneller en sneller, dichter- en dichterbij. Het joeg al langs hem, flitsend, doodsge- vaariijk. Een kleine autobus, waarin on herkenbare gestalten zatenMet een schreeuw sloeg Floris de handen voor het gezicht. DE volgende avond stond er een foto in de krant van een kleine verongelukte auto, uitgebrand op een verlaten weg. En lager op de pagina het glimlachende por tret van een jong rechtsgeleerde. Een noodlottig ongeval, het tweede op dezelfde plaats. DE BIJKEUKEN van een oud heren huis aan de Kleine Houtweg in Haar lem: langs de wanden, op schappen en op de werktafel reeksen flesjes met fel- kleurige chemicaliën, pipetten en weeg schalen. Op de vloer een gasstel, waarop twee dampende emmers met een gif groene vloeistof. Dikke wolken van hete waterdamp stijgen eruit op, terwijl twee meisjes in witte stofjassen er met stok ken in rondroeren. Twee lachende jonge gezichten die nu, door de wasem heen, naar ons opgeheven worden. „Ik heet Joke", zegt. een van die gezichten. „En ik Nenne' het andere. ZO TUSSEN de bedrijven door begint de kennismaking met twee ondernemende jonge vrouwen, die samen het jongste en kleinste kunslnijverheidsbedrijf van Ne derland vormen. Joke Haverkoorn van Rij se wijk is de éne helft van de firma. Nenne Koch de andere. Beiden zijn zij nog maar nauwelijks volwassen, maar beiden ook weten ze heel precies, wat ze willen: gobelinweefsters worden. Op het Quakerlyceum in Ommen -en kostschool waar veel aan culturele vorming gedaan wordt maakten zij kennis met het we ven en van dat moment af stond het voor hen vast: dat willen we gaan doen, als we van school komen. Er waren velen, die het haar afraadden. Geen droog brood mee te verdienen, zeiden zij die het weten konden. Want wie koopt er nog echte gobelins in deze tijd van kitsch en zielloze massapro- duktie? Joke en Nenne luisterden beleefd, maar bij zichzelf dachten ze: we doen het lekker tóch! En zij hielden woord. Nenne ging in Duitsland op een „Kunstgewerbeschule" Middenstuk uit het grote gobelin dat Joke en Nenne naar het ontwerp van Gisèle van de Waterschoot vervaardigden voor de Statendam. Er is twintig kilo wol in dit wandtapijt verwerkt. BIJ DE TWEE ANDERE FOTO'S Nenne Koch aan het boerengetouw. De weefster werkt de wol in op de schering draden, die verticaal uitgespannen zijn. Zij ziet alleen de achterkant van het gobelin in wording, maar kan, zo nodig, het patroon met een spiegel controleren. In de „heksenkeuken" aan de Kleine Hout weg, waar Joke's moeder woont, verven de twee firmanten zelf hun wol. Meer dan 67.000 Engelsen 10.000 meer dan verleden jaar hebben passage ge boekt om dit jaar hun vakanties in Noor wegen door te brengen, zo meldt de Ber gense scheepvaartmaatschappij. De maat schappij verwacht dat zij extra-vaarten zal moeten organiseren om deze toeloop van toeristen, die zich in de bergen en fjor den van Noorwegen willen ontspannen, het hoofd te bieden. De woordvoerder van de maatschappij deelde mede, dat zij in mei een nieuw hotel zal openen, voorzien van de laatste snufjes op het gebied van com- O font en luxe. Aldus UP. de techniek leren, Joke vond een baan bij een vermaarde weverij in Voorschoten, waar het oude ambacht nog serieus be oefend wordt. Ze was er een paar jaar, keek alle kneepjes van het vak af en be sloot toen voor zichzelf te gaan beginnen. Samen met Nenne, die inmiddels haar di ploma behaald had, ging zij op zoek naar een geschikte werkplaats, waar haar weef getouw een gevaarte met een werk- breedte van twee meter zestig - een plaats zou kunnen vinden. Maandenlang hebben de twee meisjes stad en land afgesjouwd, geadverteerd en kennissen bewerkt in de hoop een klein optrekje te vinden, maar het was allemaal tevergeefs. „We begonnen al te wanhopen", vertelt Joke, „toen er eindelijk een brief kwam van een ons onbekende Amsterdammer, die schreef, dat hij van onze plannen gehoord had en misschien helpen kon. Het klonk haast te mooi om waar te zijn, maar na tuurlijk gingen we kijken. En wat dacht u, dat wij er vonden? Een van die ver rukkelijke zeventiende eeuwse tuinhuisjes, waarin de rijke Amsterdamse kooplieden vroeger met hun vrienden de thee dron ken, die hun eigen schepen uit de Oost aanvoerden. Prachtig gelegen in een stille, groene tuin was het een oase van rust te midden van het stadsrumoer precies wat wij zochten. Het statige grachtenhuis waar het bij hoorde, werd bewoond door een alleraardigste doktersfamilie en die bood ons daar, zomaar voor niks, het ge bruik van haar tuinhuisje aan. En daar zitten we dan nu met heel ons hebben en houden en met gratis thee en koffie van de doktersvrouw op de koop toe! EN ALS ge gezien hebt, hoe ze daar ge ïnstalleerd zijn dan zult u toegeven, dat er moeilijk een idealer werkplaats te vin den is dan dit ruime, stenen prieel, waar door het daglicht onontbeerlijk voor ledereen die met kleuren werkt breed en onbelemmerd kan binnenstromen. Er staan nu al drie weefgetouwen, Joke's kleine Parijse getouw met liggende ket ting voor het fijnste werk, het grote toe stel van twee meter zestig en een boeren getouw met staande scheringdraden, die