„Krijgen wij Nieuw-Guinea niet, dan gaan de Nederlanders eruit!" rMadrid wordt een nette stad Overdracht zou de betrekkingen waarschijnlijk evenmin verbeteren Franse crisis INDONESISCHE RICHTINGAANWIJZER: Van dag tot dag raatótoel CHoe is het ontstaan 3 Henkemans speelt Debussy in Kröller-Müller Nationalegeen rationele eis Kern van het probleem Tito: Betere relaties met Sovjetblok op til Zaak tegen Britse arts plotseling verdaagd fa Op tffe PLASTIC REGENJASSEN Britse ministers bezwijken onder hun vele werk Dit woord: KONKELEFOEZEN WOENSDAG 22 MEI 1957 De val van het kabinet-Mollet bezorgt Europa opnieuw een Frankrijk-zonder regering. Opnieuw staan de andere Euro pese landen dus tegenover een situatie, waarin niemand weet wat er van de Europese economische eenwording terecht zal komen omdat niemand weet, hoe de Franse kabinetscrisis zich zal ontwikkelen en of deze wel of niet kan worden opgelost zonder nieuwe verkiezingen. Bij de tegenwoordige samenstelling van de Assemblée Nationale is het vrijwel on denkbaar, dat er een nieuwe regering kan worden gevormd zonder de socialisten. Een volgend kabinet onder socialistische lei ding of onder leiding van een M.R.P.-er met deelneming van de socialisten zal de nieuwe Europese verdragen hoogst waarschijnlijk met evenveel kracht ver dedigen als Mollet dat zou hebben gedaan. Maar op het ogenblik ontbreekt de zeker heid, dat er zulk een kabinet komt en het enige wat wèl zeker is, is dat de behan deling van de Europese verdragen in het Franse parlement zal worden uitgesteld. En tijdens de periode van uitstel kan er weer van alles gebeuren. Maar niet alleen van het standpunt der Europese samenwerking bezien is deze nieuwe Franse kabinetscrisis zeer betreu renswaardig. Want de regering-Mollet is in feite gevallen omdat het parlement wei gerde, de belastingverhoging te aanvaar den die noodzakelijk was geworden om de kosten van de strijd in Algerije te kunnen dekken. De meerderheid, die Mollet ten val bracht, was echter niet tegen deze zin loze, nu al 2Y2 jaar durende strijd op zich zelf, maar wel tegen het dragen van de financiële lasten die hij meebrengt. Het is een demonstratie van grote innerlijke zwakte, dat Frankrijk blijkbaar noch de kracht kan opbrengen, het probleem Alge rije op vreedzame wijze op te lossen, noch het altruïsme, financiële offers te brengen voor wat het als een rechtvaardige zaak beschouwt. Uit zwakte, en niet uit kracht, heeft het parlement Mollet dan ook weggestemd. Dat pleit voor Mollet. Maar het pleit niet voor de beginselvastheid, de wijde blik en de integriteit der Franse politici. In het buitenland en vooral in Amerika waar men meer gevoel heeft voor de betekenis van „de grote aanpak" dan over al elders is men langzamerhand gewend geraakt aan de idee, dat Nederland, België en Luxemburg in velerlei opzicht kunnen worden samengevat in de term „Benelux"; de drie landen, die deze benaming samen dragen, hebben sinds jaren hun uiterste best gedaan om naar buiten als een een heid op te treden en een indruk van grote eensgezindheid te geven. Wanneer men ervaart hoe simplistisch men in het verre buitenland over Euro pese toestanden pleegt te denken en hoe weinig begrip er bestaat voor verdeeld heden tussen de kleine nationaliteiten in het oude werelddeel, dan beseft men hoe deze term „Benelux" daar veelal overschat wordt en ten onrechte als de naam van een nieuwe natie wordt beschouwd. Ten onrechte dat blijkt telkens duidelijk ge noeg. Men behoeft als Amerikaan slechts op Europese vakantiereis te gaan om te ontdekken, hoe hoog de grensbarrières tussen de „gewesten" van Benelux nog zijn en hoe streng de nationaliteit van ieder land nog wordt bewaakt en omperkt. Het bericht dat België zijn grens heeft gesloten voor alle Nederlandse tomaten- invoer moet