„Krijgen wij Nieuw-Guinea niet,
dan gaan de Nederlanders eruit!"
rMadrid wordt een nette stad
Overdracht zou de betrekkingen
waarschijnlijk evenmin verbeteren
Franse crisis
INDONESISCHE RICHTINGAANWIJZER:
Van dag tot dag
raatótoel
CHoe is het ontstaan
3
Henkemans speelt Debussy
in Kröller-Müller
Nationalegeen
rationele eis
Kern van het probleem
Tito: Betere relaties met
Sovjetblok op til
Zaak tegen Britse arts
plotseling verdaagd
fa
Op tffe
PLASTIC REGENJASSEN
Britse ministers bezwijken
onder hun vele werk
Dit woord:
KONKELEFOEZEN
WOENSDAG 22 MEI 1957
De val van het kabinet-Mollet bezorgt
Europa opnieuw een Frankrijk-zonder
regering. Opnieuw staan de andere Euro
pese landen dus tegenover een situatie,
waarin niemand weet wat er van de
Europese economische eenwording terecht
zal komen omdat niemand weet, hoe de
Franse kabinetscrisis zich zal ontwikkelen
en of deze wel of niet kan worden opgelost
zonder nieuwe verkiezingen.
Bij de tegenwoordige samenstelling van
de Assemblée Nationale is het vrijwel on
denkbaar, dat er een nieuwe regering kan
worden gevormd zonder de socialisten. Een
volgend kabinet onder socialistische lei
ding of onder leiding van een M.R.P.-er
met deelneming van de socialisten zal
de nieuwe Europese verdragen hoogst
waarschijnlijk met evenveel kracht ver
dedigen als Mollet dat zou hebben gedaan.
Maar op het ogenblik ontbreekt de zeker
heid, dat er zulk een kabinet komt en het
enige wat wèl zeker is, is dat de behan
deling van de Europese verdragen in het
Franse parlement zal worden uitgesteld.
En tijdens de periode van uitstel kan er
weer van alles gebeuren.
Maar niet alleen van het standpunt der
Europese samenwerking bezien is deze
nieuwe Franse kabinetscrisis zeer betreu
renswaardig. Want de regering-Mollet is
in feite gevallen omdat het parlement wei
gerde, de belastingverhoging te aanvaar
den die noodzakelijk was geworden om de
kosten van de strijd in Algerije te kunnen
dekken. De meerderheid, die Mollet ten
val bracht, was echter niet tegen deze zin
loze, nu al 2Y2 jaar durende strijd op zich
zelf, maar wel tegen het dragen van de
financiële lasten die hij meebrengt. Het is
een demonstratie van grote innerlijke
zwakte, dat Frankrijk blijkbaar noch de
kracht kan opbrengen, het probleem Alge
rije op vreedzame wijze op te lossen, noch
het altruïsme, financiële offers te brengen
voor wat het als een rechtvaardige zaak
beschouwt.
Uit zwakte, en niet uit kracht, heeft het
parlement Mollet dan ook weggestemd.
Dat pleit voor Mollet. Maar het pleit niet
voor de beginselvastheid, de wijde blik en
de integriteit der Franse politici.
In het buitenland en vooral in Amerika
waar men meer gevoel heeft voor de
betekenis van „de grote aanpak" dan over
al elders is men langzamerhand gewend
geraakt aan de idee, dat Nederland, België
en Luxemburg in velerlei opzicht kunnen
worden samengevat in de term „Benelux";
de drie landen, die deze benaming samen
dragen, hebben sinds jaren hun uiterste
best gedaan om naar buiten als een een
heid op te treden en een indruk van grote
eensgezindheid te geven.