Nenne's specialiteit is. Daarop begonnen zij ruim een jaar geleden de proeflappen te maken, die de wereld bewijzen moesten, dat Joke en Nenne haar vak beheersten. Het succes kwam sneller dan zij hadden durven hopen. Een van die proeflappen kwam, toen zij nog maar een paar maan den bezig waren, in handen van de be kende kunstenares Gisèle van de Water schoot die toevallig juist een opdracht voor het ontwerpen van een groot gobelin voor de nieuwe „Statendam" gekregen had. Zij had al een voorstudie gemaakt van ruim twee bij vier meter, die zij „Augurium" doopte. De uitgewerkte tekening, die tal van kleurige figuren en motieven bevat te, werd door de Holland-Amerika-Lijn grif geaccepteerd, maar een andere kwes tie was, wie het ontwerp zou moeten uit voeren. Eigenlijk waren er maar enkele gobelinweverijen in Nederland, die hier voor in aanmerking kwamen en daartoe behoorde stellig niet het miniatuur-ate- liertje van de beide meisjes. Toen Gisèle echter hun proefwerk vergeleek bij dat van de concurrentie, besloot zij dat Joke en Nenne de opdracht zouden krijgen. De Holland-Amerika Lijn echter dacht er anders over. Zij voelde er niets voor met twee onbekende weefsters in zee te gaan, tenzij de beide dames de directie konden overtuigen van haar bona fide vakbe kwaamheid. Daartoe moest het tweetal dan maar eerst eens komen kennismaken, zei den de reders - en dat was iets, wat Joke en Nenne liever niet deden. „Als ze daar zien, hoe jong we nog zijn, krijgen we de op dracht vast niet," redeneerden ze - en dus gingen ze allerlei uitvluchten bedenken. Nu eens was Joke ziek, dan weer was de firma op reis in het buitenland of door familie-omstandigheden verhinderd - en zo wisten zij telkens weer het gevaar van een confrontatie met de rederij-directie te vermijden. Maandenlang hebben zij op die manier verstoppertje gespeeld: niet erg zakelijk misschien, maar naar Joke's ge voelen de enige methode om een kans te maken. Tenslotte schreven de reders, het wachten moe: „Als de dames garanderen kunnen dat het gobelin binnen de gestelde termijn gereed komt en geheel aan de te stellen eisen zal voldoen, kunnen zij hun gang gaan." Die „gestelde termijn" was inmiddels al ingekrompen tot enkele maanden, maar met de hulp van twee meisjes uit Aubusson - de bekende weverstad in Frankrijk - slaagden Joke en Nenne er toch in, om het wandtapijt van elf vierkante meter op tijd klaar te krijgen en wel zodanig, dat zelfs de zwartgalligste criticus er niets op had kunnen aanmerken. „Dat gebeurde dan ook niet toen wij eindelijk mèt het gobelin, de hoge heren onder ogen kwamen. Wel vonden ze allemaal dat wij er eigenlijk nog wel erg piepjong uitzagen". TROTS PRIJKT de Augurium nu op de ereplaats in de eerste klasse salon van het vlaggeschip. Hij is gevolgd door diverse nieuwe opdrachten en proeforders, die Joke en Nenne druk werk bezorgen in het thee huis, waar haar vlugge vingers steeds nieu we sierlijke figuren scheppen uit draadjes wol. Moeilijk werk? „Welnee," zegt Joke, „.eigenlijk is het net zo eenvoudig als mat jes vlechten. De techniek van het weven is zo simpel, dat je het niet eens kunt uit leggen. Waar het op aan komt, dat is het gevoel. Gevoel voor ritme en harmonie, van het spel van kleuren en lijnen, voor „schoonheid" als ge wilt. Eeuwenlang is de gobelinkunst zichzelf gebleven, vastgeroest in tradities en maniertjes. Nooit eens een poging tot iets nieuws. Kleuren, die in el kaar overvloeien en vooral - kijk de Fran se gobelins er maar op na - hele kleur vlakken zonder nuance. Lappen rood of groen van vierkante meters, waarin niets „gebeurt": het kon net zo goed geschilderd zijn. Wij willen breken met die vlakke een tonigheid, onze kleuren laten leven en be wegen. Daarom verven wij onze wol zelf - in dat bijkeukentje in Haarlem, met twee emmers en een gasstel. Heel primitief, maar de enige manier, om werking in je kleuren te krijgen." En zij toont ons een streng wol die net behandeld is en die nu alle scha keringen tussen mosgroen en olijfgroen vertoont. Om het nog levendiger te maken, spuit Nenne er tenslotte met een pipet hier en daar nog een paar grillige vegen Pruisisch blauw tussen. Zoals die streng wol er nu uitziet, zou een uitdrager er geen kwartje voor geven. Maar zie nu al die tinten en halftinten eens fonkelen en gloeien als zij op het weefgetouw tot vlak ken en motieven uitgroeien! Joke en Nenne wisten wat zij deden, toen zij deze stiel uitkozen - en wij zullen stellig wel meer van haar horen. Voor werk als dit immers is altijd een markt te vinden, zelfs - en misschien wel vooral in een tijd van dorre zakelijkheid en zielloze kitsch! IICroescn JANET GAYNOR KOMT TERUG Na achttien jaar op nonactiviteit te zijn geweest, zal de thans 56-jarige filmactrice Janet Gaynor een come-back maken in „Bernadine". In deze film is zij de moeder van een omstreeks zeventienjarige jongen. Zij won in 1926 de eerste „Oscar". Janet trad onder meer op in „Seventh Heaven", „Sunrise" en Street „Angel". Na de vol tooiing van Young in Heart", in 1938, trok zij zich terug.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 17