DE BUIT BINNEN
EEN ONTIJDIGE PUBLIKATIE
Indonesië en nog
eens Hongarije
Hiroshimain Amsterdam
HET JONGENSEILAND
Marcel Carné maakt
een zwakke beurt
Agenda voor
Haarlem
Vingeroefeningen bij open raam
Nieuwe roman van
Hans Berghuis
Litteraire
Kanttekeningen
P.S.F. biedt mogelijkheid
tot filmstudie
met zijn film „V Air de Paris"
r
J
KERKELIJK LEVEN
Unesco zendt Amsterdamse
leraar naar Liberia
GARAGE DEN HOUT
Negerkunst
ONS
DOOR
Examens
MARK CROSS
ZATERDAG 16 MAART 1957
ZOU MEN HET stofomslag moeten geloven, dan muntte de tweede roman van de
Zuidlimburgse schrijver Hans Berghuis: „Drie vrouwen" (verschenen bij Sythoff in
Leiden) uit „door een navrante luciditeit en een intrigerende menselijkheid". Wijs
geworden door de ervaring weten we zo langzamerhand wel, dat ten eerste dergelijke
aankondigingen niet zo bar veel verschillen van bloemrijke spijskaarten: pommes
naturel, dat zijn doodgewone aardappeltjes en dit of dat a la jardinière blijkt veelal
niet veel anders te zijn dan een kliekje met een verdwaald slablaadje. En wat het
navrante aangaat: nu ja, navrant - of, op z'n goed hollands, hartverscheurend -
betekent (de luciditeit inbegrepen) tegenwoordig zoiets als „de roman is weer best".
Waaróm toch dat overbieden? Had er rondweg gestaan: dit boek is een voorstudie,
een vingeroefening, men zou niet na heel wat moeizame lectuur tot de teleurstellende
slotsom behoeven te komen, dat deze „étude" aan het Frühlingsrauschen van de brave
Sinding niet is toegekomen en het gebodene als probeersel hebben aanvaard.
Vingeroefeningen kunnen niet genoeg
worden gespeeld, maar men moet ze liever
niet enkele uren lang horen begaan.
Schrijfproeven zijn al even onmisbaar, wil
men het ambachtelijke van de schrijfkunst
„in de vingers krijgen". Er wordt zelfs in
de litteratuur zo bitter weinig geoefend,
dat men bijna de verzuchting zou slaken:
geef ons, hogere of lagere vroede vaderen,
naast een academie voor beeldende kun
sten, naast een toneelschool en een con
servatorium, een schrijfschool,. één met
strenge leermeesters, die de prullemand
weten te hanteren en, in het hoogste leer
jaar, de portefeuille, waaruit geen syllabe
aan het daglicht mag komen, aleer uit de
letterknecht een schrijver is gegroeid. Niéts
In de komende week zal in Prapat op
Sumatra een conferentie plaats vinden
van kerkelijke leiders uit Aziatische lan
den. Zij zullen daar de gemeenschappe
lijke apostolaire taak van de kerken in
Oost-Azië bespreken en beslissingen ne
men over de oecumenische structuur van
de kerken in Azië.
In maart 1956 werd in Bangkok be
sloten deze conferentie te houden, toen
leiders van nationale christenraden in
Azië, leden van de internationale zen
dingsraad en van Aziatische kerken, die
deel uitmaken van de Wereldraad van
Kerken een voorbespreking hadden over
deze problemen. Er leeft in de Aziatische
landen een sterk verlangen naar meer
samenwerking tussen de kerken. Men zal
nu overwegen, of er een Aziatische Raad
van Kerken zal worden opgericht of dat
men slechts zal overgaan tot uitbreiding
van het Oost-Azië-secretariaat van de
Wereldraad van Kerken. Dit secretariaat
werd in 1950 in het leven geroepen.
Morgen zal de conferentie in Prapat
worden voorafgegaan door een „oecu
menische kerkdag", naar het voorbeeld
van de Duitse Kirchentag. Alle pro
testantse kerken aan de oostkust van Su
matra zullen hieraan deelnemen. Het mid
delpunt van deze kerkdag is net sport
stadion in Siantar.
Op de conferentie zal gesproken wor
den door de lutherse bisschop van Tran-
quebar, die een overzicht zal geven van
de kerken in Oost-Azië. Dr. J. Abineno
uit Indonesië zal spreken over de aposto
laire taak van de kerk. Voorts zal het
woord gevoerd worden door vertegen
woordigers uit de Philipijnen, India en
Ceylon. De Wereldraad van Kerken zal
onder anderen vertegenwoordigd zijn door
onze landgenoot de secretaris-generaal dr.
