TIP MARUGG DE GEWELDIGE KENNIS PALINGTREK IN VOLLE GANG Voortreffelijke roman Litteraire Kanttekeningen @avp Mek&t Erbij van de Antilliaanse schrijver Engelse litteratuur discussie IN GEEN Bij Den Oever neemt de glasaal de laatste hindernis een handje geholpen door zijn vroegere vijand VOOR HET OPSCHEPPEN Raad van Kuropa verleent subsidie voor vertaling PAG 1 NA DRIB MET HET WERK VAN Tip Marugg aakte ik kennis in „De Stoep" het f'ïdens de oorlog en ook daarna nog in Xrocoo verschenen Nederlandse periodiek, rffli onder de redactie van Luc. Tournier, de eacajde medicus-dichter-componist-schil- jZ Chris Engels, een litterair asiel bood onze letterkunde in de diaspora. Hier j"L onze taal, in het Nederlands, Zuid- Afrikaans en Antilliaans, vrijuit spreken '■■nor het forum van de wereld. Wat de An- tillionen daartoe bijdroegen was van niet .fringe betekenis. Het was jong, fris, antgardistisch als men wil. Gedichten „Is van Luc. Tournier, Charles Corsen, Oda Blinder en Tip Marugg, proza als dat van Terborgh en Wim van Nuland, het veel- ■iidige tverk van een representatieve figuur jij Cola Debrot het werkte het één zo- vtl als het ander even mousserend. Het lÜfde. Het durfde zich te wagen aan de ontraditionele expressie van zich baan brekende „levensgevoelens". TIP MARUGG was in die jaren nog bezig zijn instrument af te stemmen. Het klonk, al was de snaarstreek nog onvast, nog tastend naar een volstrekt eigen toon. Maar ook in die aarzeling was zijn stem al te horen: een stem, die ik niet beter zou «eten te kenschetsen dan met de voor treffelijke karakteristiek, die Cola Debrot destijds in het geding bracht naar aan- lriding van „Awater" en „Het Uur U" van Nijhoff: het „romantisch rationalisme" de geestelijke en gevoelsgesteldheid van een in zichzelf verdeeld mens, wiens hart hunkert naar het onproblematische, zui vere, absolute en wiens intellect niet kan nalaten om zich op eigen gezag van het «apen der analyse te bedienen. Men zou van een dubbele optiek kunnen spreken. Van een blik, die zich verdroomt in nieuw ontdekte verten en tegelijkertijd het nabije wantrouwend waakzaam bespiedt en ont leedt Van een realistisch-surrealistische blik dus, waarvoor de werkelijkheid zich ontbindt in „bestaansfactoren" en zich weer herenigt tot een transparante reali teit van buiten-werkelijk gehalte. Daarmee is, dunkt me, de bijzondere kwaliteit omschreven van de gedichten, die Tip Marugg onder de titel „Dobbelstenen in Tepalka" voor „De Antilliaanse Ca hiers" bundelde, het driemaandelijkse tijd schrift, dat sinds 1955 onder de redactie van Cola Debrot en Henk Dennert (Jules de Palm is inmiddels uitgetreden) bij De Bezige Bij verschijnt „om schrijvers, ge boren op de Antillen, of auteurs, die hun inspiratie voor een belangrijk deel danken aan de Antillen, een forum te verschaf fen". Maar gaver nog, subtieler en door dringender heeft Marugg uitdrukking ge geven aan zijn romantisch rationalisme, aan de samengesteldheid, de tegenstrijdig heid van zijn levensgevoel, in zijn eerste roman, die onlangs als drievoudig nummer van de Antilliaanse Cahiers (ook afzonder lijk verkrijgbaar) het licht zag onder de titel „Weekend Pelgrimage". Het is, in één woord, een werk van de eerste rang. „Weekend Pelgrimage" be hoort niet alleen tot de merkwaardigste en oorspronkelijkste boeken der laatste jaren, maar ook tot de spaarzame romans, die onder het lezen iets gaande maken dat méér is dan lezen: een ervaren, een ont moeten, een herkennen. Marugg heeft de Antilliaanse ik-figuur van zijn roman in een situatie geplaatst, die ongezocht aan zijn „dubbele optiek" vrij spel geeft tot een confrontatie tussen de werkelijkheid van de droom, van het onachterhaalbare en desondanks