Grote opvragingen bij de spaarbanken voor bestedingen en beleggingen Effecten -en Geldmarkt jruittella Toledo en het Moorse ambacht WILLEM II Van dag tot K. dag J JU proeft het fruit er bovenuitl CPraatótoel Zwartgallig Stijgend rendement van obligaties en aandelen Vaarwel Moskou Jong en oud zeggen van Duitser elektrokuteerde zijn vrouw in bad Jewish Committee sprak met paus Pius Te veel admiraals? Sastroamidjojo naar Tito J K - ly G 12 JULI 19 5 7 Verscheidene westelijke waarnemers lebben na de onttroning van de „anti- artijgroep" Molotov c.s. in het presidium van de communistische partij in Rusland hun oordeel over de consequenties hiervan opgeschort. Zij wilden éérst «vel eens zien wat er nu met de uitgestotenen zou gebeu ren, alvorens zij bereid waren in een daad werkelijke ontspanning in Rusland te ge loven. Er zijn inmiddels vele opmerkingen gemaakt over een „uitwerping der stali nisten met stalinistische methodes", doch dit is bepaald voorbarig geweest, zolang er niets over een berechting of een arres tatie bekend was. Ook werd verklaard dat het toneel werd klaargemaakt voor een proces tegen de afgezette leiders", toen Kroesjtsjev de naam van Malenkov in verband bracht met het beruchte openbare proces tegen onschuldigen, dat in 1949 in Leningrad plaats had. Beschuldigingen van feiten, waar anderen reeds voor terecht gesteld zijn, hebben in de Sovjet-Unie al tijd weinig hoop op overleving overgelaten. Maar Malenkov overleeft het wél. Het is natuurlijk een hele overgang van minis ter van elektrische centrales tot directeur van één zo'n elektrische centrale, en dan zoveel duizenden kilometers bij het zo geliefde uitgangsleven van Moskou van daan. Maar de man lééft. Ook al blijft het sneu voor hem, op deze manier aan een belangrijke troef tegenover Kroesjtsjev herinnerd te worden. Malenkov had na melijk volgens diplomatieke kringen in Moskou de aanhang van veel „technocra ten" die beslist niet geporteerd waren voor Kroesjtsjev's vergaande decentralisatie plannen voor de industrie, al was het al léén maar omdat zij onder Stalin de een zame verantwoordelijkheid op een verre post zijn gaan vrezen en het gemeenschap pelijk cultureel verkeer in 's lands hoofd stad meer waardeerden. Nu wordt Malen kov zelf ten aanschouwe van zijn aanhan gers „weggedecentraliseerd". Radio-Moskou vindt het een volkomen natuurlijke zaak, dat deze afvalligen niet opgesloten en berecht worden en noemde de andersgerichte Westerse verwachtingen dienaangaande „misdadig". Maar zo waren ze écht niet bedoeld. De enthousiaste voortgang van de Am sterdamse tunnelactie, die voornamelijk een financiële actie is nadat de regering haar medewerking aan de financiering van dit noodzakelijke verkeer sob j eet op zegde, heeft alom in den lande weerklank gevonden en bewondering gewekt. Enthou siasme voor een verloren lijkende zaak is altijd inspirerend en bemoedigend, vooral wanneer het gewijd is aan een bij uitstek algemeen belang. En nu is de regering gekomen met een communiqué, dat zowel in zijn bewoor dingen als zijn bedoeling het summum van somberheid en narigheid zou moeten heten, wanneer men het beschouwt tegen de achtergrond van het Amsterdamse optimisme. De bewoordingen zijn zo Haags als ze maar zijn kunnen de bedoeling is zo deprimerend als het maar mogelijk is. De „verwondering" van de regering is de verwondering van iemand, die hele maal niet verwonderd is doch het enkel zegt te zijn om toch vooral zijn ongenoegen te doen blijken. En dat ongenoegen is duidelijk: het prestige van de regering is in het geding. Het regeringsprestige zit bekneld tussen het Amsterdamse opti misme en de bijval in den lande. De sympathie is aan de kant van de hoofd stad en de