Australische pers constateert goede invloed van Nederlanders
IN DE WIND
Charles de schaduw
NEDERLANDS OUDSTE STUDENT
WIL NOG GAAN PROMOVEREN
ONZE NAMEN
WEER OF GEEN WEER
Vaak wijzen namen
op de herkomst
der familie
DE ZESENZE VENTIGJARIGE
ANTIQUAIR WILLEM BLOM
PRACHTIGE FINISH
Enig houvast
Ouderdom
Steeds grotere rol
Aardappels poten
Goedgeefs
Meer complimenten
DE 76-jarige heert Willem E. Blom, die
een winkeltje In antiquiteiten en curiosa
aan het Singel te Amsterdam drijft, is een
zeer bijzonder man. Want deze zesenze
ventig-jarige grijsaard studeert op zijn
leeftijd om de vreugde van het studeren
en hoopt binnenkort zijn doctoraal exa
men in de Slavische talen te doen, waarbij
bovendien de in het verschiet liggende
promotie ook een positief doel vormt.
Deze kaarsrechte, vitale grijsaard, die er
zich op mag beroemen de oudste student
van ons land te zijn, heeft onbetwist een
zeer bijzondere talenknobbel.
IN VROEGER jaren slaagde hij er reeds
met spelend gemak in de functie van be
ëdigd Scandinavisch tolk (Zweeds, Noors
en Deens) op zijn naam te brengen.
Maarhij beheerst ook perfect de vier
moderne talen, waaronder ook het Spaans
gerekend wordt, alsmede Italiaans. „En
passant" heeft hij zich en stellig niet
minder serieus in het Javaans en Ma
leis, alsmede het Latijn en Grieks ver
diept. Indien men overweegt, dat het
studiegebied der Slavische talen onder
meer Russisch, Pools en Serbo-Kroalisch
omvat, waar uiteraard de beginselen der
aanverwante talen bijhoren en dat als
tweede hoofdschotel het oud-kerkelijk
Slavisch opgediend wordt, welke taal on
geveer een geschiedenis van tweeduizend
jaar achter zich heeft en in de Russische
litteraire gemeenschap tot ongeveer de
zeventiende eeuw doorwerkte, dan blijkt
de heer Blom zich in het geheel in een
zeventienvoudig taalgebied verdiept te
hebben.
Maar slechts op zaterdagen richt de heer
Blom zijn schreden, na de deur van zijn
studeervertrek in Leiden achter zich ge
sloten te hebben, naar het sousterrain-
winkeltje met het enkele venster, dat zon
der overgang zomaar uit het trottoir op
rijst en achter welks glas men ethnogra-
fische beeldjes, colliers, halfedelstenen,
leren banden en zoveel grappige blikvan
gers meer ontwaart. Dan gaat de „baas"
naar het kleine achterkamertje met zijn
vele klokken (die veelal niet lopen) en
rommelige kasten, tafels en hele muren
van boeken. In een wrakke leunstoel ont
vangt hij zijn oude trouwe klanten, die
meer om hem komen, dan om zijn ar
tikelen zich af en toe met een stukje
krantenpapier bukkend naar de suizende
gasradiator om de steeds weer dovende
sigaar aan te steken.
Men proeft bij het binnenkomen zonder
meer, dat dit winkeltje voor de heer Blom
eigenlijk een „wereld van gisteren" is, die
hij echter toch niet geheel wil los laten:
„Ik zou veel meer verdienen, indien ik niet
studeerde, maarik kan het niet laten.
Ik heb echter mijn kandidaats nogal vlug
gedaandaarvoor werk ik van 's mor»
gens zeven uur tot 's avonds half twaalf.
Het is eenvoudig een heerlijke studie en ik
ga er helemaal in op, al is het natuurlijk
jammer, dat ik nu slechts op zaterdagen
in de zaak kan zijn, waardoor de boel hier
een beetje verlooptMaar ja, wat het
zwaarst is, moet het zwaarst wegen.
Overigens: op de andere werkdagen neemt
een vriend van mij de zaak waar...."
Zoals de heer Blom ook voor ons zat
met heldere blauwe ogen en grijs snor
retje, het donkere kostuum ietwat „ver
frommeld" en bemorst met sigarenas, kon
den we ons ook heel goed voorstellen, dat
deze man voor het rijke en schier onbe
grensde gebied, dat onder het verzamel
begrip „taal" wordt vervat, er volgens zijn
eigen woorden „nog wel een leven bij zou
willen hebben".