steeds weer gehoopte en verwachte èn de opdringerig-dagelijkse werkelijkheid van een wereld, waarin hij ach als een vreemdeling verdwaald voelt. HET IS een zater dagavond, een van de vele weekenden op het Antilliaanse eiland, die op elkaar gelijken als twee druppels van de een tonige regen, die uit een tropische hemel valt Het regent in derdaad op die avond. Het regent onophoudelijk. Alles schijnt eender als op alle voorafgaande weekenden. En alles wordt anders. Want die éne avond is een afscheidsavond, een schap en'afrekcrring" WERELD hoop, van opstandig- THUIS heid en berusting. En in die luciditeit licht het panorama van zijn leven op als een nachtelijk land schap bij een felle bliksemflits. Gedachten, halfvergeten, worden tot gestalten, jeugd gebeurtenissen herhalen zich, ontmoe tingen van jaren her, gedachten, dromen, angsten en verwachtingen, keren terug, herinneringen zwerven als uit hun schuil plaats opgejaagde vogels schichtig rond en de ik-figuur registreert dit alles me het verhoogde waarnemingsvermogen vai een gehallucineerde tot één onafgebroker zelfgesprek, tot een hoorbaar wordend in ncrlijk leven. Op de grens tussen weter en vermoeden of, juister misschien, tussen bewustzijn en hyper-bewustzijn, ver vloeien de uiterlijke en de innerlijke wer kelijkheid tot één ervaring, die als het ware buiten de tijd staat. Het boek begin' in de verstrooiing van een heilloze tijd, het eiland, dit leven, als het zijne aanvaardt, het aanvaardt zelfs „met een gloed, oud, vergeten, bijna verloren geraakt, maar op de een of andere mysterieuze wijze nog vol levenskracht" maar deze wat gefor ceerde apotheose kan de lezer er niet van overtuigen, dat de pelgrim, deze dolende mens, zijn heilige land zou hebben gevon den. Hij blijft de onvervulbare, met alle pijn en alle zegen van dien, met alle twij fel van het analyserende weten en alle verwachting van het „romantische" ver moeden. Juist als getuigenis van een zó danige mens is dit boek overrompelend. Is het indx-ukwekkend en goed. Misschien had deze roman nergens an ders dan in Antilliaans klimaat geschre ven kunnen worden. Maar de essentie er van is aan geen hemelstreek gebonden. Ze raakt de mens. De mens op de kentering der tijden én die andere, die door de eeuwen struikelt op zoek naar het verloren paradijs. En omdat in deze sober geschre ven roman de tijdelijke mens zich her kennen gaat in de tijdeloze opent de lec tuur ervan een uitzicht tot ver buiten het beperkte bestek van tijd en plaats. DE EERSTE „Outline of Modern Know ledge" waarvan de nu verschenen „New Outline" de opvolger is heeft in de dertiger jaren groot succes gehad: er zijn honderdduizend exemplaren van ver kocht. Zoals de uitgever meedeelt, was toen aan de vraag nog niet voldaan, maar zag hij van verder herdrukken af omdat het boek in verscheidene van zijn onder delen na een paar jaar al verouderd was. Nu het pas twintig jaar later tot een nieuwe „Outline" gekomen is, werd die dan ook geheel uit nieuwe bijdragen sa mengesteld. Zonder goed te weten waar om, kan men zich moeilijk voorstellen dat het boek evenveel succes zal hebben als zijn voorganger, misschien alleen al door dat er nu nog veel meer encyclopedische litteratuur beschikbaar is. Het is toch een interessant boek, in sommige van zijn artikelen beter en be grijpelijker dan in andere, maar altijd zo dat men het niet kan dichtslaan zonder de behoefte te voelen om het op een ander punt weer te openen. De „gewone intelli gente lezer" voor wie het bestemd is moet meer intelligent dan gewoon zijn als hij er plezier van wil hebben, in het bijzon der voor de eerste sectie, Filosofie en Me tafysica, die overigens de minst geslaagde van de vijf is. De wijsbegeerte is altijd