W. A. Visser 't Hooft.
In de afgelopen week is aan de confe
rentie in Prapat een vergadering vooraf
gegaan in de Nommensen universiteit in
Pematang Siantar. Deze vergadering sluit
vandaag. Veertig deelnemers, economen,
politieke en sociale leiders uit de Azia
tische kerken, hebben zich beraamd op de
problemen, die samenhangen met de snelle
sociale veranderingen in de landen van
Zuidoost-Azië.
Hongarije
Volgens de laatste berichten blijft de
situatie in Hongarije op kerkelijk gebied
nog zeer onoverzichtelijk. Een afvaardi
ging van de Lutherse Wereldbond, be
staande uit onder meer dr. Carl. E. Lund-
Quist, had gelegenheid de kerken aldaar
te bezoeken en contact op te nemen met de
gerehabiliteerde bisschop Lajos Ordass.
Hij voerde verder voornamelijk bespre
kingen met de president van het staats-
bureau voor kerkelijke aangelegenheden.
Prediking en zielszorg konden begin fe
bruari ongehinderd worden uitgeoefend.
Aan Hongaarse Lutherse kerkleiders was
toestemming beloofd om aan de komende
algemene vergadering van de Lutherse
Wereldbond in Minneapolis (15-25 augus
tus 1957) deel te nemen. Uitwisseling van
studenten, professoren en predikanten zou
momenteel mogelijk zijn. Inzake het gods
dienstonderwijs op de scholen was nog
geen regeling vastgesteld.
Door het bezoek van dr. Lund-Quist
kreeg de Wereldraad van Kerken in Ge-
nève tevens kennis van de moeilijke si
tuatie van de gereformeerde kerk in Hon
garije en bovendien van de beschuldigin
gen, die officieel tegen de Wereldraad
werden ingebracht. Daarop gelukte het
een ontmoeting tot stand te brengen tus
sen de Hongaarse regeringsgemachtigde
voor kerkelijke aangelegenheden, de se
cretaris-generaal van de Wereldraad van
Kerken en de president van de Nationale
Raad der Christelijke Kerken in de Ver
enigde Staten. Deze ontmoeting heeft een
paar weken geleden in Praag plaats ge
had. De vertegenwoordiger van de We
reldraad gaf een uitvoerige uiteenzetting
betreffende zijn relaties tot de Hongaarse
kerken in de afgelopen maanden. De be
wering van een Hongaars dagblad, dat dr.
Visser 't Hooft reeds in de zomer zou heb
ben geweten, wat in Hongarije werd voor
bereid, wees deze met beslistheid af.
Wat de gereformeerde kerk betreft, de
mannen, die begin november de leiding
hadden, bisschop Ravasz en decaan Pap,
hebben zich moeten terugtrekken. Ravasz
leeft opnieuw in de teruggetrokkenheid
van zijn landelijke woning als voor de
novemberdagen van 1956, terwijl decaan
Pap van de theologische faculteit van
Boedapest dit ambt heeft neergelegd, al
kan hij zijn werk als hoogleraar voor het
Oude Testament voortzetten.
Verder wordt meegedeeld, dat nog
steeds geen kerkelijke bladen in Hongarije
kunnen verschijnen. De kerkelijke pers
heeft daartoe toestemming van de regering
nodig, die tot nu toe niet werd verleend.
Van de zijde van de in de Wereldraad
samenwerkende kerken kon inmiddels
reeds een bedrag van meer dan 800.000
dollar voor de hulpverlening aan de Hon
gaarse kerken en vluchtelingen beschik
baar worden gesteld.
dus tegen de litteraire vingeroefeningen,
integendeel. Maar waarom deze te plegen
bij open ramen, waarom ze wereldkundig
te maken, in druk, in band, in stofomslag
- als proeve van navrante luciditeit. Niet
dat Berghuis van alle talent verstoken zou
zijn. Hij verwierf zelfs met zijn eersteling
(„Pleidooi voor een zondaar") de Matthias
Kempprijs 1953 - reden te meer dunkt me
om zich af te vragen of de bekronende
schouderklopjes niet al te gemakkelijk
doen vergeten, dat talent niet meer dan
een voorwaarde is en het overige (en dat
is nog al wat) verworven moet worden door
de „transpiratie".
Het kan best zijn, dat Berghuis op zijn
boek heeft gezwoegd. Aan zijn goede be
doeling om een roman te schrijven, waarin
een als een Job beproefd mens, een zon
daar, een verloren zoon als men wil, met
bloed en tranen de goddelijke beschikking
leert aanvaarden, daaraan valt niet te twij
felen. Maar met goede bedoelingen, met
ethische gevoelens, met een oprecht god
vruchtige overtuiging is nog geen roman
geschreven. Zelfs een filmachtige opeen
volging van navrante taferelen, een stalen
kaart van verwikkelingen en „decorverwis
selingen" zijn daarvoor niet toereikend.
