Nieuwe opstelling middeleeuwse kunst
TWAALF DAMES EN HEREN GEZWORENEN
BEOORDELEN DE STRIJDPUNTEN
IN MUSEA VAN PARIJS
Een record van
kiemkracht
DEBUTANTE
Nederland kent het systeem der jury-rechtspraak
niet. Daarom is het wel eens interessant iets te ver
nemen van-de ervaringen en indrukken van een
„gewone burger" uit de Engelse hoofdstad, die
deel van zo'n college heeft uitgemaakt.
NU HET SEIZOEN weer nadert, waarin
velen een bezoek zullen brengen aan Pa
rijs, is het wel de moeite waard weer eens
aandacht te besteden aan de nieuwe op
stelling van middeleeuwse kunst in de
Franse hoofdstad. Van de ambachtelijke
middeleeuwse kunst is in de loop der tijden
veel verloren gegaan door brand, oorlog,
beeldenstorm en verval. In de zeventiende
en achttiende eeuw bestond er bovendien
maar een beperkte belangstelling voor de
relikwieën uit de romaanse en gothische
periode, maar er is altijd in meer of min
dere mate een traditie bewaard gebleven,
waardoor kostelijke stukken van vóór de
Renaissance werden behouden.
IN HET MIDDEN van de achttiende
eeuw zien we voor het eerst weer in Enge
land als getuige van hernieuwde apprecia
tie in de meubelen van Thomas Chippen
dale, behalve Chinese ook gothische mo
tieven verschijnen. Langley schreef een
boek getiteld „Gothic Architecture Resto
red and Improved" en enige tijd later be
gon Horace Walpole een bestaand landhuis
bij Twickenham tot neo-gotisch kasteel te
verbouwen. In de eerste helft van de ne
gentiende eeuw, de tijd toen de romans van
Hugo en Scott in het middelpunt der be
langstelling stonden, was door en met de ro
mantiek over heel Europa een grote vere
ring voor de middeleeuwen ontstaan en de
kunstzinnige élite kwam al vroeg onder de
bekoring van de gothische kathedralen en
de Vlaamse „primitieven".
Een van de bekendste collectionneurs in
Parijs was in die tijd Alexandre du Som-
merard, die van 1833 tot 1842 het bekende
„Hötel Cluny" heeft bewoond. Dit prach
tige laat-gothische herenhuis werd tussen
1480 en 1510 gebouwd door de Abbé van
Cluny naast het schilderachtige gallo-Ro-
meinse ruïnecomplex, dat nu duidelijk van
de boulevard St Michel af te zien is. Van de
middeleeuwse kastelen en herenhuizen is
er helaas nog maar weinig over in de
Franse hoofdstad. De buitengewoon grote
en fraaie „Grand Salle" van het Pa
lais de la Cité" brandde af in 1618. Geluk
kig bezitten we nog een gravure van Du
Cerceau, die ons een indruk kan geven van
deze weidse ruimte zoals die er nog uit
zag vóór de brand. Dit is dezelfde ruimte
als de tegenwoordige „Salie des Pas Per
dus" in het Palais de Justice. Van het mid-
deeeuwse Louvre van Philippe Auguste en
Charles V (Karei de Wijze) resten ons nog
slechts enige fragmenten in de kelders van
het wereldberoemde museum. Op het pla
veisel van de „Cour Carrée" staat het
grondplan van de vroeger vier keer zo kleine
binnenplaats aangeven. De twee concen
trische cirkels duiden de plattegrond van
de hoge zware donjon aan, die door de
vorst als bibliotheek werd gebruikt. De ko
ninklijke „hotels" St. Paul en Des Tour-
nellss zijn reeds lang verdwenen en van het
helaas in de vorige eeuw gesloopte „Hótel
de la Trémouille" bleven alleen nog enkele
fragmenten bewaard, die aan de muren
van de „Ecole des Beaux Arts" bevestigd
zijn. Gelukkig wordt het „Hótel de Sens"
nu gerestaureei-d. Vooral hier wordt door
de onregelmatigheid en de asymmetx'ische
schikking van de bouwonderdelen het
schilderachtige effect sterk geaccentueerd.
