DE BUIT BINNEN EEN ONTIJDIGE PUBLIKATIE Indonesië en nog eens Hongarije Hiroshimain Amsterdam HET JONGENSEILAND Marcel Carné maakt een zwakke beurt Agenda voor Haarlem Vingeroefeningen bij open raam Nieuwe roman van Hans Berghuis Litteraire Kanttekeningen P.S.F. biedt mogelijkheid tot filmstudie met zijn film „V Air de Paris" r J KERKELIJK LEVEN Unesco zendt Amsterdamse leraar naar Liberia GARAGE DEN HOUT Negerkunst ONS DOOR Examens MARK CROSS ZATERDAG 16 MAART 1957 ZOU MEN HET stofomslag moeten geloven, dan muntte de tweede roman van de Zuidlimburgse schrijver Hans Berghuis: „Drie vrouwen" (verschenen bij Sythoff in Leiden) uit „door een navrante luciditeit en een intrigerende menselijkheid". Wijs geworden door de ervaring weten we zo langzamerhand wel, dat ten eerste dergelijke aankondigingen niet zo bar veel verschillen van bloemrijke spijskaarten: pommes naturel, dat zijn doodgewone aardappeltjes en dit of dat a la jardinière blijkt veelal niet veel anders te zijn dan een kliekje met een verdwaald slablaadje. En wat het navrante aangaat: nu ja, navrant - of, op z'n goed hollands, hartverscheurend - betekent (de luciditeit inbegrepen) tegenwoordig zoiets als „de roman is weer best". Waaróm toch dat overbieden? Had er rondweg gestaan: dit boek is een voorstudie, een vingeroefening, men zou niet na heel wat moeizame lectuur tot de teleurstellende slotsom behoeven te komen, dat deze „étude" aan het Frühlingsrauschen van de brave Sinding niet is toegekomen en het gebodene als probeersel hebben aanvaard. Vingeroefeningen kunnen niet genoeg worden gespeeld, maar men moet ze liever niet enkele uren lang horen begaan. Schrijfproeven zijn al even onmisbaar, wil men het ambachtelijke van de schrijfkunst „in de vingers krijgen". Er wordt zelfs in de litteratuur zo bitter weinig geoefend, dat men bijna de verzuchting zou slaken: geef ons, hogere of lagere vroede vaderen, naast een academie voor beeldende kun sten, naast een toneelschool en een con servatorium, een schrijfschool,. één met strenge leermeesters, die de prullemand weten te hanteren en, in het hoogste leer jaar, de portefeuille, waaruit geen syllabe aan het daglicht mag komen, aleer uit de letterknecht een schrijver is gegroeid. Niéts In de komende week zal in Prapat op Sumatra een conferentie plaats vinden van kerkelijke leiders uit Aziatische lan den. Zij zullen daar de gemeenschappe lijke apostolaire taak van de kerken in Oost-Azië bespreken en beslissingen ne men over de oecumenische structuur van de kerken in Azië. In maart 1956 werd in Bangkok be sloten deze conferentie te houden, toen leiders van nationale christenraden in Azië, leden van de internationale zen dingsraad en van Aziatische kerken, die deel uitmaken van de Wereldraad van Kerken een voorbespreking hadden over deze problemen. Er leeft in de Aziatische landen een sterk verlangen naar meer samenwerking tussen de kerken. Men zal nu overwegen, of er een Aziatische Raad van Kerken zal worden opgericht of dat men slechts zal overgaan tot uitbreiding van het Oost-Azië-secretariaat van de Wereldraad van Kerken. Dit secretariaat werd in 1950 in het leven geroepen. Morgen zal de conferentie in Prapat worden voorafgegaan door een „oecu menische kerkdag", naar het voorbeeld van de Duitse Kirchentag. Alle pro testantse kerken aan de oostkust van Su matra zullen hieraan deelnemen. Het mid delpunt van deze kerkdag is net sport stadion in Siantar. Op de conferentie zal gesproken wor den door de lutherse bisschop van Tran- quebar, die een overzicht zal geven van de kerken in Oost-Azië. Dr. J. Abineno uit Indonesië zal spreken over de aposto laire taak van de kerk. Voorts zal het woord gevoerd worden door vertegen woordigers uit de Philipijnen, India en Ceylon. De Wereldraad van Kerken zal onder anderen vertegenwoordigd zijn door onze landgenoot de secretaris-generaal