BEPAALDE ontmoetingen kunnen be
slissend op een leven ingrijpen. Zo ver
scheen er enkele jaren geleden een klant
in de zaak, die zich zeer interesseerde voor
de omvangrijke collectie Russische boeken
van de heer Blom. Daar de antiquair in
zijn vrije tijd reeds een diploma Russisch
had weten te veroveren, kon hij de be
zoeker op deskundige wijze van advies
dienen. De onbekende stelde zich daarop
voor: mr. H. Iwema, éénenzeventig jaar
en student in de Slavische talen.
De heer Blom sloeg van verbazing de
handen ineen: „Wat? Op uw leeftijd nog?"
„Maar dat is toch niets bijzonders!" ant
woordde de ander met een glimlach. „Dat
kunt u immers ook
Inderdaad, zo dacht onze antiquair, dat
is zó....en thans is hij reeds drie jaar
aan het studeren, met dankbaarheid
terugdenkend aan mr. Iwema, die een
jaar jonger was dan hij en die twee jaar
geleden overleed.
WIE NU veronderstelt, dat de heer Blom
van huisuit door een zeer goede voorop
leiding of door „gelukkige omstandig
heden" thans zover kon komen, dat hij op
gevorderde leeftijd naar de doktorsbul in
de Slavische talen kan gaan reiken, slaat
de plank mis. Zijn vader was een kleine
meubelfabrikant, wiens gezin gezegend
werd met negen kinderen en dit aantal
was juist groot genoeg om aan de talenten
van de enkeling onvoldoende aandacht te
besteden. En zo kon het gebeuren, dat de
jonge Willem na de driejarige hbs als
jongste bediende op een bank terecht
kwam, waar hij volgens de eigen toe
lichting „vermagerde van verveling".
Zijn vader nam hierop het besluit, de
jongen maar naar de vijfjarige handels
school te sturen en hier toonde Willem
zich al spoedig een begaafde leerling
en hier was het ook, dat hij de eerste basis
legde voor zijn later zo wijdvertakte
talenstudie. Op achttienjarige leeftijd
schreef hij reeds enkele gedichten in het
Zweeds (overigens heeft hij later ook en
kele bundeltjes eigen gedichten in het Ne
derlands uitgegeven). Hij maakte een
vertaling van het Wilhelmus in dezelfde
taal, die aan de Zweedse koning werd aan
geboden. Enkele bladen ginds besteedden
toen aandacht aan het werk van de jonge
Nederlander en bij deze gelegenheid werd
onder meer gezegd: „Wij drukken gaarne
Omdat de afgebeelde gebeurtenis in
het sportieve leven niet van zoveel be
lang was en andere evenementen drin
gender om illustratie vroegen, hebt u de
onderstaande foto jongstleden maandag
niet In de gewone courant aangetroffen.
Wij meenden niettemin deze prachtige
opname onze lezers niet te mogen ont
houden. Daarom volgt nu nog, louter uit
schoonheidsoverwegingen, deze opname
van de finish van de eerste grote paar
denrace in dit seizoen, die zondag om de
Prijs van Haarzuilen op Duindigt werd
gehouden. „Swashbuckler" werd met
de bezorgd omziende berijder eerste,
een neuslengte voor „Blue Blazes".
het werk van de heer
Blom hierbij af, want het
komt slechts zelden voor,
dat iemand van een to
taal ander taalgebied in
staat is, zich zo perfect
in de Zweedse taal uit te drukken".
Na de handelsschool kreeg de heer Blom
een betrekking als handelscorrespondent
bij een Zweedse houtfirma om daarna
„van de een op de ander te gaan" totdat
hij als „hoofdcorrespondent" bij een grote
Amsterdamse onderneming eindigde.
IN DE BERUCHTE vooroorlogse crisis-
Jaren, toen het „vervroegd pensioen" als
economisch redmiddel gepropageerd werd,
stond de heer Blom op een bepaalde dag
slechts even boven de vijftig met lege
handen op straat en de grote vraag was:
Wat nu? Hij kwam op de gedachte, een
antiquariaat te beginnen en men heeft
hem jaren dagelijks in zijn winkeltje kun
nen vinden, totdat het voorbeeld van mr.
Iwema een keerpunt in zijn leven werd.