regering wil nu toch wel even duidelijk maken dat men met enthousiasme en voortvarendheid niet zomaar een hoogedelachtbaar college kan meeslepen. Dat is natuurlijk ook niet de Amster damse bedoeling. Men is daar z-kelijk en nuchter genoeg om te beseffen, dat de praktische middelen in de eerste plaats komen en dat de omstandigheden het verkrijgen van deze praktische middelen zeer moeilijk maken. Doch wanneer zal het eens in de stoffige bureaus en de ambtenaarlijke breinen van het Binnenhof doordringen, dat nooit ter wereld iets groots tot stand gekomen is zonder dat enthousiasme en optimirme de eerste fundamenten legden op de plaats, waar nog helemaal niets was? De inhoud van het regeringscommuniqué is formeel volkomen juist het is echter in dez- omstandigheden te vergelijken met de declamatie van een grafschrift op een blijde zomerdag. Over het verloop van de spaargelden tot dusver kan in het algemeen worden gezegd dat de inlagen de terugbetalingen weliswaar overtroffen, maar dat de voor delige verschillen belangrijk kleiner zijn dan in het eerste halfjaar van 1956. De Spaarbank voor de Stad Amsterdam had in de eerste zes maanden ditmaal een over schot van ongeveer 5 miljoen tegen IOV2 miljoen in die periode van het vorige jaar; de Spaarbank te Rotterdam had een voordelig verschil van 5 miljoen tegen 12 miljoen; Den Haag van 4 miljoen tegen 11 miljoen; bij de Nutsspaarbank te Groningen waren de terugbetalingen zelfs 700.000 groter dan de inlagen en in het eerste halfjaar van 1956 was er nog een overschot van 5 miljoen en bij de Rijks postspaarbank bedraagt het overschot van inlagen boven de terugbetalingen in het eerste halfjaar van 1957 slechts 39.3 miljoen tegen 145.2 miljoen in dezelfde periode van 1956. Van alle spaarbanken zijn nog slechts de cijfers bekend van de eerste vijf maanden, welke een totale inleg doen zien van 493.8 miljoen tegen 473.5 miljoen in die maanden van het vorig jaar, zodat er dus nog een vooruitgang is van rond 20 miljoen, maar de terugbetalingen hebben 470.7 miljoen bedragen tegen 371.5 miljoen in de overeenkomstige periode van 1956. Er is dus ongeveer 100 miljoen meer opgevraagd dan in de eerste vijf maanden van 1956 en per saldo is het tegoed bij de spaarbanken slechts met 23 miljoen gestegen tegen 102 miljoen in dezelfde maanden van het vorig jaar. Zoekt men naar een verklaring van dit verschijnsel, dan is deze voor een deel te vinden in de grotere bestedingen, welke gedurende de eerste maanden van het lopende jaar in vele gezinnen nog hebben plaats gehad, tengevolge waarvan er min der voor de spaarbank overbleef, dan spaargelden werden opgevraagd. De waar devermindering van het geld, waarover in deze tijd zoveel wordt gesproken en ge schreven, leidt er uiteraard toe dat men aan het bezit van geld minder waarde gaat hechten en geneigd is dit geld in goederen om te zetten. In brede kring begint men meer en meer in te zien dat de waarde vermindering van het geld voor de goede ren een prijsstijging betekent met het ge volg dat men, om zich tegen deze prijs stijging te dekken, zijn uitgaven vergroot. Daar komt bij dat de hogere lonen en de geraffineerde reclame voor allerlei fabri katen van de moderne techniek - was machines, televisietoestellen, ijskasten en dergelijke - bij velen nieuwe behoeften scheppen, welke alleen ten koste van min dere besparingen kunnen worden be vredigd. Bestedingsbeperking De bestedingsbeperking, waarvoor de regering enige tijd geleden een actie heeft ingezet, werkt tot dusver nog niet in de brede kringen van de bevolking door, om- dat van werkloosheid en dalende lonen en derhalve van een verminderde koopkracht, bij de grote massa geen sprake is. Die bestedingsbeperking