dr. W. A. Visser 't Hooft. In de afgelopen week is aan de confe rentie in Prapat een vergadering vooraf gegaan in de Nommensen universiteit in Pematang Siantar. Deze vergadering sluit vandaag. Veertig deelnemers, economen, politieke en sociale leiders uit de Azia tische kerken, hebben zich beraamd op de problemen, die samenhangen met de snelle sociale veranderingen in de landen van Zuidoost-Azië. Hongarije Volgens de laatste berichten blijft de situatie in Hongarije op kerkelijk gebied nog zeer onoverzichtelijk. Een afvaardi ging van de Lutherse Wereldbond, be staande uit onder meer dr. Carl. E. Lund- Quist, had gelegenheid de kerken aldaar te bezoeken en contact op te nemen met de gerehabiliteerde bisschop Lajos Ordass. Hij voerde verder voornamelijk bespre kingen met de president van het staats- bureau voor kerkelijke aangelegenheden. Prediking en zielszorg konden begin fe bruari ongehinderd worden uitgeoefend. Aan Hongaarse Lutherse kerkleiders was toestemming beloofd om aan de komende algemene vergadering van de Lutherse Wereldbond in Minneapolis (15-25 augus tus 1957) deel te nemen. Uitwisseling van studenten, professoren en predikanten zou momenteel mogelijk zijn. Inzake het gods dienstonderwijs op de scholen was nog geen regeling vastgesteld. Door het bezoek van dr. Lund-Quist kreeg de Wereldraad van Kerken in Ge- nève tevens kennis van de moeilijke si tuatie van de gereformeerde kerk in Hon garije en bovendien van de beschuldigin gen, die officieel tegen de Wereldraad werden ingebracht. Daarop gelukte het een ontmoeting tot stand te brengen tus sen de Hongaarse regeringsgemachtigde voor kerkelijke aangelegenheden, de se cretaris-generaal van de Wereldraad van Kerken en de president van de Nationale Raad der Christelijke Kerken in de Ver enigde Staten. Deze ontmoeting heeft een paar weken geleden in Praag plaats ge had. De vertegenwoordiger van de We reldraad gaf een uitvoerige uiteenzetting betreffende zijn relaties tot de Hongaarse kerken in de afgelopen maanden. De be wering van een Hongaars dagblad, dat dr. Visser 't Hooft reeds in de zomer zou heb ben geweten, wat in Hongarije werd voor bereid, wees deze met beslistheid af. Wat de gereformeerde kerk betreft, de mannen, die begin november de leiding hadden, bisschop Ravasz en decaan Pap, hebben zich moeten terugtrekken. Ravasz leeft opnieuw in de teruggetrokkenheid van zijn landelijke woning als voor de novemberdagen van 1956, terwijl decaan Pap van de theologische faculteit van Boedapest dit ambt heeft neergelegd, al kan hij zijn werk als hoogleraar voor het Oude Testament voortzetten. Verder wordt meegedeeld, dat nog steeds geen kerkelijke bladen in Hongarije kunnen verschijnen. De kerkelijke pers heeft daartoe toestemming van de regering nodig, die tot nu toe niet werd verleend. Van de zijde van de in de Wereldraad samenwerkende kerken kon inmiddels reeds een bedrag van meer dan 800.000 dollar voor de hulpverlening aan de Hon gaarse kerken en vluchtelingen beschik baar worden gesteld. dus tegen de litteraire vingeroefeningen, integendeel. Maar waarom deze te plegen bij open ramen, waarom ze wereldkundig te maken, in druk, in band, in stofomslag - als proeve van navrante luciditeit. Niet dat Berghuis van alle talent verstoken zou zijn. Hij verwierf zelfs met zijn eersteling („Pleidooi voor een zondaar") de Matthias Kempprijs 1953 - reden te meer dunkt me om zich af te vragen of de bekronende schouderklopjes niet al te gemakkelijk doen vergeten, dat talent niet meer dan een voorwaarde is en het overige (en dat is nog al wat) verworven moet worden door de „transpiratie". Het kan best zijn, dat Berghuis op zijn boek heeft gezwoegd. Aan zijn goede be doeling om een roman te schrijven, waarin een als een Job beproefd mens, een zon daar, een verloren zoon als men wil, met bloed en tranen de goddelijke beschikking