enen
Een nieuwe Caruso
- niet in Milaan ei aar ie
zal de opera redden
New York
ALS GROOTMEESTER VAN HET PALET
WORDT THANS ERKEND I
en IJmuider Courant
ERNSTIGE CRISIS IN HET ITALIAANSE MUZIEKLEVEN
jacopo RaMana
Vijftien jaar geleden in Dieppe
Vuucdoap van de hevtiideis
in een Ixan&e havenstad
Wekelijks toegevoegd aan allé edities van
Haarlems DagbladOprechte Haarlemse he Cour an t
in augustus
DE WAFELMAN:
„En de muren vielen om"
Bij „voorspel" van de geallieer de invasie offerden
honderden Canadezen hun leven op het strand
Moordend vuur van duizenden projectielen
Winstgevende les van een treurige episode
Herstel na verwoesting in Rouaan: symbolisch voor Frankrijk na de invasie.
(Van onze correspondent in Wenen)
VEEL buitenlanders zijn teleurgesteld,
wanneer zij bemerken dat de Weense
Opera en het Burgtheater in de zomer ge
sloten zijn. De Oostenrijkse zangers en to
neelspelers hebben vakantie nodig evenals
hun collega's in Frankrijk en Italië, ook
81 combineren velen van hen deze nood
zakelijke rust toch nog met een goed ge
honoreerd optreden tijdens de festivals
van Salzburg of Bregenz en gedeeltelijk
zelfs in Bayreuth. Toch is het Weense
muziek- en toneelleven in de zomer niet
geheel uitgestorven, want na jarenlange
klachten heeft het gemeentebestuur ein
delijk rekening gehouden met de ver
wachtingen en wensen van veel buiten
landse toeristen, die de Oostenrijkse
hoofdstad in juli en augustus bezoeken.
Dit jaar zijn het „Theater in der Joseph-
stadt" en de „Kammerspiele" geopend ge
bleven. Daar worden de blijspelen „Hofrat
Geiger" en „Libelei" met Nicole Heesters
in de hoofdrol opgevoerd. Bovendien
opende het Burgtheater zijn poorten reeds
deze week met de opvoering van „Donna
Diana". De buitenlandse bezoekers kun
nen ook de twee klassieke operettes „Fle-
dermaus" van Johann Strauss en „Gaspa-
rone" van Millöcker in een typisch Ween
se interpretatie bewonderen. Ofschoon het
grote philharmonische orkest eveneens op
vakantie is, kan men toch een aantal
ide concerten beluisteren en wel in een
paar prachtige oud-Weense paleizen, zoals
Auersperg, Pallavicini en Rasumofsky. In
het laatste leert men de historische entou
rage kennen, waar Beethoven een groot
aantal van zijn werken voor het eerst zelf
ten gehore heeft gebracht. Tenslotte heeft
men de zogenaamde „Kammeroper" in het
leven geroepen, die onder leiding van de
dirigent Hans Gabor twee opera's op
voert: „Die Welt auf dem Monde" en een
vrijwel onbekend werk van Joseph Haydn
en „l'Italiana ni Algeri" van Rossini on
der regie van Marcella Govoni uit Italië.
KORT GELEDEN heeft in
Rome een vergadering plaats
gehad van burgemeesters der
voornaamste Italiaanse ste
den, waar operagezelschap
pen of symfonische orkesten
bestaan, om het vraagstuk te
bespreken dat velen in het
openbare leven bezig houdt:
de steeds ernstiger wordende
crisis van de muzikale be
drijvigheid. De toestand is
thans zelfs veel bedenke
lijker dan in november 1956,
toen in alarmerende bewoor
dingen de aandacht van de
overheid op de heersende
noodtoestand werd gevestigd,
daar de regering niets heeft
gedaan om de orkesten of
opera's te hulp te komen. De
subsidies over het jaar 1956
zijn nog niet uitbetaald en
alle gezelschappen hebben
dientengevolge tegen een
rente van acht tot tien per
cent leningen moeten sluiten.
Reeds eerder had de burge
meester van Rome er de re
gering op gewezen, dat de
toegezegde subsidies onvol
doende waren voor een nor
maal seizoen van vijf tot zes
maanden! In de meeste thea
ters heeft men het werk met
zekere beperkingen voortge
zet, maar er zijn grote schul
den gemaakt. In vele geval
len zijn de leveranciers en de
personeelsleden niet of
slechts gedeeltelijk betaald.