treft vooreerst in' hoofdzaak de overheidsbedrijven' en de in dustriële ondernemingen, welke als gevolg van de kapitaalsschiarste gedwongen wor den de aankoop van kapitaalgoederen te verminderen of stop te zetten, waardoor de werkgelegenheid in de meeste gevallen slechts geleidelijk wordt beïnvloed. Boven dien zijn de sociale voorzieningen allengs dermate geperfectioneerd dat ook enige toeneming van de werkloosheid de koop kracht slechts in geringe mate vermindert. Pas de laatste tijd wordt in sommige be drijven een teruggang van de omzet ge constateerd, hetgeen ten dele ook verband houdt met de grote bedragen, welke thans voor vakantiereizen worden uitgegeven en waarvoor vermoedelijk ook gelden aan de spaarbanken worden onttrokken. Gestegen rentestand De grote opvragingen van geld bij de spaarbanken heeft nog een andere, minder zorgwekkende oorzaak dan te grote beste dingen, namelijk de aanmerkelijke stijging van de rentestand, tengevolge waarvan het rendement van obligaties en pandbrieven thans belangrijk hoger is dan een jaar geleden. Bij de spaarbanken bedraagt de rentevergoeding maximaal 3 tot 3*4 pet. Nu men van obligaties en pandbrieven 4x/2 a 5 pet. en zelfs meer kan „maken", ligt het voor de hand dat velen hun spaargelden niet bij de spaarbank brengen en die daar zelfs wegtrekken om obligaties of pand brieven te kopen. De uitgifte van premie leningen, waartoe verschillende gemeenten zijn overgegaan, speelt hier ongetwijfeld ook een rol, omdat deze in stukken van 100 worden uitgegeven; vooral de „kleine man" is hierop gebrand in de hoop er een „groot man" van te kunnen worden. Er kan dus vermoedelijk van enige ver schuiving in de belegging van spaargelden worden gesproken, welke in economisch opzicht geen reden tot verontrusting geeft, omdat het ten slotte geen verschil maakt of de spaarder rechtstreeks obligaties en pandbrieven koopt, dan wel de spaarban ken daartoe in staat stelt. Hoger aandelen-rendement De stijging van de rente en het hogere rendement, dat thans van belegging in effecten te maken is, wijst er intussen wel op dat de kapitaalsschaarste nog altijd het grote probleem is, waarmee onze nationale economie in deze tijd wordt geconfronteerd. Ze blijkt ook uit het rendement, dat thans in het algemeen op de aandelenmarkt te krijgen is en waarvan men in het deze week verschenen weekbericht van de Rot- terdamsche Bank weer interessante cijfers vindt. Het gemiddeld rendement op aan delen, dat in juni 1955 nog 4.7 pet. bedroeg, is ultimo juni 1957 tot 6.2 pet. gestegen en weer 0.1 pet. hoger dan dat per ultimo maart van dit jaar. Dit gemiddelde geeft nog slechts een zwak beeld van de rende- i mentsverhoudingen op de aandelenmarkt. Want onder de fondsen, welke als basis ADVERTENTIE ADVERTENTIE Trakteer Uw kinderen en Uzelf op het nieuwe heerlijk frisse snoepie Van Melle Fruit tella'a de zachte fruitcarré's in het „vierkante rolletje". Van Melle Fruit teila's, in kleurige staniol verpakking, zijn verkrijgbaar in 3 smaken citroen, sinaasappel en aardbei. voor de berekeningen van het gemiddeld rendement dienen, zijn ook de internatio nale aandelen opgenomen, welke als gevolg van de recente koersstijging slechts een zeer laag rendement opleveren. Het index cijfer voor de koersen der internationale aandelen is van 267.4 op ultimo december 1956 tot 286.1 op ultimo maart 1957 en tot 334.3 op ultimo juni j.l. gestegen, terwijl dat van de Nederlandse industriële aan delen in die tijd slechts van 149.5 tot 154.5 is opgekomen. Dat van scheepvaartaan delen is zelfs van 165.7 tot 158.5 gedaald en dat van de bankaandelen liep van 130.4 tot 115.7 terug. In genoemd beursbericht wor den niet minder dan 48 aandelen opge somd, waarvan