Het staat buiten elke twijfel, dat een
dergelijk actief student nog geestelijk en
lichamelijk in uitzonderlijke conditie moet
zijn en de heer Blom, die het vijftigjarig
huwelijksfeest reeds achter de rug heeft
(hij heeft drie gehuwde kinderen, waarvan
er één predikant is) draagt dan ook nog
steeds geen bril, heeft de eigen tanden
nog en is niet kaal.
Wat het geheim is van zijn jeugd: „Och,
ik ben altijd vrolijk van karakter, maak
me nooit zorgen om iets voor de tijd en
heb tevens een kinderlijk Godsvertrou
wen, dat alles goed is, zoals het is. Ik
spreek in Leiden wel eens met een Rus
sische hoogleraar in de mathematische
wetenschappen. Hij is ongeveer zo oud als
ik. Natuurlijk spreken we Russisch en
daar heb ik ten aanzien van de uitspraak
veel steun aan. Maar deze man heeft me
ook wel eens gezegd: ik verbaas me over
uw energie en dan antwoord ik: Dat krijg
ik van boven. Hij begrijpt dat, want hij
is ook een zeer gelovig man".
Daarna spraken we met onze gastheer
nog wat over de wetten der Slavische ta
len, die dikwijls zeer gecompliceerde
werkwoorden en tenminste vijf zes
naamvallen hebben. „Ik geef hier zater
dagavonds nog wel eens les in het Serbo-
Kroatisch mijn tentamen in het Ser
visch heb ik al gedaan en de jongelui
steken er gelukkig wat van op. Laatst was
een aantal van hen in Joegoslavië en zij
kregen van de inwoners het compliment,
dat zij de taal „zo zuiver" spraken. Het
gewone volk maakt er namelijk een ge
woonte van, alles in de eerste naamval te
zettenslechts de betere standen hou
den zich aan de grammatikale regels
dat wist ik niet eens.
Tijdens ons gesprek verschenen er wel
eens klanten in de winkel, die na enig zoe
ken óf verdwenen óf naar het achter
kamertje komen om iets te vragen over
een uitgave van Ovidius, een koperen ketel
of wat dan ook. „Ik krijg hier nooit rijke
mensen", aldus de heer Blom, terwijl hij
zijn meegebrachte brood ging uitpakken.
„Maar zij, die plezier hebben in oude din
gen en in boeken, zijn me eigenlijk veel
dierbaarder. Ik houd van mensen, die door
zuivere liefde tot iets gedreven worden.."
„Maar", zo voegde hij er met een bijna
kinderlijke glimlach aan toe, „een mens
heeft eigenlijk niet veel nodigwan
neer hij slechts weet, waar de ware vreug
de des levens ligt".
Jaap Stigter
WE KWAMEN tot de conclusie dat ge
slachtsnamen niet zelden verraden in
welke richting de bakermat van de fa
milie gezocht moet worden. Namen als
Dijkstra, Tjessinga en Hepkema wijzen
onmiskenbaar naar Friesland en lieden,
die Ingenhoes, Ingenhoven en Ange-
nent heten, zijn zeker van een herkomst
uit Limburg. Namen, die op -tjer eindi
gen (Veentjer, Duintjer, Woltjer) ont
stonden alleen in Groningen en patrio-
niemen op -se (Adamse, Willebroordse,
Flipse, Japikse) zijn karakteristiek voor
de provincie Zeeland.
ANDERE NAMEN zijn reeds op het
eerste gezicht als typisch Drents of
Zaans te onderkennen, terwijl ook
Overysel en Brabant een eigen naam
type schiepen. Daarnaast kennen we tal
van Nederlandse familienamen, die een
uitheemse klank hebben en daarmee
hun herkomst duidelijk aangeven. Deze
categorie is vrü groot: aangelokt door
de gewetensvrijheid en de welvaart zijn
eeuwen lang vele buitenlanders naar
onze gewesten gekomen. Er zouden nog
meer van deze namen zijn als menige
vreemdeling zijn naam niet aangepast
had. Zo stamt de familie Kneppelhout
van een Duitser af, die Cluppelholt
heette en werden de door hugenoten
meegebracht namen Scribe en Hardy
hier al gauw Schrijver en Stout. Dat
zo'n vertaling niet altijd gelukte, be
wijst het feit, dat de familie Lastdrager
een Fransman tot stamvader had, die
naar de naam Portelance luisterde. De
juiste vertaling zou dus Lansdrager ge
weest zijn. Stelde men het behoud van
de voorvaderlijke naam op prijs, dan
gelukte ook dit niet steeds: de nakome
lingen van de Fransman Du Jardin
(Van der Tuin), die in 1G85 naar
Zeeuws-Vlaanderen vluchtte, staan als
Dusarduijn te boek.