Verscheidene schouwburgen
hebben reeds meer geleend
dan zij zullen ontvangen,
wanneer de subsidies over
1956-1957 en 1957-1958 alsnog
binnenkomen. Men voert be
zuinigingen door over de ge
hele linie, doch daarmee
komt men er niet, mede om
dat het artistieke peil daar
door daalt. Het is ook niet
mogelijk om de theaters te
sluiten, daar het personeel
dan recht heeft op schade
loosstellingen: volgens de
Italiaanse wet een maand sa
laris voor elk jaar dienstver
band, waarmee in totaal een
bedrag gemoeid zou zijn ge
lijk aan drie jaar subsidies.
Bovendien gaat het om ge-"1
specialiseerde krachten: zan
gers, orkestmusici en toneel
technici, die brodeloos zou
den worden en die later niet
te vervangen zouden zijn. En
dan bedenkt men zich daarbij
natuurlijk welke indruk het
zou maken, wanneer in het
„muziekland" Italië alle thea
ters en concertzalen gesloten
zouden worden. Zover zal
men het naar alle waar
schijnlijkheid niet laten ko
men. Voorlopig werkt het
personeel zonder betaling.
Nu is er een commissie ge
vormd om de regering nog
maals van de noodtoestand
op de hoogte te brengen, be
staande uit de burgemeester
van Rome, de administratieve
directeur van de Romeinse
opera en een kamerlid. Als
men bedenkt, dat alleen al de
opera van de hoofdstad aan
bijna drieduizend personen
werk verschaft, dan is het
duidelijk dat het hier niet
alleen om een belangrijke
kunstzinnige kwestie gaat,
doch dat het vraagstuk ook
een sociale kant heeft. Aldus
een korte beschouwing door
Adriaan H. Luydjens, onze
correspondent in het land
van het bel canto. In aan
sluiting daarop publiceren
we hieronder een „verhaal"
van Larry Collins, correspon
dent van UP, waarin een an
dere kant van het probleem
wordt behandeld.
DE MAAN staat hoog en stil boven Mi
laan. Voor mij ligt de onsterfelijke Scala,
half in diep duister, half glanzend met zil
veren lichtplekken. De straat is verlaten,
want het is al bijna nacht. Dan maakt zich
opeens een schaduw los. Iemand schuifelt
over het plaveisel. Hij torst, als zovelen,
een bak met koopwaar mee, maar hij prijst
niets aan. Er zijn immers geen klanten. In
plaats daarvan neuriet hij zo maar iets
voor zich heen. Als hij vlak bij mij is, hoor
ik hem zacht zingen: Che gelida manina.
Even lijkt hij te schrikken, als hij mij
ziet. De straat leek zo verlaten. Dan op
eens, zonder een inleiding, maakt hij êen
hoofdgebaar naar de zwijgende, duistere
Scala en zegt: „Ze beweren, dat-ie geslo
ten wordt".
Ik ben zo verrast, dat ik nauwelijks een
antwoord weet. Maar hij heeft geen ant
woord nodig, zo vol is zijn hart van een
verdriet, dat wel niemand zal kunnen pei
len die hier niet geboren is: „Ze praten
maar, met hun politiek, met hun kabinets
crisis. En zij kan sluiten
ZIJ KAN sluiten. Men zou beter kunnen
zeggen: zij kunnen sluiten. Zij moeten wel
sluiten, heet het, als het parlement niet
spoedig tot de subsidies besluit, die nodig
IN HET ALGEMEEN zijn wij gekant
tegen tentoonstellingen, waarvoor schil-
derijen worden blootgsteld aan alle ge
il varen, die het vervoer meebrengt en
1 aan een plotselinge wijziging van het
klimaat. Maar er zijn uitzonderingen
en als zodanig moeten de grote exposi-
ties worden beschouwd, die men om het
andere jaar te Venetië pleegt te orga-
niseren en die ons achtereenvolgens alle
belangrijke meesters van de Venetiaan-
se school doen kennen.