leert aanvaarden, daaraan valt niet te twij felen. Maar met goede bedoelingen, met ethische gevoelens, met een oprecht god vruchtige overtuiging is nog geen roman geschreven. Zelfs een filmachtige opeen volging van navrante taferelen, een stalen kaart van verwikkelingen en „decorverwis selingen" zijn daarvoor niet toereikend. Wat de lezer van een realistische roman mag verwachten, is de presentatie van mensen van vlees en bloed, die aanneme lijk voelen, denken, handelen en spreken. Van mensen, die hem in het goede en in het kwade, in hun intenties en hun falen, in hun lot en hun leed, overtuigen. Het is helaas zo: in de priester Jean Walraven, om wiens strijd mét en óm God het in dit boek is te doen, heb ik geen ogenblik kunnen geloven, omdat ik hem niet heb gezien, niet heb gehoord, niet heb ontmoet. Van de eerste bladzijden af, waar in hij in staat van onbekwaamheid aan de lezer verschijnt, heb ik aan zijn identiteit getwijfeld. Hij wordt béschreven, maar staat niet géschreven. Als een geannoteerde snipper dwarrelt hij tussen de bladzijden van Berghuis' boek rond. Op gezag van de schrijver moeten we aannemen, dat zijn zondige liefde voor een getrouwde vrouw, voor de schimmige Lucienne van Maren, de oorzaak is van zijn dronkenschap, die dan weer tot zijn ontslag als leraar zou leiden. Min of meer benieuwd, wat daar van moet komen, volgen we de priester naar een dorp in de' Elzas, waar we hem met innige vriendschapsbanden verbonden zien aan de dertigjarige Pierre-Paul Ro- court, een romantisch warhoofd, wiens re torica in gebreke blijft om de opstandigheid tegen zijn tirannieke mama waar te maken. Waarom de spinnige douairière monsieur le curé ten val brengt, is mij een raadsel gebleven. Maar goed, Pierre-Paul belandt in Parijs, waar de priester, op instigatie van de douairière, een zwakke en vruchte loze poging doet om de jongeman tot een terugkeer naar het ouderlijk huis te be wegen. Volgt deel III, dat de lezer naar Indo-China voert en wel naar een door de Vietminh bedreigde zone, waar we onver mijdelijk Pierre-Paul als Frans legioen soldaat en Jean Walraven als aalmoezenier in het klooster aantreffen, dat ons al uit deel I door een brief van de non Félixtina, de zuster van Lucienne, bekend is. Zonder veel moeite raadt men in grote trekken het verdere verloop. Het klooster, tijdelijk mi litair hospitaal (opdat soldaat Pierre-Paul en aalmoezenier Jean de levensweg zullen kruisen van de „dwaze maagd" Félixtina) valt in handen van de Vietminh, Pierre- Dr. Hendrick Mooy, leraar aan het Bar- laeus Gymnasium in Amsterdam, vertrekt deze maand naar Liberia waar hij deel zal gaan uitmaken van een internationale groep van wetenschapsmensen, die les ge ven aan de wetenschappelijke faculteit van Monrovië in de hoofdstad van de nieu we Westafrikaanse republiek. Dr. Mooy wordt door de Unesco uitgezonden, zijn werk daar valt onder de technische hulp, die de UNO waar nodig voor economische ontwikkeling verleent. Voor zijn taak daar wordt hem door het Barlaeus Gymnasium tijdelijk ontslag gegeven. Binnenkort zal voor de eerste keer aan een Nederlandse universiteit de film we tenschappelijk kunnen worden bestudeerd. Dezer dagen is dr. J. M. L. Peters uit Den Haag aan de universiteit van Amsterdam, in de faculteit der politieke en sociale we tenschappen, toegelaten als privaat-docent in de filmkunde. Dr. Peters is directeur van het Nederlands Filminstituut, secre taris van het Instituut Film en Jeugd en cursusleider van het Technisch Filmcen trum. Van zijn hand verschenen enkele boeken en kleinere publikaties over film- esthetiek en filmpsychologie. 