enen Een nieuwe Caruso - niet in Milaan ei aar ie zal de opera redden New York ALS GROOTMEESTER VAN HET PALET WORDT THANS ERKEND I en IJmuider Courant ERNSTIGE CRISIS IN HET ITALIAANSE MUZIEKLEVEN jacopo RaMana Vijftien jaar geleden in Dieppe Vuucdoap van de hevtiideis in een Ixan&e havenstad Wekelijks toegevoegd aan allé edities van Haarlems DagbladOprechte Haarlemse he Cour an t in augustus DE WAFELMAN: „En de muren vielen om" Bij „voorspel" van de geallieer de invasie offerden honderden Canadezen hun leven op het strand Moordend vuur van duizenden projectielen Winstgevende les van een treurige episode Herstel na verwoesting in Rouaan: symbolisch voor Frankrijk na de invasie. (Van onze correspondent in Wenen) VEEL buitenlanders zijn teleurgesteld, wanneer zij bemerken dat de Weense Opera en het Burgtheater in de zomer ge sloten zijn. De Oostenrijkse zangers en to neelspelers hebben vakantie nodig evenals hun collega's in Frankrijk en Italië, ook 81 combineren velen van hen deze nood zakelijke rust toch nog met een goed ge honoreerd optreden tijdens de festivals van Salzburg of Bregenz en gedeeltelijk zelfs in Bayreuth. Toch is het Weense muziek- en toneelleven in de zomer niet geheel uitgestorven, want na jarenlange klachten heeft het gemeentebestuur ein delijk rekening gehouden met de ver wachtingen en wensen van veel buiten landse toeristen, die de Oostenrijkse hoofdstad in juli en augustus bezoeken. Dit jaar zijn het „Theater in der Joseph- stadt" en de „Kammerspiele" geopend ge bleven. Daar worden de blijspelen „Hofrat Geiger" en „Libelei" met Nicole Heesters in de hoofdrol opgevoerd. Bovendien opende het Burgtheater zijn poorten reeds deze week met de opvoering van „Donna Diana". De buitenlandse bezoekers kun nen ook de twee klassieke operettes „Fle- dermaus" van Johann Strauss en „Gaspa- rone" van Millöcker in een typisch Ween se interpretatie bewonderen. Ofschoon het grote philharmonische orkest eveneens op vakantie is, kan men toch een aantal ide concerten beluisteren en wel in een paar prachtige oud-Weense paleizen, zoals Auersperg, Pallavicini en Rasumofsky. In het laatste leert men de historische entou rage kennen, waar Beethoven een groot aantal van zijn werken voor het eerst zelf ten gehore heeft gebracht. Tenslotte heeft men de zogenaamde „Kammeroper" in het leven geroepen, die onder leiding van de dirigent Hans Gabor twee opera's op voert: „Die Welt auf dem Monde" en een vrijwel onbekend werk van Joseph Haydn en „l'Italiana ni Algeri" van Rossini on der regie van Marcella Govoni uit Italië. KORT GELEDEN heeft in Rome een vergadering plaats gehad van burgemeesters der voornaamste Italiaanse ste den, waar operagezelschap pen of symfonische orkesten bestaan, om het vraagstuk te bespreken dat velen in het openbare leven bezig houdt: de steeds ernstiger wordende crisis van de muzikale be drijvigheid. De toestand is thans zelfs veel bedenke lijker dan in november 1956, toen in alarmerende bewoor dingen de aandacht van de overheid op de heersende noodtoestand werd gevestigd, daar de regering niets heeft gedaan om de orkesten of opera's te hulp te komen. De subsidies over het jaar 1956 zijn nog niet uitbetaald en alle gezelschappen hebben dientengevolge tegen een rente van acht tot tien per cent leningen moeten sluiten. Reeds eerder had de burge meester van Rome er de re gering op gewezen, dat de toegezegde subsidies onvol doende waren voor een nor maal seizoen van vijf tot zes maanden! In de meeste thea ters heeft men het werk met zekere beperkingen voortge zet, maar er zijn grote schul den gemaakt. In vele geval len zijn de leveranciers en de personeelsleden niet of slechts gedeeltelijk betaald. Verscheidene