het moeilijkst mogelijke onderwerp om te la ten behandelen door een deskundige, als een demonstrator naast de machine opge- steld. Wie de ideeën ervan niet over al de C. J. E. Dineaux omwegen van zijn eigen denkwijze bereikt, heeft er meestal niets aan. Het gaat beter met de eigenlijke wetenschappen, waar de tweede sectie aan besteed is: astronomie, atoomfysica, psychologie, medicijnen, ge netica en enkele andere. Daar is inderdaad een machine aanwezig, waarvan in zekere mate de onderdelen aan de buitenstaander vertoond kunnen worden en begrijpelijk gemaakt, zonder dat hij er zelf mee hoeft te kunnen werken. De essays daarover zijn dan ook veel leesbaarder en leerzamer dan die over de filosofie (om enkele namen van medewerkers te noemen: professor Zangwill over psychologie, professor Rhine over parapsychologie, professor Wadding- miiiiiiiliiilllililillliiiiiiiliiliiilllliiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiliiiiiiiliiiiiiiiiiiim Naar aanleiding van „The New §j Outline of Modern Knowledge" (uit- gegeven onder redactie van Alan PryceTones door Gollancz) en „A History of Western Literature" door 3. M. Cohen (Penguin Books). Maar de kunsten bieden altijd ruime mo gelijkheden voor beschrijving en deze sec tie is dan ook in ieder geval de meest on derhoudende (G. S. Fraser over littera tuur, Sir Mortimer Wheeler over archeo logie). De onderwerpen van de vierde sec tie zijn ontleend aan politiek en economie (het stuk over de economische wetenschap in de laatste vijftig jaar werd door R. F. Harrod, dat over de mogelijkheden van voedselvoorziening en grondstoffen door Lord Boyd-Orr geschreven). De graad van intensiteit van de stukken daalt gestadig in de vier secties. Het brokkelige ma teriaal van de contemporaine politiek ver schaft een vrij luchtige leesstof. Iets van de voorafgaande strafheid wordt terugge vonden in de laatste sectie, die uit een en kel artikel bestaat, van professor Good- hart over de juridische wetenschap. HET RAPPORT „Commerciële televisie in Nederland, ja of neen?" - dat op 22 mei aan de Verenigingsraad van de VARA door een door haar ingestelde commissie werd uitgebracht - vormt ook deze week het onderwerp van deze kolom. De vorige keer kwamen wij tot de conclusie, dat de commissie van een te eenzijdige interpre tatie van de cultureel-pedagogische taak van de beeldomroep was uitgegaan, terwijl anderzijds de behoeften van het kijkende publiek waren overschat. Ten aanzien van de mogelijkheden van het medium zelf werd, naar wij menen, meer de nadruk gelegd op een artistiek verantwoord ge bruik daarvan dan op de waarde van de televisie als instrument ten behoeve van een praktische instructie in kleinere of grotere vraagstukken welke zich in het dagelijks leven voor- doen. Het is nu juist vooral op het laatste Voor de punt, dat de reclame een uiterst waarde- microfoon volle bijdrage kan ton over genetica). Over het algemeen zullen de namen van de medewerkers voor de Nederlandse lezer minder betekenen dan die van Allan Pryce-Jones, die hoofd redacteur van het litteraire bijvoegsel van de Times is. In de derde sectie worden de kunsten behandeld. Daar gaat het dus op nieuw meer over opvattingen dan over tot nu toe verworven waarheden, in zekere mate ook over opvattingen die beleefd moeten worden om begrijpelijk te zijn. HET AARDIGSTE STUK is intussen de inleiding van Alan Pryce-Jones, die uitlegt dat het boek nuttig is omdat de meeste mensen overal hun opinies over hebben en dat het geen kwaad kan als zij ze wat be ter funderen. Misschien zullen het in wer- vormen tot het pro- kelijkheid juist de weinigen zijn wier ge- gramma, hetgeen woonte het is hun opinie te reserveren, die dit boek zullen gebruiken om