Wanneer men ervaart hoe simplistisch
men in het verre buitenland over Euro
pese toestanden pleegt te denken en hoe
weinig begrip er bestaat voor verdeeld
heden tussen de kleine nationaliteiten in
het oude werelddeel, dan beseft men hoe
deze term „Benelux" daar veelal overschat
wordt en ten onrechte als de naam van
een nieuwe natie wordt beschouwd. Ten
onrechte dat blijkt telkens duidelijk ge
noeg. Men behoeft als Amerikaan slechts
op Europese vakantiereis te gaan om te
ontdekken, hoe hoog de grensbarrières
tussen de „gewesten" van Benelux nog
zijn en hoe streng de nationaliteit van ieder
land nog wordt bewaakt en omperkt.
Het bericht dat België zijn grens heeft
gesloten voor alle Nederlandse tomaten-
invoer moet echter voor die buitenlanders
een nog veel grotere desillusie inhouden
dan een pascontrole aan de Belgisch-Ne
derlandse grens. Want die tomaten liggen
op economisch gebied en vormen een klein
detail van de grote handelsverbindingen
in het Beneluxgebied. Een detail, waaraan
men in het buitenland waarschijnlijk niet
gedacht heeft. Tomaten hoeveel er ook
worden uit- of ingevoerd kunnen nooit
van overheersende betekenis zijn in een
drielanden-eenheid die naar buiten een
bijna-natie heet.
Als het dorp Staphorst door middel van
zijn politiemacht de tuinders van Giet
hoorn belet, boerekool te verkopen aan de
groenteman ter plaatse, halen wij onze
schouders op en glimlachen spottend om
een mentaliteit, die overal elders uitge
storven is en nog slechts als een curiosi
teit in achterlijke negorijen voortleeft. De
zelfde indruk moet echter het tomaten-
bericht maken op buitenlanders, die ge
meend hadden in Europa tenminste een
begin van economisch gezonde verhou
dingen te bespeuren in de Benelux-agglo-
meratie. Zo eenvoudig ligt het tomaten-
probleem tussen België en Nederland niet.
maar de indruk naar buiten moet deson
danks lachwekkend zijn.
Holland Festival
Zaterdag 13 juli zal de pianist Hans Hen
kemans muziek van Debussy spelen in het
rijksmuseum Kröller-Müller op de Hoge
Veluwe. Dit recital maakt deel uit van het
Holland Festival. Er worden geregeld mu
ziekuitvoeringen in het museum Kröller-
Müller gegeven. In april heeft het Neder
lands Kamerkoor er nog geconcerteerd, 15
juni zingt er de mezzosopraan Cora Canne
Meyer. Dit laatste concert staat los van
het Holland Festival.
(Van onze reisredacteur
DJAKARTA Een van de vriendelijkste mensen, die ik in Indonesië heb
ontmoet, was de heer Roeslan Abdoelgani, tot voor kort minister van Buitenlandse
Zaken van de republiek. Ik had diezelfde ochtend eerst Mohammed Hatta
gesproken en dat gesprek werd van mijn kant gevoerd met de respectvolle
afstand, die men vrijwillig neemt van een groot staatsman, al is hij dan tijdelijk
ambteloos burger. Maar met Zijne Excellentie Abdoelgani kon ik anderhalf
uur allergenoeglijkst kouten. In het Nederlands. Trouwens, toen tijdens onze
conversatie premier Ali Sastroamidjojo aan de telefoon kwam, ging het ge
sprek tussen de twee ministers ook in onze moedertaal. „U hoort het", zei
minister Abdoelgani glimlachend, „wij zijn zo Nederlands!"
Zo Nederlands?
Ik vroeg hem naar de Nederlands-Indo
nesische betrekkingen. „Kijk", zei hy, „met
de eenzijdige opzegging van de overeen
komsten van de Ronde Tafelconferentie
heb ik voor Nederland een richtingaan
wijzer willen plaatsen. Er waren groepen
in het parlement die zeiden: „Gooi de Ne
derlanders en hun bedrijven er nu meteen
maar uit". Maar dat wilde ik niet. Een
richtingaanwijzer plaatsen, dat was ge
noeg voor mij. „U bedoelt, excellentie",
zei ik, „dat op die richtingaanwijzer staat:
Als Indonesië Irian Barat (Westelijk
Nieuw Guinea) niet krijgt, dan kunnen de
Nederlanders in Indonesië hun biezen wel
pakken?" „Nu ja", zei minister Abdoel
gani en hief afwerend de handen, „Laten
we zeggen: dan zal de positie van de Ne
derlanders hier op den duur onhoudbaar
worden".