echter voor die buitenlanders een nog veel grotere desillusie inhouden dan een pascontrole aan de Belgisch-Ne derlandse grens. Want die tomaten liggen op economisch gebied en vormen een klein detail van de grote handelsverbindingen in het Beneluxgebied. Een detail, waaraan men in het buitenland waarschijnlijk niet gedacht heeft. Tomaten hoeveel er ook worden uit- of ingevoerd kunnen nooit van overheersende betekenis zijn in een drielanden-eenheid die naar buiten een bijna-natie heet. Als het dorp Staphorst door middel van zijn politiemacht de tuinders van Giet hoorn belet, boerekool te verkopen aan de groenteman ter plaatse, halen wij onze schouders op en glimlachen spottend om een mentaliteit, die overal elders uitge storven is en nog slechts als een curiosi teit in achterlijke negorijen voortleeft. De zelfde indruk moet echter het tomaten- bericht maken op buitenlanders, die ge meend hadden in Europa tenminste een begin van economisch gezonde verhou dingen te bespeuren in de Benelux-agglo- meratie. Zo eenvoudig ligt het tomaten- probleem tussen België en Nederland niet. maar de indruk naar buiten moet deson danks lachwekkend zijn. Holland Festival Zaterdag 13 juli zal de pianist Hans Hen kemans muziek van Debussy spelen in het rijksmuseum Kröller-Müller op de Hoge Veluwe. Dit recital maakt deel uit van het Holland Festival. Er worden geregeld mu ziekuitvoeringen in het museum Kröller- Müller gegeven. In april heeft het Neder lands Kamerkoor er nog geconcerteerd, 15 juni zingt er de mezzosopraan Cora Canne Meyer. Dit laatste concert staat los van het Holland Festival. (Van onze reisredacteur DJAKARTA Een van de vriendelijkste mensen, die ik in Indonesië heb ontmoet, was de heer Roeslan Abdoelgani, tot voor kort minister van Buitenlandse Zaken van de republiek. Ik had diezelfde ochtend eerst Mohammed Hatta gesproken en dat gesprek werd van mijn kant gevoerd met de respectvolle afstand, die men vrijwillig neemt van een groot staatsman, al is hij dan tijdelijk ambteloos burger. Maar met Zijne Excellentie Abdoelgani kon ik anderhalf uur allergenoeglijkst kouten. In het Nederlands. Trouwens, toen tijdens onze conversatie premier Ali Sastroamidjojo aan de telefoon kwam, ging het ge sprek tussen de twee ministers ook in onze moedertaal. „U hoort het", zei minister Abdoelgani glimlachend, „wij zijn zo Nederlands!" Zo Nederlands? Ik vroeg hem naar de Nederlands-Indo nesische betrekkingen. „Kijk", zei hy, „met de eenzijdige opzegging van de overeen komsten van de Ronde Tafelconferentie heb ik voor Nederland een richtingaan wijzer willen plaatsen. Er waren groepen in het parlement die zeiden: „Gooi de Ne derlanders en hun bedrijven er nu meteen maar uit". Maar dat wilde ik niet. Een richtingaanwijzer plaatsen, dat was ge noeg voor mij. „U bedoelt, excellentie", zei ik, „dat op die richtingaanwijzer staat: Als Indonesië Irian Barat (Westelijk Nieuw Guinea) niet krijgt, dan kunnen de Nederlanders in Indonesië hun biezen wel pakken?" „Nu ja", zei minister Abdoel gani en hief afwerend de handen, „Laten we zeggen: dan zal de positie van de Ne derlanders hier op den duur onhoudbaar worden". De minister onthulde ook met enige vro lijkheid, dat hij had overwogen, tijdens het conflict om het Suezkanaal Nieuw Guinea militair te doen bezetten. Het had hem een mooi moment geleken: de Russen in Hongarije, de Britten, Fransen en Is raeli's in Egypte, waarom niet de Indone siërs in Nieuw Guinea? De Nederlandse troepen zouden om de Kaap hebben moe ten varen, de UNO had het druk met gro tere problemen. Ik tikte hem even op de vingers: „Maar excellentie, Indonesië hangt het positief neutralisme aan, rekent zich tot de vredebrengende krachten. Had u dan ook in het beklaagdenbankje van de UNO willen staan? als agressor?" Die gedachte vermaakte