zich te over tuigen dat zij daar verstandig aan doen, maar dat doet niet af aan de aantrekke lijkheid van het ideaal van een soort kleine moderne editie van de universele mens, bevriend met alle wetenschappen, eindelijk een ware twintigste-eeuwer. Er staat tegenover, zoals Alan Pryce-Jones zelf ook met een citaat van Ortega y Gas set aanduidt, dat tenslotte al de weten schappen en kunsten met de filosofie ge- trouwens door de commissie ook werd erkend. Daarom is het echter te meer merkwaardig, dat zij, na tot de slotsom te zijn gekomen dat over enkele jaren een financieel-economische noodzaak voor commerciële televisie in Nederland zal ontbreken, op grond van culturele en ethi sche overwegingen tot afwijzing van de reclame in de TV is gekomen. Erkenning van de waarde van de reclame voor het maatschappelijk leven zou immers tot een geheel andere conclusie aanleiding hebben meen'hebben dat zij om iets te betekenen kunnen geven, een conclusie welke even- beoefend moeten worden, zelfs al is het zeer cultureel gefundeerd is: in de moderne maar in bescheiden mate. Daarom zijn de moeilijkste bijdragen aan de „New Out line" in beginsel de beste: die dwingen tot een zekere mate van beoefening. In de praktijk zullen de meeste bezitters ervan waarschijnlijk geneigd zijn om na de stuk samenleving heeft de reclame haar eigen en onontbeerlijke plaats. Wanneer de tele visie een afspiegeling moet zijn van het maatschappelijk leven in ons land - en die functie heeft de Vara-commissie haar on getwijfeld toegedacht - dan is reclame in „DE GROTE TREK van miljoenen glasaaltjes naar de af sluitdijk is nu in volle gang", zegt sluismeester A. de Visser, die de vijftien van sttuen deuren voorziene openingen bij Den Oever bewaakt. Het ts zijn taak om de enorme massa doorzichtige zes tot acht centimeter lange diertjes, die voor hun verdere ontwikkeling tot grote donkere palingen in zoet water moeten leven, van de Waddenzee naar het IJselmeer te loodsen, zonder dat daarbij te veel zout water in het IJselmeer komt. De Visser doet zijn werk met zorg. DE PALING heeft een wonderlijk leven. Hij paait op zes duizend meter diepte in de Sargassozee, bij de Caribische kust, waarna de larven in de hier zeer zoute, warme golfstroom uit zwermen en gedurende drie jaar de ongeveer achtduizend kilo meter lange reis naar Europa terugmaken om kort onder de kust veelal tot miniatuurpaling te metamorfoseren. (In zuid westelijke gebieden komt het dier veelal nog in de gedaante van larve aan.) Zo bereiken enorme horden glasaaltjes op het onfeilbare kompas van het instinct de barrière van de afsluit dijk - en indien één der sluisdeuren iets lekt, zodat zij het zoete water kunnen „proeven", ontstaat er op deze plaats een groot „gedrang". Sluismeester De Visser is er zich van bewust, dat hij de levensader der palingvisserij op het IJselmeer beheerst en gedurende de „grote trek" - die in de tweede helft van april begint en weken aanhoudt - is hij dan ook de hele nacht in touw (de glasaaltjes zijn vooral 's nachts reislustig), maar hij niet alleen, ook zijn rechterhand, sluiswachter S. Gorier en dr. C. L. Deelder, de bioloog van het Rijksinstituut voor Visserij-onder- zoek, die reeds jarenlang zijn laboratorium op de sluizen heeft. Om negen uur 's avonds begint het werk met een eerste steek proef: een netje van precies een vierkante meter oppervlakte wordt in het water neergelaten en als er meer dan vijf aaltjes gevangen worden, kan er volgens dr. Deelder van „trek" ge sproken worden. Dan gaan de stalen toegangspoorten, die elk een gewicht van veertig ton hebben, open. Het omzetten der sluizen brengt een kleine dertigduizend kubieke meter zout water in de kokers, die een lengte van