In deze zomer wordt onze aandacht
gevraagd voor Jacopo Bassano, de
stamvader, mogen we wel zeggen, van
een gehele reeks schilders, die allen,
naar hun gemeenschappelijke woon-
1 plaats Bassano heten. Giambattista Ro-
berti, een Venetiaanse geschiedschrijver
schreef in 1777: „Helaas zullen sommige
I oppervlakkige kenners van kunstver-
zamelingen, wanneer zij de naam
Jacopo da Ponte (Jacob van de Brug,
een andere naam voor de meester,
wiens vader evenals hijzelf zijn atelier
1 had bij de vermaarde brug over de
Brenta te Bassano) horen, aan niets an-
ders dan aan een braaf schilder van
geiten en lammetjes, runderen en hon-
den, konijnen en duiven en allerlei an-
dere beesten de schilder van de ark
van Noach denken". En inderdaad,
tot voor kort verbond men de naam Bas
il sano met deze oppervlakkige genre-
schilderijtjes. De schuld ligt niet bij
Jacopo, maar bij zijn drie zoons en al
hun navolgers. Nu men er in de laatste
tien, twaalf jaar in geslaagd is het werk
1 van Jacopo te scheiden van dat der
latere Bassano's en de Venetiaanse
expositie is het resultaat van die stu-
dies komt er een schilder te voor-
schijn van het allergrootste belang, een
schilder die, omdat hij in de provincie
leefde, niet zo bekend als de grote Ve-
netianen is geworden. Hij heeft ook
maar weinig deel gehad aan het ver-
fijnde kunstleven van de hoofdstad, al
heeft hij de invloed van Bonifatio de
1 Pitati, zijn leermeester, later van Gior-
gione en ook wel van Titiaan en Tin-
toretto ondergaan. Maar hij stond voor
nog andere invloeden, die niet of nau-
welijks in Venetië doordrongen: die van
Lorenzo Lotto, Pordenone en (al is hij
I waarschijnlijk nooit in Rome geweest)
ook Michelangelo open. Zo werd hij een
1 manierist, waarbij men onder dit woord
niet moet verstaan een schilder, die op
de manier van Rafaël en Michelangelo
probeerde te schilderen, maar een
kunstenaar, die deel had aan de grote,
nieuwe stroming, ingeleid door Michel-
angelo zelf, die omstreeks 1520/1530 in
centraal-Italië de renaissance afsloot.
In tegenstelling tot Michelangelo was
Bassano een rasschilder, voor wie de
1 kleur van veel meer belang was dan de
I tekening. Bassano heeft niet alleen in-
vloeden ondergaan. Hijzelf heeft ook
1 grote invloed uitgeoefend op Tintoretto
en vooral op El Greco.
Er is in zijn werk, vooral in dat van
zijn ouderdom, na 1570, ook een zeker
1 genre-element. Zijn talrijke „aanbid-
dingen door de herders" brachten mee
dat hij met koeien en schapen het land-
schap stoffeerde. Daarbij was hij dan
1 tot op zekere hoogte realistisch. Zijn
eigenlijke onderwerpen zijn steeds hei-
ligen of madonna's, maar ook taferelen
1 uit het Oude Testament hadden zijn be
ll langstelling. Hij was een groots colorist
met een nog rijker gamma dan men
5 van de andere Venetianen gewend is.
Als echt maniërist schuwde hij chan-
'geantklëuren allerminst. De wonder
lijke effecten, die hij wist te bereiken,
hebben steeds de aandacht getrokken
van andere schilders. Zo schreef Tie-
polo, teruggekeerd van een reis naar
Bassano, waar hij het schilderij „Valen-
tijn doopt Lucilla" had gezien, aan zijn
zoon: „En weet voorts, o Domenico, dat
ik op mijn reis een wonder heb gezien,
namelijk een zwart kleed dat er uitzag
alsof het wit was". Inderdaad is het
kleed van Lucilla, als men het schilderij
van dichtbij beziet, geschilderd in een
mengeling van velerlei kleuren, waar
bij zwart lijkt te overwegen. Op enige
zijn om Italië's opera's aan de gang te hou
den. De subsidies zijn op 30 juni afge
lopen. Men heeft een kabinetscrisis gehad
en nu zijn de verdragen van Euratoom en
Fiuromarkt er om over te debatteren. De
Senaat is reeds met zomerreces en zo kan
er op zijn best in september beraadslaagd
worden over de subsidies voor het komen
de seizoen. Iedere intendant van iedere
opera vertelt u, dat dat veel te laat is, dat
men het nieuwe speelplan niet kan voor
bereiden en dat de grote solisten buiten
landse contracten zullen aanvaarden. En
dat is het, wat deze oude wafelverkoper
bedoelde. Dat en de* neiging bij de hui
dige regering de subsidies grondig te be
snoeien. „Alsof dat ooit mogelijk zou zijn,
alsof dat juist nü mogelijk is".