op basis van de uitkeringen over 1956 een rendement van 7 pet. of meer wordt gemaakt en men vindt er aandelen bij van goed aangeschreven ondernemingen R.S. Stokvis, Nederland Kaiser-Fraser -, waarvan het rendement 9V2 pet. bedraagt. Wat de verschillende bedrijfstakken be treft, is het opvallend dat de scheepvaart waarden met een rendement van gemiddeld 6.7 pet. in een van de hoogste klassen staan en dat bijvoorbeeld een aandeel als dat van de Nederlandsche Scheepvaart Unie (houdster van aandelen Stoomvaart Mij. „Nederland", Kon. Rotterdamsche Lloyd en Paketvaart) op basis van het dividend over 1956 een rendement van 8 pet. opleveren. Pas de laatste dagen is er op de Amster damse beurs voor scheepvaartwaarden wat meer belangstelling te constateren. IJ-tunnellening Als het aanbod afneemt, moet er een hogere prijs worden geboden om iets te kunnen verkrijgen en dit geldt ook voor het kapitaal. Het is daarom de vraag of het Amsterdam zal gelukken een redelijk be drag van de beleggers los te krijgen voor de nieuwe lening, welke thans a 4% pet. wordt aangeboden, nadat kortgeleden de uitgebrachte lening voor de IJ-tunnel niet meer dan miljoen heeft opgeleverd. Zolang de regering haar rentegamma hand haaft en hiermee tegen de wet van vraag en aanbod ingaat, kan niet worden ver wacht dat de overheidslichamen op de kapitaalmarkt de benodigde gelden zullen kunnen vinden. Geldbelegging kan nu een maal niet onder de liefdadigheid worden gerangschikt. NEURENBERG (UP). - In Neurenberg is donderdag een kruidenier, die zijn vrouw in haar bad vermoord zou hebben conform de eis tot levenslange dwang arbeid veroordeeld. De moord werd vol gens de tenlastelegging gepleegd door de vrouw in het bad te elektrokuteren. De beklaagde, de 54-jarige Georg Alt, verklaarde dat hij zijn vrouw alleen maar een elektrische schok wilde geven, om haar te laten schrikken. Maar het open baar ministerie geeft een andere lezing van het geval. Alt, zo zei de aanklager, was een handige knutselaar en zon reeds geruime tijd op een methode om zijn vrouw te doden zonder sporen na te laten. In de badkamer plaatste hij een elektri sche inductieklos met bedrading die hij maskeerde achter een elektrische klok. Toen nu zijn vrouw in het bad zat, en Alt ouder gewoonte haar rug zou wassen, drukte hij een koperen plaat tegen haar rug, waardoor een stroom van hoge ampe rage door haar lichaam ging. Zij overleed direkt. De politie had geen achterdocht, omdat Alt de installatie direct afbrak en er geen sooren op het lichaam »evonden werden. Maar de buren vertelden dat Alt, die al 28 jaar getrouwd was, een vriendin had. Bij een streng verhoor viel de man door de mand. €)p da Grijns Als wij elkaar ontmoeten, grijnzen we. Er is geen tegenhouden aan. We zien een kennis in de verte aanko men en zonder dat wij het willen of kun nen verhinderen beginnen onze mondhoe ken te trekken, onze tanden ontbloten zich en we beginnen hulpeloos te grinniken. We trekken het gezicht weer in de plooi en kijken gewild strak. Maar dat kan niet. We kunnen de ander toch niet boos tege moet lopen! En dus meten we de afstand, die ons nog van de ander scheidt, doen een pijlsnelle elektronische berekening en be ginnen weer hulpeloos te grijnzen, brengen de lach onder bedwang en op het kritieke ogenblik van werkelijk passeren is ons gezicht in de blij-verraste optimistische plooi waarmee wij kennissen op straat be groeten. De ander heeft een soortgelijk proces doorgemaakt en, alle twee een zenuwin storting nabij, passeren we elkaar na de blijde groet. Biologen en psycho-idems hebben er werken over geschreven, daar twijfel ik niet aanHet Sal wel iets beestelijks zijn, met het ontbloten der tanden als dreigen de