Grote opvragingen bij de spaarbanken
voor bestedingen en beleggingen
Effecten -en
Geldmarkt
jruittella
Toledo en het Moorse ambacht
WILLEM II
Van dag tot
K.
dag J
JU proeft het fruit
er bovenuitl
CPraatótoel
Zwartgallig
Stijgend rendement van obligaties en aandelen
Vaarwel Moskou
Jong en oud
zeggen van
Duitser elektrokuteerde
zijn vrouw in bad
Jewish Committee sprak
met paus Pius
Te veel admiraals?
Sastroamidjojo naar Tito
J K - ly
G 12 JULI 19 5 7
Verscheidene westelijke waarnemers
lebben na de onttroning van de „anti-
artijgroep" Molotov c.s. in het presidium
van de communistische partij in Rusland
hun oordeel over de consequenties hiervan
opgeschort. Zij wilden éérst «vel eens zien
wat er nu met de uitgestotenen zou gebeu
ren, alvorens zij bereid waren in een daad
werkelijke ontspanning in Rusland te ge
loven. Er zijn inmiddels vele opmerkingen
gemaakt over een „uitwerping der stali
nisten met stalinistische methodes", doch
dit is bepaald voorbarig geweest, zolang
er niets over een berechting of een arres
tatie bekend was. Ook werd verklaard dat
het toneel werd klaargemaakt voor een
proces tegen de afgezette leiders", toen
Kroesjtsjev de naam van Malenkov in
verband bracht met het beruchte openbare
proces tegen onschuldigen, dat in 1949 in
Leningrad plaats had. Beschuldigingen van
feiten, waar anderen reeds voor terecht
gesteld zijn, hebben in de Sovjet-Unie al
tijd weinig hoop op overleving overgelaten.
Maar Malenkov overleeft het wél. Het
is natuurlijk een hele overgang van minis
ter van elektrische centrales tot directeur
van één zo'n elektrische centrale, en dan
zoveel duizenden kilometers bij het zo
geliefde uitgangsleven van Moskou van
daan. Maar de man lééft. Ook al blijft het
sneu voor hem, op deze manier aan een
belangrijke troef tegenover Kroesjtsjev
herinnerd te worden. Malenkov had na
melijk volgens diplomatieke kringen in
Moskou de aanhang van veel „technocra
ten" die beslist niet geporteerd waren voor
Kroesjtsjev's vergaande decentralisatie
plannen voor de industrie, al was het al
léén maar omdat zij onder Stalin de een
zame verantwoordelijkheid op een verre
post zijn gaan vrezen en het gemeenschap
pelijk cultureel verkeer in 's lands hoofd
stad meer waardeerden. Nu wordt Malen
kov zelf ten aanschouwe van zijn aanhan
gers „weggedecentraliseerd".
Radio-Moskou vindt het een volkomen
natuurlijke zaak, dat deze afvalligen niet
opgesloten en berecht worden en noemde
de andersgerichte Westerse verwachtingen
dienaangaande „misdadig".
Maar zo waren ze écht niet bedoeld.
De enthousiaste voortgang van de Am
sterdamse tunnelactie, die voornamelijk
een financiële actie is nadat de regering
haar medewerking aan de financiering
van dit noodzakelijke verkeer sob j eet op
zegde, heeft alom in den lande weerklank
gevonden en bewondering gewekt. Enthou
siasme voor een verloren lijkende zaak is
altijd inspirerend en bemoedigend, vooral
wanneer het gewijd is aan een bij uitstek
algemeen belang.
En nu is de regering gekomen met een
communiqué, dat zowel in zijn bewoor
dingen als zijn bedoeling het summum
van somberheid en narigheid zou moeten
heten, wanneer men het beschouwt tegen
de achtergrond van het Amsterdamse
optimisme. De bewoordingen zijn zo Haags
als ze maar zijn kunnen de bedoeling
is zo deprimerend als het maar mogelijk
is. De „verwondering" van de regering is
de verwondering van iemand, die hele
maal niet verwonderd is doch het enkel
zegt te zijn om toch vooral zijn ongenoegen
te doen blijken. En dat ongenoegen is
duidelijk: het prestige van de regering is
in het geding. Het regeringsprestige zit
bekneld tussen het Amsterdamse opti
misme en de bijval in den lande. De
sympathie is aan de kant van de hoofd
stad en de regering wil nu toch wel
even duidelijk maken dat men met
enthousiasme en voortvarendheid niet
zomaar een hoogedelachtbaar college kan
meeslepen.