De woorden „Men wordt gekweld door
evenwijdigheid" van Madame de Mainte-
non, die zij sprak om het onstellend gebrek
aan comfort van de schitterende pracht van
Versailles te hekelen, gelden zeker niet
voor de laat-gothische schilderachtige pa-
leisjes, die veel comfortabeler waren dan
de oudere burchten.
NA DEZE KLEINE uitwijding keren we
naar het „Hötel Cluny" terug. Dit gebouw
werd na de dood van Alexandre du Som-
merard door de Franse staat aangekocht.
Een eeuw bijna, sinds 1844, heeft het pu
bliek kunnen genieten van de voor onze
smaak wat ordeloze, rommelige en overla
den opstelling in Ixet uiterst romantisch
aandotnde interieur. In het laatste zaaltje,
ln het gothische gedeelte van het museum,
waar de moderne houten massieve trap in
uitkomt, is de herinnering aan de oude op
stelling levend gebleven. Wij krijgen de
indruk van een oergezellig romantisch rari
teitenkabinet als we de prenten en schilde
rijen en ook de wijze van opstellen hier
beschouwen. De meest heterogene objecten
van verschillende ouderdom en stijl zien
wij broederlijk bij elkaar staan.
De heren P. Verlet en F. Salet hebben
bij de tegenwoordige inrichting echter ge
heel andere maatstaven genomen. Zij zijn
uitgegaan van het dertiende-eeuwse „Livre
des Métiers" van Etienne Boileau, die het
ambt van „Prévot de Paris" (voorzitter van
het stadhuis, een soort burgemeester) be
kleedde. De indeling en het ondex'scheid
tussen de verschillende ambachten werd
dus de maatstaf waaraan de huidige opstel
ling ten grondslag ligt. Zo is er dus een zaal
gewijd aan de wandtapijtkunst, een andere
waar men de voortbrengselen der schrijn
werkerskunst kan zien en nog een zaal, die
onder meer de prachtige werkstukken der
middeleeuwse smeden bevat. Toch is deze
indeling niet al te rigoureus doorgevoerd.
Het geheel moest esthetisch bevredigend
zijn en eentonigheid diende vermeden te
worden. Een zaal met een prachtige ge
beeldhouwde schouw en met schitterende
wandtapijten is hier een goed voorbeeld
van. Op deze laatste ziet men taferelen, uit
het (geïdealiseerde) leven van een schone
jonkvrouw, die baadt in een bron in een
bloemrijke tuin. Er musiceren minstre
len en er is een kamer joffer, die een juwe
lenkistje draagt. Er staat hier ook een don
kere gothische kast met steunbex'en en tx*a-
ceerwerk versierd. Hierop staat blauw, wit
en goud geëmailleerd Venetiaans vaatwerk.
Men waant zich hier op bezoek bij een edel
man uit de vijftiende eeuw.
De hierboven genoemde kunstschatten
zijn te zien in een deel van het museum,
dat in 1949 is heropend. Van 1939 tot 1949
is het museum gesloten geweest. Een ge
deelte, dat aan de boulevard St. Michel
ligt, is enige maanden geleden heropend.
De muren van deze vleugel dateren voor
een groot deel uit de derde eeuw. Sinds de
middeleeuwen noemde men dit als een
schilderachtige ruïne aandoend bouwwerk
„Le palais des Thermes" (waarschijnlijk
ten onrechte). Het heeft jaren geduux'd
voordat dit gedeelte gerestaureerd en in
gericht was. Eindelijk is het dan zover dat
het eerste van de op te richten „Musées de
la Demeure" gereed gekomen is. Het musée
Cluny is nu geheel en alleen bestemd voor
de kunst uit de middeleeuwen. Voor de oor
log waren er ook voorwerpen uit wat latere
IN 1857 STUURDE de directie van de
Koninklijke Botanische Tuin van Londen
een pakket met zaden van zeshondei'd ver
schillende planten naar de universiteit van
Melbourne, waar men ze in de tuin moest
planten. Het zaad arriveerde echter wat te
vroeg, er was nog geen tuin. Daarom boi'g
pien het zolang in een droge, schone kast
bp/... en vergat het daarna helemaal. Pas
In 1906 werd het toevallig teruggevonden.