schouwburgen hebben reeds meer geleend dan zij zullen ontvangen, wanneer de subsidies over 1956-1957 en 1957-1958 alsnog binnenkomen. Men voert be zuinigingen door over de ge hele linie, doch daarmee komt men er niet, mede om dat het artistieke peil daar door daalt. Het is ook niet mogelijk om de theaters te sluiten, daar het personeel dan recht heeft op schade loosstellingen: volgens de Italiaanse wet een maand sa laris voor elk jaar dienstver band, waarmee in totaal een bedrag gemoeid zou zijn ge lijk aan drie jaar subsidies. Bovendien gaat het om ge-"1 specialiseerde krachten: zan gers, orkestmusici en toneel technici, die brodeloos zou den worden en die later niet te vervangen zouden zijn. En dan bedenkt men zich daarbij natuurlijk welke indruk het zou maken, wanneer in het „muziekland" Italië alle thea ters en concertzalen gesloten zouden worden. Zover zal men het naar alle waar schijnlijkheid niet laten ko men. Voorlopig werkt het personeel zonder betaling. Nu is er een commissie ge vormd om de regering nog maals van de noodtoestand op de hoogte te brengen, be staande uit de burgemeester van Rome, de administratieve directeur van de Romeinse opera en een kamerlid. Als men bedenkt, dat alleen al de opera van de hoofdstad aan bijna drieduizend personen werk verschaft, dan is het duidelijk dat het hier niet alleen om een belangrijke kunstzinnige kwestie gaat, doch dat het vraagstuk ook een sociale kant heeft. Aldus een korte beschouwing door Adriaan H. Luydjens, onze correspondent in het land van het bel canto. In aan sluiting daarop publiceren we hieronder een „verhaal" van Larry Collins, correspon dent van UP, waarin een an dere kant van het probleem wordt behandeld. DE MAAN staat hoog en stil boven Mi laan. Voor mij ligt de onsterfelijke Scala, half in diep duister, half glanzend met zil veren lichtplekken. De straat is verlaten, want het is al bijna nacht. Dan maakt zich opeens een schaduw los. Iemand schuifelt over het plaveisel. Hij torst, als zovelen, een bak met koopwaar mee, maar hij prijst niets aan. Er zijn immers geen klanten. In plaats daarvan neuriet hij zo maar iets voor zich heen. Als hij vlak bij mij is, hoor ik hem zacht zingen: Che gelida manina. Even lijkt hij te schrikken, als hij mij ziet. De straat leek zo verlaten. Dan op eens, zonder een inleiding, maakt hij êen hoofdgebaar naar de zwijgende, duistere Scala en zegt: „Ze beweren, dat-ie geslo ten wordt". Ik ben zo verrast, dat ik nauwelijks een antwoord weet. Maar hij heeft geen ant woord nodig, zo vol is zijn hart van een verdriet, dat wel niemand zal kunnen pei len die hier niet geboren is: „Ze praten maar, met hun politiek, met hun kabinets crisis. En zij kan sluiten ZIJ KAN sluiten. Men zou beter kunnen zeggen: zij kunnen sluiten. Zij moeten wel sluiten, heet het, als het parlement niet spoedig tot de subsidies besluit, die nodig IN HET ALGEMEEN zijn wij gekant tegen tentoonstellingen, waarvoor schil- derijen worden blootgsteld aan alle ge il varen, die het vervoer meebrengt en 1 aan een plotselinge wijziging van het klimaat. Maar er zijn uitzonderingen en als zodanig moeten de grote exposi- ties worden beschouwd, die men om het andere jaar te Venetië pleegt te orga- niseren en die ons achtereenvolgens alle belangrijke meesters van de Venetiaan- se school doen kennen. In deze zomer wordt onze aandacht gevraagd voor Jacopo Bassano, de stamvader, mogen we wel zeggen, van een gehele reeks schilders, die allen, naar hun gemeenschappelijke woon- 1 plaats Bassano heten. Giambattista Ro- berti, een Venetiaanse geschiedschrijver schreef in 1777: „Helaas zullen sommige I oppervlakkige kenners van kunstver- zamelingen, wanneer zij de naam Jacopo