Juist nü. Dat is de andere kant van de
crisis hier, waar de wieg van de opera ge
staan lijkt te hebben. Want de toekomst
van de Italiaanse opera wordt niet alleen
bedreigd door een zuinige regering. Ten
minste evenzeer wordt ze bedreigd door
een verandering in de publieke smaak. De
jeugd van Italië prefereert andere melo
dieën dan die door Verdi en Puccini on
sterfelijk zijn gemaakt. Dat is een pro
bleem, dat wortelt in de gebeurtenissen
omstreeks 1945. Dat was de tijd, dat de le-
afstand is het stralend wit. Van dichwl..rhoeizaam hun weg
bij vlak en plat, heeft het op een af- I döör Itahe baanden, dat de strijd
stand' gezien volume. - - m Prachtigste - operagebouwen -
Deze grote meester verdient inder-
daad gekend te worden. Vrijwel al zijn
werken bevinden zich in de musea en
kerken van heel kleine plaatsjes, waar
niemand komt. Andere zijn in het bui-
tenland (tot in Caracas en Havana) of
in particuliere verzamelingen. Te Vene-
tië is nu vrijwel het gehele oeuvre bij-
een. Tien doeken, die vrijwel verloren
waren, zijn zeer deskundig gerestau- |j
reerd en blijven dus behouden.
Adriaan H. Luydjens
Een der „Aanbiddingen door de herders" van Basano.
de
de San
Marco in Napels, de Scala in Milaan als
puinhopen achterliet. Want terwijd de
opera stillag, vond de jeugd nieuwe idolen,
die van de overwinnaars. De jeugd ont
dekte de jazz en de populaire liedjes der
Amerikaanse soldaten. En toen het land
herrees uit het strijdgewoel, was het een
veranderd Italië, met een filmindustrie in
opkomst en met de vele banden aan het
amusementsbedrijf van Hollywood ge
klonken. De kelner in Milaan of Napels
neuriet geen melodieën meer uit Traviata
of Tosca, maar de laatste Amerikaanse
„hit" tenzij de toerist erop let
Italië leeft in de ban van de jukebox.
Onlangs heeft men vastgesteld, dat vijfen
veertig van de honderd Italianen de popu
laire „schlager" prefereren en slechts acht
endertig van de honderd operamuziek.
Gerekend naar de bevolking beneden de
dertig jaar maken de jazzliefhebbers een
veel grotere meerderheid uit. Dit is de in
nerlijke crisis van de opera. En dan is er
misschien een nog innerlijker crisis. Want
was er wel iemand, om wiens schouders
de profetenmantel van een Caruso, een
Gigli viel
THANS heeft het financiële probleem de
aandacht. Een commissie tot redding van
de Italiaanse opera heeft de regering let
terlijk gesmeekt tijdelijke subsidies te
verlenen tot het parlement de definitieve
kan vaststellen. Voor dit jaar gaat het om
rond vijf miljard lire, bij een geschatte
totale recette van negen miljard lire. Want
de opera is duur. Ondanks deze grote on
dersteuning moet een plaats nog altijd
tweeduizend lire kosten, een hoop geld
voor de kleine man. En de kleine man is
altijd de steunpilaar van de opera geweest.
Hij kan voor tweehonderd lire naar de
bioscoop gaan.
DE OUDE MAN voor mij heeft mis
schien al deze feiten en cijfers niet zo in
het hoofd en op de tong. Maar hij kent
deze situatie in grote trekken door en door.
Het maakt hem droef en een beetje bitter:
„We moeten een nieuwe Caruso hebben,
een nieuwe Benjamino.Er moet
iemand komen, voor wie ze weer vechten
om een plaatsje. Maar wat doen we er
voor? Amerika koopt ze op en wij laten
ze gaan!" Droevig besluit h'j: „Misschien
komt er nog zo'n man, die de Italiaanse
opera redt. Maar dan redt hij haar niet
hier, maar ginds, in New York...."