Wat de lezer van een realistische roman
mag verwachten, is de presentatie van
mensen van vlees en bloed, die aanneme
lijk voelen, denken, handelen en spreken.
Van mensen, die hem in het goede en in
het kwade, in hun intenties en hun falen,
in hun lot en hun leed, overtuigen.
Het is helaas zo: in de priester Jean
Walraven, om wiens strijd mét en óm God
het in dit boek is te doen, heb ik geen
ogenblik kunnen geloven, omdat ik hem
niet heb gezien, niet heb gehoord, niet heb
ontmoet. Van de eerste bladzijden af, waar
in hij in staat van onbekwaamheid aan de
lezer verschijnt, heb ik aan zijn identiteit
getwijfeld. Hij wordt béschreven, maar
staat niet géschreven. Als een geannoteerde
snipper dwarrelt hij tussen de bladzijden
van Berghuis' boek rond. Op gezag van de
schrijver moeten we aannemen, dat zijn
zondige liefde voor een getrouwde vrouw,
voor de schimmige Lucienne van Maren,
de oorzaak is van zijn dronkenschap, die
dan weer tot zijn ontslag als leraar zou
leiden. Min of meer benieuwd, wat daar
van moet komen, volgen we de priester
naar een dorp in de' Elzas, waar we hem
met innige vriendschapsbanden verbonden
zien aan de dertigjarige Pierre-Paul Ro-
court, een romantisch warhoofd, wiens re
torica in gebreke blijft om de opstandigheid
tegen zijn tirannieke mama waar te maken.
Waarom de spinnige douairière monsieur
le curé ten val brengt, is mij een raadsel
gebleven. Maar goed, Pierre-Paul belandt
in Parijs, waar de priester, op instigatie
van de douairière, een zwakke en vruchte
loze poging doet om de jongeman tot een
terugkeer naar het ouderlijk huis te be
wegen. Volgt deel III, dat de lezer naar
Indo-China voert en wel naar een door de
Vietminh bedreigde zone, waar we onver
mijdelijk Pierre-Paul als Frans legioen
soldaat en Jean Walraven als aalmoezenier
in het klooster aantreffen, dat ons al uit
deel I door een brief van de non Félixtina,
de zuster van Lucienne, bekend is. Zonder
veel moeite raadt men in grote trekken het
verdere verloop. Het klooster, tijdelijk mi
litair hospitaal (opdat soldaat Pierre-Paul
en aalmoezenier Jean de levensweg zullen
kruisen van de „dwaze maagd" Félixtina)
valt in handen van de Vietminh, Pierre-
Dr. Hendrick Mooy, leraar aan het Bar-
laeus Gymnasium in Amsterdam, vertrekt
deze maand naar Liberia waar hij deel zal
gaan uitmaken van een internationale
groep van wetenschapsmensen, die les ge
ven aan de wetenschappelijke faculteit
van Monrovië in de hoofdstad van de nieu
we Westafrikaanse republiek. Dr. Mooy
wordt door de Unesco uitgezonden, zijn
werk daar valt onder de technische hulp,
die de UNO waar nodig voor economische
ontwikkeling verleent. Voor zijn taak daar
wordt hem door het Barlaeus Gymnasium
tijdelijk ontslag gegeven.
Binnenkort zal voor de eerste keer aan
een Nederlandse universiteit de film we
tenschappelijk kunnen worden bestudeerd.
Dezer dagen is dr. J. M. L. Peters uit Den
Haag aan de universiteit van Amsterdam,
in de faculteit der politieke en sociale we
tenschappen, toegelaten als privaat-docent
in de filmkunde. Dr. Peters is directeur
van het Nederlands Filminstituut, secre
taris van het Instituut Film en Jeugd en
cursusleider van het Technisch Filmcen
trum. Van zijn hand verschenen enkele
boeken en kleinere publikaties over film-
esthetiek en filmpsychologie.