da Ponte (Jacob van de Brug, een andere naam voor de meester, wiens vader evenals hijzelf zijn atelier 1 had bij de vermaarde brug over de Brenta te Bassano) horen, aan niets an- ders dan aan een braaf schilder van geiten en lammetjes, runderen en hon- den, konijnen en duiven en allerlei an- dere beesten de schilder van de ark van Noach denken". En inderdaad, tot voor kort verbond men de naam Bas il sano met deze oppervlakkige genre- schilderijtjes. De schuld ligt niet bij Jacopo, maar bij zijn drie zoons en al hun navolgers. Nu men er in de laatste tien, twaalf jaar in geslaagd is het werk 1 van Jacopo te scheiden van dat der latere Bassano's en de Venetiaanse expositie is het resultaat van die stu- dies komt er een schilder te voor- schijn van het allergrootste belang, een schilder die, omdat hij in de provincie leefde, niet zo bekend als de grote Ve- netianen is geworden. Hij heeft ook maar weinig deel gehad aan het ver- fijnde kunstleven van de hoofdstad, al heeft hij de invloed van Bonifatio de 1 Pitati, zijn leermeester, later van Gior- gione en ook wel van Titiaan en Tin- toretto ondergaan. Maar hij stond voor nog andere invloeden, die niet of nau- welijks in Venetië doordrongen: die van Lorenzo Lotto, Pordenone en (al is hij I waarschijnlijk nooit in Rome geweest) ook Michelangelo open. Zo werd hij een 1 manierist, waarbij men onder dit woord niet moet verstaan een schilder, die op de manier van Rafaël en Michelangelo probeerde te schilderen, maar een kunstenaar, die deel had aan de grote, nieuwe stroming, ingeleid door Michel- angelo zelf, die omstreeks 1520/1530 in centraal-Italië de renaissance afsloot. In tegenstelling tot Michelangelo was Bassano een rasschilder, voor wie de 1 kleur van veel meer belang was dan de I tekening. Bassano heeft niet alleen in- vloeden ondergaan. Hijzelf heeft ook 1 grote invloed uitgeoefend op Tintoretto en vooral op El Greco. Er is in zijn werk, vooral in dat van zijn ouderdom, na 1570, ook een zeker 1 genre-element. Zijn talrijke „aanbid- dingen door de herders" brachten mee dat hij met koeien en schapen het land- schap stoffeerde. Daarbij was hij dan 1 tot op zekere hoogte realistisch. Zijn eigenlijke onderwerpen zijn steeds hei- ligen of madonna's, maar ook taferelen 1 uit het Oude Testament hadden zijn be ll langstelling. Hij was een groots colorist met een nog rijker gamma dan men 5 van de andere Venetianen gewend is. Als echt maniërist schuwde hij chan- 'geantklëuren allerminst. De wonder lijke effecten, die hij wist te bereiken, hebben steeds de aandacht getrokken van andere schilders. Zo schreef Tie- polo, teruggekeerd van een reis naar Bassano, waar hij het schilderij „Valen- tijn doopt Lucilla" had gezien, aan zijn zoon: „En weet voorts, o Domenico, dat ik op mijn reis een wonder heb gezien, namelijk een zwart kleed dat er uitzag alsof het wit was". Inderdaad is het kleed van Lucilla, als men het schilderij van dichtbij beziet, geschilderd in een mengeling van velerlei kleuren, waar bij zwart lijkt te overwegen. Op enige zijn om Italië's opera's aan de gang te hou den. De subsidies zijn op 30 juni afge lopen. Men heeft een kabinetscrisis gehad en nu zijn de verdragen van Euratoom en Fiuromarkt er om over te debatteren. De Senaat is reeds met zomerreces en zo kan er op zijn best in september beraadslaagd worden over de subsidies voor het komen de seizoen. Iedere intendant van iedere opera vertelt u, dat dat veel te laat is, dat men het nieuwe speelplan niet kan voor bereiden en dat de grote solisten buiten landse contracten zullen aanvaarden. En dat is het, wat deze oude wafelverkoper bedoelde. Dat en de* neiging bij de hui dige regering de subsidies grondig te