twintig en een breedte van twaalf meter hebben. Terwijl aan de noordzijde (Wadden zee) de poorten voor de glasaal opengaan, blijven de deuren aan de zuidkant (IJselmeer) vooralsnog gesloten. Maar met enkele simpele handgrepen op het schakelbord opent De Visser na enige tijd de toegang tot de „zoete" vrijheid, nadat hij de sluis aan de voorzijde weer gesloten heeft. Om zo doelmatig mogelijk te schutten en nauwkeurig op de hoogte te blijven van het „ver loop" van de palingjeugd, gaat het controle-netje om de twee uur weer het zilte nat in en dan krijgt men wel het volgende resultaat: eerste trek (9 uur) tien stuks, tweede (11 uur) vijfen twintig, derde (1 uur) honderdeenenzestig, vierde (3 uur) drieën twintig en vijfde (laatste) trek (5 uur) elf stuks. Men ziet, de glasaaltjes zijn in het holst van de nacht het meest actief. Het is voorgekomen - bij gunstige omstandigheden, zoals bijvoorbeeld sterke wind - dat men op de bedoelde kwadraatmeter er zes duizend tegelijk naar boven haalde, maar een dergelijke massale stormloop op de sluizen blijft tot de hoge uitzonderingen behoren. „WE HEBBEN OOK wel eens lichten onder water gezet en als de sluizen dan open gaan zijn het precies hazewindenhet is een prachtig gezicht," zegt de sluismeester, die ten behoeve van het visserij-onderzoek alle cijfers in een zakboekje noteert en daarbij de factoren eb en vloed, windkracht, temperatuur van het water en dergelijke niet vergeet. Meestal blijkt een etmaal spuien voldoende om het zoute water weer te lozen, zodat er evenwicht blijft. Natuurlijk kan men de glasaaltjes makkelijk met netten in de sluizen vangen en dit gebeurt ook wel om poot- aal te verschalken voor Noordholland, Friesland en andere ge bieden, doch men doet dit voorzichtig om het palingbestand in het IJselmeer niet te verzwakken. Men geeft er veelal de voor keur aan om de glasaal, die nogal kostbaar is en tien gulden per pond doet, uit Frankrijk te importeren. In de eerste jaren van de afsluitdijk trok men zich maar weinig van de-trek aan. De glasachtige „wormpjes" moesten maar zien bij het spuien zelf hun weg te vinden, waardoor het ken over de onderwerpen die hen bij voor- de beeldomroep nu of straks onvermijde- baat al intei-esseren, de lezing te onder- l'jk. grootste aantal in het zoute water afstierf. Dit feit zegt overigens wel iets over de macht waarmede de afsluitdijk het zoetwater- gebied afgrendelt, want de glasaal is zeer taai en behendig. Hij is in staat om rechtstandig tegen damwanden op te kruipen en bij watervallen in rivieren een omweg over land te maken. In- Dat is bijvoorbeeld ook de mening van het enige commissielid dat van een af wijkend oordeel heeft kennis gegeven, de heer M. A. Reinalda. Van dit lid van de Raad van State, deze oud-Commissaris der VERGELEKEN bij een overzicht van de Koningin, oud-burgemeester van Haarlem, breken. Maar dan is het toch prettig dat het boek er is, om, op dagen wanneer een voorbijgaande universele ambitie hen be zielt van harte geconsulteerd te worden. middels Rieden de sluizen een dankbare gelegenheid voor een hedendaagse wetenschappen en denkbeel- oud-directeur van de uitgeverij H. D. diepgaand biologisch onderzoek, dat straks stellig van bijzondere betekenis wordt bij de uitvoering van het Deltaplan, want dan zal elders een soortgelijke situatie ontstaan en wordt het weder om de taak van de mens de jonge paling verder te helpen. Dr. Deelder beschikt op de sluiswerken over een paar grote aquariums, waarin hij met behulp van zout en zoet water aller lei natuurlijke toestanden kan nabootsen. Zo kan hij nagaan, in den door een aantal deskundigen is een overzicht van de Westeuropese litteratuur, door J. M. Cohen geheel alleen geschreven, meer