de minister wel. Toen werd hij ernstig en zei: „Waarom geven jullie ons Nieuw Guinea eigenlijk niet?" Daarop was het mijn beurt voor enige vro lijkheid en ik zei: „Aan wie, excellentie"? Aan de stadscommandant van Djakarta of aan overste Sumual, die tenslotte com mandant van Oost-Indonesië is? Of moe ten we er meteen een gebied met locale autonomie van maken?" Minister Abdoelgani lachte er sportief om, maar de vraag bleef hangen: Waarom dragen wij Nieuw Guinea niet aan Indone sië over? Het is een vraag die velen zich stellen. In Nederland en ook onder de Nederlanders in Indonesië. Een vraag met vele aspecten, waarvan ik de meeste bui ten beschouwing zal laten, omdat alleen de reacties in Indonesië op het Nederlandse standpunt binnen het kader van deze re portage vallen. Welnu, de Indonesische reacties blijven onveranderd heftig, het staat op alle muren. Voor Djakarta blijft „Irian Barat" de nationale eis nummer één. De reële argu menten waarop die eis zich grondt, zijn zwak, bepaald niet sterker dan de redenen waarop Nederland aan Nieuw Guinea vast houdt. Op het moment dat in Indonesië hevige middelpuntvliegende krachten zich doen gelden, doet Djakarta's eis tot ge biedsuitbreiding extra onwezenlijk aan. Djakarta kan Nieuw Guinea nog minder tot ontwikkeling brengen dan wij, het zou nog altijd op betere grond Brits Borneo of Portugees Timor kunnen claimen. Ak koord, maar de Indonesische eis „Irian Ba rat heim ins Reich" is geen rationele, maar een emotionele eis. Zij is vergelijk baar met de Ierse aanspraken op Ulster. De gang van zaken in en na de Ierse on afhankelijkheidsstrijd vertoont trouwens meer merkwaardige overeenkomsten met de Indonesische, inspireerde zelfs vele voormannen van de laatste. Nieuw Guinea Indonesisch: het zou de voltooiing van de revolutie zijn, een sym bool van de definitieve afrekening met het kolonialisme. Het is een nationale eis en wie haar niet steunt is een landver rader. Dat weten ook de dozijnen Indone siërs, die privé onmiddellijk toegeven, dat Indonesië vandaag de dag niet zou weten wat het met Nieuw Guinea zou moeten beginnen, wanneer het 't kreeg, maar die dit nooit publiekelijk zullen zeggen. De Nederlanders in Indonesië weten dit ook. Maar omdat zij dag in, dag uit dit pro bleem onder de neus krijgen gewreven, er dagelijks moeilijkheden door menen te on dervinden, zijn er velen die zeggen: „Geef het ze. Wat hebben wij eraan? Het kost alleen maar geld. Wij beschouwen het nu als een groot diplomatiek succes wanneer we in de UNO een één derde minderheid plus één kunnen vergaren die de kwestie van de agenda kan houden. Maar hoe lang gaat dat? Er komen steeds meer niéuwe leden bij: allemaal „ghana's", die tegen ons zullen stemmen". Er zijn tal van Ne derlanders in Indonesië die zo spreken, het geringe aantal handtekeningen onder het adres van prof. Drost en Willem Olt- mans ten spijt. Dat advies werd niet ge tekend, omdat ook de Nederlanders die het in grote trekken met het aan de orde gestelde punt eens waren, er niets voor voelden hun landgenoten in Indonesië voor het blok te zetten, door hen te dwin gen zich uit te spreken, partij te kiezen. Voor die uiterst fatsoenlijke houding ver dienen zij hulde. Maar in hun hart denken zij: „Als het de verhouding met Indonesië beter kan maken, vooruit, geef het ze in 's hemelsnaam". In die gedachte nu zit precies de kern van het probleem. Want laat men een ogenblik alle morele, principiële en juri dische overwegingen terzijde, beziet men louter en alleen de praktische en eigenlijk belangrijkste vraag: „Zullen de Neder lands-Indonesische betrekkingen werkelijk goed worden, wanneer wij Nieuw Guinea aan Indonesië zouden overdragen?", dan moet het antwoord daarop luiden „nee", of althans „nog niet". Zelfs de goedgemutste minister Abdoel