99
Al eerder werd in het Stedelijk Museum
te Amsterdam een deel van de panelen
„Hiroshima 1945" van het Japanse echtpaar
Maruki en Akamatsu getoond. Ik meen
dat dit paar toen nog bezig was met het
vervolg in deze serie verbeeldingen van
dat afschuwelijke gebeuren. Het geheel
circuleert nu onder auspiciën van een aan
tal museumdirecteuren en andere figuren,
die inzake de bemoeienissen met de beel
dende kunst iets te vertellen hebben. Tot
25 maart vult „Hiroshima 1945" de grote
erezaal van het genoemde museum. Het
is een fantastisch werk. De knappe teke
ning van figuren in alle denkbare houdin
gen boezemt ontzag in. Wat betreft plaat
sing in het vlak zijn de voorstellingen bui
tengewoon mooi te noemen. Fraai is het
materiaal verwerkt. De scherfwonden op
een kinderlijkje zijn een bijna schoon or
nament te noemen. Een daarnaast liggend,
zich half oprichtend klein meisje is om
tegen ons aan te drukken. We betrappen
ons op sentimentaliteit. Maar dat gaat wel
weer over als we de rest van de voorstel
lingen aflezen. We erkennen het als een
belangrijke noot in de compositie. Hoe be
langrijk is de werking van de beweging
van buigende bamboes, dwars over inge
wikkelde groepen van figuren heen gete
kend! Ik zou nog een tijd kunnen door
gaan met de beschrijving van wat er alle
maal aan verdienstelijks voorkomt op dit
werk. Wie dezer dagen het Stedelijk Mu
seum, waar thans zo veel interessants en
ADVERTENTIE
RENAULT 4 4-deurs sedan f 4190.
RENAULT DAUPHINE 4-deurs sedan
f 5655.
Prijzen, lager dan in Frankrijk. Prachtige
rijkwaliteit. Veilig. Brandstof 1 op 17.
Paul sneuvelt, Félixtina vindt een gruwe
lijke dood, Jean repatriëert - als wat, als
wie? Heeft hij zijn innerlijke weg gevon
den, betekende de heldendood van Pierre-
Paul een rechtvaardiging van zijn leven?
Heeft het verlies van haar zoon de tangige
douairière tot inkeer gebracht? Wist Lu
cienne haar huwelijk met de blaaskakige
echtgenoot te redden? Mag men geloven
dat „Félinneke" ondanks haar zondige lief
de voor Pierre-Paul met blanke ziel de
eeuwigheid tegemoet ging?
Ik plaats vraagtekens, zoals ik ze, het
een na het ander, onder het lezen bij de
tekst heb gezet - om velerlei redenen.
Want niet alleen dat we omtrent de motie
ven van de handelende personen tot twij-
felens en vertwijfelens toe in het onzekere
worden gelaten, er wordt van ons geduld
en ons vernuft het uiterste gevergd om de
draad van het verhaal enigermate op het
spoor te komen. Berghuis heeft zijn com
positie namelijk geënt op de nog jeugdige
stam van de dynamische roman, waarin als
„shock-element" het verhaal telkens wordt
onderbroken om uit een onverwachte hoek
als het ware gemobiliseerd te worden.
Deze schrijfstrategie kan, mits toegepast
door een vaardige hand, zijn verrassend
effect hebben. Maar Berghuis gunt zijn
lezer geen drie bladzijden rust. Hij „shockt"
ons met een dergelijke frequentie, dat ons
de lust vergaat om ons ervan te vergewis
sen, waar en bij wiè we nu eigenlijk zijn
aangeland. Wie lezen moet om de stukken
aan elkaar te lijmen, waartoe de auteur
zijn boek heeft verknipt, kan zich maar
beter met een legpuzzle onledig houden.
De tijd zal moeten leren, in hoever deze
ontijdig gepubliceerde „vingeroefening"
haar nut heeft gehad. Men kan op grond
van zijn eerlijke bedoeling de jonge schrij
ver Hans Berghuis alleen maar de moed
en de kracht toewensen om een (nog) mis
lukte proefneming te zijner tijd met een
geslaagd werkstuk te revancheren.
C. J. E. Dinaux
schoons vertoond wordt, mocht kunnen be
zoeken zal zelf wel genoeg aan „Hiroshi
ma 1945" zien. In hoeverre dit werk meer
inboezemt dan respect voor kunnen en
buitengewone smaak is mij echter nog een
vx-aag. Want ik moet bekennen dat ik meer
geraakt werd door „Guernica" van Picasso
voor mij meer „Hiroshima" dan dit
wondei-lijke en in zekere zin bewonderens
waardige werkstuk! Het zal wel zijn omdat
de westerling anders staat tegenover leven
en dood dan de Japanner en niet en mis
schien wel nooit in staat is tot een derma
te esthetisch verzorgd getuigen over zo
iets verschrikkelijks, aangenomen dat hij
daar werkelijk iets van heeft meebeleefd.