De minister onthulde ook met enige vro
lijkheid, dat hij had overwogen, tijdens
het conflict om het Suezkanaal Nieuw
Guinea militair te doen bezetten. Het had
hem een mooi moment geleken: de Russen
in Hongarije, de Britten, Fransen en Is
raeli's in Egypte, waarom niet de Indone
siërs in Nieuw Guinea? De Nederlandse
troepen zouden om de Kaap hebben moe
ten varen, de UNO had het druk met gro
tere problemen. Ik tikte hem even op de
vingers: „Maar excellentie, Indonesië
hangt het positief neutralisme aan, rekent
zich tot de vredebrengende krachten. Had
u dan ook in het beklaagdenbankje van
de UNO willen staan? als agressor?" Die
gedachte vermaakte de minister wel. Toen
werd hij ernstig en zei: „Waarom geven
jullie ons Nieuw Guinea eigenlijk niet?"
Daarop was het mijn beurt voor enige vro
lijkheid en ik zei: „Aan wie, excellentie"?
Aan de stadscommandant van Djakarta of
aan overste Sumual, die tenslotte com
mandant van Oost-Indonesië is? Of moe
ten we er meteen een gebied met locale
autonomie van maken?"
Minister Abdoelgani lachte er sportief
om, maar de vraag bleef hangen: Waarom
dragen wij Nieuw Guinea niet aan Indone
sië over? Het is een vraag die velen zich
stellen. In Nederland en ook onder de
Nederlanders in Indonesië. Een vraag met
vele aspecten, waarvan ik de meeste bui
ten beschouwing zal laten, omdat alleen de
reacties in Indonesië op het Nederlandse
standpunt binnen het kader van deze re
portage vallen. Welnu, de Indonesische
reacties blijven onveranderd heftig, het
staat op alle muren.
Voor Djakarta blijft „Irian Barat" de
nationale eis nummer één. De reële argu
menten waarop die eis zich grondt, zijn
zwak, bepaald niet sterker dan de redenen
waarop Nederland aan Nieuw Guinea vast
houdt. Op het moment dat in Indonesië
hevige middelpuntvliegende krachten zich
doen gelden, doet Djakarta's eis tot ge
biedsuitbreiding extra onwezenlijk aan.
Djakarta kan Nieuw Guinea nog minder
tot ontwikkeling brengen dan wij, het zou
nog altijd op betere grond Brits Borneo of
Portugees Timor kunnen claimen. Ak
koord, maar de Indonesische eis „Irian Ba
rat heim ins Reich" is geen rationele,
maar een emotionele eis. Zij is vergelijk
baar met de Ierse aanspraken op Ulster.
De gang van zaken in en na de Ierse on
afhankelijkheidsstrijd vertoont trouwens
meer merkwaardige overeenkomsten met
de Indonesische, inspireerde zelfs vele
voormannen van de laatste.
Nieuw Guinea Indonesisch: het zou de
voltooiing van de revolutie zijn, een sym
bool van de definitieve afrekening met
het kolonialisme. Het is een nationale eis
en wie haar niet steunt is een landver
rader. Dat weten ook de dozijnen Indone
siërs, die privé onmiddellijk toegeven, dat
Indonesië vandaag de dag niet zou weten
wat het met Nieuw Guinea zou moeten
beginnen, wanneer het 't kreeg, maar die
dit nooit publiekelijk zullen zeggen. De
Nederlanders in Indonesië weten dit ook.