99 Al eerder werd in het Stedelijk Museum te Amsterdam een deel van de panelen „Hiroshima 1945" van het Japanse echtpaar Maruki en Akamatsu getoond. Ik meen dat dit paar toen nog bezig was met het vervolg in deze serie verbeeldingen van dat afschuwelijke gebeuren. Het geheel circuleert nu onder auspiciën van een aan tal museumdirecteuren en andere figuren, die inzake de bemoeienissen met de beel dende kunst iets te vertellen hebben. Tot 25 maart vult „Hiroshima 1945" de grote erezaal van het genoemde museum. Het is een fantastisch werk. De knappe teke ning van figuren in alle denkbare houdin gen boezemt ontzag in. Wat betreft plaat sing in het vlak zijn de voorstellingen bui tengewoon mooi te noemen. Fraai is het materiaal verwerkt. De scherfwonden op een kinderlijkje zijn een bijna schoon or nament te noemen. Een daarnaast liggend, zich half oprichtend klein meisje is om tegen ons aan te drukken. We betrappen ons op sentimentaliteit. Maar dat gaat wel weer over als we de rest van de voorstel lingen aflezen. We erkennen het als een belangrijke noot in de compositie. Hoe be langrijk is de werking van de beweging van buigende bamboes, dwars over inge wikkelde groepen van figuren heen gete kend! Ik zou nog een tijd kunnen door gaan met de beschrijving van wat er alle maal aan verdienstelijks voorkomt op dit werk. Wie dezer dagen het Stedelijk Mu seum, waar thans zo veel interessants en ADVERTENTIE RENAULT 4 4-deurs sedan f 4190. RENAULT DAUPHINE 4-deurs sedan f 5655. Prijzen, lager dan in Frankrijk. Prachtige rijkwaliteit. Veilig. Brandstof 1 op 17. Paul sneuvelt, Félixtina vindt een gruwe lijke dood, Jean repatriëert - als wat, als wie? Heeft hij zijn innerlijke weg gevon den, betekende de heldendood van Pierre- Paul een rechtvaardiging van zijn leven? Heeft het verlies van haar zoon de tangige douairière tot inkeer gebracht? Wist Lu cienne haar huwelijk met de blaaskakige echtgenoot te redden? Mag men geloven dat „Félinneke" ondanks haar zondige lief de voor Pierre-Paul met blanke ziel de eeuwigheid tegemoet ging? Ik plaats vraagtekens, zoals ik ze, het een na het ander, onder het lezen bij de tekst heb gezet - om velerlei redenen. Want niet alleen dat we omtrent de motie ven van de handelende personen tot twij- felens en vertwijfelens toe in het onzekere worden gelaten, er wordt van ons geduld en ons vernuft het uiterste gevergd om de draad van het verhaal enigermate op het spoor te komen. Berghuis heeft zijn com positie namelijk geënt op de nog jeugdige stam van de dynamische roman, waarin als „shock-element" het verhaal telkens wordt onderbroken om uit een onverwachte hoek als het ware gemobiliseerd te worden. Deze schrijfstrategie kan, mits toegepast door een vaardige hand, zijn verrassend effect hebben. Maar Berghuis gunt zijn lezer geen drie bladzijden rust. Hij „shockt" ons met een dergelijke frequentie, dat ons de lust vergaat om ons ervan te vergewis sen, waar en bij wiè we nu eigenlijk zijn aangeland. Wie lezen moet om de stukken aan elkaar te lijmen, waartoe de auteur zijn boek heeft verknipt, kan zich maar beter met een legpuzzle onledig houden. De tijd zal moeten leren, in hoever deze ontijdig gepubliceerde „vingeroefening" haar nut heeft gehad. Men kan op grond van zijn eerlijke bedoeling de jonge schrij ver Hans Berghuis alleen maar de moed en de kracht toewensen om een (nog) mis lukte proefneming te zijner tijd met een geslaagd werkstuk te revancheren. C. J. E. Dinaux schoons vertoond wordt, mocht kunnen be zoeken zal zelf wel genoeg aan „Hiroshi ma 1945" zien. In hoeverre dit werk meer inboezemt dan respect voor kunnen en buitengewone smaak is mij echter nog een vx-aag. Want ik moet bekennen dat ik meer geraakt werd door „Guernica" van Picasso voor mij meer „Hiroshima" dan dit wondei-lijke en in zekere zin bewonderens waardige werkstuk! Het zal wel zijn omdat de westerling anders staat tegenover leven en dood dan de Japanner en niet en mis schien wel nooit in staat is tot een derma te esthetisch verzorgd getuigen over zo iets verschrikkelijks, aangenomen dat hij daar werkelijk iets van