Om het te lesten zaaide men ongeveer drie
perioden geëxposeerd, maar deze worden
bewaard voor nog op te richten musea. Be
halve met moeilijkheden door gebrekkige
financiële middelen (vooral daarom duurde
de restauratie zo lang) heeft men ook met
andei'e problemen gezeten. De uit de Ro
meinse tijd daterende bouwdelen, die van
architectonisch belang zijn, moesten name
lijk evenzeer de aandacht vragen als de col
lectie. Het pleit voor de smaak van de in
richters, dat'overal de ruimtewerking ge
accentueerd is en hoewel er tamelijk veel
voorwerpen geëxposeerd zijn toch nergens
een hinderlijke overlading ontstond. Ieder
object kan gemakkelijk op zich zelf be
schouwd worden. Voor kunsthistorische
vergelijking van belang zijnde objecten be
vinden zich in de directe nabijheid. Dit laat
ste is vooral bij de „émaux de Limoges"
goed merkbaar. Aan de overkant van deze
Vitrine zijn de geëmailleerde voox'werpen
uit de Maasstreek geëxposeerd en daar
weer naast hangt een kleine vitrine met
dezelfde soort voorwerpen uit het Byzan
tijnse keizerrijk. Ook de keuze der stoffen,
die als achtergrond gebruikt worden, is
zeer geslaagd. Men heeft goudgele zijde ge
bruikt als achtergrond voor de voorwerpen
van „émail cloissonné" of „émail cham-
plevé", wit ribfluweel voor de sieraden en
lichtblauwe zijde voor de gouden of ver
guld zilveren kerkelijke gebruikswoorwer-
pen.
De grootste ruimte is het vanouds be
kende „Frigidarium" nu veelal „Collége
des Nautes Parisiens" genoemd. Men krijgt
hier de indruk in Rome te zijn. Behalve de
„Pilier des Nautes" (het monument der
schippers) staan hier maar zeer weinig an
dere gallo-romeinse resten "opgesteld. Deze
grootse ruimte doet aan de schilderijen van
Hubert Robert en de „Carceri" van Pirane-
si denken. Het zou ons te ver voei-en alles
te beschrijven wat er te zien is. Men kan
beter met eigen ogen van deze pracht, die
zo geraffineerd mooi is opgesteld, genieten.
Ook de wijze van belichting (nogal moeilijk
op te lossen in oude gebouwen) is alleszins
vei'meldenswaard. In een andere zaal, die
op het zuiden is gelegen, zijn tegen een zeer
oude, rustiek uitziende muur de oude kapi
telen van St. Germain-des-Prés geplaatst
In het midden van deze zaal staat de
Adamsfiguur, die afkomstig is van de Nötre
Dame, sterk gerestaureerd. In de daarop
volgende zaal, die een laag plafond heeft,
waaraan enige gewelfsluitstenen bevestigd
zijn, kan men ook de schitterende apostel
beelden van de Sainte-Chapelle en de beel
den van St. Jacques-de-l'Höpital zien. Men
Een gedeelte van de kapel, die behoort
aan de geestelijken van Cluny in
heeft in het midden hier een groepje kleine
romaanse kapitelen op zeer eenvoudig ge
vormde moderne voetstukken gezet, zodat
ook deze objecten zoveel mogelijk op dia
hoogte zijn opgesteld waarvoor ze zijn ge
maakt en ook goed te bekijken zijn. De
hierop volgende zaal, heel hoog en ruim, is
ingericht voor beeldhouwwerk van beschei
dener formaat, terwijl enige altaarschilde
ringen de met opzet ruw gehouden ouda
muren verlevendigen. De beeldgroepjes zijn
soms op vei'schillend niveau geplaatst. Deze
zaal krijgt licht van boven doordat er in
het nieuwe gewelf een vierkante opening
is uitgespaard.
