EDAM Spelen met leeuwen zonder gevaar IN MAJEUR Menigeen is niet met zijn naam tevreden Geheimzinnige relaties tussen mens en dier Geen verdienste, maar een mogelijkheid ZATERDAG 8 JUNI 1957 Erbij PAGINA TWEE) Het jaarverslag van de Wereldomroep Het hielp niet Een zware zorg gaat de klok een week lang enige eeuwen terugzetten Bij de foto's der de blanke gewelven daarbinnen, waar voor de beeldenstorm een rijk godshuis te vinden was en waar nu de strengere devo tie van het protestantisme huist. De sleu tel is te verkrijgen bij de koster, die u graag even alleen zal laten met deze groot se schoonheid van een typisch Hollands kerkinterieur. Maar dan moet ge snel zijn, want Edam verwacht deze zomer heel wat mensen. Want steeds meer worden de openluchtmusea langs de Zuiderzeekust betrokken in het vreemdelingenverkeer. En ze doen het er dan wel om, maar toch zal een preutse joffer uit de vijftiende eeuw beter bij hun atmosfeer blijken te passen dan een Amerikaan met drie foto kanonnen voor de buik. Hetgeen een com pliment is voor het idee, dat aan de his torische kostumering van de stad ten grondslag lag. Folkertsma HET JAARVERSLAG van Radio Ne derland Wereldomroep heeft in onze we kelijkse kroniek reeds geruime tijd bur gerrecht verkregen. Het rapport over 1956 is thans verschenen zonder de tot nu toe gebruikelijke en volkomen gerechtvaardig de jeremiades over de sléchte positie van de Nederlandse Wereldomroep in de korte- golfband. Integendeel: de tweede helft van het vorige jaar werd immers gekenmerkt door de ingebruikneming van de eerste twee van de vier krachtige zenders, die de stem van Nederland over de gehele we reld zullen doen horen. De in totaal met bijna drieduizend brieven toegenomen f luisteraarscorrespon- Vr»or He tie nadat in het eerste halfjaar van microfoon 1956 aanzienlijk min- l der post was ontvan- gen wegens de slech te ontvangst spreekt over de betekenis daarvan duidelijke taal. De gordijnanten nes, welke dit jaar in gebruik genomen worden, zullen zonder twijfel het effect der zenders nog verhogen. De vreugde over het bereiken van deze mijlpaal gaat ge paard met de voldoening over de inmid dels begonnen studiobouw. Beide mid delen zowel zenders als studio's zul len echter nog aanhoudende zorg behoe ven, de eerste omdat de concurrentie in de ether geen moment verslapt, de laatste om dat slechts de volledige centralisatie van de diensten en afdelingen van de wereld omroep in een voor zijn behoeften toerei kend gebouw een doeltreffende werkzaam heid verzekert. Het kan geen kwaad om de betekenis en de omvang van de activiteit van Radio Nederland onze ware nationale omroep en onze veelzijdigste, alomtegenwoordige ambassadeur nogmaals met behulp van de cijfers in het jaarverslag genoemd te il lustreren. Er werd ruim zesduizend uur uitgezonden. Elke werkdag waren er vijf tien uitzendingen, waarvan vijf in het Ne derlands, vier in het Engels, drie in het Spaans, en in het Arabisch, Indonesisch en Afrikaans, voor elke gebied een uitzen ding. Er werden meer dan zestienduizend transcriptieprogramma's per magnetofoon- band naar buitenlandse omroepstations ge zonden, in niet minder dan eenendertig talen en verspreid over honderdtien lan den. De beste afnemers bleken de Ver enigde Staten van Noord-Amerika met bij na tienduizend programma's, Canada met bijna twaalfhonderd, Nieuw-Guinea met ruim zevenhonderd, Mexico met ongeveer tweehonderd, Suriname, Spanje, Curagao, Peru en Chili idem, Ecuador met honderd vijftig, Argentinië idem, Aruba, Cuba en Columbia met honderdtwintig, Brazilië met honderdzestig. Venezuela met honderdvijf tien, Australië idem en Duitsland honderd. Ten behoeve van de nieuwsvoorziening werden wekelijks honderdduizend woorden in de microfoons gesproken, verdeeld over negentien bulletins per werkdag. In deze nieuwsvoorziening heeft het Bureau