Dat is natuurlijk ook niet de Amster
damse bedoeling. Men is daar z-kelijk en
nuchter genoeg om te beseffen, dat de
praktische middelen in de eerste plaats
komen en dat de omstandigheden het
verkrijgen van deze praktische middelen
zeer moeilijk maken.
Doch wanneer zal het eens in de stoffige
bureaus en de ambtenaarlijke breinen
van het Binnenhof doordringen, dat nooit
ter wereld iets groots tot stand gekomen
is zonder dat enthousiasme en optimirme
de eerste fundamenten legden op de plaats,
waar nog helemaal niets was?
De inhoud van het regeringscommuniqué
is formeel volkomen juist het is echter
in dez- omstandigheden te vergelijken met
de declamatie van een grafschrift op een
blijde zomerdag.
Over het verloop van de spaargelden tot dusver kan in het algemeen worden
gezegd dat de inlagen de terugbetalingen weliswaar overtroffen, maar dat de voor
delige verschillen belangrijk kleiner zijn dan in het eerste halfjaar van 1956. De
Spaarbank voor de Stad Amsterdam had in de eerste zes maanden ditmaal een over
schot van ongeveer 5 miljoen tegen IOV2 miljoen in die periode van het vorige
jaar; de Spaarbank te Rotterdam had een voordelig verschil van 5 miljoen tegen
12 miljoen; Den Haag van 4 miljoen tegen 11 miljoen; bij de Nutsspaarbank te
Groningen waren de terugbetalingen zelfs 700.000 groter dan de inlagen en in het
eerste halfjaar van 1956 was er nog een overschot van 5 miljoen en bij de Rijks
postspaarbank bedraagt het overschot van inlagen boven de terugbetalingen in het
eerste halfjaar van 1957 slechts 39.3 miljoen tegen 145.2 miljoen in dezelfde
periode van 1956. Van alle spaarbanken zijn nog slechts de cijfers bekend van de
eerste vijf maanden, welke een totale inleg doen zien van 493.8 miljoen tegen
473.5 miljoen in die maanden van het vorig jaar, zodat er dus nog een vooruitgang
is van rond 20 miljoen, maar de terugbetalingen hebben 470.7 miljoen bedragen
tegen 371.5 miljoen in de overeenkomstige periode van 1956. Er is dus ongeveer
100 miljoen meer opgevraagd dan in de eerste vijf maanden van 1956 en per saldo
is het tegoed bij de spaarbanken slechts met 23 miljoen gestegen tegen 102 miljoen
in dezelfde maanden van het vorig jaar.
Zoekt men naar een verklaring van dit
verschijnsel, dan is deze voor een deel te
vinden in de grotere bestedingen, welke
gedurende de eerste maanden van het
lopende jaar in vele gezinnen nog hebben
plaats gehad, tengevolge waarvan er min
der voor de spaarbank overbleef, dan
spaargelden werden opgevraagd. De waar
devermindering van het geld, waarover in
deze tijd zoveel wordt gesproken en ge
schreven, leidt er uiteraard toe dat men
aan het bezit van geld minder waarde gaat
hechten en geneigd is dit geld in goederen
om te zetten. In brede kring begint men
meer en meer in te zien dat de waarde
vermindering van het geld voor de goede
ren een prijsstijging betekent met het ge
volg dat men, om zich tegen deze prijs
stijging te dekken, zijn uitgaven vergroot.
Daar komt bij dat de hogere lonen en de
geraffineerde reclame voor allerlei fabri
katen van de moderne techniek - was
machines, televisietoestellen, ijskasten en
dergelijke - bij velen nieuwe behoeften
scheppen, welke alleen ten koste van min
dere besparingen kunnen worden be
vredigd.
Bestedingsbeperking
De bestedingsbeperking, waarvoor de
regering enige tijd geleden een actie heeft
ingezet, werkt tot dusver nog niet in de
brede kringen van de bevolking door, om-
dat van werkloosheid en dalende lonen en
derhalve van een verminderde koopkracht,
bij de grote massa geen sprake is. Die
bestedingsbeperking treft vooreerst in'
hoofdzaak de overheidsbedrijven' en de in
dustriële ondernemingen, welke als gevolg
van de kapitaalsschiarste gedwongen wor
den de aankoop van kapitaalgoederen te
verminderen of stop te zetten, waardoor
de werkgelegenheid in de meeste gevallen
slechts geleidelijk wordt beïnvloed. Boven
dien zijn de sociale voorzieningen allengs
dermate geperfectioneerd dat ook enige
toeneming van de werkloosheid de koop
kracht slechts in geringe mate vermindert.