hijgende blijde bijtende verwijten. Het is een vreselijke situatie, net als stotteren of nagelbijten, een zenuw-tic waar niet aan te ontkomen is. Het toont ons, hoeveel van het beest nog in ons is. Hoe onze hartstochten zijn gere geld door magische voorvaderlijke instinc ten en hoe onze manieren niet anders zijn dan moeizaam gecodificeerde oerstaat. Verbeeldt u, dat wij werkelijk met het ontbloten der tanden in de lach de voor vaderlijke bijt zouden betrachten. Hoe wethouder Koppensneller, als hij burge meester Huidenhaar op straat tegen komt, hem luid en schel blaffend naar de keel vliegt of hem door de pantalon in de kuit hapt. Of hoe mevrouw de doriairière Grote- mont toe Danmaar van de stoep afspringt en freule Ongetrout Hoejammer in het corset begint te bijten. En toch doen we dat, in eerste aanleg, met onze zenuwlach. We zijn, neem ik aan, allemaal bang van elkaar. We vrezen dat de ander zal bijten en ontbloten daarom maar vast onze tan den. We blaffen niet: „ga je van mijn stoep weg". We brullen niet: „blijf van mijn wijf af". We grauwen niet: „durf aan mijn eten te komen". We zijn tenslotte be schaafd. We grijnzen en grijnzen, trekken zenuwachtig met onze mondhoeken en zeggen op verre afstand reeds: „Wel, wat zegt u van het weertjeEn daarmee legt elk de lippen weer over het bijtorgaan en gaat ongemolesteerd zijns weegs. Het heeft vele miljoenen jaren geduurd voordat we de blijde lach als nerveuze bbgroeting fixeerden. Voordien was het, denk ik, moord en doodslag. Laat ons hopen, dat staatslieden en vol keren, die elkaar in de historie ontmoeten, verder ook zullen grijnzen en niet bijten. En als voor mij de laatste Ontmoeting komt, ik hoop dat ik dan ook vriendelijk grijns. H. B. Fortuin NEW OYRK, (UP) Een delegatie van net Amerikaanse Joodse Comité, die bespre kingen heeft gevoerd met Paus Pius XII deelde gisteren in een reisverslag mee dat Qe Paus zeer bijzonder is geïnteresseerd in nen constructief programma voor het Nabije- Oosten, gericht op een duurzame vrede tus sen de Arabische staten en Israel. „Onze besprekingen", zo verklaarde de delegatieleider „hebben ons overtuigd van gedecideerde houding der r.-k. kerk de bestrijding van het vraagstuk door joden-discriminatie en wel van een sympa thieke en begrijpende houding ten opzichte van de staat Isarel". Het Joodse Comité had Qan ook diepe waardering voor de houding van de Paus omdat het Vaticaan zeker zou Winnen optreden als constructieve kracht in "et bereiken van een rechtvaardige en duur zame vrede in het Nabije Oosten. Toledo begint teleurstellend. Er hangt een dikke mist over de stad en het wonderbaarlijk geconserveerd verleden heeft zich er achter teruggetrokken. Alleen de interieurs van de kathedraal, het huis van El Greco en wat de reisgids ver der ter bezichtiging aanraadt, zijn bereid hun geheimen prijs te geven. De fraaie uiterlijke vormen zijn onzichtbaar. Een horde jongetjes heeft mij overvallen, als ik op het centrale plein Zocodover uit de auto stap. Zij vérlangen sigaretten, bieden hotels en pensions aan, willen op de wagen passen, mijn koffer dragen en als gids fungeren. Ik kies er een uit, omdat ik weet anders toch niet met rust te worden gelaten. Hij gaat me op blote voeten voor, een nauw, kronkelend straatje in. Verder dan de eerste verdie ping van de huizen kan ik niet naar boven kijken. Plotseling ben ik de jongen en mijn koffer kwijt. Hij is een huis ingeschoten en juist wanneer ik me ongerust be gin af te vragen of hij mis schien met mijn bezittingen verdwenen is, ontdek ik een verweerd uithangbord met „Hotel Maravilla". Ik waag me in een schemerige gang en bereik een ongezellig kale gelagkamer. Hieruit kan ik al concluderen hoe belachelijk