in Den Haag van de wereldomroep een belangrijk aandeel, hoewel de eindredactie van het nieuws in Hilversum geschiedt. Dit betrekkelijk weinig bekende facet van Radio Nederland wordt deze keer wat scherper belicht, evenals de zo belangrijke afdeling Propagatievoorspellingen en ont vangstresultaten. Immers de ether is zo dicht bezet men kan van een jungle spreken dat ook de sterkste zenders hun weg naar de luisteraars slechts kun nen vinden met behulp van wetenschap pelijke berekeningen en een net van mel- dingsposten. De gedetailleerde inventarisa tie der programma's geeft voorts een uit stekende indruk van de mate waarin in uiteraard beknopte programma's de luisteraars in verre streken een voortreffe lijke kijk werd geboden op het leven in Nederland en zijn plaats in de wereld. J. H. Bartman DE VORIGE WEEK kwam op deze plaats ter sprake, dat in verschillende landen het dragen van een Russische naam thans niet bepaald als een aan beveling geldt. Als om dit betoog te il lustreren komt nu uit Johannesburg het bericht, dat een spoorwegbeambte, Ha rold Sokolsky, aan het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft verzocht of hij voortaan Philips mag heten. Als ar gumenten voerde hij aan, dat Sokolsky „moeilijk uit te spreek is en dat sy van hom in verleentheid gestel het by die Spoorweë, veral omdat dit Russies klink en die indruk kan skep dat hij moontlyk Kommunistiese neigings het. Hy wil hom geheel vry pleit van Kommu- nisme". BOVEN DIT bericht plaatste het dag blad „Die Burger" de kopregel: „Sy van maak hom bang". We weten dus me teen, dat in het land van Sarie Marys een geslachtsnaam nog steeds een „van" wordt genoemd. Daarmee houdt men er een aanduiding in ere, die oudtijds in onze gewesten de gebruikelijke was. „Een toenaam heet bij ons gemeenlijk een Van", schreef professor E. van Wassenbergh in zijn in 1774 te Fra- neker verschenen „Verhandeling over de eigennaamen der Friesen". Zijn ver klaring luidde: „De reeden hiervan is, dat dit Woordtje in het begin door de Edelluiden en Aanzienlijken tusSchen den naam en toenaam geplaatst wierd; welke toenaam doorgaans een Land schap, Stad, Dorp, Kasteel of Heerlijk heid aantoonde, welke onder het gebied van zulk een Heer stond. Noge heeden- daags denken zommigen dat het ge bruik van dit Woordtje niet dan aan Voornaamen en Welgeboorene toe komt". Een naam, die met „van" begon, gold dus als deftiger omdat de oude adel namen als Van Aemstel en Van Egmont voerde. DEZE OPVATTING heerste blijkbaar nog in de vorige eeuw. Althans, in zijn Camera Obscura liet Beets de charman te Van der Hoogen zijn gastheer Adam Kegge steevast met „mijnheer van Kegge" aanspreken, kennelijk om de rijk geworden suikerplanter te ple zieren. Want deze wilde alle adellijke heren en grote hanzen zelfs wel naar de kroon steken door zijn rijtuig te ver sieren met een wapenschild, dat een gouden keg op een zilveren veld in beeld bracht. Waarbij de heer Kegge verried, dat hij met de regels van de heraldiek niet bijster vertrouwd was. Want „metaal op metaal" geldt sinds overoude tijden als een zwaar vergrijp. De fraaie blazoenen daargelaten, in. onze gouden eeuw heeft menige „nou veau riche" zijn gevoel van eigenwaar de versterkt door „van" voor zijn va derlijke naam te plaatsen. Veel helpen deed het niet: zulke namen ontstonden er bij honderden. Want terwijl in Frankrijk en Duitsland „de" en „von" slechts door de adel gevoerd mocht worden, namen in de Nederlanden vele burgers namen als Van Vlissingen en Van Heel (Hedel) aan om hun herkomst aan te geven. INTUSSEN ZIJN we wel ver afge dwaald van de brave Sokolsky, die zo bang is, dat hij in Zuid-Afrika voor een volgeling van het Kremlin wordt versleten. Laat ons hopen dat de naam Philips hem zijn gemoedsrust zal terug geven. Verleden weck werd ook een drietal Rotterdammers van een zorg be