Het merkwaardige is, dat qua levende
voorstelling Picasso's „Guernica" ons rea
listischer voorkomt dan deze, volgens be
trekkelijk naturalistische opvattingen
neergezette vei-beeldingen.
Uit een heel andere wereld komt ook
de collectie van de heer Italiaander, schrij
ver over reizen in Centraal Afrika, van
waar hij moderne negerkunst, geschilderd
of gedrukt, meenam. Men kan deze kunst
interessant vinden als fase in een nog jon
ge ontwikkeling. De zogenaamde primitie
ve negerkunst kan nauwelijks nog bestaan
sinds de laatste gebieden geopend worden
voor westerse cultuur, als men dat na Hi
roshima nog zo wil noemen. Houvast
wordt natuui-lijk gezocht in ei.-en verleden.
Echt een basis acht ik dat verleden niet.
Zou men al mogen twijfelen aan de moge
lijkheid van het voortbestaan van een pri
mitief geloof, van levensgewoonten en le
vensvoorwaarden, deze kunst overtuigt in
ieder geval niet van een grote steun van
dat vex-leden. Zelfs een folklore lijkt te
ontbreken. Eerlijk gezegd is hier veel dat
aandoet als de kitsch, waaraan toeristen
zonder smaak zich te goed kunnen doen.
Dan is er werk, dat geïnspireerd werd
door tekeningen uit de oertijd, dat de in
vloed van westerse academies vertoont,
waaraan moderne schilders als Klee mis
schien zelfs te pas zijn gekomen, dat ver
wijst naar Midden-Aziatische invloeden
of wel kennisneming van andei-e, overigens
toch nog moeilijk levend te noemen cul
tuur, werk tenslotte van een onbevangen
kinderlijkheid.
Het door mij reeds ter gelegenheid van
diens tentoonstelling in Den Haag bespro
ken werk van Paul Citi'oen is thans tot
25 maart eveneens in het Stedelijk Mu
seum te Amsterdam, dus dichter bij huis,
te zien. Aan het reeds geschrevene kan ik
toevoegen dat het weerzien me nog en
thousiaster maakte voor deze voor Neder
land belangrijke figuur.
Bob Buys
Meneer Pino had verteld, dat de jongens elke dag vrij waren om overal op het
eiland te spelen. Alleen oppassen voor het water en geen kattekwaad uithalen
natuurlijk!
En zo gingen Rick, Bunkie en Oepoetie voor het eerst hun eiland verkennen. Het
zag er overal gezellig uit, echt om plezier te maken in hun vakantie. En toen kwa
men ze bij een hoge, houten toren, die tussen de struiken oprees.
„Kijk 'eseen uitkijktoren!", zei Bunkie. „Daar kunnen we bovenop klimmen!"
17-18
DRIE NAMEN vermeldt het affiche voor
de nieuwe Fi-anse film „L'air de Paris", die
de bewonderaars van de Franse cinemato
grafie gemakkelijk naar de bioscoop lok
ken. Het zijn Marcel Carné, Jean Gabin en
Arletty. Men zoekt even zijn geheugen af
naar de film, waarbij ze ook alle drie be
trokken waren. En dan weet men het weer:
„Les enfants du paradis". Maar wat ligt
er een afstand tussen deze zo vermaard
geworden film en „L'air de Paris". Een af
stand in jaren en in kwaliteit. Men herkent
Carné nauwelijks. Is dat nu de man, die
„Quai des brumes" maakte en „Hotel du
Nord" en „Le jour se léve"?
Is dat wel dezelfde filmer, wiens
verbeeldingen van 's mensen eenzaamheid
en de gruwelijkheid van het noodlot in de
jaren '38 de Franse filmkunst op zo'n hoog
artistiek niveau deden belanden, dat het
alleen maar belaagd kon worden door wie
bezwaar maakten tegen de trieste sfeer
van ondergang welke haar wezenskenmerk
waren. Die films vergeet men niet meer en
misschien is de herinnering daaraan de
grootste vijand geworden voor Carné's
reputatie. Want het is moeilijk jezelf te
evenaren, laat staan te overtreffen. Maar
zelfs met de mildste maatstaf zou men
toch werkelijk bitter weinig goeds kunnen
zeggen van het jongste produktvan Carné's
regie. Het is wel een heel duidelijke terug
val in de middelmatigheid.
Ook in „L'air de Paris" probeert Carné
het thema van de eenzaamheid te bespelen,
maar in de onwaarschijnlijkheid van de
personages, aan wier gemoedservaringen
hij zijn talenten toetst, blijft ditmaal zijn
talent steken. Hij laat ons kennismaken
met een jonge spoorwegarbeider, Dédé, die
bij toeval in aanraking komt met een oud
bokser Victor (de ontmoeting veidoopt niet
zo hardhandig als men misschien conclu-
deei-t) en door deze geweldenaar terstond
als een wereldkampioen in de dop herkend.
