TIP MARUGG
DE GEWELDIGE KENNIS
PALINGTREK IN VOLLE GANG
Voortreffelijke roman
Litteraire
Kanttekeningen
@avp Mek&t
Erbij
van de Antilliaanse schrijver
Engelse
litteratuur
discussie
IN GEEN
Bij Den Oever neemt de glasaal de laatste hindernis
een handje geholpen door zijn vroegere vijand
VOOR HET OPSCHEPPEN
Raad van Kuropa verleent
subsidie voor vertaling
PAG 1 NA DRIB
MET HET WERK VAN Tip Marugg
aakte ik kennis in „De Stoep" het
f'ïdens de oorlog en ook daarna nog in
Xrocoo verschenen Nederlandse periodiek,
rffli onder de redactie van Luc. Tournier, de
eacajde medicus-dichter-componist-schil-
jZ Chris Engels, een litterair asiel bood
onze letterkunde in de diaspora. Hier
j"L onze taal, in het Nederlands, Zuid-
Afrikaans en Antilliaans, vrijuit spreken
'■■nor het forum van de wereld. Wat de An-
tillionen daartoe bijdroegen was van niet
.fringe betekenis. Het was jong, fris,
antgardistisch als men wil. Gedichten
„Is van Luc. Tournier, Charles Corsen, Oda
Blinder en Tip Marugg, proza als dat van
Terborgh en Wim van Nuland, het veel-
■iidige tverk van een representatieve figuur
jij Cola Debrot het werkte het één zo-
vtl als het ander even mousserend. Het
lÜfde. Het durfde zich te wagen aan de
ontraditionele expressie van zich baan
brekende „levensgevoelens".
TIP MARUGG was in die jaren nog
bezig zijn instrument af te stemmen. Het
klonk, al was de snaarstreek nog onvast,
nog tastend naar een volstrekt eigen toon.
Maar ook in die aarzeling was zijn stem
al te horen: een stem, die ik niet beter zou
«eten te kenschetsen dan met de voor
treffelijke karakteristiek, die Cola Debrot
destijds in het geding bracht naar aan-
lriding van „Awater" en „Het Uur U" van
Nijhoff: het „romantisch rationalisme"
de geestelijke en gevoelsgesteldheid van
een in zichzelf verdeeld mens, wiens hart
hunkert naar het onproblematische, zui
vere, absolute en wiens intellect niet kan
nalaten om zich op eigen gezag van het
«apen der analyse te bedienen. Men zou
van een dubbele optiek kunnen spreken.
Van een blik, die zich verdroomt in nieuw
ontdekte verten en tegelijkertijd het nabije
wantrouwend waakzaam bespiedt en ont
leedt Van een realistisch-surrealistische
blik dus, waarvoor de werkelijkheid zich
ontbindt in „bestaansfactoren" en zich
weer herenigt tot een transparante reali
teit van buiten-werkelijk gehalte.
Daarmee is, dunkt me, de bijzondere
kwaliteit omschreven van de gedichten, die
Tip Marugg onder de titel „Dobbelstenen
in Tepalka" voor „De Antilliaanse Ca
hiers" bundelde, het driemaandelijkse tijd
schrift, dat sinds 1955 onder de redactie
van Cola Debrot en Henk Dennert (Jules
de Palm is inmiddels uitgetreden) bij De
Bezige Bij verschijnt „om schrijvers, ge
boren op de Antillen, of auteurs, die hun
inspiratie voor een belangrijk deel danken
aan de Antillen, een forum te verschaf
fen". Maar gaver nog, subtieler en door
dringender heeft Marugg uitdrukking ge
geven aan zijn romantisch rationalisme,
aan de samengesteldheid, de tegenstrijdig
heid van zijn levensgevoel, in zijn eerste
roman, die onlangs als drievoudig nummer
van de Antilliaanse Cahiers (ook afzonder
lijk verkrijgbaar) het licht zag onder de
titel „Weekend Pelgrimage".