Pas de laatste tijd wordt in sommige be
drijven een teruggang van de omzet ge
constateerd, hetgeen ten dele ook verband
houdt met de grote bedragen, welke thans
voor vakantiereizen worden uitgegeven en
waarvoor vermoedelijk ook gelden aan de
spaarbanken worden onttrokken.
Gestegen rentestand
De grote opvragingen van geld bij de
spaarbanken heeft nog een andere, minder
zorgwekkende oorzaak dan te grote beste
dingen, namelijk de aanmerkelijke stijging
van de rentestand, tengevolge waarvan het
rendement van obligaties en pandbrieven
thans belangrijk hoger is dan een jaar
geleden. Bij de spaarbanken bedraagt de
rentevergoeding maximaal 3 tot 3*4 pet. Nu
men van obligaties en pandbrieven 4x/2 a
5 pet. en zelfs meer kan „maken", ligt het
voor de hand dat velen hun spaargelden
niet bij de spaarbank brengen en die daar
zelfs wegtrekken om obligaties of pand
brieven te kopen. De uitgifte van premie
leningen, waartoe verschillende gemeenten
zijn overgegaan, speelt hier ongetwijfeld
ook een rol, omdat deze in stukken van
100 worden uitgegeven; vooral de „kleine
man" is hierop gebrand in de hoop er een
„groot man" van te kunnen worden.
Er kan dus vermoedelijk van enige ver
schuiving in de belegging van spaargelden
worden gesproken, welke in economisch
opzicht geen reden tot verontrusting geeft,
omdat het ten slotte geen verschil maakt
of de spaarder rechtstreeks obligaties en
pandbrieven koopt, dan wel de spaarban
ken daartoe in staat stelt.
Hoger aandelen-rendement
De stijging van de rente en het hogere
rendement, dat thans van belegging in
effecten te maken is, wijst er intussen wel
op dat de kapitaalsschaarste nog altijd het
grote probleem is, waarmee onze nationale
economie in deze tijd wordt geconfronteerd.
Ze blijkt ook uit het rendement, dat thans
in het algemeen op de aandelenmarkt te
krijgen is en waarvan men in het deze
week verschenen weekbericht van de Rot-
terdamsche Bank weer interessante cijfers
vindt. Het gemiddeld rendement op aan
delen, dat in juni 1955 nog 4.7 pet. bedroeg,
is ultimo juni 1957 tot 6.2 pet. gestegen en
weer 0.1 pet. hoger dan dat per ultimo
maart van dit jaar. Dit gemiddelde geeft
nog slechts een zwak beeld van de rende-
i mentsverhoudingen op de aandelenmarkt.
Want onder de fondsen, welke als basis
ADVERTENTIE
ADVERTENTIE
Trakteer Uw kinderen en Uzelf op het nieuwe
heerlijk frisse snoepie
Van Melle Fruit tella'a
de zachte fruitcarré's in het
„vierkante rolletje".
Van Melle Fruit teila's, in
kleurige staniol verpakking, zijn
verkrijgbaar in 3 smaken
citroen, sinaasappel
en aardbei.
voor de berekeningen van het gemiddeld
rendement dienen, zijn ook de internatio
nale aandelen opgenomen, welke als gevolg
van de recente koersstijging slechts een
zeer laag rendement opleveren. Het index
cijfer voor de koersen der internationale
aandelen is van 267.4 op ultimo december
1956 tot 286.1 op ultimo maart 1957 en tot
334.3 op ultimo juni j.l. gestegen, terwijl
dat van de Nederlandse industriële aan
delen in die tijd slechts van 149.5 tot 154.5
is opgekomen. Dat van scheepvaartaan
delen is zelfs van 165.7 tot 158.5 gedaald en
dat van de bankaandelen liep van 130.4 tot
115.7 terug. In genoemd beursbericht wor
den niet minder dan 48 aandelen opge
somd, waarvan op basis van de uitkeringen
over 1956 een rendement van 7 pet. of meer
wordt gemaakt en men vindt er aandelen
bij van goed aangeschreven ondernemingen
R.S. Stokvis, Nederland Kaiser-Fraser -,
waarvan het rendement 9V2 pet. bedraagt.