Dédé is cynisch en verbeten. Hij heeft het
ADVERTENTIE
UlUlulUnd »«rltrijgbMf bij H.H. »poth«k«r». droglitan, kappara «n da apaclaalbranehe.
niet gemakkelijk gehad in het leven, had
geen vrienden en maakte zich er geen. De
armoede leest men van zijn gezicht. Victor
neemt hem „liefderijk" bij zich op en gaat
de jonkman trainen. Erg naar de zin van
Victor's vrouw is dat niet, maar zij heeft
zich maar te voegen naar de wensen van
haar man en kan alleen hopen dat hij zich
vergist in zijn waardering. Het lijkt er op
dat ze haar hoop in vervulling ziet gaan.
De jongeman leert namelijk een manne
quin kennen, die dan wel in weelde leeft,
maar aan echte liefde heel wat tekort
komt. Natuurlijk krijgen die twee dan een
hevige passie voor elkaar. De mannequin
gaat echter inzien dat zij te „werelds" is
voor de knaap en ze vertrekt met onbe
kende bestemming. Victor kan zich daarop
weer over zijn pupil ontfermen en- hem
meetronen naar zijn aanstaande wereld
kampioenschap.
ZO IN HET KORT VERTELD en met
een tikje ironie behandeld lijkt dit ge
geven al op het eei-ste gezicht waardeloos.
Nog zou er wat van te maken zijn geweest
als het maar niet zo in het psychologisch
vlak was getrokken. Een gezond hard ver
haal - echt een kolfje naar. de hand van de
Amerikaanse filmers - kan een boeiende
film opleveren, waarnaar men met meer
genoegen zit te kijken dan naar deze weke
geschiedenis van een eenzame bokser, die
net van het verkeerde juffertje gaat hou
den. Dat is zo vals en onwaarachtig, zo ge-
ensceneerd, dat Cax-né er voor had moeten
passen. De verfilming van een bokspartij
is daarenboven ook al niet erg smakelijk
en evenzeer heel duidelijk in scène gezet.
Nergens wox-dt men door de bokser ge
ïmponeerd. Overal sleept Carné er het hart
van de jongeman bij. Deze dualiteit maakt
de film ongeloofwaardig. Slechts Jean
Gabin en Arletty zijn in verschijning echt.
Zij een geestig getypeerde ontevreden
vrouw, hij een man met de wijsheid der
jaren, die zijn sport nochtans altijd laat
prevaleren boven de belangen van zijn
huiselijke staat. Natuurlijk kunnen die
twee het met zo'n gegeven ook niet klaren,
maar hun aanwezigheid geeft tenminste
nog een beetje kleur aan de zaak.
Intussen is dat maar een mager resultaat
voor Carné. Zou hij dan werkelijk op zijn
retour zijn? Of is dit een nieuwe keer in
zijn werk, dat zich nu richt naar een
popularisering van eeuwenoude motieven
in de gewone jongens? We zullen zien.
P. W. Franse
AMSTERDAM, Vrije Universiteit: Gepro
moveerd tot doctor in de wis- en natuurkun
de op het proefschrift „Synthese en anti-
virale eigenschappen van gesubstitueerde
acetophenonen": de heer J. Brug, geboren
te Meppel.
7 „Toch heeft ze niet ontdekt voor hoeveel waarde er
binnen haar bereik ligt, anders zou ze mij erover
gesproken hebben. Daar komt nog bij, dat in dat geval
de kranten er vol van gestaan zouden hebben. Nee,
maak je daarover maar geen zorgen. Het geld is nog
veilig op zijn plaats. En het zal niet lang dux-en voor we
er de hand op kunnen leggen."
„Hebben ze binnen veel veranderingen aangebracht,
Baas", vroeg Harry.
„Dat was een punt, waar ik bijzonder veel belangstel
ling voor had, toen ik mij het huis liet rondleiden in mijn
kwaliteit van ambtenaar van de afdeling Hertaxatie van
de Dienst der Belastingen en AccijnzenEn de oude
dame, die mij alles liet zien het meisje was namelijk
een dagje weg
„Wat een geluk, Baas!"
„Geluk? Geen sprake van. Zoiets laat ik niet aan het
geluk over. Ik belde op en vroeg haar te spreken. Toen
ik te horen kreeg, dat ze een dagje uit was, greep ik de
gelegenheid natuurlijk met beide handen aan. Haar lieve
tante was bijzonder vriendelijk en ze had niet het min
ste wantrouwen. Ik maakte een gedetailleerde schets
van het hele huis, die ik voor jullie heb meegebracht."