vrijd. Zij droegen tot dusver de naam Sinterniklaag en kregen nu koninklijke toestemming om zich Niclaes te noe men. Uiteraard past hier een hartelijke gelukwens, maar was het nu zó erg om als een naamgenoot van de goede hei lige door het leven te gaan? Onze voor vaderen hielden hem zo in ere, dat hy vaak op de gevelstenen van huizen werd afgebeeld, zo zal de familienaam ontstaan zijn. Nee, dan zijn er wel va derlanders, die meer reden hebben om eens van naam te veranderen. Inmid dels heeft de actie der Sinterniklazen weer eens aangetoond, dat menigeen niet tevreden is met de naam, die hy door geboorte verkreeg. In de Verenig de Staten heeft men op dit gebied hele theorieën, men kent er zelfs de term unsuccessful combinations". Daarover dan de volgende keer. J. G. de Boer van der Ley WIE TEGENWOORDIG een bezoek brengt aan een der wild reservaten of natuurparken in Afrika kan rustig langs een groep leeuwen rijden zonder gevaar te lopen, dat de dieren tot een aanval overgaan. Wel verdient het aanbeveling om de auto niet te verlaten. Het is alsof de wilde dieren vertrouwd zijn geraakt met de wetten, die in die echte dierenparken gelden en die, praktisch gesproken, neerkomen op een godsvrede tussen mens en dier binnen de grenzen van het reservaat. Sedert de mens die ervaringen heeft opgedaan, zijn vele verhalen over merkwaar dige betrekkingen tussen mensen en oerwouddieren heel wat minder ongeloofwaardig geworden dan zij vroeger klonken. Die ervaring is echter nog betrekkelijk jong. Geen wonder dus, dat de ervaringen van een jonge neger uit de binnenlanden van Kenya, die zich kort voor de eerste wereldoorlog een reputatie verwierf als „leeuwenvriend", door blank en zwart als wonder baarlijk werden beschouwd. DE BLANKE JAGER, die ons het relaas een twintigtal jaren geleden vertelde in Kenya's hoofdstad Nairobi, noemde die negerknaap Tarzan. Hij was een volbloed neger en opgegroeid in een Afrikaans dorp onder leiding van zijn ouders. Hij was krachtig gebouwd en gold als zeer onverschrokken in de kring van zijn stamgenoten. Bovendien genoot hij een bijzonder aan zien door de goede betrekkingen die hij met leeuwen onderhield. Hij had op jeugdige leeftijd vriendschap gesloten met een leeuwin. Hij was alleen op pad gegaan en een eind buiten zijn dorp kwam hij op een plek, waar een volwassen leeuwin lag. Hij schrok heel erg, doch toen de leeuwin geen aanstalten maakte om hem aan te vallen, deed hij behoedzaam een paar passen in haar richting. Het dier bleef volkomen rustig. Tarzan was sprakeloos. Hij kon zijn blik niet afwenden van de leeuwin. Een zacht en tevreden gegrom was de reactie van het dier. Tarzan kwam nog dichterbij. Toen streelde hij het grote beest. De leeuwin liet hem begaan en verdween na enige minuten lang zaam in de wildernis. TOEN DE JONGEN het verhaal van zijn belevenissen vertelde aan zijn ouders en dorpsgenoten geloofde men hem niet. Toen Tarzan echter een weekje later niet ver van het dorp leeuwen- gebrul hoorde,-sloop hij weg in de richting van het geluid. Inder daad, het w as „zijn" leeuwin. Maar ditkeer was zij niet alleen. Een paar forse mannetjes vergezelden haar. De leeuwin schreed behoedzaam op de knaap toe en likte hem. De twee leeuwen volgden haar voorbeeld. Vóór hij begreep wat er gebeurde, was hij, als een dompteur in een circus, omgeven door een groep leeuwen. Hij voelde, dat er geen gevaar dreigde. Het bleef niet bij die ene keer. Herhaaldelijk kwam de leeuwin in de buurt van het dorp en dan sloop Tarzan naar haar toe om haar te aaien en een paar vriendelijke woorden tot haar te spreken. Doch na een jaar of twee bleef de leeuwin weg. Tarzan besloot op zekere dag haar te zoeken en liep de wildernis in. Nadat hij een klein uur gelopen had zag hij een tweetal mannetjes leeuwen. Hij klom schielijk in een boom. De leeuwen kwamen naar de boom