be snoeien. „Alsof dat ooit mogelijk zou zijn, alsof dat juist nü mogelijk is". Juist nü. Dat is de andere kant van de crisis hier, waar de wieg van de opera ge staan lijkt te hebben. Want de toekomst van de Italiaanse opera wordt niet alleen bedreigd door een zuinige regering. Ten minste evenzeer wordt ze bedreigd door een verandering in de publieke smaak. De jeugd van Italië prefereert andere melo dieën dan die door Verdi en Puccini on sterfelijk zijn gemaakt. Dat is een pro bleem, dat wortelt in de gebeurtenissen omstreeks 1945. Dat was de tijd, dat de le- afstand is het stralend wit. Van dichwl..rhoeizaam hun weg bij vlak en plat, heeft het op een af- I döör Itahe baanden, dat de strijd stand' gezien volume. - - m Prachtigste - operagebouwen - Deze grote meester verdient inder- daad gekend te worden. Vrijwel al zijn werken bevinden zich in de musea en kerken van heel kleine plaatsjes, waar niemand komt. Andere zijn in het bui- tenland (tot in Caracas en Havana) of in particuliere verzamelingen. Te Vene- tië is nu vrijwel het gehele oeuvre bij- een. Tien doeken, die vrijwel verloren waren, zijn zeer deskundig gerestau- |j reerd en blijven dus behouden. Adriaan H. Luydjens Een der „Aanbiddingen door de herders" van Basano. de de San Marco in Napels, de Scala in Milaan als puinhopen achterliet. Want terwijd de opera stillag, vond de jeugd nieuwe idolen, die van de overwinnaars. De jeugd ont dekte de jazz en de populaire liedjes der Amerikaanse soldaten. En toen het land herrees uit het strijdgewoel, was het een veranderd Italië, met een filmindustrie in opkomst en met de vele banden aan het amusementsbedrijf van Hollywood ge klonken. De kelner in Milaan of Napels neuriet geen melodieën meer uit Traviata of Tosca, maar de laatste Amerikaanse „hit" tenzij de toerist erop let Italië leeft in de ban van de jukebox. Onlangs heeft men vastgesteld, dat vijfen veertig van de honderd Italianen de popu laire „schlager" prefereren en slechts acht endertig van de honderd operamuziek. Gerekend naar de bevolking beneden de dertig jaar maken de jazzliefhebbers een veel grotere meerderheid uit. Dit is de in nerlijke crisis van de opera. En dan is er misschien een nog innerlijker crisis. Want was er wel iemand, om wiens schouders de profetenmantel van een Caruso, een Gigli viel THANS heeft het financiële probleem de aandacht. Een commissie tot redding van de Italiaanse opera heeft de regering let terlijk gesmeekt tijdelijke subsidies te verlenen tot het parlement de definitieve kan vaststellen. Voor dit jaar gaat het om rond vijf miljard lire, bij een geschatte totale recette van negen miljard lire. Want de opera is duur. Ondanks deze grote on dersteuning moet een plaats nog altijd tweeduizend lire kosten, een hoop geld voor de kleine man. En de kleine man is altijd de steunpilaar van de opera geweest. Hij kan voor tweehonderd lire naar de bioscoop gaan. DE OUDE MAN voor mij heeft mis schien al deze feiten en cijfers niet zo in het hoofd en op de tong. Maar hij kent deze situatie in grote trekken door en door. Het maakt hem droef en een beetje bitter: „We moeten een nieuwe Caruso hebben, een nieuwe Benjamino.Er moet iemand komen, voor wie ze weer vechten om een plaatsje. Maar wat doen we er voor? Amerika koopt ze op en wij laten ze gaan!" Droevig besluit h'j: „Misschien komt er nog zo'n man, die de Italiaanse opera redt. Maar dan redt hij haar niet hier, maar ginds, in New York...." Hij keert zich om, met een korte en ko ninklijke groet. Terwijl zijn bak met wa fels een groteske schaduw trekt op de stenen, hoor ik hem zachtjes zingen: Che gelida manina. Het boek „En de muren vielen om" van de in Amerika woonachtige Nederlandse schrijfster