Maar omdat zij dag in, dag uit dit pro
bleem onder de neus krijgen gewreven, er
dagelijks moeilijkheden door menen te on
dervinden, zijn er velen die zeggen: „Geef
het ze. Wat hebben wij eraan? Het kost
alleen maar geld. Wij beschouwen het nu
als een groot diplomatiek succes wanneer
we in de UNO een één derde minderheid
plus één kunnen vergaren die de kwestie
van de agenda kan houden. Maar hoe lang
gaat dat? Er komen steeds meer niéuwe
leden bij: allemaal „ghana's", die tegen
ons zullen stemmen". Er zijn tal van Ne
derlanders in Indonesië die zo spreken,
het geringe aantal handtekeningen onder
het adres van prof. Drost en Willem Olt-
mans ten spijt. Dat advies werd niet ge
tekend, omdat ook de Nederlanders die
het in grote trekken met het aan de orde
gestelde punt eens waren, er niets voor
voelden hun landgenoten in Indonesië
voor het blok te zetten, door hen te dwin
gen zich uit te spreken, partij te kiezen.
Voor die uiterst fatsoenlijke houding ver
dienen zij hulde. Maar in hun hart denken
zij: „Als het de verhouding met Indonesië
beter kan maken, vooruit, geef het ze in
's hemelsnaam".
In die gedachte nu zit precies de kern
van het probleem. Want laat men een
ogenblik alle morele, principiële en juri
dische overwegingen terzijde, beziet men
louter en alleen de praktische en eigenlijk
belangrijkste vraag: „Zullen de Neder
lands-Indonesische betrekkingen werkelijk
goed worden, wanneer wij Nieuw Guinea
aan Indonesië zouden overdragen?", dan
moet het antwoord daarop luiden „nee",
of althans „nog niet".
Zelfs de goedgemutste minister Abdoel
gani gaf dat na enig nadenken eerlijk toe,
zonder overigens op de redenen daarvoor
in te gaan. Maar die redenen liggen voor
de hand. De nationale, nee de nationalis
tische eis inzake Nieuw Guinea is geen
wezenlijk verlangen, dat werkelijk om
vervulling vraagt. Zij is het symbool van
het doel van een revolutie, dat immers al
tijd achter de horizon ligt, moet blijven
liggen. Moch het doel toevallig worden be
reikt, dan zal er achter een nieuwe horizon
een nieuw doel moeten worden gevonden:
de revolutie is nimmer voltooid! Het is
ironisch genoeg waarschijnlijk, dat juist
die Nederlanders, die hun economische be-
Voor een president als dezevol
tooiing van een revolutie.
Voor een meisje als ditIrian Barat,
een nationale eis.
langen willen beschermen door inzake
Nieuw Guinea toe te geven, het eerst zou
den worden getroffen. Het nieuwe doel zou
zeer wel kunnen zijn: de Nederlanders en
hun bedrijven het land uit, althans zo lang
de extreme, in wezen destructieve natio
nalisten in Djakarta aan het bewind zijn.
Want onvervreembaar kenmerk van hun
nationalisme is het anti-Nederlands zijn.
Niet in persoonlijke zin, ik zei het al: mi
nister Abdoelgani was één van de vrien
delijkste Indonesiërs die ik ontmoette.
Maar wel in onpersoonlijke zin. Vervuld
van ressentimenten en achterdocht als zij
zijn, zullen zij het Nederlandse spookbeeld
biijven najagen. Men kan hen Nieuw Gui
nea of gouden bergen beloven, zolang zij
regeren, zal moeilijk een gezonde ver
houding tussen Nederland en Indonesië
denkbaar zijn.
Niet voordat de constructieve nationa
listen en die zijn er Indonesië
wakker zullen schudden uit de droom
van deze revolutie, zal Nederland op
nieuwe basis met Indonesië tot zaken
kunnen komen. Mogelijk ook uit de
Nieuw Guinea-impasse kunnen ge
raken, eer er voor ons land in de
UNO niet langer een éénderde minder
heid plus één meer te vinden zou zijn!