Hij keert zich om, met een korte en ko
ninklijke groet. Terwijl zijn bak met wa
fels een groteske schaduw trekt op de
stenen, hoor ik hem zachtjes zingen: Che
gelida manina.
Het boek „En de muren vielen om" van
de in Amerika woonachtige Nederlandse
schrijfster en journaliste Henriette Roosen
burg zal worden verfilmd door Robert Ros
sen, de regisseur van „Alexander de Grote".
In het boek, dat enkele maanden geleden in
een Nederlandse vertaling verscheen en
toen uitvoerig in vele dagbladen is bespro
ken, wordt de belevenissen verhaald van
drie Nederlandse meisjes en een man, die
kort na het einde van de tweede wereldoor
log uit het door de Russen bezette deel van
Europa naar de vrije wereld ontsnapten.
Rossen wil ook „Schuld en boete" van Dos-
tojevski en „Billy Budd" van Herman Mel
ville verfilmen.
MAANDAG 19 AUGUSTUS is het precies vijftien jaar geleden, dat door de ge
allieerden een „proefinvasie" op de havenstad Dieppe in noordwest Frankrijk werd
uitgevoerd. Deze actie gold als een „prelude" van de grootste en de meest gigantische
militaire onderneming aller tijden: de invasie van 6 juni 1944. Maar helaas werd de
„raid" op Dieppe een totale mislukking. Een mislukking, die voor een belangrijk
deel haar oorzaak vond in het feit, dat de autoriteiten in Londen de kracht en de
weerbaarheid van de vijand al te zeer hadden onderschat. Van de vijfduizend Cana
dezen behorende tot de tweede Canadese divisie, die onder andere bij de be
vrijding varfhet oosten van oiis land een zo beslissende rol heeft gespeeld zagen
er slechts tweeduizend tweehonderd Engeland terug. Niet minder dan tweeduize.nd
strijders vielen in handen van de Duitsers en werden krijgsgevangen gemaakt. Dit
is nota bene meer dan in de elf maanden na de landing in Normandië en ook meer
dan in de twintig maanden gedurende welke de Canadezen in Italië vochten!
Zoals gezegd werd heeft men in Londen destijds, bij het opstellen van deze ge
waagde operatie, de eigenlijke toestand te Dieppe te zeer onderschat. Men was
optimistisch gestemd, doordat men meende, dat de stad niet zwaar verdedigd werd.
Nu lagen er wel is waar geen Duitse „elite"-troepen in Dieppe en waren er boven
dien nog al wat niet-Duitsers bij de verdediging ingeschakeld. Maar daarentegen
was de bewapening puik in orde. Zo beschikte de vijand over een groot aantal listig
gecamoufleerde betonkazematten op en in de rotsen gebouwd, waarbij hij bü het
minste onraad de uiterst smalle landingsstroken als het ware onder een mantel van
vuur en staal kon leggen. Verder hadden de Duitsers wegen en straten, inzonderheid
in Dieppe zelf, afgesloten door uitstekende tankversperringen. Voeg daarbij nog ter
completering een drietal kustbatterijen met zeventien vuurmonden en vier batterijen
van 10,5 cm houwitsers (veldartillerie) en men kan zich een voorstelling maken van
de ontzettende „vuurdoop" die onze moedige strijders aan de vooravond van die
gedenkwaardige negentiende augustus te wachten stond.
Wij merkten reeds op, dat de Duitsers niet hun beste soldaten in de Franse kust
plaats hadden gelegerd. Nochthans, de Duitse infanterie mocht gerust wat zwakker
zijn, want de gesteldheid van het landingsterrein was zodanig, dat dit voor een
mogelijke agressor als een tweede vijand gold. Zo was er bijvoorbeeld een steile kust
met onbeklimbare kliffen, waardoor landingen alleen konden worden uitgevoerd
op smalle gedeelten te Dieppe over een breedte van amper vijftienhonderd meter.
De bedoeling van de geallieerden was de Duitse defensie op haar sterkte en paraat
heid te testen, zulks met het oog op de grote en alles beslissende onderneming van
later. Besloten werd de aanval op Dieppe volkomen verrassend te doen geschieden.