Hij haalde een papier uit zijn zak, spreidde het op de
tafel uit, waarna de drie mannen zich erover heen bogen
om het te bestuderen. „Kijk, hier is de voordeur", zei de
Baas, die met zijn potlood aanwijzingen gaf, „die heeft
grendels, beneden en boven, en bovendien nog een ket
ting. Vrouwen, vooral oudere, plegen grendels en ketting
elke avond zorgvuldig te sluiten als zij zich ter ruste
begeven."
„Weet u, waar die bei-oerde hond 's nachts slaapt,
Baas?"
„Die hond? Dat kan ik je precies vertellen. Die slaapt
in de kamer van zijn jonge meesteres."
„D'r ontgaat je niet veel, Baas", vleide Harry.
„Hier", en de chef ging weer verder met zijn potlood,
„is de grote, cirkelcormige hal en daar, aan de linker
kant, ligt de zeer grote en mooi-gemeubileerde voorka
mer„Dat is de plek", kon een van hen zich niet
niet weerhouden te zeggen. „Nog gezien of ze aan de
vloer hebben gezeten?"
„Nee, dat hebben ze niet. Belastingambtenaren zijn
nu eenmaal nogal precies en willen allerlei kleinigheden
wetenTegenover de oude dame verontschuldigde ik
de pietepeuterigheid van mijn chefs, maar intussen wist
ik, wat ik weten wilde!"
„Dat is het toppunt, Baas!"
„Ik was wel verplicht de gekste dingen te vragen en
zij antwoordde op letterlijk alles. Uit eigen beweging zei
ze, dat alle plafonds in het gehele huis hersteld hadden
moeten worden. Maar de vloeren, zei ze, waren in ver
rassend goede conditie en daar behoefde niets aan te
gebeuren."
Het drietal grinnikte om deze geruststellende mede
deling.
„Die is goed", riep een van hen uit. „Als we die hond
nou maar kwijt zijn, zullen de centjes ons in de zak
rollen. Wanneer mogen we de kraak zetten, Baas?"
Maar deze hield als het ware bezwei-end zijn hand
omhoog.
„Laten we niet te veel haast maken, jongens", gaf hij
ten antwoord. „Er staan grote dingen op het spel, denk
daai-aan. Een paar dagen extra maakt niets uit."
Daarop wendde hij zich tot Harry: „Ben jij op het
ogenblik niet met vakantie?", vroeg hij.
„Zo is het, Baas, ik heb nog een week."
„En de politie zit je niet meer achter de vodden?"
„Nee, ze hebben me al een paar weken zonder controle
gelaten."
„Schitterend. Nu, ik ben van plan aan de zoom van
het bos een kampeerwagen neer te zetten, van waaruit
ik het Witte Huis kan begluren. Kom jij iedere avond bij
me aan."
Daarop richtte hij zich tot de twee anderen.
„En jullie blijven hier totdat je wat van me hoort.
Zodra het jullie tijd is, laat ik het weten."
Zij knikten berustend.
„Is het makkelijk om er binnen te komen, baas?",
vroeg er een.
„Heel makkelijk, van de achterkant tenminste. Alle
kamers aan de voorzijde hebben luiken, maar die ont
breken aan de keuken en de bijkeuken. En de ramen
hebben daar de gewone, ouderwetse knippen, die zonder
moeite weggeschoven kunnen worden".
„En hoe doen we met de hond?"
„Ja, daar wilde ik het juist over hebben, jongens. Je
begrijpt, dat er een nogal eenvoudig middel is om die
kwijt te raken".
„Als die dood is, geeft de rest geen moeilijkheden
merkte een van de twee op, terwijl hij, met minachting
voor zo'n eenvoudige zaak, de kring rondkeek.
Maar de baas was nog niet tevreden.
„Denk er goed aan", zei hij, „dat ik geen geweld wil.
En er is trouwens nog iets, waar jullie mee rekenen
moeten".
Zachtjes sloeg hij op de tafel als om de betekenis van
wat hij ging zeggen te onderstrepen. Toen ging hij, lang
zaam en nadrukkelijk, voort:
„Als jullie de poet in je bezit hebt, moet je alles ach
terlaten zoals het was. Hamer dat goed in je hoofd,
allemaal! Begrepen?"
Gedurende enkele ogenblikken keek het drietal hem
aan, alsof zij dit bevel niet begrepen hadden.
„Waar is dat in 's hemelsnaam goed voor, baas?", vroeg
een van hen tenslotte.