„De tijd is wellicht niet ver meer, dat
Joegoslavië weer goede betrekkingen zal
onderhouden met de Sovjet-Unie en de
landen van Oost-Europa", aldus heeft pre
sident Tito tegenover een verslaggever
van het Joegoslavische blad „Maladrost"
verklaard.
„Dit zal geschieden, omdat een andere
oplossing niet mogelijk is", aldus het Joe
goslavische staatshoofd. „De betrekkingen
worden reeds beter en wanneer wij realis
tisch zijn, dan is het vestigen van goede
betrekkingen een logisch gevolg".
EASTBOURNE (UP) De zaak tegen
de Britse arts dr. Adams die voor het hof
van Eastbourne wordt behandeld, is dins
dagmiddag plotseling verdaagd, bij het
begin van de getuigenverklaringen.
Adams is vrijgelaten onder borgstelling
van 200 pond. Hij wordt thans, zoals ge
meld is, van valsheid van geschrifte en
overtreding van de crematiewet beschul
digd.
"'"Ulljk
„Vanuit zo'n vuil nest wordt
de halve wereld geregeerd."
De historicus, wiens woor
den ik brutaalweg overschrijf,
doelde hiermee op „de won
derlijke kunstmatige hoofdstad
van het Spaanse wereldrijk".
En nu weet u meteen, dat we
een behoorlijk aantal jaren in
de geschiedenis moeten terug
gaan om deze machtssituatie
van Spanje aan te treffen.
Naar de tijd van Philips II,
toen vijftienduizend Madri-
lenen schuchter begonnen aan
de opbouw van een wereld
stad, die thans de twee miljoen
inwoners nadert.
De zestiende eeuw, door het
romantisch palet van beroem
de schilders vastgelegd in
smetteloos wit kant en warm-
gekleurd fluweel, verborg on
der een dun vliesje uiterlijke
beschaving menige vuile plek.
Het was in het bijzonder met
de openbare hygiëne treurig
gesteld en Madrid mocht zon
der overdrijving een vuil nest
worden genoemd. Wie zich
's avonds voorzien van een
lantaarn, daar elke verlichting
ontbrak op straat waagde,
moest niet alleen oppassen
voor rovers, maar misschien
nog meer voor vuil, dat op de
meest ongelegen momenten uit
de vensters werd gegooid
en gegoten. Die toestand werd
zelfs het niet bijster vooruit
strevende stadsbestuur te kras
In 1568 werd een ordonnantie
uitgevaardigd, waarbij werd
bepaald, dat men zeker slaap-
kamergerief slechts na midder
nacht op deze manier mocht
ledigen. Wilde men zich over
dag van de last ontdoen, dan
mocht dit alleen geschieden na
driemaal uit volle borst een
waarschuwing de straat in te
hebben geslingerd: „Agua va!
Agua va! Agua va!", wat
enigszins vrij vertaald „Daar
DE DOODSKLOK HEEFT geluid voor een uitzonderlijk be
roep in de Spaanse hoofdstad: vijfduizend basureros, vuilnis
ophalers, zijn al uit de centrumstraten verdreven en zullen het
weldra geheel moeten afleggen tegen volautomatische auto's
van de reinigingsdienst.
komt het water!" betekent.
Ik vind, dat ik u, mogelijke
toekomstige bezoeker van Ma
drid, nu meteen maar even
moet geruststellen. Laat u niet
afschrikken: u kunt tegen
woordig de oude stadswijken
doorkruisen, zonder voor in
cidenten als hierboven om
schreven bevreesd te hoeven
zijn. Hoogstens kunt u last
krijgen van de opgeschoten
jeugd, die hoe langer hoe meer
een vrijgevochten allure be
gint aan te nemen. Er wordt
in de Spaanse pers steen en
been geklaagd over het van
dalisme en de onbeschofte
houding van jongens zowel
als meisjes. Wie weet hoe in
deze typische mannenmaat
schappij de vrouw altijd rech
teloos is geweest en het liefst
werd weggestopt achter het
traliewerk van de vensters,
begrijpt welk een schokkende
indruk dit gedrag in het open
baar van meisjes op de ge
middelde Spanjaard heeft.