Het is, in één woord, een werk van de
eerste rang. „Weekend Pelgrimage" be
hoort niet alleen tot de merkwaardigste en
oorspronkelijkste boeken der laatste jaren,
maar ook tot de spaarzame romans, die
onder het lezen iets gaande maken dat
méér is dan lezen: een ervaren, een ont
moeten, een herkennen. Marugg heeft de
Antilliaanse ik-figuur van zijn roman in
een situatie geplaatst, die ongezocht aan
zijn „dubbele optiek" vrij spel geeft tot
een confrontatie tussen de werkelijkheid
van de droom, van het onachterhaalbare
en desondanks steeds weer gehoopte en
verwachte èn de opdringerig-dagelijkse
werkelijkheid van een wereld, waarin hij
ach als een vreemdeling verdwaald voelt.
HET IS een zater
dagavond, een van
de vele weekenden
op het Antilliaanse
eiland, die op elkaar
gelijken als twee
druppels van de een
tonige regen, die uit
een tropische hemel
valt Het regent in
derdaad op die
avond. Het regent
onophoudelijk. Alles
schijnt eender als op
alle voorafgaande
weekenden. En alles
wordt anders. Want
die éne avond is een
afscheidsavond, een
schap en'afrekcrring" WERELD
hoop, van opstandig- THUIS
heid en berusting.
En in die luciditeit licht het panorama
van zijn leven op als een nachtelijk land
schap bij een felle bliksemflits. Gedachten,
halfvergeten, worden tot gestalten, jeugd
gebeurtenissen herhalen zich, ontmoe
tingen van jaren her, gedachten, dromen,
angsten en verwachtingen, keren terug,
herinneringen zwerven als uit hun schuil
plaats opgejaagde vogels schichtig rond
en de ik-figuur registreert dit alles me
het verhoogde waarnemingsvermogen vai
een gehallucineerde tot één onafgebroker
zelfgesprek, tot een hoorbaar wordend in
ncrlijk leven. Op de grens tussen weter
en vermoeden of, juister misschien, tussen
bewustzijn en hyper-bewustzijn, ver
vloeien de uiterlijke en de innerlijke wer
kelijkheid tot één ervaring, die als het
ware buiten de tijd staat. Het boek begin'
in de verstrooiing van een heilloze tijd, het
eiland, dit leven, als het zijne aanvaardt,
het aanvaardt zelfs „met een gloed, oud,
vergeten, bijna verloren geraakt, maar op
de een of andere mysterieuze wijze nog vol
levenskracht" maar deze wat gefor
ceerde apotheose kan de lezer er niet van
overtuigen, dat de pelgrim, deze dolende
mens, zijn heilige land zou hebben gevon
den. Hij blijft de onvervulbare, met alle
pijn en alle zegen van dien, met alle twij
fel van het analyserende weten en alle
verwachting van het „romantische" ver
moeden. Juist als getuigenis van een zó
danige mens is dit boek overrompelend. Is
het indx-ukwekkend en goed.
Misschien had deze roman nergens an
ders dan in Antilliaans klimaat geschre
ven kunnen worden. Maar de essentie er
van is aan geen hemelstreek gebonden. Ze
raakt de mens. De mens op de kentering
der tijden én die andere, die door de
eeuwen struikelt op zoek naar het verloren
paradijs. En omdat in deze sober geschre
ven roman de tijdelijke mens zich her
kennen gaat in de tijdeloze opent de lec
tuur ervan een uitzicht tot ver buiten het
beperkte bestek van tijd en plaats.
DE EERSTE „Outline of Modern Know
ledge" waarvan de nu verschenen
„New Outline" de opvolger is heeft in
de dertiger jaren groot succes gehad: er
zijn honderdduizend exemplaren van ver
kocht. Zoals de uitgever meedeelt, was
toen aan de vraag nog niet voldaan, maar
zag hij van verder herdrukken af omdat
het boek in verscheidene van zijn onder
delen na een paar jaar al verouderd was.
Nu het pas twintig jaar later tot een
nieuwe „Outline" gekomen is, werd die
dan ook geheel uit nieuwe bijdragen sa
mengesteld. Zonder goed te weten waar
om, kan men zich moeilijk voorstellen dat
het boek evenveel succes zal hebben als
zijn voorganger, misschien alleen al door
dat er nu nog veel meer encyclopedische
litteratuur beschikbaar is.
