EDAM
Spelen met leeuwen zonder gevaar
IN MAJEUR
Menigeen is niet
met zijn naam
tevreden
Geheimzinnige relaties tussen mens en dier
Geen verdienste, maar een mogelijkheid
ZATERDAG 8 JUNI 1957
Erbij
PAGINA TWEE)
Het jaarverslag van de Wereldomroep
Het hielp niet
Een zware zorg
gaat de klok een week lang
enige eeuwen terugzetten
Bij de foto's
der de blanke gewelven daarbinnen, waar
voor de beeldenstorm een rijk godshuis te
vinden was en waar nu de strengere devo
tie van het protestantisme huist. De sleu
tel is te verkrijgen bij de koster, die u
graag even alleen zal laten met deze groot
se schoonheid van een typisch Hollands
kerkinterieur. Maar dan moet ge snel zijn,
want Edam verwacht deze zomer heel
wat mensen. Want steeds meer worden
de openluchtmusea langs de Zuiderzeekust
betrokken in het vreemdelingenverkeer.
En ze doen het er dan wel om, maar toch
zal een preutse joffer uit de vijftiende
eeuw beter bij hun atmosfeer blijken te
passen dan een Amerikaan met drie foto
kanonnen voor de buik. Hetgeen een com
pliment is voor het idee, dat aan de his
torische kostumering van de stad ten
grondslag lag.
Folkertsma
HET JAARVERSLAG van Radio Ne
derland Wereldomroep heeft in onze we
kelijkse kroniek reeds geruime tijd bur
gerrecht verkregen. Het rapport over 1956
is thans verschenen zonder de tot nu toe
gebruikelijke en volkomen gerechtvaardig
de jeremiades over de sléchte positie van
de Nederlandse Wereldomroep in de korte-
golfband. Integendeel: de tweede helft van
het vorige jaar werd immers gekenmerkt
door de ingebruikneming van de eerste
twee van de vier krachtige zenders, die de
stem van Nederland over de gehele we
reld zullen doen horen. De in totaal met
bijna drieduizend
brieven toegenomen f
luisteraarscorrespon- Vr»or He
tie nadat in het
eerste halfjaar van microfoon
1956 aanzienlijk min- l
der post was ontvan-
gen wegens de slech
te ontvangst spreekt over de betekenis
daarvan duidelijke taal. De gordijnanten
nes, welke dit jaar in gebruik genomen
worden, zullen zonder twijfel het effect
der zenders nog verhogen. De vreugde over
het bereiken van deze mijlpaal gaat ge
paard met de voldoening over de inmid
dels begonnen studiobouw. Beide mid
delen zowel zenders als studio's zul
len echter nog aanhoudende zorg behoe
ven, de eerste omdat de concurrentie in de
ether geen moment verslapt, de laatste om
dat slechts de volledige centralisatie van
de diensten en afdelingen van de wereld
omroep in een voor zijn behoeften toerei
kend gebouw een doeltreffende werkzaam
heid verzekert.
Het kan geen kwaad om de betekenis
en de omvang van de activiteit van Radio
Nederland onze ware nationale omroep
en onze veelzijdigste, alomtegenwoordige
ambassadeur nogmaals met behulp van
de cijfers in het jaarverslag genoemd te il
lustreren. Er werd ruim zesduizend uur
uitgezonden. Elke werkdag waren er vijf
tien uitzendingen, waarvan vijf in het Ne
derlands, vier in het Engels, drie in het
Spaans, en in het Arabisch, Indonesisch en
Afrikaans, voor elke gebied een uitzen
ding. Er werden meer dan zestienduizend
transcriptieprogramma's per magnetofoon-
band naar buitenlandse omroepstations ge
zonden, in niet minder dan eenendertig
talen en verspreid over honderdtien lan
den. De beste afnemers bleken de Ver
enigde Staten van Noord-Amerika met bij
na tienduizend programma's, Canada met
bijna twaalfhonderd, Nieuw-Guinea met
ruim zevenhonderd, Mexico met ongeveer
tweehonderd, Suriname, Spanje, Curagao,
Peru en Chili idem, Ecuador met honderd
vijftig, Argentinië idem, Aruba, Cuba en
Columbia met honderdtwintig, Brazilië met
honderdzestig. Venezuela met honderdvijf
tien, Australië idem en Duitsland honderd.