„Omdat ik het zeg, versta je me!", snauwde de dikke
woedend. „Omdat om het eens precies te zeggen ik
hersens in mijn hoofd heb en jullie niet! Is niemand van
jullie zo link om te begrijpen, dat die twee vrouwen
natuurlijk denken, dat jullie gewone inbrekers zijn en
dat, als de politie wordt gewaarschuwd en dat gebeurt
vanzelfsprekend de smerissen het huis in volmaakte
orde aantreffen? Dan wordt er niets vermist en het ont
gaat hun wat jullie eigenlijk kwamen doen!"
Het trio begon het te snappen en zij grijnsden van
plezier.
„Verdraaid!", riep er een en er lag diepe bewondering
in zijn stem.
„Als je dus maar begrijpt, dat je mijn bevelen precies
opvolgt", zei de dikke weer. „Zorg er dus voor, dat je de
luiken dichthoudt, terwijl je aan het werk bent en dat
je goed oplet, wanneer je ze weer opendoet bij het heen
gaan. Zijn ze gesloten als je binnenkomt, dan léét je ze
gesloten als je vertrekt. Blijft alles ik zeg: alles, ver
sta je me? in precies dezelfde toestand achter als
waarin je het gevonden hebt, dan begrijpen die klabak
ken niet wat jullie daar hadden te zoeken!"
Sheila Morstone schrok wakker en stak de kleine lamp
aan, die op een tafeltje bij haar bed stond.
(Wordt vervolgd).
ZATERDAG 16 MAART
Minerva: „To catch a thief", alle leeft.,
7 en 9.15 uur. Frans Hals: „De geweten
lozen", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Studio:
„Schuldig bloed", 18 jaar, 6.45 en 9.15 uur.
Lido: „Anastasia", alle leeftijden, 7 en 9.15
uur. Luxor: „Bloed in de zon", 14 jaar, 7
en 9.15 uur. Rembrandt: „Sissi", alle leeft.,
7 en 9.15 uur. Cinema Palace: „De schaduw
op het dak", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Roxy:
„Heersers der vallei", 14 jaar, 7 en 9.15 u.
Stadsschouwburg: Charlotte Kohier in
„Frasquita", 8 uur.
ZONDAG 17 MAART
Minerva: „To catch a thief", alle leeft.,
2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Lido: „Désdrée", 14 j.,
11 uur. „Anastasia", alle leeft., 2, 4.15, 7 en
9.15 uur. Frans Hals: „The HarderThey
Fall", 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor:
„Bloed in de zon", 14 jaar-, 2, 4.15, 7 en 9.15
uur. Studio: „Schwarzwald Madel", alle
leeft., 11 uur. „Schuldig bloed", 18 jaar,
1.45, 4.15, 6.45 en 9.15 uur. Rembrandt: „Het
verloren continent", alle leeft., 11 uur.
„Sissi", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur.
Cinema Palace: „Koning der melodieën",
alle leeft., 10.30 uur. „De schaduw op het
dak", 14 jaar, 2. 4.15, 7 en 9.15 uur. Roxy:
„Heersers der vallei", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en
9.15 uur. Stadsschouwburg: „Ballet der lage
landen", 8 uur. Cultura: Wijdingsmorgen
Ned. Ver. van Sph-itisten „Harmonia".
Spieker G. C. Bont. 10.30 uur. Ned. Herv.
Kerk Wilhelminaplein: Mevrouw T. Kirch-
heinezGalatius over het kerkelijk leven
in Denemarken, 7 uur. Zuiderkapel: J.
Sevensma, 10 en 5 uur. Jeugdsamenkomst
o.l.v. Jaap Polderman, 8 uur.
MAANDAG 18 MAART
Minerva: „Als de dauw hangt, komt er
regen", 18 jaar, 8.15 uur. Roxy: „Het mys
terie van de cobra". 18 jaai-, 2.30, 7 en 9.15
uur. Frans Hals: „De gewetenlozen", 18 j.,
2.30, 7 en 9.15 uur. Studio: „Schuldig
bloed", 18 jaar, 2, 6.45 en 9.15 uur. Lido:
„Anastasia", alle leeftijden, 2, 4.15, 7 en
9.15 uur. Luxor: „Bloed in de zon", 14 j.,
2, 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „Sissi", alle
leeftijden, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Cinema
Palace: „De schaduw op het dak", 14 jaar,
2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Zang en Vriendschap:
Geestelijk Centrum „De Grotere Wereld"
met toespraak, 8 uur. Begijnhofkapel: J. A.
de Wilde over „Wat speelt zich in Oostenrijk
af?" Zangdienst van 7.30 uur af.