toe. Zij gromden, doch het klonk niet kwaadaardig. Toen besloot Tarzan om naar beneden te klauteren. Op de begane grond gekomen bleef hij roerloos staan. De leeuwen waren een paar meter van hem af. Eveneens roerloos. Na een paar minuten bewoog een hunner zich en deed een paar passen naar voren. Tarzan volgde dit voorbeeld. Toen mens en dier vlak bij elkaar stonden, streelde Tarzan de leeuw. Een tevreden ge grom was de reactie. De jonge neger legde zijn hand ten tweede male op de nek van de leeuw. Langzaam draaide het dier zich toen om en stapte weg. Tarzan liep mee. Na enige tijd kwamen zij bij een plek, waar hij de leeuwin terugvond. Zij had een aantal welpen. Tarzan aarzelde geen moment. Hij ging naar de leeuwin en streelde haar. Toen raakte hij de welpen behoedzaam aan. Zij maakten speelse gebaren en daarna was hij gewikkeld in een stoeipartij met de leeuwenwelpen. Dit gespeel duurde een uurtje. Toen ging Tarzan terug. De mannetjesleeuw liep een eind met hem mee. In zijn dorp wilde niemand het verhaal van de jongen geloven. De dorpelingen weigerden eenvoudig om te geloven, dat Tarzan beschikte over een geheimzinnige gave, waardoor hij ongehinderd en ongedeerd met leeuwen kon spelen. TOCH HIELDEN Tarzan's verhalen de dorpsbewoners bezig. Men praatte en praatte. Eindelijk besloot men op advies der dorpsoudsten om de jongen te gaan bespieden en vast te stellen of hij inderdaad vertrouwd was met leeuwen. Toen Tarzan enige weken later op een middag het dorp uitsloop, volgden drie krijgers hem. Zij waren gewapend, zodat zij eventueel een gevecht met een leeuw konden wagen. Tarzan zocht zijn weg door de wildernis. De drie krijgers volgden hem behoedzaam, zodat de jongen van hun achtervolging niets bespeurde. Eens klaps zag Tarzan een sterke mannetjesleeuw. Het beest stond strijdvaardig in de struiken. De jongen riep hem iets toe. De leeuw reageerde niet. Toen zag Tarzan, dat de leeuw bliksem snel een charge uitvoerde. Op dat moment zag hij ook de drie krijgers, die door het dier verrast waren. Twee hunner klommen snel in een boom, doch de derde kon niet tijdig een goed heen komen vinden. Zijn leven was in groot'gevaar. Tarzan greep in. Met een paar sprongen was hij op de kritieke plaats. Hij ging staan in de ruimte tussen de leeuw en de krijger. De leeuw weerde hij af met handgebaren en met woorden. De man schreeuwde hij toe doodstil te blijven staan. De beide krijgers in de boom waren sprakeloos van ontzetting en verbazing. De leeuw leek te aarzelen. Hij brulde en deed een stap voorwaarts. Toen dook hij ineen, gereed om te springen. Verhief zich ver volgens, brulde en kwam langzaam naar Tarzan toe. De jongen vatte hem bij de manen en leidde hem weg. De drie krijgers riep hij toe snel en geruisloos huiswaarts te gaan. Toen zij veilig in hun dorp waren teruggekeerd vertelden de drie volwassen mannen, wat zij Tarzan hadden zien doen en hoe hij een hunner het leven had gered. Het dorp luisterde met ingehouden adem naar het relaas van de wonderbaarlijke macht, die Tarzan over de leeuwen had. Toen de jongen een paar uur later eveneens thuiskwam, viel hem een even hartelijk als eerbiedig onthaal ten deel. Tarzan weerde de eerbied af. Hij had, zei hij, geen bijzon dere verdiensten. Die dieren zagen in hem nu eenmaal een vriend. En dit gold alleen voor leeuwen, want alle andere oer wouddieren waren voor hem even gevaarlijk en ontoegankelijk als voor wie ook. Hij sneuvelde in 1916, Tekening uit „Car toon Treasury" (Dell, New York). Edam en kaas - het zijn nog altijd twee verwante begrippen, al is er in de verre omtrek ook geen kaasmakerij meer te bekennen. De handel in Hollandse zui vel tiert er echter nog welig en de oude pakhuizen hebben hun eigen karakter bewaard, zodat een foto van het stadje, dat zich straks in oude klederdracht gaat steken en daar al een heel eind mee