Ten behoeve van de nieuwsvoorziening
werden wekelijks honderdduizend woorden
in de microfoons gesproken, verdeeld
over negentien bulletins per werkdag. In
deze nieuwsvoorziening heeft het Bureau
in Den Haag van de wereldomroep een
belangrijk aandeel, hoewel de eindredactie
van het nieuws in Hilversum geschiedt.
Dit betrekkelijk weinig bekende facet van
Radio Nederland wordt deze keer wat
scherper belicht, evenals de zo belangrijke
afdeling Propagatievoorspellingen en ont
vangstresultaten. Immers de ether is zo
dicht bezet men kan van een jungle
spreken dat ook de sterkste zenders
hun weg naar de luisteraars slechts kun
nen vinden met behulp van wetenschap
pelijke berekeningen en een net van mel-
dingsposten. De gedetailleerde inventarisa
tie der programma's geeft voorts een uit
stekende indruk van de mate waarin in
uiteraard beknopte programma's de
luisteraars in verre streken een voortreffe
lijke kijk werd geboden op het leven in
Nederland en zijn plaats in de wereld.
J. H. Bartman
DE VORIGE WEEK kwam op deze
plaats ter sprake, dat in verschillende
landen het dragen van een Russische
naam thans niet bepaald als een aan
beveling geldt. Als om dit betoog te il
lustreren komt nu uit Johannesburg het
bericht, dat een spoorwegbeambte, Ha
rold Sokolsky, aan het ministerie van
Binnenlandse Zaken heeft verzocht of
hij voortaan Philips mag heten. Als ar
gumenten voerde hij aan, dat Sokolsky
„moeilijk uit te spreek is en dat sy van
hom in verleentheid gestel het by die
Spoorweë, veral omdat dit Russies klink
en die indruk kan skep dat hij moontlyk
Kommunistiese neigings het. Hy wil
hom geheel vry pleit van Kommu-
nisme".
BOVEN DIT bericht plaatste het dag
blad „Die Burger" de kopregel: „Sy van
maak hom bang". We weten dus me
teen, dat in het land van Sarie Marys
een geslachtsnaam nog steeds een „van"
wordt genoemd. Daarmee houdt men er
een aanduiding in ere, die oudtijds in
onze gewesten de gebruikelijke was.
„Een toenaam heet bij ons gemeenlijk
een Van", schreef professor E. van
Wassenbergh in zijn in 1774 te Fra-
neker verschenen „Verhandeling over
de eigennaamen der Friesen". Zijn ver
klaring luidde: „De reeden hiervan is,
dat dit Woordtje in het begin door de
Edelluiden en Aanzienlijken tusSchen
den naam en toenaam geplaatst wierd;
welke toenaam doorgaans een Land
schap, Stad, Dorp, Kasteel of Heerlijk
heid aantoonde, welke onder het gebied
van zulk een Heer stond. Noge heeden-
daags denken zommigen dat het ge
bruik van dit Woordtje niet dan aan
Voornaamen en Welgeboorene toe
komt". Een naam, die met „van" begon,
gold dus als deftiger omdat de oude
adel namen als Van Aemstel en Van
Egmont voerde.