overdreven de naam van dit etablissement is, want er is bepaald niets bewonderens waardigs aan. Eerlijk gezegd had ik dat ook niet verwacht. Sinds het historisch befaamde Hotel Castilla onder de slagen van de burgeroorlog is be zweken, had men mij in Ma drid al verteld, dat ik het best een daguitstapje naar Toledo kon maken. Maar dat zou me te weinig tijd laten voor al In oude romans hebt u kunnen lezen van ridders, wier zwaar den gestoken waren in scheden, die op onnavolgbare wijze ver sierd waren met Moorse motieven. Dit handwerk heeft allang een vreedzame toepassing gevonden en thans levert Toledo een keur van kostbare sier- en gebruiksvoorwerpen. het schoons van deze oude stad. Mijn meest pessimistische verwachtingen werden over troffen bij het betreden van mijn kamer. „Dit is het licht", zegt de hotelhouder en hij draait een knopje om. Een gloeiende spijker onder een wit glazen kapje verspreidt maar juist voldoende licht om een indruk te krijgen van een vertrek met lelijk, verschoten en overal bobbelend behang en een inhoud, bestaande uit een eenpersoons bed, een ouderwetse wastafel met een lampetkan en een wrakke stoel. Ik begrijp toch niets beters te kunnen krijgen en schik me in mijn lot De volgende morgen is de mist er nog. Ik besluit dan maar eerst een bezoek te gaan brengen aan de Casa Martin, een van de grootste, zo niet de grootste „fabriek" van Toledowerk. José Martin „fabrikage en verkoop van artistieke gouden en zilveren sieraden" staat op de winkeldeur ont vangt me met een stortvloed van Spaanse beleefdheids frasen. Een vreemdeling in een auto, denkt hij, dat kan alleen maar zaken doen be tekenen. Hij blijft heer, ook als hem blijkt, dat mijn be langstelling voor zijn produk- ten op een ander vlak ligt. Met de kenmerkende hoffe lijkheid van de Spanjaard „mijn huis is het uwe", maar maak er niet te letter lijk gebruik van mobili seert hij zijn hele organisatie. Daartoe behoort, alsof het vanzelf spreekt, zijn char mante dochter Francesca. In haar zijn 'de taalkundige eigenschappen verenigd, die op de winkelruit in snoevende krulletters worden geannon ceerd: On parle Frangais, English spoken. Nou ja, Fran cesca doet vlijtig haar best mij in een sterk geaccentueerd mengelmoesje uitleg te geven, daar niet van, doch ze spreekt eigenlijk alleen maar bijzon der goed Spaans. Mijn eerste opmerking is al niet bijster gelukkig: „Ik heb in Madrid zoveel Toledowerk zien liggen, dat ik er wel eens wat meer van zou willen weten". Francesca's ogen spatten een vernietigend vuur in haar felle reactie op mijn onschul dige opmerking. „Ze zouden willen, dat het Toledowerk was! Het meeste ervan komt uit de fabrieken van Barce lona en Valencia". En ik mag noteren, dat men daar niet, zoals hier, vierentwintig ka raats gouddraad voor de or namenten gebruikt, maar een alliage van mindere samen stelling. Dergelijks imitaties worden vaak niet eens met de hand vervaardigd, zegt ze laatdunkend. „Mag ik dan eens zien hoe het hier gebeurt?" val ik in. Haar cirkelrok maakt een gracieuze zwaai, wanneer ze me naar het atelier voert. Misleid door de gedachte aan het traditionele van deze techniek, ben ik er niet op voorbereid een langwerpig lokaaltje, verlicht door mo derne TL-buizen, te zien te krijgen. Onder dit verblin dend witte licht zit een rijtje jongens aan t ;n tafel. In een hokje ernaast zijn enkele vol wassenen bezig met smeed werk. „Daar worden de ruwe vormen gemaakt", expliceert Francesca. „Deze jongens gra veren en leggen de goud draadjes in de groeven". De jeugdige kunstenaars lachen een beetje verlegen. Carlos, twaalf jaar, hanteert vaardig de scherpe buril en de maceta, het hamertje waar mee hij figuren in een brief opener