ALS WE even teruggelopen zijn en in de
zaal met de Adamsfiguur de trap opgegaan,
komen wij onder de bekoring van een
waaldijk majestueus ensemble. Recht voor
ons zien we een grote ronde zaal, die licht
ontvangt door een cirkelvormige opening
zoals in het Pantheon in Rome: we krijgen
de indruk alsof we in een ï'eusachtige ronde
tent staan, zo'n tent als die, welke de oude
koningen gebruikten als zij te velde waren.
Het weefsel, dat de ruimte afdekt, is met
lichtblauw-groene, witte en goudkleurige
banen versierd. In deze indrukwekkende
rmuimte is tegen de rondlopende muren de
wereldbei-oemde wandtapijtenreeks „La
Dame a la Licorne" opgehangen.
In de volgende zaal zijn de produkten der
emailkunst uit Limoges en andere veelal
kerkelijke goud- en zilverschatten te be
wonderen. Men heeft voor de reliekschij
ven, hostiedoosjes, kruizen en kandelaars
en dergelijke een vitrine gebouwd met een
groot holgebogen glas. De voorwerpen zijn
op ongelijke hoogte geplaatst. Dit verhoogt
de zichtbaarheid en vermijdt eentonigheid.
Voor het gebrandschilderd glas, dat in een
als muur aandoend schotwerk gezet is, be
nevens voor de ceramiek, is er een klein
zaaltje, dat aan de gothische binnenplaats
ligt. Het doet plezierig aan, dat veel grote
stukken zoals schalen niet in vitri
nes staan. Al deze prachtige „vroege"
kunstnijverheidsprodukten zijn meesterlijk
geëxposeerd. Vergelijk hiermede eens de
reeds verouderde opstelling van dezelfde
soort objecten in het bekende „Museé des
Arts Decox-atief".
Velen onder ons zullen intens genoten
hebben van de niet te overtreffen wijze
waarop in ons Rijksmuseum de eeuwen
oude produkten der kunstnijverheid ten
toongesteld zijn. Vooral voor hen, die dit
laatste gezien hebben, zal een bezoek aan
Musée Cluny zeer de moeite waard zijn!
Mocht u weer eens in Parijs komen, gaat
u dan even kijken.
R. li. R. Bangert
lllllllllllllllllllflllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllll
duizend zaadjes uit, waarvan er zesenveer
tig uitkwamen. In september 1940, gedu
rende het bombardement van Londen, is
brand in het Brits Museum ontstaan. Bij
het blussen werd het zaad van een bonen
soort nat, dat al in 1793 uit China naar En
geland werd overgebracht. Een maand
later werden de museumbeambten zeer
verrast. Enkele zaden, die honderdzevenen
veertig jaar in een vitrine hadden gezeten,
ontkiemden. Wetenschappelijk is vastge
steld, dat de mogelijkheid om te ontkiemen
juist bij graansoorten tot niet meer dan
vijfentwintig jaar is bepex'kt. Daarentegen
hebben ondei'zoekingen aangetoond, dat hot
zaad van vele andere planten na zeer lange
tijd nog kan ontkiemen. Niet ver van het
dorp Lioe-tsja-toeng in noordoost-China
ligt een uitgedroogd meer. Op de bodem
daarvan, drie tot vier meter diep, bevindt
zich een dikke turflaag. In het bovenste
gedeelte van die turflaag heeft men vele
lotoszaden gevonden, die na uitzaaiing ont
kiemden. Aangezien lotos alleen in water
gi'oeit, moeten die „leveixde" zaden stam
men uit de tijd waarin het meer nog be
stond. De Amerikaanse geleerde Willard
Libby stelde met behulp van x-adioactieve
elementen vast, dat de ouderdom van ver
scheidene van die lotoszaadjes tussen acht
honderddertig en twaalfhonderdvijftig jaar
schommelde. In januari 1955 onderzocht
Willard Libby een paar stukken houtresten
van een primitieve boot, die in de buurt
van Tokio werden opgegraven. In die res-
ten zaten ook een paar lotoszaden. De
ouderdom van boot en zaden werd volgens
de x-adioactieve methode op drieduizend
jaar bepaald. Ook die zaden ontkiemden
nog. Aldus een artikel, dat wij vertaalden
uit een populair-wctenschappelijk Russisch
tijdschrift van recente datum.