DEZE OPVATTING heerste blijkbaar
nog in de vorige eeuw. Althans, in zijn
Camera Obscura liet Beets de charman
te Van der Hoogen zijn gastheer Adam
Kegge steevast met „mijnheer van
Kegge" aanspreken, kennelijk om de
rijk geworden suikerplanter te ple
zieren. Want deze wilde alle adellijke
heren en grote hanzen zelfs wel naar
de kroon steken door zijn rijtuig te ver
sieren met een wapenschild, dat een
gouden keg op een zilveren veld in
beeld bracht. Waarbij de heer Kegge
verried, dat hij met de regels van de
heraldiek niet bijster vertrouwd was.
Want „metaal op metaal" geldt sinds
overoude tijden als een zwaar vergrijp.
De fraaie blazoenen daargelaten, in.
onze gouden eeuw heeft menige „nou
veau riche" zijn gevoel van eigenwaar
de versterkt door „van" voor zijn va
derlijke naam te plaatsen. Veel helpen
deed het niet: zulke namen ontstonden
er bij honderden. Want terwijl in
Frankrijk en Duitsland „de" en „von"
slechts door de adel gevoerd mocht
worden, namen in de Nederlanden vele
burgers namen als Van Vlissingen en
Van Heel (Hedel) aan om hun herkomst
aan te geven.
INTUSSEN ZIJN we wel ver afge
dwaald van de brave Sokolsky, die zo
bang is, dat hij in Zuid-Afrika voor
een volgeling van het Kremlin wordt
versleten. Laat ons hopen dat de naam
Philips hem zijn gemoedsrust zal terug
geven. Verleden weck werd ook een
drietal Rotterdammers van een zorg be
vrijd. Zij droegen tot dusver de naam
Sinterniklaag en kregen nu koninklijke
toestemming om zich Niclaes te noe
men. Uiteraard past hier een hartelijke
gelukwens, maar was het nu zó erg om
als een naamgenoot van de goede hei
lige door het leven te gaan? Onze voor
vaderen hielden hem zo in ere, dat hy
vaak op de gevelstenen van huizen
werd afgebeeld, zo zal de familienaam
ontstaan zijn. Nee, dan zijn er wel va
derlanders, die meer reden hebben om
eens van naam te veranderen. Inmid
dels heeft de actie der Sinterniklazen
weer eens aangetoond, dat menigeen
niet tevreden is met de naam, die hy
door geboorte verkreeg. In de Verenig
de Staten heeft men op dit gebied hele
theorieën, men kent er zelfs de term
unsuccessful combinations". Daarover
dan de volgende keer.
J. G. de Boer van der Ley
WIE TEGENWOORDIG een bezoek brengt aan een der wild
reservaten of natuurparken in Afrika kan rustig langs een groep
leeuwen rijden zonder gevaar te lopen, dat de dieren tot een
aanval overgaan. Wel verdient het aanbeveling om de auto niet
te verlaten. Het is alsof de wilde dieren vertrouwd zijn geraakt
met de wetten, die in die echte dierenparken gelden en die,
praktisch gesproken, neerkomen op een godsvrede tussen mens
en dier binnen de grenzen van het reservaat. Sedert de mens die
ervaringen heeft opgedaan, zijn vele verhalen over merkwaar
dige betrekkingen tussen mensen en oerwouddieren heel wat
minder ongeloofwaardig geworden dan zij vroeger klonken. Die
ervaring is echter nog betrekkelijk jong. Geen wonder dus, dat
de ervaringen van een jonge neger uit de binnenlanden van
Kenya, die zich kort voor de eerste wereldoorlog een reputatie
verwierf als „leeuwenvriend", door blank en zwart als wonder
baarlijk werden beschouwd.
DE BLANKE JAGER, die ons het relaas een twintigtal jaren
geleden vertelde in Kenya's hoofdstad Nairobi, noemde die
negerknaap Tarzan. Hij was een volbloed neger en opgegroeid
in een Afrikaans dorp onder leiding van zijn ouders. Hij was
krachtig gebouwd en gold als zeer onverschrokken in de kring
van zijn stamgenoten. Bovendien genoot hij een bijzonder aan
zien door de goede betrekkingen die hij met leeuwen onderhield.