BEROEPSNAMEN bicden uiteraard
aanzienlijk minder zekerheid. Toch ver
tellen ook zU soms wel iets. Het is dui
delijk dat de naamgevers der families
Schipper, Visscher, Scheepmaker en An
kersmit niet op de Drentse hei hebben
gewoond. En al kon de naam Brouwer
in al onze gewesten ontstaan, de brou
wende voorvader woonde stellig niet op
het platteland. Want een dergelijk be
drijf mocht slechts in de steden uitge
oefend worden en de poorters zorgden
wel dat aan dit privilege niet getornd
werd. Omgekeerd wijzen namen als
Ackerman, Kalverboer, Kooyker en De
Geyter (geitenhoeder) duidelijk naar
landelijke streken, alwaar ook de stam
vader van de familie Stroodekker zijn
ambacht uitgeoefend heeft. Want deze
naam ontstond stellig pas in de tijd toen
de huizen in de steden wegens het
brandgevaar al lang met pannen ge
dekt moesten worden. Zelfs de spelling
kan aanwijzingen verschaffen. Namen
als De Meulenaere, Raeymaeckers, De
Corte, Dirickx en Plasschaert stammen
altijd uit de zuidelijke Nederlanden.
Daar kende men reeds belangrijke han
delscentra toen onze steden nog klein
waren en de poorters er het zonder toe
namen konden stellen.
IN VLAANDEREN noopte de dicht
heid der bevolking reeds vroeg tot het
aannemen van geslachtsnamen, die vaak
tot de huidige dag hun middeleeuwse
schrijfwijze behouden hebben. In de
tweede helft van de zestiende eeuw be
gon de grote trek naar het noorden.
Niet zelden vestigden de Vlamingen
zich in Zeeland, waar dientengevolge
vele namen een conservatieve spelling
vertonen (Snouck, D'Hondt, Schuur-
becque, Couquerque). Aangetekend
moet worden dat later ook In het noor
den wel In namen een ck, een ae of een
gh binnengesmokkeld werd. Want zo'n
verouderde spelling verhoogde Immers
de standing? Dat geldt nog in onze tijd
nu menig fonkelnieuw ensemble zich
met een naam als „Die Dietsche
Sproockspreeckers" tooit. Wel, dit ver
schijnsel is internationaal. Zo heeft In
Engeland de naam Smytlie een veel
deftiger klank dan Smith. Toch stond in
I beide gevallen de voorvader achter het
i aambeeld, Waarmede overigens niets
kwaads van het smidsberoep gezegd wil
zijn. Het bezorgde ons in vele talen
i de meest verspreide naam ter we-
reld.
J. G. de Boer van der Ley
ALS DE ARBEIDSPARTIJ in Australië
weer aan het bewind mocht komen en
dit is niet denkbeeldig want de liberalen
en boerenpartij zitten nu al sinds 1949 in
het zadel zal er in de immigratie wel
het een en ander veranderen. Wie dus nog
naar Australië wil emigreren doet er goed
aan zijn besluit nu te nemen en niet te
wachten tot het te laat is, want de rollen
zullen te eniger tijd worden omgedraaid.
De arbeidspartij is namelijk bezorgd over
het feit dat volgens het onlangs beëin
digde partijcongres de meeste immi
granten niet sympathiek tegenover de ar
beidsparty staan en zoals het officieel
wordt uitgedrukt, „anti-arbeidspartij" zijn.
Bij de jongste verkiezingen voor het fede
rale parlement, waarbij de arbeidsparty
(geleid door dr. Herbert Evatt) een neder
laag leed, hebben genaturaliseerde immi
granten vijftigduizend stemmen uitge
bracht. De party beweert, dat het groot
ste deel hiervan niet de arbeidsparty maar
de regeringspartijen ten goede is gekomen.
Er zit in die bewering iets dat tot naden
ken stemt.