Het is toch een interessant boek, in
sommige van zijn artikelen beter en be
grijpelijker dan in andere, maar altijd zo
dat men het niet kan dichtslaan zonder de
behoefte te voelen om het op een ander
punt weer te openen. De „gewone intelli
gente lezer" voor wie het bestemd is moet
meer intelligent dan gewoon zijn als hij
er plezier van wil hebben, in het bijzon
der voor de eerste sectie, Filosofie en Me
tafysica, die overigens de minst geslaagde
van de vijf is. De wijsbegeerte is altijd het
moeilijkst mogelijke onderwerp om te la
ten behandelen door een deskundige, als
een demonstrator naast de machine opge-
steld. Wie de ideeën ervan niet over al de
C. J. E. Dineaux omwegen van zijn eigen denkwijze bereikt,
heeft er meestal niets aan. Het gaat beter
met de eigenlijke wetenschappen, waar de
tweede sectie aan besteed is: astronomie,
atoomfysica, psychologie, medicijnen, ge
netica en enkele andere. Daar is inderdaad
een machine aanwezig, waarvan in zekere
mate de onderdelen aan de buitenstaander
vertoond kunnen worden en begrijpelijk
gemaakt, zonder dat hij er zelf mee hoeft
te kunnen werken. De essays daarover zijn
dan ook veel leesbaarder en leerzamer dan
die over de filosofie (om enkele namen
van medewerkers te noemen: professor
Zangwill over psychologie, professor Rhine
over parapsychologie, professor Wadding-
miiiiiiiliiilllililillliiiiiiiliiliiilllliiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiliiiiiiiliiiiiiiiiiiim
Naar aanleiding van „The New §j
Outline of Modern Knowledge" (uit-
gegeven onder redactie van Alan
PryceTones door Gollancz) en „A
History of Western Literature" door
3. M. Cohen (Penguin Books).
Maar de kunsten bieden altijd ruime mo
gelijkheden voor beschrijving en deze sec
tie is dan ook in ieder geval de meest on
derhoudende (G. S. Fraser over littera
tuur, Sir Mortimer Wheeler over archeo
logie). De onderwerpen van de vierde sec
tie zijn ontleend aan politiek en economie
(het stuk over de economische wetenschap
in de laatste vijftig jaar werd door R. F.
Harrod, dat over de mogelijkheden van
voedselvoorziening en grondstoffen door
Lord Boyd-Orr geschreven). De graad van
intensiteit van de stukken daalt gestadig
in de vier secties. Het brokkelige ma
teriaal van de contemporaine politiek ver
schaft een vrij luchtige leesstof. Iets van
de voorafgaande strafheid wordt terugge
vonden in de laatste sectie, die uit een en
kel artikel bestaat, van professor Good-
hart over de juridische wetenschap.
HET RAPPORT „Commerciële televisie
in Nederland, ja of neen?" - dat op 22 mei
aan de Verenigingsraad van de VARA
door een door haar ingestelde commissie
werd uitgebracht - vormt ook deze week
het onderwerp van deze kolom. De vorige
keer kwamen wij tot de conclusie, dat de
commissie van een te eenzijdige interpre
tatie van de cultureel-pedagogische taak
van de beeldomroep was uitgegaan, terwijl
anderzijds de behoeften van het kijkende
publiek waren overschat. Ten aanzien van
de mogelijkheden van het medium zelf
werd, naar wij menen, meer de nadruk
gelegd op een artistiek verantwoord ge
bruik daarvan dan op de waarde van de
televisie als instrument ten behoeve van
een praktische instructie in kleinere of
grotere vraagstukken welke zich in het
dagelijks leven voor-
doen. Het is nu juist
vooral op het laatste Voor de
punt, dat de reclame
een uiterst waarde- microfoon
volle bijdrage kan
ton over genetica). Over het algemeen
zullen de namen van de medewerkers voor
de Nederlandse lezer minder betekenen
dan die van Allan Pryce-Jones, die hoofd
redacteur van het litteraire bijvoegsel van
de Times is. In de derde sectie worden de
kunsten behandeld. Daar gaat het dus op
nieuw meer over opvattingen dan over tot
nu toe verworven waarheden, in zekere
mate ook over opvattingen die beleefd
moeten worden om begrijpelijk te zijn.