Hij had op jeugdige leeftijd vriendschap gesloten met een
leeuwin. Hij was alleen op pad gegaan en een eind buiten zijn
dorp kwam hij op een plek, waar een volwassen leeuwin lag.
Hij schrok heel erg, doch toen de leeuwin geen aanstalten maakte
om hem aan te vallen, deed hij behoedzaam een paar passen in
haar richting. Het dier bleef volkomen rustig. Tarzan was
sprakeloos. Hij kon zijn blik niet afwenden van de leeuwin. Een
zacht en tevreden gegrom was de reactie van het dier. Tarzan
kwam nog dichterbij. Toen streelde hij het grote beest. De
leeuwin liet hem begaan en verdween na enige minuten lang
zaam in de wildernis.
TOEN DE JONGEN het verhaal van zijn belevenissen vertelde
aan zijn ouders en dorpsgenoten geloofde men hem niet. Toen
Tarzan echter een weekje later niet ver van het dorp leeuwen-
gebrul hoorde,-sloop hij weg in de richting van het geluid. Inder
daad, het w as „zijn" leeuwin. Maar ditkeer was zij niet alleen.
Een paar forse mannetjes vergezelden haar. De leeuwin schreed
behoedzaam op de knaap toe en likte hem. De twee leeuwen
volgden haar voorbeeld. Vóór hij begreep wat er gebeurde, was
hij, als een dompteur in een circus, omgeven door een groep
leeuwen. Hij voelde, dat er geen gevaar dreigde. Het bleef niet
bij die ene keer. Herhaaldelijk kwam de leeuwin in de buurt
van het dorp en dan sloop Tarzan naar haar toe om haar te
aaien en een paar vriendelijke woorden tot haar te spreken.
Doch na een jaar of twee bleef de leeuwin weg. Tarzan besloot
op zekere dag haar te zoeken en liep de wildernis in. Nadat hij
een klein uur gelopen had zag hij een tweetal mannetjes
leeuwen. Hij klom schielijk in een boom. De leeuwen kwamen
naar de boom toe. Zij gromden, doch het klonk niet kwaadaardig.
Toen besloot Tarzan om naar beneden te klauteren. Op de
begane grond gekomen bleef hij roerloos staan. De leeuwen
waren een paar meter van hem af. Eveneens roerloos. Na een
paar minuten bewoog een hunner zich en deed een paar passen
naar voren. Tarzan volgde dit voorbeeld. Toen mens en dier vlak
bij elkaar stonden, streelde Tarzan de leeuw. Een tevreden ge
grom was de reactie. De jonge neger legde zijn hand ten tweede
male op de nek van de leeuw. Langzaam draaide het dier zich
toen om en stapte weg. Tarzan liep mee. Na enige tijd kwamen
zij bij een plek, waar hij de leeuwin terugvond. Zij had een
aantal welpen. Tarzan aarzelde geen moment. Hij ging naar de
leeuwin en streelde haar. Toen raakte hij de welpen behoedzaam
aan. Zij maakten speelse gebaren en daarna was hij gewikkeld
in een stoeipartij met de leeuwenwelpen. Dit gespeel duurde
een uurtje. Toen ging Tarzan terug. De mannetjesleeuw liep
een eind met hem mee. In zijn dorp wilde niemand het verhaal
van de jongen geloven. De dorpelingen weigerden eenvoudig om
te geloven, dat Tarzan beschikte over een geheimzinnige gave,
waardoor hij ongehinderd en ongedeerd met leeuwen kon spelen.
TOCH HIELDEN Tarzan's verhalen de dorpsbewoners bezig.