heeft meebeleefd. Het merkwaardige is, dat qua levende voorstelling Picasso's „Guernica" ons rea listischer voorkomt dan deze, volgens be trekkelijk naturalistische opvattingen neergezette vei-beeldingen. Uit een heel andere wereld komt ook de collectie van de heer Italiaander, schrij ver over reizen in Centraal Afrika, van waar hij moderne negerkunst, geschilderd of gedrukt, meenam. Men kan deze kunst interessant vinden als fase in een nog jon ge ontwikkeling. De zogenaamde primitie ve negerkunst kan nauwelijks nog bestaan sinds de laatste gebieden geopend worden voor westerse cultuur, als men dat na Hi roshima nog zo wil noemen. Houvast wordt natuui-lijk gezocht in ei.-en verleden. Echt een basis acht ik dat verleden niet. Zou men al mogen twijfelen aan de moge lijkheid van het voortbestaan van een pri mitief geloof, van levensgewoonten en le vensvoorwaarden, deze kunst overtuigt in ieder geval niet van een grote steun van dat vex-leden. Zelfs een folklore lijkt te ontbreken. Eerlijk gezegd is hier veel dat aandoet als de kitsch, waaraan toeristen zonder smaak zich te goed kunnen doen. Dan is er werk, dat geïnspireerd werd door tekeningen uit de oertijd, dat de in vloed van westerse academies vertoont, waaraan moderne schilders als Klee mis schien zelfs te pas zijn gekomen, dat ver wijst naar Midden-Aziatische invloeden of wel kennisneming van andei-e, overigens toch nog moeilijk levend te noemen cul tuur, werk tenslotte van een onbevangen kinderlijkheid. Het door mij reeds ter gelegenheid van diens tentoonstelling in Den Haag bespro ken werk van Paul Citi'oen is thans tot 25 maart eveneens in het Stedelijk Mu seum te Amsterdam, dus dichter bij huis, te zien. Aan het reeds geschrevene kan ik toevoegen dat het weerzien me nog en thousiaster maakte voor deze voor Neder land belangrijke figuur. Bob Buys Meneer Pino had verteld, dat de jongens elke dag vrij waren om overal op het eiland te spelen. Alleen oppassen voor het water en geen kattekwaad uithalen natuurlijk! En zo gingen Rick, Bunkie en Oepoetie voor het eerst hun eiland verkennen. Het zag er overal gezellig uit, echt om plezier te maken in hun vakantie. En toen kwa men ze bij een hoge, houten toren, die tussen de struiken oprees. „Kijk 'eseen uitkijktoren!", zei Bunkie. „Daar kunnen we bovenop klimmen!" 17-18 DRIE NAMEN vermeldt het affiche voor de nieuwe Fi-anse film „L'air de Paris", die de bewonderaars van de Franse cinemato grafie gemakkelijk naar de bioscoop lok ken. Het zijn Marcel Carné, Jean Gabin en Arletty. Men zoekt even zijn geheugen af naar de film, waarbij ze ook alle drie be trokken waren. En dan weet men het weer: „Les enfants du paradis". Maar wat ligt er een afstand tussen deze zo vermaard geworden film en „L'air de Paris". Een af stand in jaren en in kwaliteit. Men herkent Carné nauwelijks. Is dat nu de man, die „Quai des brumes" maakte en „Hotel du Nord" en „Le jour se léve"? Is dat wel dezelfde filmer, wiens verbeeldingen van 's mensen eenzaamheid en de gruwelijkheid van het noodlot in de jaren '38 de Franse filmkunst op zo'n hoog artistiek niveau deden belanden, dat het alleen maar belaagd kon worden door wie bezwaar maakten tegen de trieste sfeer van ondergang welke haar wezenskenmerk waren. Die films vergeet men niet meer en misschien is de herinnering daaraan de grootste vijand geworden voor Carné's reputatie. Want het is moeilijk jezelf te evenaren, laat staan te overtreffen. Maar zelfs met de mildste maatstaf zou men toch werkelijk bitter weinig goeds kunnen zeggen van het jongste produktvan Carné's regie. Het is wel een heel duidelijke terug val in de middelmatigheid. Ook in „L'air de Paris" probeert Carné het thema van de eenzaamheid te bespelen, maar in de onwaarschijnlijkheid van de personages, aan wier gemoedservaringen hij zijn talenten toetst, blijft ditmaal zijn talent steken. Hij