Wat de verschillende bedrijfstakken be
treft, is het opvallend dat de scheepvaart
waarden met een rendement van gemiddeld
6.7 pet. in een van de hoogste klassen staan
en dat bijvoorbeeld een aandeel als dat van
de Nederlandsche Scheepvaart Unie
(houdster van aandelen Stoomvaart Mij.
„Nederland", Kon. Rotterdamsche Lloyd en
Paketvaart) op basis van het dividend over
1956 een rendement van 8 pet. opleveren.
Pas de laatste dagen is er op de Amster
damse beurs voor scheepvaartwaarden wat
meer belangstelling te constateren.
IJ-tunnellening
Als het aanbod afneemt, moet er een
hogere prijs worden geboden om iets te
kunnen verkrijgen en dit geldt ook voor
het kapitaal. Het is daarom de vraag of het
Amsterdam zal gelukken een redelijk be
drag van de beleggers los te krijgen voor
de nieuwe lening, welke thans a 4% pet.
wordt aangeboden, nadat kortgeleden de
uitgebrachte lening voor de IJ-tunnel niet
meer dan miljoen heeft opgeleverd.
Zolang de regering haar rentegamma hand
haaft en hiermee tegen de wet van vraag
en aanbod ingaat, kan niet worden ver
wacht dat de overheidslichamen op de
kapitaalmarkt de benodigde gelden zullen
kunnen vinden. Geldbelegging kan nu een
maal niet onder de liefdadigheid worden
gerangschikt.
NEURENBERG (UP). - In Neurenberg
is donderdag een kruidenier, die zijn
vrouw in haar bad vermoord zou hebben
conform de eis tot levenslange dwang
arbeid veroordeeld. De moord werd vol
gens de tenlastelegging gepleegd door de
vrouw in het bad te elektrokuteren.
De beklaagde, de 54-jarige Georg Alt,
verklaarde dat hij zijn vrouw alleen maar
een elektrische schok wilde geven, om
haar te laten schrikken. Maar het open
baar ministerie geeft een andere lezing
van het geval. Alt, zo zei de aanklager,
was een handige knutselaar en zon reeds
geruime tijd op een methode om zijn
vrouw te doden zonder sporen na te laten.
In de badkamer plaatste hij een elektri
sche inductieklos met bedrading die hij
maskeerde achter een elektrische klok.
Toen nu zijn vrouw in het bad zat, en
Alt ouder gewoonte haar rug zou wassen,
drukte hij een koperen plaat tegen haar
rug, waardoor een stroom van hoge ampe
rage door haar lichaam ging. Zij overleed
direkt. De politie had geen achterdocht,
omdat Alt de installatie direct afbrak en
er geen sooren op het lichaam »evonden
werden. Maar de buren vertelden dat Alt,
die al 28 jaar getrouwd was, een vriendin
had. Bij een streng verhoor viel de man
door de mand.
€)p da
Grijns
Als wij elkaar ontmoeten, grijnzen we.
Er is geen tegenhouden aan.
We zien een kennis in de verte aanko
men en zonder dat wij het willen of kun
nen verhinderen beginnen onze mondhoe
ken te trekken, onze tanden ontbloten zich
en we beginnen hulpeloos te grinniken.
We trekken het gezicht weer in de plooi
en kijken gewild strak. Maar dat kan niet.
We kunnen de ander toch niet boos tege
moet lopen! En dus meten we de afstand,
die ons nog van de ander scheidt, doen een
pijlsnelle elektronische berekening en be
ginnen weer hulpeloos te grijnzen, brengen
de lach onder bedwang en op het kritieke
ogenblik van werkelijk passeren is ons
gezicht in de blij-verraste optimistische
plooi waarmee wij kennissen op straat be
groeten.
De ander heeft een soortgelijk proces
doorgemaakt en, alle twee een zenuwin
storting nabij, passeren we elkaar na de
blijde groet.
Biologen en psycho-idems hebben er
werken over geschreven, daar twijfel ik
niet aanHet Sal wel iets beestelijks zijn,
met het ontbloten der tanden als dreigen
de hijgende blijde bijtende verwijten.
Het is een vreselijke situatie, net als
stotteren of nagelbijten, een zenuw-tic
waar niet aan te ontkomen is.