gani gaf dat na enig nadenken eerlijk toe, zonder overigens op de redenen daarvoor in te gaan. Maar die redenen liggen voor de hand. De nationale, nee de nationalis tische eis inzake Nieuw Guinea is geen wezenlijk verlangen, dat werkelijk om vervulling vraagt. Zij is het symbool van het doel van een revolutie, dat immers al tijd achter de horizon ligt, moet blijven liggen. Moch het doel toevallig worden be reikt, dan zal er achter een nieuwe horizon een nieuw doel moeten worden gevonden: de revolutie is nimmer voltooid! Het is ironisch genoeg waarschijnlijk, dat juist die Nederlanders, die hun economische be- Voor een president als dezevol tooiing van een revolutie. Voor een meisje als ditIrian Barat, een nationale eis. langen willen beschermen door inzake Nieuw Guinea toe te geven, het eerst zou den worden getroffen. Het nieuwe doel zou zeer wel kunnen zijn: de Nederlanders en hun bedrijven het land uit, althans zo lang de extreme, in wezen destructieve natio nalisten in Djakarta aan het bewind zijn. Want onvervreembaar kenmerk van hun nationalisme is het anti-Nederlands zijn. Niet in persoonlijke zin, ik zei het al: mi nister Abdoelgani was één van de vrien delijkste Indonesiërs die ik ontmoette. Maar wel in onpersoonlijke zin. Vervuld van ressentimenten en achterdocht als zij zijn, zullen zij het Nederlandse spookbeeld biijven najagen. Men kan hen Nieuw Gui nea of gouden bergen beloven, zolang zij regeren, zal moeilijk een gezonde ver houding tussen Nederland en Indonesië denkbaar zijn. Niet voordat de constructieve nationa listen en die zijn er Indonesië wakker zullen schudden uit de droom van deze revolutie, zal Nederland op nieuwe basis met Indonesië tot zaken kunnen komen. Mogelijk ook uit de Nieuw Guinea-impasse kunnen ge raken, eer er voor ons land in de UNO niet langer een éénderde minder heid plus één meer te vinden zou zijn! „De tijd is wellicht niet ver meer, dat Joegoslavië weer goede betrekkingen zal onderhouden met de Sovjet-Unie en de landen van Oost-Europa", aldus heeft pre sident Tito tegenover een verslaggever van het Joegoslavische blad „Maladrost" verklaard. „Dit zal geschieden, omdat een andere oplossing niet mogelijk is", aldus het Joe goslavische staatshoofd. „De betrekkingen worden reeds beter en wanneer wij realis tisch zijn, dan is het vestigen van goede betrekkingen een logisch gevolg". EASTBOURNE (UP) De zaak tegen de Britse arts dr. Adams die voor het hof van Eastbourne wordt behandeld, is dins dagmiddag plotseling verdaagd, bij het begin van de getuigenverklaringen. Adams is vrijgelaten onder borgstelling van 200 pond. Hij wordt thans, zoals ge meld is, van valsheid van geschrifte en overtreding van de crematiewet beschul digd. "'"Ulljk „Vanuit zo'n vuil nest wordt de halve wereld geregeerd." De historicus, wiens woor den ik brutaalweg overschrijf, doelde hiermee op „de won derlijke kunstmatige hoofdstad van het Spaanse wereldrijk". En nu weet u meteen, dat we een behoorlijk aantal jaren in de geschiedenis moeten terug gaan om deze machtssituatie van Spanje aan te treffen. Naar de tijd van Philips II, toen vijftienduizend Madri- lenen schuchter begonnen aan de opbouw van een wereld stad, die thans de twee miljoen inwoners nadert. De zestiende eeuw, door het romantisch palet van beroem de schilders vastgelegd in smetteloos wit kant en warm- gekleurd fluweel, verborg on der een dun vliesje uiterlijke beschaving menige vuile plek. Het was in het bijzonder met de openbare hygiëne treurig gesteld en Madrid mocht zon der overdrijving een vuil nest worden genoemd. Wie zich 's avonds voorzien van een lantaarn, daar elke verlichting ontbrak op straat waagde, moest niet alleen oppassen voor rovers, maar misschien nog meer voor vuil, dat op de meest ongelegen momenten uit de vensters