Daarbij waren het desorganiseren van de vijandelijke verdediging, het maken van
krijgsgevangenen en verder het vernielen van radarstations, havenwerken en spoor
weginstallaties, benzinedepots en het vliegveld hoofddoel. Om de vijand niet te alar
meren mocht aan de overval geen bombardement voorafgaan. De Duitse verdediging
bleef dus geheel intact en dat betekende een niet weg te cijferen gevaar en risico.
DE HOOFDAANVAL zou te Dieppe plaats hebben. Hieraan moesten een half uur
eerder landingen voorafgaan te Puys en te Pourville, teneinde het veld rond Dieppe
te bezetten. De landing te Puys werd echter al spoedig een katastrofe, aangezien
de Duitsers geducht op hun hoede waren en zich niet lieten verrassen. Een
mitrailleur halfweg de rotsen in een betonkazemat gelegen in een villatuin
bestookte het Canadese bataljon op het enge strand zó hevig en zó effectief, dat
het ten onder moest gaan. Ook andere mitrailleurs, verder helse bommenwerpers en
zware kanonnen, brachten de met ware doodsverachting strijdende Canadezen in
een zee van vuur, waaruit ontsnapping bijna niet mogelijk was. Slechts twintig
van hen slaagden er dan ook in het dorp te bereiken. Een weg terug was er niet,
zodat het hele bataljon tenslotte genadeloos in Duitse handen viel. Op het strand
lagen meer dan honderdvijftig gesneuvelden.... Ook het bataljon te Pourville
strandde op het moordend vuur van de vijand. Ook hier waren de verliezen erbar
melijk. Velen zagen zich tot capituleren gedwongen.
Te Dieppe ging de landing vooraf door vuur van zes torpedojagers en een aanval
op geringe hoogte van vijf squadrons Hurricanes met kanonnen bewapend. Maar
de eerste negen tanks landden een kwartier te Iaat en de infanterie miste elke
steun. De Duitsers kregen hiredoor gelegenheid zich te herstellen. Niettemin lukte
het de Canadezen in het westen het Casino te bereiken en dit geheel te zuiveren. In
het oosten ging het eveneens voorwaarts, doch vanwege het hevige vuur
slechts uiterst langzaam. Van de dertig tanks die al bij het ontschepen de volle
laag kregen kwamen er zevenentwintig op de wal. De zware betonversperringen
die de pioniers niet konden opruimen verhinderden echter dat zij in de stad
konden komen. Het strand was overvol met troepen en oorlogstuig, maar de be
schieting van de Duitsers was zo hevig en aanhoudend, dat er zelfs niet de minste
kans bestond op enig succes.
Hoe verbeten de Duitsers de geallieerden te lijf gingen blijkt wel uit het feit, dat
hun batterijen niet minder dan vijfenzeventighonderd projectielen verschoten
OM NEGEN UUR reeds werd het duidelijk dat de strijd verloren was. Om elf uur
begon de herinscheping. Zes Britse squadrons jagers vochten met de vijandelijke
bommenwerpers boven Dieppe op leven en dood. Torpedojagers kwamen naar voren
om de Duitse mitrailleurs het zwijgen op te leggen. De ene groep stortte zich in het
vuur om de andere gelegenheid te geven in de boten te komen. Heldendaden werden
verricht. Maar desondanks kon van het ene bataljon slechts 220 van de 580 man
worden gered. Van het andere bereikten maar 52 van de 550 Engeland, waarvan
28 gewonden. Zware luchtgevechten hadden tijdens de thuisvaart plaats. De ge
allieerden verloren daarbij 106, de Duitsers 72 vliegtuigen.
Deze proefinvasie op het vasteland van Europa, waarbij ruim negenhonderd man
sneuvelden, vormt een treurige episode uit de geschiedenis van de afgelopen oorlog.
Te veel goede Canadezen hebben in Dieppe hun kostbare levens moeten laten. Maar
hoezeer deze gedurfde krachtmeting met de vijand tot een bloedige nederlaag werd,
zij hield tevens een keiharde les in. Een les, die men in Londen alleszins heeft
verstaan en allezins ter harte heeft genomen. Dat bleek op 6 juni 1944, de dag van
de werkelijke en grote invasie, waarbij de vesting West-Europa op een ontzagwek
kende manier werd opengebroken. Voor Nazi-Duitsland: het begin van het eind
Arie van Pas