een circusnummer dan een litteraire studie. Het is niet in alle wetenschappen Tjeenk Willink, president-commissaris van de n.v. De Arbeiderspers, is toch zeker geen bevordering der vervlakking en op pervlakkigheid te verwachten. Toch heeft hij ons verklaard, dat naar zijn oordeel de mogelijk om precies van de stand van za- commercie in de beeldomroep zeer wel zal ken op het hele terrein op de hoogte te zijn, maar dat zou toch moeten kunnen. Men zal die ambitie bewonderen. Daaren tegen is het volmaakt onnodig om een overzicht te kunnen geven van de hele Westeuropese litteratuur en men is ge- kunnen samengaan met de cultuur, ja daar zelfs een noodzakelijk element van be tekent. Uit deze uitspraak blijkt een juis tere benadering van het vraagstuk dan die van de commissie, welke kennelijk meer oog heeft gehad voor de nadelen dan voor neigd iemand, die dat probeert, over al de de voordelen der reclame. Ook mogen wij tekortkomingen van zijn werk lastig te vallen. In het algemeen is het boek van J. M. Cohen veel te koel en te vlot, zo ver vuld van de behoefte om te overzien dat het zich nergens vertrouwelijkheid mee kan toestaan. In het bijzonder kan de Ne derlandse lezer het zijn schaarse notities over onze litteratuur verwijten, die mis schien niet talrijker hadden hoeven te 'ijn, maar die in ieder geval wat minder aannemen, dat er in de vergaderingen van de commissie toch minder discussie tussen voorstanders en tegenstanders van de com merciële televisie heeft plaats gehad dan aanvankelijk werd gesuggereerd: de heer Reinalda is namelijk de enige voorstander in dat gezelschap geweest, zoals hem reeds op de installatievergadering duidelijk moet zijn geworden. In dat licht bezien heeft de commissie in feite dus slechts steun kunnen op ontleningen aan een toeristisch hand- verlenen aan het standpunt van de Neder- boek hadden moeten lijken. Dat de Engel se en Amerikaanse litteratuur zijn wegge laten heeft zeker zijn goede praktische rodenen. maar versterkt de indruk van kunstmatigheid. HET HEEFT peen zin zich met een paar •voerden op de hoopte te laten stellen van 'itteraturen en schrijvers die men nooit zal 'czen en nog minder om elementaire noti ties te bestuderen over schrijvers die men landse Televisiestichting, waarvan zij de echo is geworden en wordt de afwezigheid van de heer Reinalda bij de werkzaam heden der commissie verklaarbaar. Resumerende stellen wij vast, dat de commissie enerzijds de culturele behoeften van het kijkend publiek heeft overschat, anderzijds van een onderwaardering heeft getuigd van de positieve betekenis van de reclame in onze maatschappij. In een vol gend artikel zullen wij nagaan in hoeverre beter kent. Het werk van J. M. Cohen is de commissie de omroeporganisatorische en programmatechnische mogelijkheden van de commerciële beeldomroep heeft ver waarloosd. soms wel onderhoudend, maar om nog eens het criterium van de beoefening toe 'e passen: zo'n boek moedigt nief fot lezen aan, maar probeert lezen meer of minder overbodig te maken. Voor lezers die dat Speciaal aanbevolen: Adlai Stevenson willen, kan het dus heel nuttig zijn, voor spreekt over Engels-Amerikaanse betrek kingen (maandag 27 mei). Home Service 330 S. M. rneter, 18.45 uur); Capriccio van Henk Ba- dings en Sonate a cinq van Joseph Jongen worden uitgevoerd door het Rotterdams harpkwintet (dinsdag 28 mei, Hilversum I); Zes sonnetten van Darius Milhaud voor koor (woensdag 29 mei, BBC III, 464 meter); „Les fétes vénitiennes", opera van de ze- In het alleen door Indiërs bewoonde dorpje ventiende eeuwse Franse componist André anderen is het meer een soort grap. Sluismeester A. de Visser (links) haalt samen met sluiswachter S. Gorter vol belangstelling