en journaliste Henriette Roosen burg zal worden verfilmd door Robert Ros sen, de regisseur van „Alexander de Grote". In het boek, dat enkele maanden geleden in een Nederlandse vertaling verscheen en toen uitvoerig in vele dagbladen is bespro ken, wordt de belevenissen verhaald van drie Nederlandse meisjes en een man, die kort na het einde van de tweede wereldoor log uit het door de Russen bezette deel van Europa naar de vrije wereld ontsnapten. Rossen wil ook „Schuld en boete" van Dos- tojevski en „Billy Budd" van Herman Mel ville verfilmen. MAANDAG 19 AUGUSTUS is het precies vijftien jaar geleden, dat door de ge allieerden een „proefinvasie" op de havenstad Dieppe in noordwest Frankrijk werd uitgevoerd. Deze actie gold als een „prelude" van de grootste en de meest gigantische militaire onderneming aller tijden: de invasie van 6 juni 1944. Maar helaas werd de „raid" op Dieppe een totale mislukking. Een mislukking, die voor een belangrijk deel haar oorzaak vond in het feit, dat de autoriteiten in Londen de kracht en de weerbaarheid van de vijand al te zeer hadden onderschat. Van de vijfduizend Cana dezen behorende tot de tweede Canadese divisie, die onder andere bij de be vrijding varfhet oosten van oiis land een zo beslissende rol heeft gespeeld zagen er slechts tweeduizend tweehonderd Engeland terug. Niet minder dan tweeduize.nd strijders vielen in handen van de Duitsers en werden krijgsgevangen gemaakt. Dit is nota bene meer dan in de elf maanden na de landing in Normandië en ook meer dan in de twintig maanden gedurende welke de Canadezen in Italië vochten! Zoals gezegd werd heeft men in Londen destijds, bij het opstellen van deze ge waagde operatie, de eigenlijke toestand te Dieppe te zeer onderschat. Men was optimistisch gestemd, doordat men meende, dat de stad niet zwaar verdedigd werd. Nu lagen er wel is waar geen Duitse „elite"-troepen in Dieppe en waren er boven dien nog al wat niet-Duitsers bij de verdediging ingeschakeld. Maar daarentegen was de bewapening puik in orde. Zo beschikte de vijand over een groot aantal listig gecamoufleerde betonkazematten op en in de rotsen gebouwd, waarbij hij bü het minste onraad de uiterst smalle landingsstroken als het ware onder een mantel van vuur en staal kon leggen. Verder hadden de Duitsers wegen en straten, inzonderheid in Dieppe zelf, afgesloten door uitstekende tankversperringen. Voeg daarbij nog ter completering een drietal kustbatterijen met zeventien vuurmonden en vier batterijen van 10,5 cm houwitsers (veldartillerie) en men kan zich een voorstelling maken van de ontzettende „vuurdoop" die onze moedige strijders aan de vooravond van die gedenkwaardige negentiende augustus te wachten stond. Wij merkten reeds op, dat de Duitsers niet hun beste soldaten in de Franse kust plaats hadden gelegerd. Nochthans, de Duitse infanterie mocht gerust wat zwakker zijn, want de gesteldheid van het landingsterrein was zodanig, dat dit voor een mogelijke agressor als een tweede vijand gold. Zo was er bijvoorbeeld een steile kust met onbeklimbare kliffen, waardoor landingen alleen konden worden uitgevoerd op smalle gedeelten te Dieppe over een breedte van amper vijftienhonderd meter. De bedoeling van de geallieerden was de Duitse defensie op haar sterkte en paraat heid te testen, zulks met het oog op de grote en alles beslissende onderneming van later. Besloten werd de aanval op Dieppe volkomen verrassend te doen geschieden. Daarbij waren het desorganiseren van de vijandelijke verdediging, het maken van krijgsgevangenen en verder het vernielen van radarstations, havenwerken en spoor weginstallaties, benzinedepots en het vliegveld hoofddoel. Om de vijand niet te alar meren mocht