laat ons kennismaken met een jonge spoorwegarbeider, Dédé, die bij toeval in aanraking komt met een oud bokser Victor (de ontmoeting veidoopt niet zo hardhandig als men misschien conclu- deei-t) en door deze geweldenaar terstond als een wereldkampioen in de dop herkend. Dédé is cynisch en verbeten. Hij heeft het ADVERTENTIE UlUlulUnd »«rltrijgbMf bij H.H. »poth«k«r». droglitan, kappara «n da apaclaalbranehe. niet gemakkelijk gehad in het leven, had geen vrienden en maakte zich er geen. De armoede leest men van zijn gezicht. Victor neemt hem „liefderijk" bij zich op en gaat de jonkman trainen. Erg naar de zin van Victor's vrouw is dat niet, maar zij heeft zich maar te voegen naar de wensen van haar man en kan alleen hopen dat hij zich vergist in zijn waardering. Het lijkt er op dat ze haar hoop in vervulling ziet gaan. De jongeman leert namelijk een manne quin kennen, die dan wel in weelde leeft, maar aan echte liefde heel wat tekort komt. Natuurlijk krijgen die twee dan een hevige passie voor elkaar. De mannequin gaat echter inzien dat zij te „werelds" is voor de knaap en ze vertrekt met onbe kende bestemming. Victor kan zich daarop weer over zijn pupil ontfermen en- hem meetronen naar zijn aanstaande wereld kampioenschap. ZO IN HET KORT VERTELD en met een tikje ironie behandeld lijkt dit ge geven al op het eei-ste gezicht waardeloos. Nog zou er wat van te maken zijn geweest als het maar niet zo in het psychologisch vlak was getrokken. Een gezond hard ver haal - echt een kolfje naar. de hand van de Amerikaanse filmers - kan een boeiende film opleveren, waarnaar men met meer genoegen zit te kijken dan naar deze weke geschiedenis van een eenzame bokser, die net van het verkeerde juffertje gaat hou den. Dat is zo vals en onwaarachtig, zo ge- ensceneerd, dat Cax-né er voor had moeten passen. De verfilming van een bokspartij is daarenboven ook al niet erg smakelijk en evenzeer heel duidelijk in scène gezet. Nergens wox-dt men door de bokser ge ïmponeerd. Overal sleept Carné er het hart van de jongeman bij. Deze dualiteit maakt de film ongeloofwaardig. Slechts Jean Gabin en Arletty zijn in verschijning echt. Zij een geestig getypeerde ontevreden vrouw, hij een man met de wijsheid der jaren, die zijn sport nochtans altijd laat prevaleren boven de belangen van zijn huiselijke staat. Natuurlijk kunnen die twee het met zo'n gegeven ook niet klaren, maar hun aanwezigheid geeft tenminste nog een beetje kleur aan de zaak. Intussen is dat maar een mager resultaat voor Carné. Zou hij dan werkelijk op zijn retour zijn? Of is dit een nieuwe keer in zijn werk, dat zich nu richt naar een popularisering van eeuwenoude motieven in de gewone jongens? We zullen zien. P. W. Franse AMSTERDAM, Vrije Universiteit: Gepro moveerd tot doctor in de wis- en natuurkun de op het proefschrift „Synthese en anti- virale eigenschappen van gesubstitueerde acetophenonen": de heer J. Brug, geboren te Meppel. 7 „Toch heeft ze niet ontdekt voor hoeveel waarde er binnen haar bereik ligt, anders zou ze mij erover gesproken hebben. Daar komt nog bij, dat in dat geval de kranten er vol van gestaan zouden hebben. Nee, maak je daarover maar geen zorgen. Het geld is nog veilig op zijn plaats. En het zal niet lang dux-en voor we er de hand op kunnen leggen." „Hebben ze binnen veel veranderingen aangebracht, Baas", vroeg Harry. „Dat was een punt, waar ik bijzonder veel belangstel ling voor had, toen ik mij het huis liet rondleiden in mijn kwaliteit van ambtenaar van de afdeling Hertaxatie van de Dienst der Belastingen en AccijnzenEn de oude dame, die mij alles liet zien het meisje was namelijk een dagje weg „Wat een geluk, Baas!" „Geluk? Geen sprake van. Zoiets laat ik niet aan het geluk over. Ik belde op en vroeg haar te spreken. Toen ik te horen kreeg, dat ze een dagje uit was, greep ik de gelegenheid natuurlijk