Het toont ons, hoeveel van het beest nog
in ons is. Hoe onze hartstochten zijn gere
geld door magische voorvaderlijke instinc
ten en hoe onze manieren niet anders zijn
dan moeizaam gecodificeerde oerstaat.
Verbeeldt u, dat wij werkelijk met het
ontbloten der tanden in de lach de voor
vaderlijke bijt zouden betrachten. Hoe
wethouder Koppensneller, als hij burge
meester Huidenhaar op straat tegen komt,
hem luid en schel blaffend naar de keel
vliegt of hem door de pantalon in de kuit
hapt. Of hoe mevrouw de doriairière Grote-
mont toe Danmaar van de stoep afspringt
en freule Ongetrout Hoejammer in het
corset begint te bijten. En toch doen we
dat, in eerste aanleg, met onze zenuwlach.
We zijn, neem ik aan, allemaal bang van
elkaar. We vrezen dat de ander zal bijten
en ontbloten daarom maar vast onze tan
den. We blaffen niet: „ga je van mijn stoep
weg". We brullen niet: „blijf van mijn
wijf af". We grauwen niet: „durf aan mijn
eten te komen". We zijn tenslotte be
schaafd. We grijnzen en grijnzen, trekken
zenuwachtig met onze mondhoeken en
zeggen op verre afstand reeds: „Wel, wat
zegt u van het weertjeEn daarmee legt
elk de lippen weer over het bijtorgaan en
gaat ongemolesteerd zijns weegs.
Het heeft vele miljoenen jaren geduurd
voordat we de blijde lach als nerveuze
bbgroeting fixeerden. Voordien was het,
denk ik, moord en doodslag.
Laat ons hopen, dat staatslieden en vol
keren, die elkaar in de historie ontmoeten,
verder ook zullen grijnzen en niet bijten.
En als voor mij de laatste Ontmoeting
komt, ik hoop dat ik dan ook vriendelijk
grijns.
H. B. Fortuin
NEW OYRK, (UP) Een delegatie van
net Amerikaanse Joodse Comité, die bespre
kingen heeft gevoerd met Paus Pius XII
deelde gisteren in een reisverslag mee dat
Qe Paus zeer bijzonder is geïnteresseerd in
nen constructief programma voor het Nabije-
Oosten, gericht op een duurzame vrede tus
sen de Arabische staten en Israel.
„Onze besprekingen", zo verklaarde de
delegatieleider „hebben ons overtuigd van
gedecideerde houding der r.-k. kerk
de bestrijding van het vraagstuk door
joden-discriminatie en wel van een sympa
thieke en begrijpende houding ten opzichte
van de staat Isarel". Het Joodse Comité had
Qan ook diepe waardering voor de houding
van de Paus omdat het Vaticaan zeker zou
Winnen optreden als constructieve kracht in
"et bereiken van een rechtvaardige en duur
zame vrede in het Nabije Oosten.
Toledo begint teleurstellend.
Er hangt een dikke mist over
de stad en het wonderbaarlijk
geconserveerd verleden heeft
zich er achter teruggetrokken.
Alleen de interieurs van de
kathedraal, het huis van El
Greco en wat de reisgids ver
der ter bezichtiging aanraadt,
zijn bereid hun geheimen prijs
te geven. De fraaie uiterlijke
vormen zijn onzichtbaar.
Een horde jongetjes heeft
mij overvallen, als ik op het
centrale plein Zocodover uit
de auto stap. Zij vérlangen
sigaretten, bieden hotels en
pensions aan, willen op de
wagen passen, mijn koffer
dragen en als gids fungeren.
Ik kies er een uit, omdat ik
weet anders toch niet met rust
te worden gelaten. Hij gaat
me op blote voeten voor, een
nauw, kronkelend straatje in.
Verder dan de eerste verdie
ping van de huizen kan ik
niet naar boven kijken.
Plotseling ben ik de jongen
en mijn koffer kwijt. Hij is
een huis ingeschoten en juist
wanneer ik me ongerust be
gin af te vragen of hij mis
schien met mijn bezittingen
verdwenen is, ontdek ik een
verweerd uithangbord met
„Hotel Maravilla". Ik waag
me in een schemerige gang en
bereik een ongezellig kale
gelagkamer. Hieruit kan ik al
concluderen hoe belachelijk
overdreven de naam van dit
etablissement is, want er is
bepaald niets bewonderens
waardigs aan. Eerlijk gezegd
had ik dat ook niet verwacht.