het netje van een vierkante meter oppervlakte op, waardoor men te weten komt hoeveel glasaal- Tlingit, negentig kilometer ten zuiden van Juneau in Alaska zijn moeilijkheden ge rezen door hekserij. Een besmettelijke ziekte, veroorzaakt door een virus, heeft het noodzakelijk gemaakt een speciaal medisch team naar het plaatsje Campra (woensdag 29 mei, 20.05 uur, Frankrijk Nat., 347, 235 meter); Concert van het festival van Bordeaux onder lei ding van Paul Klecki met medewerking van de pianist Robert Casadesus (öonder- te zenden. Inmiddels is gebleken, dat door dag 30 mei, 20 uur. Paris-Inter 1829 meter); tjes per kubieke meter zich op een bepaald moment in zee het plotselinge karakter van deze ziekte een Magnificat van Jurriaan Andriessen (vrij- P/ic in/inrioot Hp niinn.tf nipcr dnn tiüf stuk-s hedmnnt groot aantal mensen zijn gaan geloven aan dag 31 mei, Hilversum I); „Boordje los!" bevinden. Pas wanneer de vangst meer dan vijf stuks bedraagt, kan er van „aaltrek" gesproken worden. hoeverre de glasaal bij machte is om bij eb tijdens het spuien van het brakke water in de Waddenzee, zich tegen de aanstor mende vloed in te werken. Ook kan hij met kennersoog zien welke route sommige aaltjes naar de afsluitdijk genomen heb ben en hij ziet met behulp van vele bijzonderheden, uitgezet in lange grafieken, nog zoveel meer, dat ons echter op deze plaats te ver zou voeren. In elk geval is dit onderzoek hoogst interes sant en boeiend, want de paling blijft nu eenmaal in al zijn levensstad'a een mysterieus dier. Wanneer hij bijvoorbeeld vol wassen en geslachtsrijp de lange reis terug onderneemt (en deze terugtocht geeft via de sluizen vanzelfsprekend geen moeilijk- de hekserij van bepaalde inwoners in het cabaret (zaterdag 1 juni, Hilversum I) dorp. die de komst van deze vreemde ziekte hadden voorspeld Zeer veel kinderen wer den door de ziekte getroffen. Tot dusverre echter vielen er nog geen slachtoffers te be. treuren. Autoriteiten van het departement van justitie hebben een uitgebreid onderzoek ingesteld. Hierbij bleek, dat een Indisch meisje van zestien jaar oud. onder ede de verklaring aflegde dat zij op verschillende tijden in een kat was veranderd, door een stukje been aan te raken, dat door een van de dorpsheksen in de nachtelijke rituelen werd vastgehouden. De plaatselijke politie- J. H. Bart man De Raad van Europa heeft dit jaar vooT de eerste keer subsidies beschikbaar ge steld voor de vertaling van belangrijke commissaris legde onder ede de verklaring werken, die in een Europese taal zijn ge- heden) gaat hij op grote diepte zwemmen, neemt weinig voedsel af. dat h(j in hekserij ging geloven toen hij schreven, maar in het oorspronkelijk aan op en krijgt geheel het karakter van een diepzeevis: de kleur een man zich had zien veranderen in een wordt donkerder, de ogen groter en de bouw slanker. Hij keert terug naar de warme golfstroom, die hij eens als larve verliet om thans zelf te paaien en daarna af te sterven. vogel. Hij verklaarde voorts, dat hij bij maanlicht een schildpad uit het water had zien komen, die veranderde in een mens. Meer dan dertig getuigen werden door een ambtenaar van het openbaar ministerie in de \ti?t U 1 "Z 17 III I \7 Ti 17 \T dorpsschool ondervraagd. Deze ambtenaar Is Ij 1 tl J± Lj 1} Il\UL.ls verklaarde naderhand, dat inderdaad vele Indiërs van het dorpje in zeer vreemde din gen geloven. Het juist genoemde zestien jarige meisje gaf een lijst van twintig per sonen. die haar behekst hadden. Zij zei. dat deze heksen eveneens de dood van een baby hadden veroorzaakt. Zij had aan nachtelijk- seances deelgenomen. Getuigen verklaarden, dat deze van middernacht tot vijf uur in de HET VIERKANTE netje is niet het enige middel