aan de overval geen bombardement voorafgaan. De Duitse verdediging bleef dus geheel intact en dat betekende een niet weg te cijferen gevaar en risico. DE HOOFDAANVAL zou te Dieppe plaats hebben. Hieraan moesten een half uur eerder landingen voorafgaan te Puys en te Pourville, teneinde het veld rond Dieppe te bezetten. De landing te Puys werd echter al spoedig een katastrofe, aangezien de Duitsers geducht op hun hoede waren en zich niet lieten verrassen. Een mitrailleur halfweg de rotsen in een betonkazemat gelegen in een villatuin bestookte het Canadese bataljon op het enge strand zó hevig en zó effectief, dat het ten onder moest gaan. Ook andere mitrailleurs, verder helse bommenwerpers en zware kanonnen, brachten de met ware doodsverachting strijdende Canadezen in een zee van vuur, waaruit ontsnapping bijna niet mogelijk was. Slechts twintig van hen slaagden er dan ook in het dorp te bereiken. Een weg terug was er niet, zodat het hele bataljon tenslotte genadeloos in Duitse handen viel. Op het strand lagen meer dan honderdvijftig gesneuvelden.... Ook het bataljon te Pourville strandde op het moordend vuur van de vijand. Ook hier waren de verliezen erbar melijk. Velen zagen zich tot capituleren gedwongen. Te Dieppe ging de landing vooraf door vuur van zes torpedojagers en een aanval op geringe hoogte van vijf squadrons Hurricanes met kanonnen bewapend. Maar de eerste negen tanks landden een kwartier te Iaat en de infanterie miste elke steun. De Duitsers kregen hiredoor gelegenheid zich te herstellen. Niettemin lukte het de Canadezen in het westen het Casino te bereiken en dit geheel te zuiveren. In het oosten ging het eveneens voorwaarts, doch vanwege het hevige vuur slechts uiterst langzaam. Van de dertig tanks die al bij het ontschepen de volle laag kregen kwamen er zevenentwintig op de wal. De zware betonversperringen die de pioniers niet konden opruimen verhinderden echter dat zij in de stad konden komen. Het strand was overvol met troepen en oorlogstuig, maar de be schieting van de Duitsers was zo hevig en aanhoudend, dat er zelfs niet de minste kans bestond op enig succes. Hoe verbeten de Duitsers de geallieerden te lijf gingen blijkt wel uit het feit, dat hun batterijen niet minder dan vijfenzeventighonderd projectielen verschoten OM NEGEN UUR reeds werd het duidelijk dat de strijd verloren was. Om elf uur begon de herinscheping. Zes Britse squadrons jagers vochten met de vijandelijke bommenwerpers boven Dieppe op leven en dood. Torpedojagers kwamen naar voren om de Duitse mitrailleurs het zwijgen op te leggen. De ene groep stortte zich in het vuur om de andere gelegenheid te geven in de boten te komen. Heldendaden werden verricht. Maar desondanks kon van het ene bataljon slechts 220 van de 580 man worden gered. Van het andere bereikten maar 52 van de 550 Engeland, waarvan 28 gewonden. Zware luchtgevechten hadden tijdens de thuisvaart plaats. De ge allieerden verloren daarbij 106, de Duitsers 72 vliegtuigen. Deze proefinvasie op het vasteland van Europa, waarbij ruim negenhonderd man sneuvelden, vormt een treurige episode uit de geschiedenis van de afgelopen oorlog. Te veel goede Canadezen hebben in Dieppe hun kostbare levens moeten laten. Maar hoezeer deze gedurfde krachtmeting met de vijand tot een bloedige nederlaag werd, zij hield tevens een keiharde les in. Een les, die men in Londen alleszins heeft verstaan en allezins ter harte heeft genomen. Dat bleek op 6 juni 1944, de dag van de werkelijke en grote invasie, waarbij de vesting West-Europa op een ontzagwek kende manier werd opengebroken. Voor Nazi-Duitsland: het begin van het eind Arie van Pas

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 13