In „Contrapunt" van David Lichine op
muziek van een onbekende Venetiaanse
meester debuteei-de deze week de zeven
tienjarige Sonja van Beers (die men op
de foto ziet met Peter Paul Zwartjes) in
de voorstelling „van petit rat tot soliste"
bij het door Sonia Gaskell geleide Neder-
lands Ballet. O
DE juryleden komen tegen half elf in de rechtbank. Zij zijn meestal vervuld van
gevoelens van eigen belangi'ijkheid. De officiële oproep tonen zij met enige trots.
Onmiddellijk hierop krijgen zij een koude douche, want zij worden gebracht naar
een vertrek waar zoveel andere jux-yleden zijn samengepakt, dat er maar voor som
migen een zitplaats is. Dit is de eerste zitting. Dus moet er eerst een kleine formali
teit worden vervuld. Een bode roept een aantal namen met luider stemme af. Zij, die
present zijn, worden dozijnsgewijs gerangschikt en vervolgens in optocht, vooraf
gegaan door een deurwaarder, naar de zaal gebracht, waar hun zaken dienen. Wie
niet present is, krijgt vijftig gulden boete. Dit geld wordt teruggegeven, als de af
wezige later toch komt en een aanvaardbare verontschuldiging voor zijn vertraging
kan opgeven. Tien minuten na het begin van dat appèl en nadat men inmiddels een
groot aantal rode toga's, zwarte toga's, pruiken, kanten manchetten en luid-pralende
ambtenaren heeft gezien, vinden de juryleden zichzelf terug in een kale rechtszaal
met marmeren zuilen. Dan is het zover, dat men met zijn mede-juryleden (in mijn
geval waren daar twee vrouwen bij) in actie kan komen.
Het komt ook wel voor, dat de rechter eerst een aantal zaken afdoet, waaraan geen
jury te pas komt. Dan zit men in de zaal net als de rest van het publiek. Tot het
grote ogenblik daar is! Men hoort zijn naam afroepen en neemt plaats op een der
voor de jury gereserveerde zetels. De vex'dachte heeft het recht om bezwaar te ma
ken tegen een of meer leden der jury. Natuurlijk moet zo'n bezwaar gegrond zijn.
Is men geaccepteerd, dan komt de eedsaflegging. De formule luidt: „Ik zweer bij
God Almachtig, dat ik goed en waar zal beoordelen de strijdpunten tussen onze
Soevereine Koningin en de gevangene in de beklaagdenbank, dat ik een eerlijk oor
deel zal vellen op grond van de getuigenissen". Het klinkt eenvoudig, doch tenminste
twee leden van de jury, waarvan ik deel uitmaakte, hadden moeilijkheden met de
zinsbouw. Die moeilijkheden dankten ten dele hun ontstaan aan het feit, dat iemand
in het formulier op de verkeerde plaats komma's met een potlood had aangebracht.
NA DE EEDSAFLEGGING begint de openbare behandeling der zaak. Is die afge
lopen, dan geeft de rechter een samenvatting van wat er behandeld werd. Hierna
gaan de gezworenen, voorafgegaan door een deurwaai'der, naar een voor hen ge
reserveerd vertrek. Dit is pover gemeubileerd: een houten tafel en twaalf harde
houten stoelen. Een der stoelen staat aan het hoofdeinde, een aan het benedeneinde
en telkens vijf langs de brede kant van de tafel. De deurwaarder wijst op een bel
aan de muur, waarop gedrukt moet worden, als de jury klaar is met zijn oordeel en
naar de zittingszaal moet worden teruggeleid. Vei'volgens prevelt
de deurwaarder: „En wilt u iemand uit uw midden aanwijzen, die
namens u allen het woord zal doen, als u weer in de zaal bent?"