HET AARDIGSTE STUK is intussen de
inleiding van Alan Pryce-Jones, die uitlegt
dat het boek nuttig is omdat de meeste
mensen overal hun opinies over hebben en
dat het geen kwaad kan als zij ze wat be
ter funderen. Misschien zullen het in wer- vormen tot het pro-
kelijkheid juist de weinigen zijn wier ge- gramma, hetgeen
woonte het is hun opinie te reserveren, die
dit boek zullen gebruiken om zich te over
tuigen dat zij daar verstandig aan doen,
maar dat doet niet af aan de aantrekke
lijkheid van het ideaal van een soort
kleine moderne editie van de universele
mens, bevriend met alle wetenschappen,
eindelijk een ware twintigste-eeuwer. Er
staat tegenover, zoals Alan Pryce-Jones
zelf ook met een citaat van Ortega y Gas
set aanduidt, dat tenslotte al de weten
schappen en kunsten met de filosofie ge-
trouwens door de commissie ook werd
erkend. Daarom is het echter te meer
merkwaardig, dat zij, na tot de slotsom te
zijn gekomen dat over enkele jaren een
financieel-economische noodzaak voor
commerciële televisie in Nederland zal
ontbreken, op grond van culturele en ethi
sche overwegingen tot afwijzing van de
reclame in de TV is gekomen. Erkenning
van de waarde van de reclame voor het
maatschappelijk leven zou immers tot een
geheel andere conclusie aanleiding hebben
meen'hebben dat zij om iets te betekenen kunnen geven, een conclusie welke even-
beoefend moeten worden, zelfs al is het zeer cultureel gefundeerd is: in de moderne
maar in bescheiden mate. Daarom zijn de
moeilijkste bijdragen aan de „New Out
line" in beginsel de beste: die dwingen tot
een zekere mate van beoefening. In de
praktijk zullen de meeste bezitters ervan
waarschijnlijk geneigd zijn om na de stuk
samenleving heeft de reclame haar eigen
en onontbeerlijke plaats. Wanneer de tele
visie een afspiegeling moet zijn van het
maatschappelijk leven in ons land - en die
functie heeft de Vara-commissie haar on
getwijfeld toegedacht - dan is reclame in
„DE GROTE TREK van miljoenen glasaaltjes naar de af
sluitdijk is nu in volle gang", zegt sluismeester A. de Visser,
die de vijftien van sttuen deuren voorziene openingen bij
Den Oever bewaakt. Het ts zijn taak om de enorme massa
doorzichtige zes tot acht centimeter lange diertjes, die voor
hun verdere ontwikkeling tot grote donkere palingen in zoet
water moeten leven, van de Waddenzee naar het IJselmeer
te loodsen, zonder dat daarbij te veel zout water in het
IJselmeer komt. De Visser doet zijn werk met zorg.
DE PALING heeft een wonderlijk leven. Hij paait op zes
duizend meter diepte in de Sargassozee, bij de Caribische kust,
waarna de larven in de hier zeer zoute, warme golfstroom uit
zwermen en gedurende drie jaar de ongeveer achtduizend kilo
meter lange reis naar Europa terugmaken om kort onder de
kust veelal tot miniatuurpaling te metamorfoseren. (In zuid
westelijke gebieden komt het dier veelal nog in de gedaante
van larve aan.) Zo bereiken enorme horden glasaaltjes op het
onfeilbare kompas van het instinct de barrière van de afsluit
dijk - en indien één der sluisdeuren iets lekt, zodat zij het zoete
water kunnen „proeven", ontstaat er op deze plaats een groot
„gedrang". Sluismeester De Visser is er zich van bewust, dat hij
de levensader der palingvisserij op het IJselmeer beheerst en
gedurende de „grote trek" - die in de tweede helft van april
begint en weken aanhoudt - is hij dan ook de hele nacht in touw
(de glasaaltjes zijn vooral 's nachts reislustig), maar hij niet
alleen, ook zijn rechterhand, sluiswachter S. Gorier en dr. C. L.
Deelder, de bioloog van het Rijksinstituut voor Visserij-onder-
zoek, die reeds jarenlang zijn laboratorium op de sluizen heeft.