met beide handen aan. Haar lieve tante was bijzonder vriendelijk en ze had niet het min ste wantrouwen. Ik maakte een gedetailleerde schets van het hele huis, die ik voor jullie heb meegebracht." Hij haalde een papier uit zijn zak, spreidde het op de tafel uit, waarna de drie mannen zich erover heen bogen om het te bestuderen. „Kijk, hier is de voordeur", zei de Baas, die met zijn potlood aanwijzingen gaf, „die heeft grendels, beneden en boven, en bovendien nog een ket ting. Vrouwen, vooral oudere, plegen grendels en ketting elke avond zorgvuldig te sluiten als zij zich ter ruste begeven." „Weet u, waar die bei-oerde hond 's nachts slaapt, Baas?" „Die hond? Dat kan ik je precies vertellen. Die slaapt in de kamer van zijn jonge meesteres." „D'r ontgaat je niet veel, Baas", vleide Harry. „Hier", en de chef ging weer verder met zijn potlood, „is de grote, cirkelcormige hal en daar, aan de linker kant, ligt de zeer grote en mooi-gemeubileerde voorka mer„Dat is de plek", kon een van hen zich niet niet weerhouden te zeggen. „Nog gezien of ze aan de vloer hebben gezeten?" „Nee, dat hebben ze niet. Belastingambtenaren zijn nu eenmaal nogal precies en willen allerlei kleinigheden wetenTegenover de oude dame verontschuldigde ik de pietepeuterigheid van mijn chefs, maar intussen wist ik, wat ik weten wilde!" „Dat is het toppunt, Baas!" „Ik was wel verplicht de gekste dingen te vragen en zij antwoordde op letterlijk alles. Uit eigen beweging zei ze, dat alle plafonds in het gehele huis hersteld hadden moeten worden. Maar de vloeren, zei ze, waren in ver rassend goede conditie en daar behoefde niets aan te gebeuren." Het drietal grinnikte om deze geruststellende mede deling. „Die is goed", riep een van hen uit. „Als we die hond nou maar kwijt zijn, zullen de centjes ons in de zak rollen. Wanneer mogen we de kraak zetten, Baas?" Maar deze hield als het ware bezwei-end zijn hand omhoog. „Laten we niet te veel haast maken, jongens", gaf hij ten antwoord. „Er staan grote dingen op het spel, denk daai-aan. Een paar dagen extra maakt niets uit." Daarop wendde hij zich tot Harry: „Ben jij op het ogenblik niet met vakantie?", vroeg hij. „Zo is het, Baas, ik heb nog een week." „En de politie zit je niet meer achter de vodden?" „Nee, ze hebben me al een paar weken zonder controle gelaten." „Schitterend. Nu, ik ben van plan aan de zoom van het bos een kampeerwagen neer te zetten, van waaruit ik het Witte Huis kan begluren. Kom jij iedere avond bij me aan." Daarop richtte hij zich tot de twee anderen. „En jullie blijven hier totdat je wat van me hoort. Zodra het jullie tijd is, laat ik het weten." Zij knikten berustend. „Is het makkelijk om er binnen te komen, baas?", vroeg er een. „Heel makkelijk, van de achterkant tenminste. Alle kamers aan de voorzijde hebben luiken, maar die ont breken aan de keuken en de bijkeuken. En de ramen hebben daar de gewone, ouderwetse knippen, die zonder moeite weggeschoven kunnen worden". „En hoe doen we met de hond?" „Ja, daar wilde ik het juist over hebben, jongens. Je begrijpt, dat er een nogal eenvoudig middel is om die kwijt te raken". „Als die dood is, geeft de rest geen moeilijkheden merkte een van de twee op, terwijl hij, met minachting voor zo'n eenvoudige zaak, de kring rondkeek. Maar de baas was nog niet tevreden. „Denk er goed aan", zei hij, „dat ik geen geweld wil. En er is trouwens nog iets, waar jullie mee rekenen moeten". Zachtjes sloeg hij op de tafel als om de betekenis van wat hij ging zeggen te onderstrepen. Toen ging hij, lang zaam en nadrukkelijk, voort: „Als jullie de poet in je bezit hebt, moet je alles ach terlaten zoals het was. Hamer dat goed in je hoofd, allemaal! Begrepen?" Gedurende enkele ogenblikken keek het drietal hem aan, alsof zij dit bevel niet begrepen hadden. „Waar is dat in 's hemelsnaam goed voor, baas?", vroeg een van hen