Op deze huiselijke manier kiest de jury zijn „voorman". Het toe
val wilde, dat in mijn jury ik het was, die de „voorman" aanwees.
Ik stelde een heer voor, die er degelijk uitzag en blijkens zijn
accent uit Lancashire afkomstig was. Waarom ik hem koos? Omdat
hij toevallig aan het hoofd van de tafel was gaan zitten. Na deze
„benoeming" was ex*, alvorens wij de eerste zaak konden bespre
ken, een minuut volkomen stilte. Toen echter haalde een der beide
vrouwelijke gezworenen een pakje cigaretten uit haar tas. Lucifers
en aanstekers kwamen ter tafel. Toen viel er weer een stilte, maar
het ijs was gebroken, want al gauw zei een van de leden van onze jury geheel
onverwacht: „Wat ik in die zaak eigenaardig vond, wasHierop kwamen de
tongen los. Tien minuten sprak iedereen snel, veel en door elkaarnaar mijn
mening vaker niet dan wel ter zake. Doch wij waren nog onervaren gezworenen en
dus moesten we snuffelen als terriers om alle kanten van de zaak goed te kunnen
bekijken. Alles wat tijdens de zitting naar voren was gekomen, lieten wij opnieuw
de revue passeren. Niemand echter sprak het woord „schuldig" of „onschuldig" uit.
Toen het gepraat wat minder druk werd, herinnerde onze voorman ons er echter aan,
dat wij moesten uitmaken, welke feiten zonder redelijke twijfel juist wax'en en
voorts, dat wij op enige vragen een stellig antwoord moesten geven. Al spoedig
bleek, dat ons twaalftal het voor de volle honderd percent eens was.
Is in de raadskamer der gezworenen het woordje „schuldig" gevallen, dan zijn er
altijd enige juryleden, die een paar minuten nodig hebben om de beslissing voor
In deze prille voorjaarsdagen schieten de modeshows weer als paddestoelen
uit de grond. Op de Huishoudbeurs in het RAI-gebouw, waar een bekend
Amsterdams „huis" zijn zomercollectie toonde, maakte onze fotograaf dit
aardige plaatje van twee nonnetjes, wier habijten en gesteven kappen wel niet
aan mode-fluctuaties onderhevig zijn, maar die desondanks toch wel nieuws
gierig waren naar wat haar ivereldse zusters deze zomer zullen dragen. Eén
van de levendigste afdelingen ivas overigens een miniatuurverkeersplein met
zebra's, knipperbollen en gevaarlijke kruispunten, waar de lieve jeugd zich in
glanzende speelgoedauto's mocht oefenen in de regels van het wegverkeer. Een
kleine verkeersagent bedient het stopbord, terwijl echte dienaren en dienaressen
van de politie toezicht houden en wijze lessen uitdelen.
zichzelf te rechtvaardigen en in de rol te treden van werktuig der morele ver
gelding. Zij maken dan opmerkingen als „Ja, die dingen moeten nu maar eens voor
altijd uit de wereld geholpen worden" of „Als een man zich zo gedraagt, verdient
hij ook ten volle zijn stx'af....". Dit is ten volle begrijpelijk en misschien zelfs prij
zenswaard, maar het is volmaakt overbodig, daar het gaat om de vorming van een
feitelijk oordeel en niet om een zedelijke beoordeling. Hoe dit zij, is de jury gereed,
dan drukt de „voorman" op de bel, waarop de deurwaarder vei'schijnt om de ge
zworenen naar de rechtszaal te brengen.