is wat de voorbereidingen betreft, nergens beter dan juist voor de ver zamelplaatsen van de Edammers geno men kon worden. Men ziet poorters en postbode, boogschutters en een kind in het kostuum van zes eeuwen terug. Edam heeft met zijn Spui, zijn Keizers- i gracht en zijn Dam grootsteedse allures. De Dam verlokt menigeen tot een zucht i i over zoveel stadsschoon bijeen: de hoge rug van de overhuiving, het stille water en daarachter de gevels, vriendelijk j spiegelend in het wateroppervlak. Ner- gens beter past straks de kleurige klederdracht der middeleeuwen. DE KLOEKE STIER in Edams stads wapen, de drie sterren én de beer, die deze combinatie met grimmigheid van boven aanschouwt, zou eigenlijk ver vangen moeten worden door een schone slaapster, voorzichtig gebed onder de troonhemel van Hollands blauwe lucht en rustend op de steenrode plavuizen van de stedelijke Dam. Maar dan zou men vele oude nederzettingen langs Hollands voor malige Zuiderzee een nieuw stadswapen moeten toedenken, waarin een slaapster voorkomt en er zouden uit al die steden kreten opklinken van een terecht protest: er wordt niet geslapen in Edam en Hoorn, in Medemblik of Enkhuizen, want de drift der dagen is daar even duidelijk voelbaar als op die andere Dam, het hart van Nederland. Alleen liggen de proporties verschillend. De tred van de tijd over de Edamse klinkers lijkt te zijn vertraagd tot een eerbiedige schrede en er is geen warenhuis ter wereld, dat zich tussen het deftige raadhuisje aan het Damplein en de Speeltoren thuis zou voelen. Leven echter dóet het, dit stadje met zijn zesduizend inwoners, meer dan ge denkt. Het gaat dat bewijzen tussen vrij dag de twaalfde juli en zondag de eenen- twintigte, als het zesde eeuwfeest wordt gevierd. Edam zal dan de klokken terug zetten naar de jonge jaren van zijn be staan, want driftige vorsers hebben uitge maakt, dat Edam in 1357 stadsrechten kreeg. En dan zullen de stier, de sterren en de beer hun oude kennissen van wel eer terugzien, dan zal men een week lang de facteur de brieven rond zien dragen in de historische kledij der middeleeuwen, dan geeft de meester zijn schare les in oude frak en knooplaarzen de schare, die zelf ook goeddeels in lange hozen en kuitbroek gewikkeld zal zijn. Alleen wil men het TL-licht in de Edamse scholen niet door snotneuzen of kaarsen doen ver vangen. Het zou al te bar worden. Wel loopt er hier en daar een kruisridder rond in die week. De enige hoedemaakster van de stad is er inmiddels maar druk mee, want zij vervaardigt voor een luttel bedrag desge wenst alle modellen hoeden, die bij deze grandioze verkleedpartij horen te passen. Naar tekeningen van een ulo-hoofdonder wijzer, die bijzonder bij in plaatselijke historie is en die voor de Edammers over drukken van oude prenten liet maken om hen wegwijs te maken in de kledij van het verleden. Met het gevolg, dat thans de naaimachines ratelen in heel Edam, dat de „mutsenmackster" het overdruk heeft met de schoonste hoofdtooi en dat de schoen maker een speciale uitstalling heeft inge richt van historisch schoenwerk, op eigen leesten en met veel liefde uit peau de suède en fijn boxcalfs vervaardigd. Edam heeft twee kerken, die het een grote vermaardheid hebben gegeven: de stoere Nicolaas en de ranke speel- toren, die samen het silhouet van het j stadje karakteriseren. Het beeld van het speelse speeltorentje is even ver- trouwd als dat van Monnikendam met eenzelfde fijn-geciseleerd bouwwerkje. HET WORDT onbetwist een glansnum mer in Edams feest, want het duurt een week en het zal niet ophouden verbazing te wekken. Omdat op een paar oude man nen en een paar onwilligen na héél Edam zich heeft laten meesleuren door deze stadsverkleedpartij en omdat de één de ander zo hevig heeft aangestoken, dat het straks er op uit moet lopen, dat zelfs die onwilligen en die oude mannen