Sinds het historisch befaamde
Hotel Castilla onder de slagen
van de burgeroorlog is be
zweken, had men mij in Ma
drid al verteld, dat ik het best
een daguitstapje naar Toledo
kon maken. Maar dat zou me
te weinig tijd laten voor al
In oude romans hebt u kunnen lezen van ridders, wier zwaar
den gestoken waren in scheden, die op onnavolgbare wijze ver
sierd waren met Moorse motieven. Dit handwerk heeft allang
een vreedzame toepassing gevonden en thans levert Toledo een
keur van kostbare sier- en gebruiksvoorwerpen.
het schoons van deze oude
stad.
Mijn meest pessimistische
verwachtingen werden over
troffen bij het betreden van
mijn kamer. „Dit is het licht",
zegt de hotelhouder en hij
draait een knopje om. Een
gloeiende spijker onder een
wit glazen kapje verspreidt
maar juist voldoende licht om
een indruk te krijgen van een
vertrek met lelijk, verschoten
en overal bobbelend behang
en een inhoud, bestaande uit
een eenpersoons bed, een
ouderwetse wastafel met een
lampetkan en een wrakke
stoel. Ik begrijp toch niets
beters te kunnen krijgen en
schik me in mijn lot
De volgende morgen is de
mist er nog. Ik besluit dan
maar eerst een bezoek te gaan
brengen aan de Casa Martin,
een van de grootste, zo niet
de grootste „fabriek" van
Toledowerk.
José Martin „fabrikage
en verkoop van artistieke
gouden en zilveren sieraden"
staat op de winkeldeur ont
vangt me met een stortvloed
van Spaanse beleefdheids
frasen. Een vreemdeling in
een auto, denkt hij, dat kan
alleen maar zaken doen be
tekenen. Hij blijft heer, ook
als hem blijkt, dat mijn be
langstelling voor zijn produk-
ten op een ander vlak ligt.
Met de kenmerkende hoffe
lijkheid van de Spanjaard
„mijn huis is het uwe",
maar maak er niet te letter
lijk gebruik van mobili
seert hij zijn hele organisatie.
Daartoe behoort, alsof het
vanzelf spreekt, zijn char
mante dochter Francesca. In
haar zijn 'de taalkundige
eigenschappen verenigd, die
op de winkelruit in snoevende
krulletters worden geannon
ceerd: On parle Frangais,
English spoken. Nou ja, Fran
cesca doet vlijtig haar best mij
in een sterk geaccentueerd
mengelmoesje uitleg te geven,
daar niet van, doch ze spreekt
eigenlijk alleen maar bijzon
der goed Spaans.
Mijn eerste opmerking is al
niet bijster gelukkig: „Ik heb
in Madrid zoveel Toledowerk
zien liggen, dat ik er wel eens
wat meer van zou willen
weten".
Francesca's ogen spatten
een vernietigend vuur in haar
felle reactie op mijn onschul
dige opmerking. „Ze zouden
willen, dat het Toledowerk
was! Het meeste ervan komt
uit de fabrieken van Barce
lona en Valencia". En ik mag
noteren, dat men daar niet,
zoals hier, vierentwintig ka
raats gouddraad voor de or
namenten gebruikt, maar een
alliage van mindere samen
stelling. Dergelijks imitaties
worden vaak niet eens met
de hand vervaardigd, zegt ze
laatdunkend.
„Mag ik dan eens zien hoe
het hier gebeurt?" val ik in.
Haar cirkelrok maakt een
gracieuze zwaai, wanneer ze
me naar het atelier voert.
Misleid door de gedachte aan
het traditionele van deze
techniek, ben ik er niet op
voorbereid een langwerpig
lokaaltje, verlicht door mo
derne TL-buizen, te zien te
krijgen. Onder dit verblin
dend witte licht zit een rijtje
jongens aan t ;n tafel. In een
hokje ernaast zijn enkele vol
wassenen bezig met smeed
werk. „Daar worden de ruwe
vormen gemaakt", expliceert
Francesca. „Deze jongens gra
veren en leggen de goud
draadjes in de groeven".
De jeugdige kunstenaars
lachen een beetje verlegen.