tenslotte. „Omdat ik het zeg, versta je me!", snauwde de dikke woedend. „Omdat om het eens precies te zeggen ik hersens in mijn hoofd heb en jullie niet! Is niemand van jullie zo link om te begrijpen, dat die twee vrouwen natuurlijk denken, dat jullie gewone inbrekers zijn en dat, als de politie wordt gewaarschuwd en dat gebeurt vanzelfsprekend de smerissen het huis in volmaakte orde aantreffen? Dan wordt er niets vermist en het ont gaat hun wat jullie eigenlijk kwamen doen!" Het trio begon het te snappen en zij grijnsden van plezier. „Verdraaid!", riep er een en er lag diepe bewondering in zijn stem. „Als je dus maar begrijpt, dat je mijn bevelen precies opvolgt", zei de dikke weer. „Zorg er dus voor, dat je de luiken dichthoudt, terwijl je aan het werk bent en dat je goed oplet, wanneer je ze weer opendoet bij het heen gaan. Zijn ze gesloten als je binnenkomt, dan léét je ze gesloten als je vertrekt. Blijft alles ik zeg: alles, ver sta je me? in precies dezelfde toestand achter als waarin je het gevonden hebt, dan begrijpen die klabak ken niet wat jullie daar hadden te zoeken!" Sheila Morstone schrok wakker en stak de kleine lamp aan, die op een tafeltje bij haar bed stond. (Wordt vervolgd). ZATERDAG 16 MAART Minerva: „To catch a thief", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „De geweten lozen", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Studio: „Schuldig bloed", 18 jaar, 6.45 en 9.15 uur. Lido: „Anastasia", alle leeftijden, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Bloed in de zon", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „Sissi", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Cinema Palace: „De schaduw op het dak", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Roxy: „Heersers der vallei", 14 jaar, 7 en 9.15 u. Stadsschouwburg: Charlotte Kohier in „Frasquita", 8 uur. ZONDAG 17 MAART Minerva: „To catch a thief", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Lido: „Désdrée", 14 j., 11 uur. „Anastasia", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „The HarderThey Fall", 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Bloed in de zon", 14 jaar-, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Studio: „Schwarzwald Madel", alle leeft., 11 uur. „Schuldig bloed", 18 jaar, 1.45, 4.15, 6.45 en 9.15 uur. Rembrandt: „Het verloren continent", alle leeft., 11 uur. „Sissi", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Cinema Palace: „Koning der melodieën", alle leeft., 10.30 uur. „De schaduw op het dak", 14 jaar, 2. 4.15, 7 en 9.15 uur. Roxy: „Heersers der vallei", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Stadsschouwburg: „Ballet der lage landen", 8 uur. Cultura: Wijdingsmorgen Ned. Ver. van Sph-itisten „Harmonia". Spieker G. C. Bont. 10.30 uur. Ned. Herv. Kerk Wilhelminaplein: Mevrouw T. Kirch- heinezGalatius over het kerkelijk leven in Denemarken, 7 uur. Zuiderkapel: J. Sevensma, 10 en 5 uur. Jeugdsamenkomst o.l.v. Jaap Polderman, 8 uur. MAANDAG 18 MAART Minerva: „Als de dauw hangt, komt er regen", 18 jaar, 8.15 uur. Roxy: „Het mys terie van de cobra". 18 jaai-, 2.30, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „De gewetenlozen", 18 j., 2.30, 7 en 9.15 uur. Studio: „Schuldig bloed", 18 jaar, 2, 6.45 en 9.15 uur. Lido: „Anastasia", alle leeftijden, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Bloed in de zon", 14 j., 2, 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „Sissi", alle leeftijden, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Cinema Palace: „De schaduw op het dak", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Zang en Vriendschap: Geestelijk Centrum „De Grotere Wereld" met toespraak, 8 uur. Begijnhofkapel: J. A. de Wilde over „Wat speelt zich in Oostenrijk af?" Zangdienst van 7.30 uur af.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 7