tersluiks de burgerpet verruilen voor de breedge rande hoed en het overhemd voor de kan ten kraag. Dat het allemaal een paar lieve duiten heeft gekost en nog gaat kosten, is de Edammer een minder grote zorg, want hij is gegrepen door het idee. De eerste modeshow van de dracht der middel eeuwen werd zo'n enorm succes, dat zij enige keren herhaald moest worden, tot alle moeders voor hun kinderen de juiste pakjes van boogschutters of pages hadden uitgezocht en de vaders hun keus hadden bepaald op groen of oranje wambuis met puntschoenen en een lange kniebroek. Waardoor de afzet van uit-de-tijdse lange onderbroeken in Edam plotseling zeer ge stegen is, want deze beenbekleedselen zijn heel wel te verven en tot historische pan talons te transformeren. VRIJDAG de twaalfde juli zal Edam zichzelf voor het eerst op straat zien „in het pak". Men weet natuurlijk wel onge veer, wat de buren van plan zijn en ook wat de rest van de straat op stapel heeft, maar hoe de kinderen van de ontvanger en de schoenmaker zelf die onmiddellijk vol vuur liep en beslist gekostumeerd verschijnt voor de dag zullen komen, is een open, maar prettige vraag. En hoe hel publiek van buiten zal reageren op een volkomen verklede secretarie, waar bodes met pruiken en ambtenaren met kanten manchetten en in deftig fluweel bedaagd rondstappen, is eveneens nog een zaak, die in de schoot der Goden gebed ligt. Vrijdag de twaalfde begint dat feest van Edam met carillonmuziek op het prachtige speeltorentje, dat zo vriendelijk over stad en ommelanden blikt, maar bo vendien een van die mooie, hooggestemde beiaards draagt en dat sinds 1883 geen kerk meer rijk mag zijn, omdat men toen de bijbehorende „Kleine Kerk" maar lie ver tegen de grond smeet. En een herden kingsdienst in de avond zal de Hervormde Kerk doen volstromen met de kleurige Edammers, die deze avond zeker hun staatsiekledij gaan aantrekken. Met een reünie van oud-Edammers op zaterdag de twintigste, met luchtige festijnen en met vuurwerk, een buitengewone raadsver gadering en een muziekfestival zullen de stadsfeesten worden opgesierd tot een ge beurtenis, waaraan heel Edam meewerkt niet in de laatste plaats aan de Kaas markt van zatei-dag de twintigste juli, als de doopceel van de Edammer kaas wordt gelicht. Voordien is het echter ook goed toeven in dit stedeke, waar nog banden met Haarlem liggen een gezamenlijke her innering aan de strijd der Kruisvaarders voor Damiate namelijk en waar een oud vers uit 1219 een duidelijk beeld van geeft. Daarmee is ook de kwestie van de stier in het stadswapen opgelost: „Edarn als getrouwe Lant-Saten Quamen die van Haerlem te baten, Wilt vreughde vaten Sij ginghen hem hard en fier Met stouten moed en felle manier Als verwoede stier Paus, Keiser en al het Christen Heir Verwonderden hen met allen seer Van die groote Eer. Elsoo kreegh Edam haar wapen Met Eer en gewelt Drie vergulde sterren in 't rood veldt End een Stier daer in geslelt. EN NU nog even ver terug naar de da gen, dat Edam nog een jonge bloem was in het drassig polderland langs de Suyder- see terug naar de „Maendagh voor half Meye" in het jaar 1310, toen de naam der stad voor het eerst officieel te boek werd gesteld, al was er blijkbaar nog geen sprake van stadsrechten. Maar Eydam, zoals de plaats toen heette, wist zich niet temin te weren, zoals moet blijken uit het verhaal van Godfried van Bouillon, die Edam en Haarlem tegelijkertijd het stads wapen gaf: de Haarlemmers vochten er als ridders en kregen het ridderzwaard, de Edammers volgens het vers als stieren. De historie van deze plaats is rijk en verscheiden, maar ik zal u de jaartallen besparen. Die moet ge zelf gaan aflezen aan de gevels langs Keizersgracht en Spui en ge moet haar horen fluisteren door de hoge olmen langs de Nicolaaskerk en on-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 16