Men praatte en praatte. Eindelijk besloot men op advies der
dorpsoudsten om de jongen te gaan bespieden en vast te stellen
of hij inderdaad vertrouwd was met leeuwen. Toen Tarzan
enige weken later op een middag het dorp uitsloop, volgden drie
krijgers hem. Zij waren gewapend, zodat zij eventueel een
gevecht met een leeuw konden wagen. Tarzan zocht zijn weg
door de wildernis. De drie krijgers volgden hem behoedzaam,
zodat de jongen van hun achtervolging niets bespeurde. Eens
klaps zag Tarzan een sterke mannetjesleeuw. Het beest stond
strijdvaardig in de struiken. De jongen riep hem iets toe. De
leeuw reageerde niet. Toen zag Tarzan, dat de leeuw bliksem
snel een charge uitvoerde. Op dat moment zag hij ook de drie
krijgers, die door het dier verrast waren. Twee hunner klommen
snel in een boom, doch de derde kon niet tijdig een goed heen
komen vinden. Zijn leven was in groot'gevaar. Tarzan greep in.
Met een paar sprongen was hij op de kritieke plaats. Hij ging
staan in de ruimte tussen de leeuw en de krijger. De leeuw
weerde hij af met handgebaren en met woorden. De man
schreeuwde hij toe doodstil te blijven staan. De beide krijgers in
de boom waren sprakeloos van ontzetting en verbazing. De
leeuw leek te aarzelen. Hij brulde en deed een stap voorwaarts.
Toen dook hij ineen, gereed om te springen. Verhief zich ver
volgens, brulde en kwam langzaam naar Tarzan toe. De jongen
vatte hem bij de manen en leidde hem weg. De drie krijgers
riep hij toe snel en geruisloos huiswaarts te gaan. Toen zij veilig
in hun dorp waren teruggekeerd vertelden de drie volwassen
mannen, wat zij Tarzan hadden zien doen en hoe hij een hunner
het leven had gered. Het dorp luisterde met ingehouden adem
naar het relaas van de wonderbaarlijke macht, die Tarzan over
de leeuwen had. Toen de jongen een paar uur later eveneens
thuiskwam, viel hem een even hartelijk als eerbiedig onthaal ten
deel. Tarzan weerde de eerbied af. Hij had, zei hij, geen bijzon
dere verdiensten. Die dieren zagen in hem nu eenmaal een
vriend. En dit gold alleen voor leeuwen, want alle andere oer
wouddieren waren voor hem even gevaarlijk en ontoegankelijk
als voor wie ook. Hij sneuvelde in 1916,
Tekening uit „Car
toon Treasury" (Dell,
New York).
Edam en kaas - het zijn nog altijd twee
verwante begrippen, al is er in de verre
omtrek ook geen kaasmakerij meer te
bekennen. De handel in Hollandse zui
vel tiert er echter nog welig en de oude
pakhuizen hebben hun eigen karakter
bewaard, zodat een foto van het stadje,
dat zich straks in oude klederdracht
gaat steken en daar al een heel eind
mee is wat de voorbereidingen betreft,
nergens beter dan juist voor de ver
zamelplaatsen van de Edammers geno
men kon worden. Men ziet poorters en
postbode, boogschutters en een kind in
het kostuum van zes eeuwen terug.
Edam heeft met zijn Spui, zijn Keizers-
i gracht en zijn Dam grootsteedse allures.
De Dam verlokt menigeen tot een zucht i
i over zoveel stadsschoon bijeen: de hoge
rug van de overhuiving, het stille water
en daarachter de gevels, vriendelijk j
spiegelend in het wateroppervlak. Ner-
gens beter past straks de kleurige
klederdracht der middeleeuwen.