werd gegooid en gegoten. Die toestand werd zelfs het niet bijster vooruit strevende stadsbestuur te kras In 1568 werd een ordonnantie uitgevaardigd, waarbij werd bepaald, dat men zeker slaap- kamergerief slechts na midder nacht op deze manier mocht ledigen. Wilde men zich over dag van de last ontdoen, dan mocht dit alleen geschieden na driemaal uit volle borst een waarschuwing de straat in te hebben geslingerd: „Agua va! Agua va! Agua va!", wat enigszins vrij vertaald „Daar DE DOODSKLOK HEEFT geluid voor een uitzonderlijk be roep in de Spaanse hoofdstad: vijfduizend basureros, vuilnis ophalers, zijn al uit de centrumstraten verdreven en zullen het weldra geheel moeten afleggen tegen volautomatische auto's van de reinigingsdienst. komt het water!" betekent. Ik vind, dat ik u, mogelijke toekomstige bezoeker van Ma drid, nu meteen maar even moet geruststellen. Laat u niet afschrikken: u kunt tegen woordig de oude stadswijken doorkruisen, zonder voor in cidenten als hierboven om schreven bevreesd te hoeven zijn. Hoogstens kunt u last krijgen van de opgeschoten jeugd, die hoe langer hoe meer een vrijgevochten allure be gint aan te nemen. Er wordt in de Spaanse pers steen en been geklaagd over het van dalisme en de onbeschofte houding van jongens zowel als meisjes. Wie weet hoe in deze typische mannenmaat schappij de vrouw altijd rech teloos is geweest en het liefst werd weggestopt achter het traliewerk van de vensters, begrijpt welk een schokkende indruk dit gedrag in het open baar van meisjes op de ge middelde Spanjaard heeft. Maar dat is weer een heel an der verhaal. Ik wilde u alleen maar laten weten, dat Madrid allang niet meer de smerige stad van weleer is. Ondanks de soms nijpende waterschaarste kan men in de hoofdstraten de mannen van de reinigingsdienst vaak met hun spuiten bezig zien. Syste matisch wordt het oppervlak nat gespoten, niet alleen om het stof te bestrijden, maar ook om in de broeiwarme zo mermaanden wat koelte tus sen de hoge huizen te bren gen. Zij spuiten met jongens achtig plezier en met een ongeëvenaarde handigheid, waardoor zij zelfs in drukke verkeersaders als de José An tonio of Alcala weten te voor komen, dat passerende auto's en bussen een spatje oplopen. De grootste bijdrage tot de publieke zindelijkheid wordt echter geleverd door vijfdui zend basureros, vuilnisopha lers, die in armelijke huisjes aan de rand van Madrid wo nen en in de zeer vroege och tend met hun ezelskarretjes op pad gaan. Ik heb er graag een keer een deel van mijn nacht rust voor opgeofferd om deze mannen en vrouwen, ver schoppelingen van een harde standenstaat, aan het werk te zien. Ik had mij om half vijf laten wekken en stond een half uur later op straat. Het gebouw van de Telefonica, vroeger met zijn vijftien ver diepingen het hoogste van Ma drid, thans ver overtroffen door de wolkenkrabber van zesentwintig étages op de Plaza de Espana, was nog met het hoofd in de nevel gehuld. Ik kon de José Antonio slechts honderd meter afzien. De stoeltjes op de terrassen, die later op de dag geheel bevolkt zouden worden, stonden dicht op elkaar te huiveren. De voorbijgangers waren te tellen. Ik tuurde in de mist, want ik kon nu elk ogenblik een basu- rero verwachten. Voor de in gang van winkels en hotels lagen grote zakken afval en vuil. Het toneel was klaar voor de vroege bedrijvigheid. Achter de sluier, die mijn ge zichtsveld beperkte, hoorde ik het doordringende, melancho lieke gebalk van een ezel. De serie klanken weerkaatste te gen de gevels en buitelde naargeestig door de lege straat. Nog geen minuut later zag ik de schimmige omtrek van wa gen en dier. De ezel sjokte langzaam voort, bekend met de weg, terwijl een man en een vrouw de beide huizenkanten afwerkten. Ik kwam wat naderbij en begon een, telkens door het halen