Afgezien van het feit, dat de arbeidspar
ty zich onder leiding van dr. Evatt tame
lijk links gedraagt en vrijgages met de
communisten niet versmaadt waardoor
zij aanhangers en volgelingen verliest
spreekt het vanzelf, dat immigranten niet
alleen bijdragen tot de bevolkingstoename
maar ook een rol spelen in de politiek. Het
verwonderlijke is echter, dat de arbeids
party hieruit de conclusie heeft getrokken,
dat de immigratie daarom moet worden
beperkt, hoewel het juist de arbeidsparty
is geweest, die in 1948 als regeringsparty
het immigratieplan heeft opgesteld en uit
gevoerd. Het is moeilijk aan te nemen, dat
zij toenmaals heeft gedacht, dat er alleen
maar socialisten naar Australië zouden
emigreren.
HET IS de eerste keer in de geschiedenis
der Australische immigratie, dat de ar
beidsparty thans openlijk een tegengesteld
standpunt ten aanzien van de immigratie
inneemt en er rond voor uitkomt, dat on
gebreidelde immigratie de partij zelf in
gevaar brengt. Kennelijk beginnen de im
migranten een steeds grotere rol te ver
vullen maar dan eer buiten dan binnen de
arbeidsparty. Hun groeiend aantal thans
meer dan een miljoen op een bevolking
van negen en een half miljoen oefent
ook een steeds grotere invloed uit op het
openbare leven. Steeds meer immigranten
laten zich naturaliseren en verkrijgen al
dus het actief en passief kiesrecht. Ook
het aantal Nederlanders onder hen neemt
gestadig toe. In de afgelopen drie jaar is
het aantal genaturaliseerde immigranten
gestegen van vierduizend tot tweeëndertig
duizend per jaar. Vermoedelijk zijn er tot
op heden twaalfduizend Nederlanders tot
Australiër genaturaliseerd.
zelf gebouwde sluis geleid over meer dan
anderhalve kilometer door zijn landerijen.
Dit nu trok de grootste opmerkzaamheid
van de Australiërs en wordt in geuren en
kleuren verteld. Wat voor een Nederlan
der vanzelf spreekt is klaarblijkelijk een
Weerspiegeld in de pers wonder voor een Australiër. De vlugge
manier waarop Van den Bosch zijn groen
ten uitventte onder zijn klanten, bezorgde
hem de bijnaam „De vliegende Hollander".
MERKWAARDIG is het te zien, hoe de
groei van het aantal immigranten wordt
weerspiegeld, in de pers, en nu spreken wij
niet van de dagbladpers, die als nieuws-
orgaan altijd al in de immigratie als zo
danig een nieuwselement heeft gezien en
ook niet over het officiële maandblaadje
van de regering „De goede buurman" dat
telkens weer propagandaverhalen over
„geslaagde immigranten" publiceert, maar
wij doelen op de onafhankelijke vakpers
en de provinciale pers. Beide categorieën
maken zich niet, zoals de grote dagblad
pers, schuldig aan immigratieverhalen met
een politiek tintje, maar brengen bijdragen
over immigranten, die de Australische sa
menleving met het een of ander hebben
veriüjkt. En in die verhalen worden heel
dikwijls Nederlanders met naam en toe
naam genoemd.
ZO HEEFT „The Advocate" in Burnie,
aan de noordkust van Tasmanië, een lang
verhaal met foto's gepubliceerd over het
gezin van Kaspar Vos, van Vic. Voerman
en over Henk Pienter, die in Nederlandse
ogen niets bijzonders hebben gedaan maar
die door toepassing van de Nederlandse
methode van aardappelpoten met de schof
fel de Tasmaniërs de ogen hebben geopend
hoe je zonder machine vlug, accuraat en
doelmatig de poters in de grond kunt zet
ten. Deze Nederlandse immigranten, die
ongeveer vijf jaar geleden naar Australië
emigreerden, bewerken thans een stuk
grond van honderdtwintig hectaren (hun
eigendom), waarvan een groot deel nog on
ontgonnen bosland is.
IN HOBART, de hoofdstad van Tasma
nië in het uiterste zuiden, heeft het dag
blad „The Mercury" een hele bladzijde
met foto's gewijd aan Nicolaas van den
Bosch, wiens werk en succes op het land
wordt gekarakteriseerd met (wat de krant
het belangrqkste acht) toepassing van
Europese grondbehandeling op Australi
sche bodem. De kwekerij van Nicolaas van
den Bosch is zeventig hectaren groot. Hy
verbouwt er groenten en teelt er fruit. Hy
woont daar met zijn vrouw en negen kin
deren. Het terrein is sterk heuvelachtig en
ergens uit de hooggelegen gronden van
daan heeft Van den Bosch het water door
middel van zelf gegraven greppels en een
HET IN DE hoofdstad van West-Austra-
lië (Perth) verschijnende weekblad „The
Countryman" heeft een uitvoerige beschrij
ving gegeven aan Boyagrra, welke vreem
de inlandse naam toebehoort aan een ge
mengd bedrijf in Beverley, honderdzestig
kilometer van Perth, van wijlen P. Butler,
een Nederlander, wiens weduwe en drie
dochters de stuwende krachten ervan zijn.