Maar dat is weer een heel an
der verhaal. Ik wilde u alleen
maar laten weten, dat Madrid
allang niet meer de smerige
stad van weleer is.
Ondanks de soms nijpende
waterschaarste kan men in de
hoofdstraten de mannen van
de reinigingsdienst vaak met
hun spuiten bezig zien. Syste
matisch wordt het oppervlak
nat gespoten, niet alleen om
het stof te bestrijden, maar
ook om in de broeiwarme zo
mermaanden wat koelte tus
sen de hoge huizen te bren
gen. Zij spuiten met jongens
achtig plezier en met een
ongeëvenaarde handigheid,
waardoor zij zelfs in drukke
verkeersaders als de José An
tonio of Alcala weten te voor
komen, dat passerende auto's
en bussen een spatje oplopen.
De grootste bijdrage tot de
publieke zindelijkheid wordt
echter geleverd door vijfdui
zend basureros, vuilnisopha
lers, die in armelijke huisjes
aan de rand van Madrid wo
nen en in de zeer vroege och
tend met hun ezelskarretjes op
pad gaan. Ik heb er graag een
keer een deel van mijn nacht
rust voor opgeofferd om deze
mannen en vrouwen, ver
schoppelingen van een harde
standenstaat, aan het werk te
zien.
Ik had mij om half vijf
laten wekken en stond een
half uur later op straat. Het
gebouw van de Telefonica,
vroeger met zijn vijftien ver
diepingen het hoogste van Ma
drid, thans ver overtroffen
door de wolkenkrabber van
zesentwintig étages op de
Plaza de Espana, was nog met
het hoofd in de nevel gehuld.
Ik kon de José Antonio slechts
honderd meter afzien. De
stoeltjes op de terrassen, die
later op de dag geheel bevolkt
zouden worden, stonden dicht
op elkaar te huiveren. De
voorbijgangers waren te tellen.
Ik tuurde in de mist, want ik
kon nu elk ogenblik een basu-
rero verwachten. Voor de in
gang van winkels en hotels
lagen grote zakken afval en
vuil. Het toneel was klaar
voor de vroege bedrijvigheid.
Achter de sluier, die mijn ge
zichtsveld beperkte, hoorde ik
het doordringende, melancho
lieke gebalk van een ezel. De
serie klanken weerkaatste te
gen de gevels en buitelde
naargeestig door de lege straat.
Nog geen minuut later zag ik
de schimmige omtrek van wa
gen en dier. De ezel sjokte
langzaam voort, bekend met de
weg, terwijl een man en een
vrouw de beide huizenkanten
afwerkten.
Ik kwam wat naderbij en
begon een, telkens door het
halen van een nieuwe zak on
derbroken, gesprek. De man
keek me in het begin enigs
zins wantrouwend aan. Hoe
kon een vreemdeling zich nu
interesseren voor een brood
winning, die hij hartgrondig
vervloekte?
„Heeft dit afval voldoende
waarde voor u om er elke dag
weer voor van buiten te ko
men?"
Weer die argwanende blik.
Was ik soms van de politie en
zocht ik een verloren geraakt
sieraad?
Hij wees naar de wagen: kijk
zelf maar. De vrouw was juist
bezig de inhoud van een zak
enigermate voor te sorteren
hier de lompen, daar de me
talen, in een hoek schillen en
etensresten. Ze had een zorge
lijk gezicht en het haar hing in
grijze plukken over haar voor
hoofd.
Ik had al wel gehoord, dat
deze mensen maar een zeer
karig dagloon bij elkaar schra
pen. Af en toe hebben zij een
gelukje wanneer zij inder
daad voorwerpen van waarde
tussen de rommel vinden. Voor
de rest is het een kwestie van
pesetas; als vodden, metalen,
papier en voedselafval (be
stemd voor het familievarken)
anderhalve gulden per dag op
brengen, mogen zij niet mop
peren. De Kerstfooi van hun
klanten kan een jaar nooit
goedmaken.