van een nieuwe zak on derbroken, gesprek. De man keek me in het begin enigs zins wantrouwend aan. Hoe kon een vreemdeling zich nu interesseren voor een brood winning, die hij hartgrondig vervloekte? „Heeft dit afval voldoende waarde voor u om er elke dag weer voor van buiten te ko men?" Weer die argwanende blik. Was ik soms van de politie en zocht ik een verloren geraakt sieraad? Hij wees naar de wagen: kijk zelf maar. De vrouw was juist bezig de inhoud van een zak enigermate voor te sorteren hier de lompen, daar de me talen, in een hoek schillen en etensresten. Ze had een zorge lijk gezicht en het haar hing in grijze plukken over haar voor hoofd. Ik had al wel gehoord, dat deze mensen maar een zeer karig dagloon bij elkaar schra pen. Af en toe hebben zij een gelukje wanneer zij inder daad voorwerpen van waarde tussen de rommel vinden. Voor de rest is het een kwestie van pesetas; als vodden, metalen, papier en voedselafval (be stemd voor het familievarken) anderhalve gulden per dag op brengen, mogen zij niet mop peren. De Kerstfooi van hun klanten kan een jaar nooit goedmaken. Ik werd na enige tijd geduld, omdat het wantrouwen was ge zakt en mijn sigaretten een buitenkansje betekenden. Toen het rayon was afgewerkt, werd mij zelfs een plaats naast het echtpaar op de bok aangebo den, maar dat kon ik het ezeltje toch niet aandoen. Ik was echter nieuwsgierig genoeg om hen met de eerste bus naar hun woonplaats te volgen. Naast in aanbouw zijnde luxe flats van acht verdiepingen hingen schots en scheef door elkaar, enkele tientallen keten van oude blikken, rotte plan ken en half vergaan asfaltpa- pier. Ongewassen, halfnaakte kinderen speelden in het vuil. Een haveloze hond en een schaiminkel van een vai-ken wachtten op de terugkeer van de baas, die hun ontbijt zou meebrengen. In deze en een dergelijke omgeving elders wonen de ba sureros. Nu ik dit schrijf schijnt de penetrante geur van het stadsafval, dat hun brood oplevert, weer in mijn neus te ki'uipen. Een mensonwaardig bestaan en toch is er intus sen nog een veel groter pro bleem voor hen opgekomen. Kort geleden zijn zij uit het centrum verbannen: volauto matische auto's van de reini gingsdienst hebben hun taak overgenomen. Gaandeweg zul len zij naar alle richtingen Madrid uit worden gedreven. Wat dan in een land, dat op het gebied van de sociale zorg een halve eeuw achterstand heeft op de rest van Europa? IDIIIllOmillllllilDlIölllllIIM J. J. F. Kemming j§ niii»ir Populariteit Gemeten naar de algemene waardering is populariteit de grootste deugd die er bestaat. In ieder geval de populairste. Je kunt haast wel zeggen, dat iedereen graag populair zou willen zijn. De uitzonderin gen zijn öf abnormaal wijs öf abnormaal zonder meer. Ik heb eens voor een zaal vol mensen beweerd, dat de mens in werkelijkheid maar één doel nastreeft: op te vallen. Toen er verontwaardigd geprotesteerd werd, zei ik: Laat de man opstaan die zo bescheiden is, dat hij liever niet wil opvallen. Toen stonden alle mannen op; om op te vallen door hun bescheidenheid. Nee, de mens zit, net als een kind voor een speelgoedwinkel, hunkerend met zijn neus gedrukt tegen de spiegelruit, die hem scheidt van gelegenheden, waar roem en populariteit worden opgewekt: radio, to neel, krant. Hij heeft als normaal mens maar één uitlaat tot zijn beschikking voor dat wat er in hem woelt: het ingezonden stuk. Waarin dan nog zijn voortreffelijke ge dachte zwaar verminkt en beledigend ver kort wordt weergegeven. En de hoogste roem die hij langs deze weg kan bereiken is, dat de mensen zeggen: Kijk, dat is nou die beroemde schrijvervan ingezonden stukken. De grootste belemmering op de weg naar de populariteit is wel de verlegenheid. Aangezien ik altijd diep gebukt ga onder het leed van de zowel in de litteratuur als