In een weekblad voor de bedrijfspluimvee-
houders („Poultry), dat in Sydney ver
schijnt, werd een lange beschrijving gepu
bliceerd van het pluimveebedrijf van Piet
Dijkstra in Arcadia (Nieuw Zuid Wales)
die daar thans gesteund door zijn zestien
jarige zoon in nauwelijks drie jaar tijds een
eigen kippenboerderij in eigendom heeft
verworven en nu braadkippen levert aan
particulieren in een keurige en kleurrijk
geschilderde bestelwagen, die de Australi
ërs als een vondst beschouwen. Waarom
een Australiër niet op hetzelfde denkbeeld
is gekomen, is mij niet duidelijk. In elk
geval heeft Dijkstra het denkbeeld in prak
tijk gebracht.
WANNEER NEDERLAND in het spel
komt, lykt het wel alsof de Australische
krantenverslaggevers nieuws ruiken. Wist
u bijvoorbeeld dat gij, Nederlanders in Ne-
Nederland, zulke goedgeefse mensen zijt en
dat gij vreemdelingen direct iets cadeau
geeft, zodra zy hun bewondering over dat
„iets" hebben geuit? Dit is althans het oor
deel van Alan Towsey, een leraar van een
middelbare school in Parkes (Nieuw Zuid
Wales), die een bezoek aan Nederland heeft
gebracht en daar op een Nederlandse beurs
gedurende bijna een jaar aan de universi
teit van Leiden heeft gestudeerd. De
„Champion Post" van Parkes heeft drie ko
lommen op de voorpagina gewyd aan Tow
sey en zijn belevingen in Nederland. Wat
hem in Nederland het meeste was opgeval
len? 1 De lange schooluren. 2 Bijna ieder
een spreekt uitstekend Engels. 3 De vele
fietsen, zodat hij geen auto durfde bestu
ren. 4 De grote belangstelling voor Esperan
to. 5 De prachtige treinen.
Het Australische damesweekblad „Wo
man's Day", dat in de hoofdstad van Victo
ria, Melbourne, verschijnt, heeft Tom en
Maria Kluyver, die bijna twee jaar geleden
met hun twee zoons naar Australië emi
greerden, gecomplimenteerd met hun mu
seum van Australische en Nederlandse ge
bruiksvoorwerpen en schilderijen, annex
hun in zeventiende eeuwse Nederlandse
stijl ingerichte herberg aan de noordkunst
van Tasmanië. Zij noemden de herberg te
recht „Tasman's Taveerne", Het museum
is uiteraard het zwaartepunt voor de ver
slaggever. Want, zo moet hij hebben ge
dacht, hier is al weer iets gepresteerd, dat
de neus van een Australiër is voorbij ge
gaan. De bewondering voor de Nederlan
ders biykt ook uit een artikel in „The Ad
vertiser", een dagblad dat in Adelaide, da
hoofdstad van Zuid-Australië, is versche
nen. Daarin wordt uitvoerig ingegaan op da
bekwaamheid van de Nederlandse water
bouwkundigen en de Australische regering
geadviseerd hen te hulp te roepen voor de
aanleg van een haven. En daarmee laat ik
het voorlopig, want als ik met dit over
zicht zou voortgaan, zouden we, zo vrees
ik, een te hoge borst gaan opzetten.
VOOR het gedrag van de wind moet
u by het lezen van het weerbericht de
kompasroos goed kennen, want er be
staat verschil wat bijna niemand
weet tussen zuidelijke wind en wind
uit zuidelijke richtingen. Zuidelijke wind
betekent: wind tussen zuidoost en zuid
west. Maar onder „wind uit zuidelijke
richtingen" wordt wind verstaan, afkom
stig uit alle streken van het kompas
waarin een zuidelyke component voor
komt, met andere woorden: van oost
zuidoost tot westzuidwest. Het laatste is
dus een meeromvattend begrip dan
„zuidelijke wind".