Ik werd na enige tijd geduld,
omdat het wantrouwen was ge
zakt en mijn sigaretten een
buitenkansje betekenden. Toen
het rayon was afgewerkt, werd
mij zelfs een plaats naast het
echtpaar op de bok aangebo
den, maar dat kon ik het
ezeltje toch niet aandoen. Ik
was echter nieuwsgierig genoeg
om hen met de eerste bus naar
hun woonplaats te volgen.
Naast in aanbouw zijnde luxe
flats van acht verdiepingen
hingen schots en scheef door
elkaar, enkele tientallen keten
van oude blikken, rotte plan
ken en half vergaan asfaltpa-
pier. Ongewassen, halfnaakte
kinderen speelden in het vuil.
Een haveloze hond en een
schaiminkel van een vai-ken
wachtten op de terugkeer van
de baas, die hun ontbijt zou
meebrengen.
In deze en een dergelijke
omgeving elders wonen de ba
sureros. Nu ik dit schrijf
schijnt de penetrante geur van
het stadsafval, dat hun brood
oplevert, weer in mijn neus te
ki'uipen. Een mensonwaardig
bestaan en toch is er intus
sen nog een veel groter pro
bleem voor hen opgekomen.
Kort geleden zijn zij uit het
centrum verbannen: volauto
matische auto's van de reini
gingsdienst hebben hun taak
overgenomen. Gaandeweg zul
len zij naar alle richtingen
Madrid uit worden gedreven.
Wat dan in een land, dat op
het gebied van de sociale zorg
een halve eeuw achterstand
heeft op de rest van Europa?
IDIIIllOmillllllilDlIölllllIIM
J. J. F. Kemming j§
niii»ir
Populariteit
Gemeten naar de algemene waardering
is populariteit de grootste deugd die er
bestaat. In ieder geval de populairste. Je
kunt haast wel zeggen, dat iedereen graag
populair zou willen zijn. De uitzonderin
gen zijn öf abnormaal wijs öf abnormaal
zonder meer.
Ik heb eens voor een zaal vol mensen
beweerd, dat de mens in werkelijkheid
maar één doel nastreeft: op te vallen. Toen
er verontwaardigd geprotesteerd werd, zei
ik: Laat de man opstaan die zo bescheiden
is, dat hij liever niet wil opvallen. Toen
stonden alle mannen op; om op te vallen
door hun bescheidenheid.
Nee, de mens zit, net als een kind voor
een speelgoedwinkel, hunkerend met zijn
neus gedrukt tegen de spiegelruit, die hem
scheidt van gelegenheden, waar roem en
populariteit worden opgewekt: radio, to
neel, krant.
Hij heeft als normaal mens maar één
uitlaat tot zijn beschikking voor dat wat
er in hem woelt: het ingezonden stuk.
Waarin dan nog zijn voortreffelijke ge
dachte zwaar verminkt en beledigend ver
kort wordt weergegeven. En de hoogste
roem die hij langs deze weg kan bereiken
is, dat de mensen zeggen: Kijk, dat is nou
die beroemde schrijvervan ingezonden
stukken.
De grootste belemmering op de weg naar
de populariteit is wel de verlegenheid.
Aangezien ik altijd diep gebukt ga onder
het leed van de zowel in de litteratuur
als door het andere geslacht vergeten
groep der vertegenen., werd ik onlangs
verrast door een advertentie voor een
boekje, dat onder de titel „Hoe word ik
populair" de slagzin lanceerde: „Verlegen
heid verleden tijd".
En ik dacht: Welk een perspectief voor
de man, die zich tot dusverre in grote ge
zelschappen slechts schuifelend langs de
wand durfde voortbewegen, om nu plot
seling, via dit boekje, te worden tot een
volwaardig meegeteld persoon, met al wat
er aan vrouwelijk schoon in de buurt is
hangende aan zijn nu opeens durvende
lippen!