door het andere geslacht vergeten groep der vertegenen., werd ik onlangs verrast door een advertentie voor een boekje, dat onder de titel „Hoe word ik populair" de slagzin lanceerde: „Verlegen heid verleden tijd". En ik dacht: Welk een perspectief voor de man, die zich tot dusverre in grote ge zelschappen slechts schuifelend langs de wand durfde voortbewegen, om nu plot seling, via dit boekje, te worden tot een volwaardig meegeteld persoon, met al wat er aan vrouwelijk schoon in de buurt is hangende aan zijn nu opeens durvende lippen! Is het een wonder, dat na deze adver tentie de boekwinkels overstroomd wer den door schuwe schuchtere mannetjes, die schichtig naar binnen schoven om naar het bewuste boek te informeren? Ik heb het zelf gezien. Ik was er één van. Met het begeerde boek diep weggestopt onder mijn jas ben ik naar een stil plekje gerend en daar heb ik het met bevende handen opengeslagen. Maar welk een teleurstel ling! Het boek bevatte niets dan een paar zéér aanvechtbare raadgevingen. Eén er van was: „Praat veel over jezelf. Lanceer bij elke gelegenheid je eigen voornaam, verbind hier zo mogelijk een persoonlijke slagzin aan. Zeg bijvoorbeeld, als je Tinus heet, niet: I k ben niet op mijn achterhoofd ge vallen, maar: Tinus is niet op zijn achter hoofd gevallen". (Hierover heb ik geen oordeel. Ik ken Tinus niet). „Een typisch gevolg" (schrijft het boek verder) „van populariteit is, dat iedereen beweert een boezemvriend van je te zijn. Spreek dit vooral nooit tegen, ook al zijn het mensen, die je nog nooit ontmoet hebt". (Hier ben ik het mee eens en als iemand mij de groeten overbrengt van iemand die ik helemaal niet ken, zeg ik altijd maar: „O ja, die aardige jongen. Die kan wat!" Dat klopt altijd, want iedereen kan altijd wel wat). Maar tenslotte heeft het boek me geen stap verder gebracht; ik ben helemaal niet getapter gewordenondanks mijn ein deloos herhaalde slagzin „De Boer is weer best!" Niemand scheen dat in te zien. Ik ben daarom gaan protesteren bij de schrij ver. Ik heb gezegd: „Uw boek heeft me helemaal niet populair gemaakt". Toen zei hij: „Dat is ook nooit de bedoeling ge weest". „Maar dat staat toch als titel buiten op uw boek?" Welneedat heeft u verkeerd begrepen. Er staat: Hoe word i k populair. Nou, dat ben ik gewordendoor dit boek". Chiel de Boer ADVERTENTIE en MANTELS, voor Dames en Heren, voor kinderen en in junior-maten. Gen. Cronjéstraat 40 - 44 - Haarlem Tel. 15438 LONDEN (Reuter) Een commissie van Britse oud-ministers zal onder voorzitter schap van oud-premier Lord Attlee een inleidende studie maken van het vele werk dat Britse ministers moeten ver-zetten. De commissie is ingesteld, zo zei premier Mac Millan dinsdag in het Lagerhuis, omdat in de afgelopen jaren ministers het slachtof fer van hun zware werkzaamheden zijn geworden. Men is het er algemeen over eens, dat de dood van Sir Stafford Cripps, de vroegere Labourminister van Financiën, indertijd het gevolg was van overwerktheid. Ook de gezondheid van Sir Anthony Eden is door zijn drukke werkzaamheden ondermijnd. Lord Attlee en de vroegere Labourminis ter van Buitenlandse Zaken Morrison zijn indertijd eveneens ernstig ziek geworden door ovei-belasting. Naast konkelefoezen vindt men ge westelijk ook vormen als konkelefaze- len, konkeleforen, konkelefozen en kon- kelefuizen. Het tweede deel van de sa menstelling betekent: slecht werken. Het eerste is eigenlijk: draaien, wenden. In figuurlijke betekenis is draaien: knoeien, oneerlijk handelen. Konkele foezen is dus letterlijk: slecht met iets omgaan, knoeien, maar bijna steeds vindt men de betekenis: kuipen, intri geren, bedriegelijk handelen en in het bijzonder: heimelijk overleg plegen ten- deinde anderen te benadelen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 5