Om negen uur 's avonds begint het werk met een eerste steek
proef: een netje van precies een vierkante meter oppervlakte
wordt in het water neergelaten en als er meer dan vijf aaltjes
gevangen worden, kan er volgens dr. Deelder van „trek" ge
sproken worden. Dan gaan de stalen toegangspoorten, die elk
een gewicht van veertig ton hebben, open. Het omzetten der
sluizen brengt een kleine dertigduizend kubieke meter zout
water in de kokers, die een lengte van twintig en een breedte
van twaalf meter hebben. Terwijl aan de noordzijde (Wadden
zee) de poorten voor de glasaal opengaan, blijven de deuren aan
de zuidkant (IJselmeer) vooralsnog gesloten. Maar met enkele
simpele handgrepen op het schakelbord opent De Visser na enige
tijd de toegang tot de „zoete" vrijheid, nadat hij de sluis aan de
voorzijde weer gesloten heeft. Om zo doelmatig mogelijk te
schutten en nauwkeurig op de hoogte te blijven van het „ver
loop" van de palingjeugd, gaat het controle-netje om de twee
uur weer het zilte nat in en dan krijgt men wel het volgende
resultaat: eerste trek (9 uur) tien stuks, tweede (11 uur) vijfen
twintig, derde (1 uur) honderdeenenzestig, vierde (3 uur) drieën
twintig en vijfde (laatste) trek (5 uur) elf stuks. Men ziet, de
glasaaltjes zijn in het holst van de nacht het meest actief. Het is
voorgekomen - bij gunstige omstandigheden, zoals bijvoorbeeld
sterke wind - dat men op de bedoelde kwadraatmeter er zes
duizend tegelijk naar boven haalde, maar een dergelijke massale
stormloop op de sluizen blijft tot de hoge uitzonderingen behoren.
„WE HEBBEN OOK wel eens lichten onder water gezet en als
de sluizen dan open gaan zijn het precies hazewindenhet is
een prachtig gezicht," zegt de sluismeester, die ten behoeve van
het visserij-onderzoek alle cijfers in een zakboekje noteert en
daarbij de factoren eb en vloed, windkracht, temperatuur van
het water en dergelijke niet vergeet. Meestal blijkt een etmaal
spuien voldoende om het zoute water weer te lozen, zodat er
evenwicht blijft. Natuurlijk kan men de glasaaltjes makkelijk
met netten in de sluizen vangen en dit gebeurt ook wel om poot-
aal te verschalken voor Noordholland, Friesland en andere ge
bieden, doch men doet dit voorzichtig om het palingbestand in
het IJselmeer niet te verzwakken. Men geeft er veelal de voor
keur aan om de glasaal, die nogal kostbaar is en tien gulden
per pond doet, uit Frankrijk te importeren.
In de eerste jaren van de afsluitdijk trok men zich maar
weinig van de-trek aan. De glasachtige „wormpjes" moesten
maar zien bij het spuien zelf hun weg te vinden, waardoor het
ken over de onderwerpen die hen bij voor- de beeldomroep nu of straks onvermijde-
baat al intei-esseren, de lezing te onder- l'jk.
grootste aantal in het zoute water afstierf. Dit feit zegt overigens
wel iets over de macht waarmede de afsluitdijk het zoetwater-
gebied afgrendelt, want de glasaal is zeer taai en behendig. Hij
is in staat om rechtstandig tegen damwanden op te kruipen en
bij watervallen in rivieren een omweg over land te maken. In-
Dat is bijvoorbeeld ook de mening van
het enige commissielid dat van een af
wijkend oordeel heeft kennis gegeven, de
heer M. A. Reinalda. Van dit lid van de
Raad van State, deze oud-Commissaris der
VERGELEKEN bij een overzicht van de Koningin, oud-burgemeester van Haarlem,
breken. Maar dan is het toch prettig dat
het boek er is, om, op dagen wanneer een
voorbijgaande universele ambitie hen be
zielt van harte geconsulteerd te worden.
middels Rieden de sluizen een dankbare gelegenheid voor een hedendaagse wetenschappen en denkbeel- oud-directeur van de uitgeverij H. D.
diepgaand biologisch onderzoek, dat straks stellig van bijzondere
betekenis wordt bij de uitvoering van het Deltaplan, want dan
zal elders een soortgelijke situatie ontstaan en wordt het weder
om de taak van de mens de jonge paling verder te helpen.