Is het een wonder, dat na deze adver
tentie de boekwinkels overstroomd wer
den door schuwe schuchtere mannetjes,
die schichtig naar binnen schoven om naar
het bewuste boek te informeren? Ik heb
het zelf gezien. Ik was er één van. Met
het begeerde boek diep weggestopt onder
mijn jas ben ik naar een stil plekje gerend
en daar heb ik het met bevende handen
opengeslagen. Maar welk een teleurstel
ling! Het boek bevatte niets dan een paar
zéér aanvechtbare raadgevingen. Eén er
van was:
„Praat veel over jezelf. Lanceer bij elke
gelegenheid je eigen voornaam, verbind
hier zo mogelijk een persoonlijke slagzin
aan. Zeg bijvoorbeeld, als je Tinus heet,
niet: I k ben niet op mijn achterhoofd ge
vallen, maar: Tinus is niet op zijn achter
hoofd gevallen". (Hierover heb ik geen
oordeel. Ik ken Tinus niet).
„Een typisch gevolg" (schrijft het boek
verder) „van populariteit is, dat iedereen
beweert een boezemvriend van je te zijn.
Spreek dit vooral nooit tegen, ook al zijn
het mensen, die je nog nooit ontmoet
hebt". (Hier ben ik het mee eens en als
iemand mij de groeten overbrengt van
iemand die ik helemaal niet ken, zeg ik
altijd maar: „O ja, die aardige jongen. Die
kan wat!" Dat klopt altijd, want iedereen
kan altijd wel wat).
Maar tenslotte heeft het boek me geen
stap verder gebracht; ik ben helemaal
niet getapter gewordenondanks mijn ein
deloos herhaalde slagzin „De Boer is weer
best!" Niemand scheen dat in te zien. Ik
ben daarom gaan protesteren bij de schrij
ver. Ik heb gezegd: „Uw boek heeft me
helemaal niet populair gemaakt". Toen zei
hij: „Dat is ook nooit de bedoeling ge
weest".
„Maar dat staat toch als titel buiten op
uw boek?"
Welneedat heeft u verkeerd begrepen.
Er staat: Hoe word i k populair. Nou, dat
ben ik gewordendoor dit boek".
Chiel de Boer
ADVERTENTIE
en MANTELS, voor Dames en Heren,
voor kinderen en in junior-maten.
Gen. Cronjéstraat 40 - 44 - Haarlem
Tel. 15438
LONDEN (Reuter) Een commissie van
Britse oud-ministers zal onder voorzitter
schap van oud-premier Lord Attlee een
inleidende studie maken van het vele werk
dat Britse ministers moeten ver-zetten. De
commissie is ingesteld, zo zei premier Mac
Millan dinsdag in het Lagerhuis, omdat in
de afgelopen jaren ministers het slachtof
fer van hun zware werkzaamheden zijn
geworden.
Men is het er algemeen over eens, dat de
dood van Sir Stafford Cripps, de vroegere
Labourminister van Financiën, indertijd
het gevolg was van overwerktheid. Ook de
gezondheid van Sir Anthony Eden is door
zijn drukke werkzaamheden ondermijnd.
Lord Attlee en de vroegere Labourminis
ter van Buitenlandse Zaken Morrison zijn
indertijd eveneens ernstig ziek geworden
door ovei-belasting.
Naast konkelefoezen vindt men ge
westelijk ook vormen als konkelefaze-
len, konkeleforen, konkelefozen en kon-
kelefuizen. Het tweede deel van de sa
menstelling betekent: slecht werken.
Het eerste is eigenlijk: draaien, wenden.
In figuurlijke betekenis is draaien:
knoeien, oneerlijk handelen. Konkele
foezen is dus letterlijk: slecht met iets
omgaan, knoeien, maar bijna steeds
vindt men de betekenis: kuipen, intri
geren, bedriegelijk handelen en in het
bijzonder: heimelijk overleg plegen ten-
deinde anderen te benadelen.