ZODRA DE JURY gezeten is, vraagt de griffier naar het oordeel. De „voorman"
spreekt dat dan uit. Vexwolgens wordt het strafregister van de vex'dachte nagezien
en doet de politie mededelingen inzake vroeger door hem gepleegde delicten. De
jury weet tevoren niets omtrent dat strafregister, tenzij het blanco is, want de advo
caat laat vrijwel nooit na om dat met klem naar voren te brengen. Dan is het woord
aan de rechter, die de verdachte veroordeelt of zijn vrijlating gelast. De rechter kan
in de loop van zijn betoog laten merken of de jury naar zijn mening een juist en
verantwoord oordeel heeft geveld. De juryleden stellen waarderende woorden van
de rechter steeds zeer op prijs, ja, ze zijn er even blij mee als oppassende school
jongens met een lofprijzing van hun onderwijzer.
De eerste dag, dat ik deel uitmaakte van een jury, kregen wij drie zaken te be
oordelen, namelijk naar aanleiding van twee gevechten op het mes en een pak slaag,
toegediend aan een uitgaande vrouw. Nadien mochten we het gerechtsgebouw ver
laten via de kamer van de kassier, die ons het presentiegeld, toen
slechts een rijksdaalder, onze reiskosten en (eventueel) gederfd
loon uitbetaalde. Ik vond die eerste dag erg inspannend. Het valt
hues niet mee om zich geruime tijd te concentreren op de mede
delingen en verklaringen der getuigen (men weet nooit tevoren,
wanneer men moet rekenen op een belangrijke verklaring!) en om
de houding van de verdachte en van de getuigen zo zakelijk moge
lijk te beoordelen en het oordeel over de feiten niet te laten ver
troebelen door aangename of onaangename indrukken, door meer
of minder theatrale uitlatingen van de vei'dediging en door de wel
eens dorre verklaringen van de politie. Bovendien moet men nog in
overweging nemen, dat de rechter ook een rechter is menselijk!
misschien zijns ondanks bevooroordeeld zou kunnen zijnKortom, wie zijn
taak als lid ener jury ernstig wil vervullen, moet zich heel erg inspannen.
Het kan voorkomen, dat tijdens de behandeling van een zaak een reeks feiten
tot zesmaal toe de revue passeert, zij het steeds op verschillende manier verteld of
voorgedragen. Eerst door het Openbaar Ministerie, vervolgens door de getuigen
onder ede, daarna door de getuigen onder kruisverhoor, nadien door de verdediger,
hierna weer door het Openbaar Ministerie, tenslotte in het résumé van de rechter.
Daar de „feiten" beslist niet „vaststaand" behoeven te zijn, doch niet veel anders
betekenen dan factoren in een situatie, waaromtrent niemand behalve de verdachte
(en ook hij niet, als hij onschuldig is) de volle waarheid kent uit eigen wetenschap,
moet men werkelijk klaar wakker blijven om de juiste toedracht te kunnen recorl-
struëren en uit de verklaringen en getuigenissen alleen datgene te halen, waarvan
de waarheid in redelijkheid boven twijfel is verheven. Ik weet niet, wie vroeger
bepaald heeft, dat een jux-y uit twaalf leden moet bestaan. Ik weet wel, dat twaalf
mij een juist aantal lijkt: niet zoveel, dat al te grote verwarring mogelijk is, niet zo
weinig, dat een krachtige figuur in de jury zijn mening kan opdringen aan al zijn
medegezworenen.
Het is hier niet de plaats om de goede hoedanigheden der Engelse rechters te
prijzen. Wel verdient het vermelding, dat iedere rechtzaak tot in de kleinste dingen
wordt voorberêid. Ik vind het knap om alle mensen die iets met een „zaak" te maken
hebben of misschien le maken hebben, op een gegeven dag en uur in één zaal samen
te brengen. De inrichting van de rechtszaal en van de kamer der gezworenen is pas
send, zij het niet overdreven plechtig. Kortom, ik weet zeker, dat tenminste een der
leden van „mijn" jury na volbrachte dagtaak werkelijk onder de indruk naar huis
ging. The Spectator/Haarlems Dagblad-O.H.C.
PRIJZENDE WOORDEN
VAN DE RECHTER
WORDEN DOORGAANS
ZEER GEWAARDEERD