DE KLOEKE STIER in Edams stads
wapen, de drie sterren én de beer, die
deze combinatie met grimmigheid van
boven aanschouwt, zou eigenlijk ver
vangen moeten worden door een schone
slaapster, voorzichtig gebed onder de
troonhemel van Hollands blauwe lucht en
rustend op de steenrode plavuizen van de
stedelijke Dam. Maar dan zou men vele
oude nederzettingen langs Hollands voor
malige Zuiderzee een nieuw stadswapen
moeten toedenken, waarin een slaapster
voorkomt en er zouden uit al die steden
kreten opklinken van een terecht protest:
er wordt niet geslapen in Edam en Hoorn,
in Medemblik of Enkhuizen, want de drift
der dagen is daar even duidelijk voelbaar
als op die andere Dam, het hart van
Nederland. Alleen liggen de proporties
verschillend. De tred van de tijd over de
Edamse klinkers lijkt te zijn vertraagd
tot een eerbiedige schrede en er is geen
warenhuis ter wereld, dat zich tussen het
deftige raadhuisje aan het Damplein en
de Speeltoren thuis zou voelen.
Leven echter dóet het, dit stadje met
zijn zesduizend inwoners, meer dan ge
denkt. Het gaat dat bewijzen tussen vrij
dag de twaalfde juli en zondag de eenen-
twintigte, als het zesde eeuwfeest wordt
gevierd. Edam zal dan de klokken terug
zetten naar de jonge jaren van zijn be
staan, want driftige vorsers hebben uitge
maakt, dat Edam in 1357 stadsrechten
kreeg. En dan zullen de stier, de sterren
en de beer hun oude kennissen van wel
eer terugzien, dan zal men een week lang
de facteur de brieven rond zien dragen
in de historische kledij der middeleeuwen,
dan geeft de meester zijn schare les in
oude frak en knooplaarzen de schare,
die zelf ook goeddeels in lange hozen en
kuitbroek gewikkeld zal zijn. Alleen wil
men het TL-licht in de Edamse scholen
niet door snotneuzen of kaarsen doen ver
vangen. Het zou al te bar worden. Wel
loopt er hier en daar een kruisridder rond
in die week.
De enige hoedemaakster van de stad is
er inmiddels maar druk mee, want zij
vervaardigt voor een luttel bedrag desge
wenst alle modellen hoeden, die bij deze
grandioze verkleedpartij horen te passen.
Naar tekeningen van een ulo-hoofdonder
wijzer, die bijzonder bij in plaatselijke
historie is en die voor de Edammers over
drukken van oude prenten liet maken om
hen wegwijs te maken in de kledij van het
verleden. Met het gevolg, dat thans de
naaimachines ratelen in heel Edam, dat de
„mutsenmackster" het overdruk heeft met
de schoonste hoofdtooi en dat de schoen
maker een speciale uitstalling heeft inge
richt van historisch schoenwerk, op eigen
leesten en met veel liefde uit peau de
suède en fijn boxcalfs vervaardigd.
Edam heeft twee kerken, die het een
grote vermaardheid hebben gegeven:
de stoere Nicolaas en de ranke speel-
toren, die samen het silhouet van het j
stadje karakteriseren. Het beeld van
het speelse speeltorentje is even ver-
trouwd als dat van Monnikendam met
eenzelfde fijn-geciseleerd bouwwerkje.
HET WORDT onbetwist een glansnum
mer in Edams feest, want het duurt een
week en het zal niet ophouden verbazing
te wekken. Omdat op een paar oude man
nen en een paar onwilligen na héél Edam
zich heeft laten meesleuren door deze
stadsverkleedpartij en omdat de één de
ander zo hevig heeft aangestoken, dat het
straks er op uit moet lopen, dat zelfs die
onwilligen en die oude mannen tersluiks
de burgerpet verruilen voor de breedge
rande hoed en het overhemd voor de kan
ten kraag. Dat het allemaal een paar lieve
duiten heeft gekost en nog gaat kosten, is
de Edammer een minder grote zorg, want
hij is gegrepen door het idee. De eerste
modeshow van de dracht der middel
eeuwen werd zo'n enorm succes, dat zij
enige keren herhaald moest worden, tot
alle moeders voor hun kinderen de juiste
pakjes van boogschutters of pages hadden
uitgezocht en de vaders hun keus hadden
bepaald op groen of oranje wambuis met
puntschoenen en een lange kniebroek.