Carlos, twaalf jaar, hanteert
vaardig de scherpe buril en
de maceta, het hamertje waar
mee hij figuren in een brief
opener slaat. Anderen bewer
ken broches en oorhangers,
pennemesjes en onuitputte
lijke variaties erop. De Moren
hebben deze kunst hier een
dikke negenhonderdvijftig
jaar geleden achter gelaten,
toen zij in 1095 werden ge
dwongen Toledo te ontruimen.
Een donkere knaap, vol
leerd vakman op zijn vijftien
de jaar, perst met de mate,
een stompe priem, het fijne
gouddraad in de graveer-
kanaaltjes. Verderop schildert
een jongetje met een ernstig
oudemannen-gezicht met een
dun penseeltje een zuur op
nauwkeurig aangegeven plek
jes van een sieraad, waardoor
er een zwarte tekening ont
staat.
En Francesca ratelt maar
door: „Hun leertijd begint, als
ze acht of negen jaar zijn,
anders kunnen ze dit peuter-
werk niet meer meester wor
den. Ze moeten enige aanleg
voor vormgeving hebben en
hun handen mogen niet te
grof zijn".
Een grootindustrie heeft
deze variant op Damascener
filigrainwerk niet in Toledo
doen ontstaan. Toledo tell
momenteel nog geen honderd
vakbekwame arbeiders, maar
de produkten zijn daarom des
te exclusiever. Dat kan ik
constateren wanneer ik de
royale vitrines in de winkel
bekijk. Uit de koperen en sta
len vormen, die ik in de sme
derij heb zien maken, zijn
kostbare en fonkelende klei
nodiën ontstaan. Scharen, vor
ken, lepels en messen worden
dan ook op deze wijze ver
fraaid. De gestileerde Moorse
leeuw komt op vele stukken
voor. Eenvoudiger en edeler
van vorm is het wapenschild
in een grote verscheidenheid
van motieven.
José Martin eist voor zich
zelf de eer op mij het pronk
stuk van zijn huis te tonen:
een reproduktie van een
Velasquez in een met Toledo
werk druk versierde lijst. Ik
betuig mijn eerbiedige bewon
dering het zou een te grote
teleurstelling voor hem zijn,
als ik eerlijk zou zeggen het
stuk wat overdadig te vinden.
„En de prijzen?" vraag ik
voorzichtig. Hij goochelt met
honderden en duizenden pese
tas, zodat ik net een vriende
lijke glimlach retireer: elke
tien of twaalf pesetas ver
tegenwoordigen voor mij een
goede Hollandse gulden.
Door een netwerk van
straatjes verlaat ik Toledo
over de Alcantarabrug. Een
halve kilometer verder stop ik
even en kijk achterom. Nu ik
wegga zet een uitbundige zon
de stad in een oogverblinden
de gloed. Beneden mij stroomt
de Taag, die in zijn boog de
vijfhonderdvijftig meter hoge
heuvel omvat, waarop veer
tigduizend mensen wonen. Het
is alsof een zilveren band een
reusachtig sieraad omklemt.
J. J. F. Remming
ADVERTENTIE
Dank zij de
nieuwe fabriek
nu bijna volop
verkrijgbaar
en even fijn
als immer.
LONDEN (UP) In het Britse parle
ment is critiek geuit over het grote aantal
admiraals, dat de Engelse marine rijk is.
De Labour-afgevairdigde Arthur Bot-
tomley verklaarde naar aanleiding van de
benoeming van negen nieuwe vlagofficie
ren bij de Admiraliteit, dat het „moeilijk
te begrijpen is waarom er zoveel admiraals
nodig zijn. Bij he+ begin van de tweede
wereldoorlog, 7.0 zeide hij, waren er twin
tig officieren van die rang minder dan op
het ogenblik. Het aantal admiraals dat
met pensioen gaat, is volgens de Labour-
afgevaardigde lang niet groot genoeg.
Zijn partijgenoot Lipton zeide: „Wij
hebben genoeg admiraals om een slagschip
tot zinken te brengen als zij allen tezamen
aan boord gaan. Waarom geeft de Admi
raliteit geen voorbeeld door de uitgaven
te besnoeien en aldus bij te dragen aan
de strijd tegen inflatie?"
BELGRADO (UP) Ex-premier Sastroa
midjojo van Indonesië en thans vertegen
woordiger van zijn land bij de UNO, is
woensdag voor een bezoek van zeven da
gen in Belgrado gearriveerd.
Hij zal door president Tito worden ont
vangen en voorts een lezing houden over
de positie van Indonesië in de internatio
nale politieke constellatie.