om de glas aaltjes te vangen. In één der kokers van de siuis ligt namelijk een vot, dat een bijzonder „vangmechanisme" heeft: men laat namelijk over een met riet afgedekte plank zoet water sijpelen, waar de aaltjes vanzelfsprekend op aantrekken, zodat zij nage noeg automatisch in een vergaarbak belanden. Hier heeft .de bioloog zijn glasaal voor onderzoekingen voor het opscheppen, morgen duurden en dat zij geheel stijf werd een klein taalgebied zijn gebonden. De deskundigen op cultureel gebied hebben besloten het bedrag in 1957 te verdelen tussen België voor een vertaling van „Ma rie Speermalie" van Herman Teirlinck, Denemarken voor een vertaling van novel len van Johannes v. Jensen en een bloem lezing uit Deense novellen, die na 1900 zijn verschenen, en Noorwegen voor de ver taling van een werk van Olav Duun. In 1958 zal de subsidie beschikbaar worden gesteld voor vertaling van werken, d e oor spronkelijk in het Grieks, he; en het Turks zijn gesteld. namelijk zoals het eindigt: de ik-figuur at op die regenavond met het hoofd op net stuur van zijn auto, die buiten de stad is blijven steken. Alles wat zich in hem voltrekt, wat zich herhaalt en openbaart neel deze vlucht (in de essentie van zijn leven) voor de absurditeit (van hét levenx - heel zijn verlorenheid, zijn levensangs' ajn opwelling van haat en van verlangc "aar mensenliefde, onthult zich in he ••nu", in het ondeelbaar tijdsmoment van helderziendheid, dat hem er zich in het méer-dan-bewuste van bewust doet wor den dat hij op „zijn" eiland tussen twee werelden staat. Tussen leven en dood, werkelijkheid en droom, blank en zwart, Europa en de Antilliaanse tropen, westerse beschaving en negercultuur. En dat hij in 8»n van beide werelden thuis is. Het resultaat van een „eerste trek om negen uur s avonds. Er Weliswaar trachten de laatste bladzijden is geen twijfel aan: het zpn er stellig meer dan vijf en de stalen k suggereren, dat de ik-figuur, deze mens deuren van de afsluitdijksluizen moeten geopend worden. In één nacht heeft men wel eens op deze wijze zestig kilogram gevangen, terwijl de totale buit gedurende het afgelopen voor jaar negenhonderdachttien kilogram bedroeg. Als men een grote hoeveelheid van deze aaltjes bijeen ziet - voor het oog één wriemelende, geleiachtige massa - kan men zich moeilijk voor stellen, dat dit straks de rijke vracht moet worden, waarmede vele botters naar de palingrokerijen koersen. De trek van de aallarven naar Europa is eigenlijk te vergelijken met een enorme invasie, maar een groot aantal valt onderweg ten offer aan roofvissen of gaat door andere oorzaken ten gronde. En daar de oudere paling ook aan vele gevaren bloot staat - behalve de dreiging der netten zijn er ook nog de aalscholvers en reigers - moet de jonge aanwas wel zeer groot zijn. Tot slot nog dit: ieder voorjaar komt er een dag, waarop sluis meester De Visser weer de sensatie beleeft een echte paling visser te zijn, al telt hij zijn buit dan ook niet in kilo's, maar in luttele grammen. Het is weinig bekend, maar het eerste glas aaltje is even waardevol als het eerste kievitsei en de vangst ervan wordt dan ook beloond met een premie van tien gulden. „Het gaat niet om het geld, maar om de sport," aldus De Visser, die al in maart begint op te letten. Maar sluiswachter Gorter behoort onder meer ook tot de mededingers en hij heeft zijn baas dan ook wei eens de premie afgesnoept. Jaap Stigter en voorspellingen deed. De politieman ver klaarde dat hij tijdens een van deze rituelen buiten de kring stapte en met zijn zaklan taarn een man belichtte die hij niet kende. Deze man veranderde toen in een vogel. Het onderzoek wordt voortgezet.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 19