Bent u ook altijd weer opnieuw in de
war met de begrippen ruimende en
krimpende wind? Geneer u niet er
zyn zelfs mensen die altijd weer even
moeten nadenken wat „westenwind" be
tekent: wind die uit het westen komt of
naar het westen toewaait.Maar voor
dat ruimen en krimpen is er een ezel
bruggetje. U legt uw horloge op de
grond. Als de wind zo draait dat hij
met de wyzers meebeweegt (van west
naar noord dus by voorveeld) is hij aan
het ruimen. De tegengesteld gerichte
beweging een wind bij voorbeeld die
van west naar zuid draait heet krim
pen. Als de wind heel snel en heel vaak
draait heet hy „veranderlyk". Dit slaat
dus op de windrichting en niet op de
windsnelheid. Veranderlyke wind bete
kent dat ons land zich in het centrum
van een gebied van hoge of lage druk
bevindt, zodat moeilijk te berekenen is,
wat de wind zal gaan doen.
Er bestaat onder leken gauw verschil
van mening over de vraag of er, by een
bepaalde windsnelheid, nu van harde
wind of van storm moet worden gespro
ken vaak een kwestie van tempera
ment: wat de een een orkaan noemt heet
bij de ander styve bries. De Bilt kent
zulke ruzies niet, want het beschikt over
een nauwkeurige tabel met namen en
cijfers. Hier is dit tabel. Achter de naam
van de wind leest u een cijfer, dat is de
indeling volgens de „schaal van Beau
fort" u weet nu wat zeelieden bedoe
len als ze met stoere gezichten over
„windkracht tien" en zo spreken.
Naam:
windkracht: snelheid:
Zwakke wind (lof2) 011
Matige wind (3 of 4) 1228
Vrij krachtige wind (5) 2938
Krachtige wind (6) 3949
Harde wind 5061
Stormachtige wind (8) 6274
Storm (9) 7588
Zware storm(10) 89102
Zeer zware storm (11) 103117
Orkaan (12) 117 en meer
(windsnelheid in kilometers per uur)
Heviger dan orkaan komt niet voor.
Maar dat hoeft ook niet, want dertig me
ter per seconde levert ons al moeite ge
noeg by het ophouden van de hoed.
G. v. W.
Charles Chaplin junior, de
zoon van de „grote" Charles, is
niet de enige zoon van een grote
vader, voor wie het leven lastig
ls. Al is het voor Charlie junior
niet zijn vaders grootheid, die de
moeiiykheden geeft. Het moei
lijkst wordt het Charles ge
maakt ten gevolge van de poli
tieke vermoedens, die men over
zijn vader heeft. Jarenlang was
het hem vrywel niet mogeiyk
werk te krijgen als acteur. Zo-
dra men zyn naam hoorde was
menige deur voor hem gesloten.
Daarbij is Charles senior vol
gens zijn zoon niet in het minst
communist. „Ik ben een kapita
list en wens mijn geld met nie
mand te delen", aldus de grote
acteur tot zyn zoon.
Maar drie jaar geleden, toen
Charles jr. in Europa was, nodig
de zyn vader Mao Tse Toeng
in zijn huis in Zwitserland uit.
De zoon waarschuwde hem, dat
men hem dit gebaar kwalijk zou
nemen en vroeg hem waarom
hy dat deed. „Ik wilde zien, wat
de man voor iemand is!" ant
woordde deze en zijn zoon con
cludeert: „Vaders nieuwsgierig
heid brengt hem altijd weer in
moeilijkheden".
De ergste storm schijnt intus
sen geluwt te' zijn en Charles ju
nior kan nu werk krijgen. Maar
hy vindt het vervelend, dat hem
geen komische rollen worden
aangeboden. Als men hem iets
aanbiedt, zyn het meestal ern
stige rollen. „Misschien vinden
ze, dat ik er niet als een blijspel
speler uitzie?" zegt hy. Hij heeft
een donker uiterlijk en lykt wei
nig op zijn vader. Maar nu heeft
hy een rol in „All for Mary" in
het theater te Pasadena.
De zonen van Charles Chaplin
hoeven zich geen zorgen te ma
ken, dat ze geen dak boven het
hoofd hebben of niet te eten
krijgen. Daarvoor, maar ook al
leen daarvoor, zorgt Charlel
senior, die nog altijd in Zwitser*
land woont. De rest moeten ze
zelf doen. Aldus een verslaggever
van UP.