slaat. Anderen bewer ken broches en oorhangers, pennemesjes en onuitputte lijke variaties erop. De Moren hebben deze kunst hier een dikke negenhonderdvijftig jaar geleden achter gelaten, toen zij in 1095 werden ge dwongen Toledo te ontruimen. Een donkere knaap, vol leerd vakman op zijn vijftien de jaar, perst met de mate, een stompe priem, het fijne gouddraad in de graveer- kanaaltjes. Verderop schildert een jongetje met een ernstig oudemannen-gezicht met een dun penseeltje een zuur op nauwkeurig aangegeven plek jes van een sieraad, waardoor er een zwarte tekening ont staat. En Francesca ratelt maar door: „Hun leertijd begint, als ze acht of negen jaar zijn, anders kunnen ze dit peuter- werk niet meer meester wor den. Ze moeten enige aanleg voor vormgeving hebben en hun handen mogen niet te grof zijn". Een grootindustrie heeft deze variant op Damascener filigrainwerk niet in Toledo doen ontstaan. Toledo tell momenteel nog geen honderd vakbekwame arbeiders, maar de produkten zijn daarom des te exclusiever. Dat kan ik constateren wanneer ik de royale vitrines in de winkel bekijk. Uit de koperen en sta len vormen, die ik in de sme derij heb zien maken, zijn kostbare en fonkelende klei nodiën ontstaan. Scharen, vor ken, lepels en messen worden dan ook op deze wijze ver fraaid. De gestileerde Moorse leeuw komt op vele stukken voor. Eenvoudiger en edeler van vorm is het wapenschild in een grote verscheidenheid van motieven. José Martin eist voor zich zelf de eer op mij het pronk stuk van zijn huis te tonen: een reproduktie van een Velasquez in een met Toledo werk druk versierde lijst. Ik betuig mijn eerbiedige bewon dering het zou een te grote teleurstelling voor hem zijn, als ik eerlijk zou zeggen het stuk wat overdadig te vinden. „En de prijzen?" vraag ik voorzichtig. Hij goochelt met honderden en duizenden pese tas, zodat ik net een vriende lijke glimlach retireer: elke tien of twaalf pesetas ver tegenwoordigen voor mij een goede Hollandse gulden. Door een netwerk van straatjes verlaat ik Toledo over de Alcantarabrug. Een halve kilometer verder stop ik even en kijk achterom. Nu ik wegga zet een uitbundige zon de stad in een oogverblinden de gloed. Beneden mij stroomt de Taag, die in zijn boog de vijfhonderdvijftig meter hoge heuvel omvat, waarop veer tigduizend mensen wonen. Het is alsof een zilveren band een reusachtig sieraad omklemt. J. J. F. Remming ADVERTENTIE Dank zij de nieuwe fabriek nu bijna volop verkrijgbaar en even fijn als immer. LONDEN (UP) In het Britse parle ment is critiek geuit over het grote aantal admiraals, dat de Engelse marine rijk is. De Labour-afgevairdigde Arthur Bot- tomley verklaarde naar aanleiding van de benoeming van negen nieuwe vlagofficie ren bij de Admiraliteit, dat het „moeilijk te begrijpen is waarom er zoveel admiraals nodig zijn. Bij he+ begin van de tweede wereldoorlog, 7.0 zeide hij, waren er twin tig officieren van die rang minder dan op het ogenblik. Het aantal admiraals dat met pensioen gaat, is volgens de Labour- afgevaardigde lang niet groot genoeg. Zijn partijgenoot Lipton zeide: „Wij hebben genoeg admiraals om een slagschip tot zinken te brengen als zij allen tezamen aan boord gaan. Waarom geeft de Admi raliteit geen voorbeeld door de uitgaven te besnoeien en aldus bij te dragen aan de strijd tegen inflatie?" BELGRADO (UP) Ex-premier Sastroa midjojo van Indonesië en thans vertegen woordiger van zijn land bij de UNO, is woensdag voor een bezoek van zeven da gen in Belgrado gearriveerd. Hij zal door president Tito worden ont vangen en voorts een lezing houden over de positie van Indonesië in de internatio nale politieke constellatie.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 5