Dr. Deelder beschikt op de sluiswerken over een paar grote
aquariums, waarin hij met behulp van zout en zoet water aller
lei natuurlijke toestanden kan nabootsen. Zo kan hij nagaan, in
den door een aantal deskundigen is een
overzicht van de Westeuropese litteratuur,
door J. M. Cohen geheel alleen geschreven,
meer een circusnummer dan een litteraire
studie. Het is niet in alle wetenschappen
Tjeenk Willink, president-commissaris van
de n.v. De Arbeiderspers, is toch zeker
geen bevordering der vervlakking en op
pervlakkigheid te verwachten. Toch heeft
hij ons verklaard, dat naar zijn oordeel de
mogelijk om precies van de stand van za- commercie in de beeldomroep zeer wel zal
ken op het hele terrein op de hoogte te
zijn, maar dat zou toch moeten kunnen.
Men zal die ambitie bewonderen. Daaren
tegen is het volmaakt onnodig om een
overzicht te kunnen geven van de hele
Westeuropese litteratuur en men is ge-
kunnen samengaan met de cultuur, ja daar
zelfs een noodzakelijk element van be
tekent. Uit deze uitspraak blijkt een juis
tere benadering van het vraagstuk dan die
van de commissie, welke kennelijk meer
oog heeft gehad voor de nadelen dan voor
neigd iemand, die dat probeert, over al de de voordelen der reclame. Ook mogen wij
tekortkomingen van zijn werk lastig te
vallen. In het algemeen is het boek van
J. M. Cohen veel te koel en te vlot, zo ver
vuld van de behoefte om te overzien dat
het zich nergens vertrouwelijkheid mee
kan toestaan. In het bijzonder kan de Ne
derlandse lezer het zijn schaarse notities
over onze litteratuur verwijten, die mis
schien niet talrijker hadden hoeven te
'ijn, maar die in ieder geval wat minder
aannemen, dat er in de vergaderingen van
de commissie toch minder discussie tussen
voorstanders en tegenstanders van de com
merciële televisie heeft plaats gehad dan
aanvankelijk werd gesuggereerd: de heer
Reinalda is namelijk de enige voorstander
in dat gezelschap geweest, zoals hem reeds
op de installatievergadering duidelijk moet
zijn geworden. In dat licht bezien heeft de
commissie in feite dus slechts steun kunnen
op ontleningen aan een toeristisch hand- verlenen aan het standpunt van de Neder-
boek hadden moeten lijken. Dat de Engel
se en Amerikaanse litteratuur zijn wegge
laten heeft zeker zijn goede praktische
rodenen. maar versterkt de indruk van
kunstmatigheid.
HET HEEFT peen zin zich met een paar
•voerden op de hoopte te laten stellen van
'itteraturen en schrijvers die men nooit zal
'czen en nog minder om elementaire noti
ties te bestuderen over schrijvers die men
landse Televisiestichting, waarvan zij de
echo is geworden en wordt de afwezigheid
van de heer Reinalda bij de werkzaam
heden der commissie verklaarbaar.
Resumerende stellen wij vast, dat de
commissie enerzijds de culturele behoeften
van het kijkend publiek heeft overschat,
anderzijds van een onderwaardering heeft
getuigd van de positieve betekenis van de
reclame in onze maatschappij. In een vol
gend artikel zullen wij nagaan in hoeverre
beter kent. Het werk van J. M. Cohen is de commissie de omroeporganisatorische en
programmatechnische mogelijkheden van
de commerciële beeldomroep heeft ver
waarloosd.
soms wel onderhoudend, maar om nog
eens het criterium van de beoefening toe
'e passen: zo'n boek moedigt nief fot lezen
aan, maar probeert lezen meer of minder
overbodig te maken. Voor lezers die dat
Speciaal aanbevolen: Adlai Stevenson
willen, kan het dus heel nuttig zijn, voor spreekt over Engels-Amerikaanse betrek
kingen (maandag 27 mei). Home Service 330
S. M. rneter, 18.45 uur); Capriccio van Henk Ba-
dings en Sonate a cinq van Joseph Jongen
worden uitgevoerd door het Rotterdams
harpkwintet (dinsdag 28 mei, Hilversum I);
Zes sonnetten van Darius Milhaud voor
koor (woensdag 29 mei, BBC III, 464 meter);
„Les fétes vénitiennes", opera van de ze-
In het alleen door Indiërs bewoonde dorpje ventiende eeuwse Franse componist André
anderen is het meer een soort grap.