Waardoor de afzet van uit-de-tijdse lange
onderbroeken in Edam plotseling zeer ge
stegen is, want deze beenbekleedselen zijn
heel wel te verven en tot historische pan
talons te transformeren.
VRIJDAG de twaalfde juli zal Edam
zichzelf voor het eerst op straat zien „in
het pak". Men weet natuurlijk wel onge
veer, wat de buren van plan zijn en ook
wat de rest van de straat op stapel heeft,
maar hoe de kinderen van de ontvanger
en de schoenmaker zelf die onmiddellijk
vol vuur liep en beslist gekostumeerd
verschijnt voor de dag zullen komen,
is een open, maar prettige vraag. En hoe
hel publiek van buiten zal reageren op een
volkomen verklede secretarie, waar bodes
met pruiken en ambtenaren met kanten
manchetten en in deftig fluweel bedaagd
rondstappen, is eveneens nog een zaak, die
in de schoot der Goden gebed ligt.
Vrijdag de twaalfde begint dat feest
van Edam met carillonmuziek op het
prachtige speeltorentje, dat zo vriendelijk
over stad en ommelanden blikt, maar bo
vendien een van die mooie, hooggestemde
beiaards draagt en dat sinds 1883 geen
kerk meer rijk mag zijn, omdat men toen
de bijbehorende „Kleine Kerk" maar lie
ver tegen de grond smeet. En een herden
kingsdienst in de avond zal de Hervormde
Kerk doen volstromen met de kleurige
Edammers, die deze avond zeker hun
staatsiekledij gaan aantrekken. Met een
reünie van oud-Edammers op zaterdag de
twintigste, met luchtige festijnen en met
vuurwerk, een buitengewone raadsver
gadering en een muziekfestival zullen de
stadsfeesten worden opgesierd tot een ge
beurtenis, waaraan heel Edam meewerkt
niet in de laatste plaats aan de Kaas
markt van zatei-dag de twintigste juli, als
de doopceel van de Edammer kaas wordt
gelicht.
Voordien is het echter ook goed toeven
in dit stedeke, waar nog banden met
Haarlem liggen een gezamenlijke her
innering aan de strijd der Kruisvaarders
voor Damiate namelijk en waar een
oud vers uit 1219 een duidelijk beeld van
geeft. Daarmee is ook de kwestie van de
stier in het stadswapen opgelost:
„Edarn als getrouwe Lant-Saten
Quamen die van Haerlem te baten,
Wilt vreughde vaten
Sij ginghen hem hard en fier
Met stouten moed en felle manier
Als verwoede stier
Paus, Keiser en al het Christen Heir
Verwonderden hen met allen seer
Van die groote Eer.
Elsoo kreegh Edam haar wapen
Met Eer en gewelt
Drie vergulde sterren in 't rood veldt
End een Stier daer in geslelt.
EN NU nog even ver terug naar de da
gen, dat Edam nog een jonge bloem was
in het drassig polderland langs de Suyder-
see terug naar de „Maendagh voor half
Meye" in het jaar 1310, toen de naam der
stad voor het eerst officieel te boek werd
gesteld, al was er blijkbaar nog geen
sprake van stadsrechten. Maar Eydam,
zoals de plaats toen heette, wist zich niet
temin te weren, zoals moet blijken uit het
verhaal van Godfried van Bouillon, die
Edam en Haarlem tegelijkertijd het stads
wapen gaf: de Haarlemmers vochten er
als ridders en kregen het ridderzwaard,
de Edammers volgens het vers als
stieren.
De historie van deze plaats is rijk en
verscheiden, maar ik zal u de jaartallen
besparen. Die moet ge zelf gaan aflezen
aan de gevels langs Keizersgracht en Spui
en ge moet haar horen fluisteren door de
hoge olmen langs de Nicolaaskerk en on-