Sluismeester A. de Visser (links) haalt samen met sluiswachter
S. Gorter vol belangstelling het netje van een vierkante meter
oppervlakte op, waardoor men te weten komt hoeveel glasaal-
Tlingit, negentig kilometer ten zuiden van
Juneau in Alaska zijn moeilijkheden ge
rezen door hekserij.
Een besmettelijke ziekte, veroorzaakt door
een virus, heeft het noodzakelijk gemaakt
een speciaal medisch team naar het plaatsje
Campra (woensdag 29 mei, 20.05 uur,
Frankrijk Nat., 347, 235 meter); Concert
van het festival van Bordeaux onder lei
ding van Paul Klecki met medewerking
van de pianist Robert Casadesus (öonder-
te zenden. Inmiddels is gebleken, dat door dag 30 mei, 20 uur. Paris-Inter 1829 meter);
tjes per kubieke meter zich op een bepaald moment in zee het plotselinge karakter van deze ziekte een Magnificat van Jurriaan Andriessen (vrij-
P/ic in/inrioot Hp niinn.tf nipcr dnn tiüf stuk-s hedmnnt groot aantal mensen zijn gaan geloven aan dag 31 mei, Hilversum I); „Boordje los!"
bevinden. Pas wanneer de vangst meer dan vijf stuks bedraagt,
kan er van „aaltrek" gesproken worden.
hoeverre de glasaal bij machte is om bij eb tijdens het spuien
van het brakke water in de Waddenzee, zich tegen de aanstor
mende vloed in te werken. Ook kan hij met kennersoog zien
welke route sommige aaltjes naar de afsluitdijk genomen heb
ben en hij ziet met behulp van vele bijzonderheden, uitgezet in
lange grafieken, nog zoveel meer, dat ons echter op deze plaats
te ver zou voeren. In elk geval is dit onderzoek hoogst interes
sant en boeiend, want de paling blijft nu eenmaal in al zijn
levensstad'a een mysterieus dier. Wanneer hij bijvoorbeeld vol
wassen en geslachtsrijp de lange reis terug onderneemt (en deze
terugtocht geeft via de sluizen vanzelfsprekend geen moeilijk-
de hekserij van bepaalde inwoners in het cabaret (zaterdag 1 juni, Hilversum I)
dorp. die de komst van deze vreemde ziekte
hadden voorspeld Zeer veel kinderen wer
den door de ziekte getroffen. Tot dusverre
echter vielen er nog geen slachtoffers te be.
treuren. Autoriteiten van het departement
van justitie hebben een uitgebreid onderzoek
ingesteld. Hierbij bleek, dat een Indisch
meisje van zestien jaar oud. onder ede de
verklaring aflegde dat zij op verschillende
tijden in een kat was veranderd, door een
stukje been aan te raken, dat door een van
de dorpsheksen in de nachtelijke rituelen
werd vastgehouden. De plaatselijke politie-
J. H. Bart man
De Raad van Europa heeft dit jaar vooT
de eerste keer subsidies beschikbaar ge
steld voor de vertaling van belangrijke
commissaris legde onder ede de verklaring werken, die in een Europese taal zijn ge-
heden) gaat hij op grote diepte zwemmen, neemt weinig voedsel af. dat h(j in hekserij ging geloven toen hij schreven, maar in het oorspronkelijk aan
op en krijgt geheel het karakter van een diepzeevis: de kleur een man zich had zien veranderen in een
wordt donkerder, de ogen groter en de bouw slanker. Hij keert
terug naar de warme golfstroom, die hij eens als larve verliet
om thans zelf te paaien en daarna af te sterven.
vogel. Hij verklaarde voorts, dat hij bij
maanlicht een schildpad uit het water had
zien komen, die veranderde in een mens.
Meer dan dertig getuigen werden door een
ambtenaar van het openbaar ministerie in de
\ti?t U 1 "Z 17 III I \7 Ti 17 \T dorpsschool ondervraagd. Deze ambtenaar
Is Ij 1 tl J± Lj 1} Il\UL.ls verklaarde naderhand, dat inderdaad vele
Indiërs van het dorpje in zeer vreemde din
gen geloven. Het juist genoemde zestien
jarige meisje gaf een lijst van twintig per
sonen. die haar behekst hadden. Zij zei. dat
deze heksen eveneens de dood van een baby
hadden veroorzaakt. Zij had aan nachtelijk-
seances deelgenomen. Getuigen verklaarden,
dat deze van middernacht tot vijf uur in de
HET VIERKANTE netje is niet het enige middel om de glas
aaltjes te vangen. In één der kokers van de siuis ligt namelijk
een vot, dat een bijzonder „vangmechanisme" heeft: men laat
namelijk over een met riet afgedekte plank zoet water sijpelen,
waar de aaltjes vanzelfsprekend op aantrekken, zodat zij nage
noeg automatisch in een vergaarbak belanden. Hier heeft .de
bioloog zijn glasaal voor onderzoekingen voor het opscheppen, morgen duurden en dat zij geheel stijf werd
een klein taalgebied zijn gebonden. De
deskundigen op cultureel gebied hebben
besloten het bedrag in 1957 te verdelen
tussen België voor een vertaling van „Ma
rie Speermalie" van Herman Teirlinck,
Denemarken voor een vertaling van novel
len van Johannes v. Jensen en een bloem
lezing uit Deense novellen, die na 1900 zijn
verschenen, en Noorwegen voor de ver
taling van een werk van Olav Duun. In
1958 zal de subsidie beschikbaar worden
gesteld voor vertaling van werken, d e oor
spronkelijk in het Grieks, he; en
het Turks zijn gesteld.
namelijk zoals het eindigt: de ik-figuur
at op die regenavond met het hoofd op
net stuur van zijn auto, die buiten de stad
is blijven steken. Alles wat zich in hem
voltrekt, wat zich herhaalt en openbaart
neel deze vlucht (in de essentie van zijn
leven) voor de absurditeit (van hét levenx
- heel zijn verlorenheid, zijn levensangs'
ajn opwelling van haat en van verlangc
"aar mensenliefde, onthult zich in he
••nu", in het ondeelbaar tijdsmoment van
helderziendheid, dat hem er zich in het
méer-dan-bewuste van bewust doet wor
den dat hij op „zijn" eiland tussen twee
werelden staat. Tussen leven en dood,
werkelijkheid en droom, blank en zwart,
Europa en de Antilliaanse tropen, westerse
beschaving en negercultuur. En dat hij in
8»n van beide werelden thuis is. Het resultaat van een „eerste trek om negen uur s avonds. Er
Weliswaar trachten de laatste bladzijden is geen twijfel aan: het zpn er stellig meer dan vijf en de stalen
k suggereren, dat de ik-figuur, deze mens deuren van de afsluitdijksluizen moeten geopend worden.
In één nacht heeft men wel eens op deze wijze zestig kilogram
gevangen, terwijl de totale buit gedurende het afgelopen voor
jaar negenhonderdachttien kilogram bedroeg. Als men een grote
hoeveelheid van deze aaltjes bijeen ziet - voor het oog één
wriemelende, geleiachtige massa - kan men zich moeilijk voor
stellen, dat dit straks de rijke vracht moet worden, waarmede
vele botters naar de palingrokerijen koersen. De trek van de
aallarven naar Europa is eigenlijk te vergelijken met een enorme
invasie, maar een groot aantal valt onderweg ten offer aan
roofvissen of gaat door andere oorzaken ten gronde. En daar de
oudere paling ook aan vele gevaren bloot staat - behalve de
dreiging der netten zijn er ook nog de aalscholvers en reigers -
moet de jonge aanwas wel zeer groot zijn.
Tot slot nog dit: ieder voorjaar komt er een dag, waarop sluis
meester De Visser weer de sensatie beleeft een echte paling
visser te zijn, al telt hij zijn buit dan ook niet in kilo's, maar in
luttele grammen. Het is weinig bekend, maar het eerste glas
aaltje is even waardevol als het eerste kievitsei en de vangst
ervan wordt dan ook beloond met een premie van tien gulden.
„Het gaat niet om het geld, maar om de sport," aldus De Visser,
die al in maart begint op te letten. Maar sluiswachter Gorter
behoort onder meer ook tot de mededingers en hij heeft zijn
baas dan ook wei eens de premie afgesnoept.
Jaap Stigter
en voorspellingen deed. De politieman ver
klaarde dat hij tijdens een van deze rituelen
buiten de kring stapte en met zijn zaklan
taarn een man belichtte die hij niet kende.
Deze man veranderde toen in een vogel. Het
onderzoek wordt voortgezet.