Kaas - en - broodvolk fmytoekketL-, DE NIEUWE SPORT VOOR TOERISTEN D Litteraire Kanttekeningen die op 16 augustus 75 jaar werd Erbij GELUKWENS AAN Dr. P. H. Ritter—i Vakantie in Schotland ZATERDAG 17 AUGUSTUS 1957 4 WELKE HOEDANIGHEID, waarin ge durende een halve eeuw van zijn vijfen zeventigjarig arbeidzaam leven de jubi laris dr. P. H. Ritter jr. in het openbaar is verschenen, verdient de meeste waar dering: die van journalist of romancier, van essayist of hoofdredacteur, van poli tiek agitator of radiospreker, van criticus of inleider, van tijdschriftredacteur of bloemlezer, van memoiren-schrijver of vertaler, van Nutslezer of peregrinus? Aan elk van deze „functies" wijdde hij een deel van zijn gaven, in elke vertoonde hij zich, hoezeer toegewijd, voorwaarde lijk: onder het voorbehoud van het gehéél van zijn persoonlijkheid. Want al mag Rit ter als weinig openbare figuren algemeen bekend zijn, gekend in zijn tegenstel- stellingen, in zijn levensdilemma, is hij hoogst zelden. Eens immers, in zijn jeugd jaren en wie weet daar nog van was hij Rudolf Atele, de schrijver van „Kleine Prozastukken", die bij de Tachtigers, bij Van Deyssel wel het meest, ter school was gegaan, omdat er iets in hem was dat hem daartoe dreef:' zijn kunstenaarschap, zijn liefde voor het schone, het sierlijke, het mousserende voor een woordkunst, die zich aan het leven een roes wilde drinken. Maar van huis uit was hij een profes- sorenzoon, die als vaderlijk erfdeel meer dan één droppel voorliefde voor het ver toog, het opvoedende, lerende, ethisch- zich-bezinnende had meegekregen. „Vertoog en Ontboezeming" heeft hij een bloemlezing uit zijn essayistisch-no- vellistisch werk genoemd, in deze titel samenvattend wat hem bewoog en ver deelde, aanspoorde en belemmerde: de tweepoligheid van zedelijke rede en schoonheidminnend hart. Dat hij zijn le ven lang een „Junior" bleef, open voor het nieuwe, het jonge, het toekomstige, maar niettemin de „Ritter" de traditie van midden negentiende eeuw in zich niet verloochenen kon en wilde, dat was on herroepelijk bepaald door het jaar van zijn geboorte: 1882. Dr. P. Ritter Jr. werd te laat geboren, dubbel te laat: te laat voor het stoer-Hollandse burgerideaal van de „Gids"-mannen, want te jong daarvoor en te laat voor het romantisch-heroïsche individualisme van de Tachtigers, want daarvoor al te oud. In zijn geboortejaar had Van Deyssel van zijn kunst-om-de- kunst-Olympus de eerste banbliksems van zijn critieken geslingerd, nog geen negen jaar was Ritter oud toen de Tachtiger dondergoed het naturalisme voor dood verklaarde en toen in 1911 Ritter junior als Rudolf Atele „van het proza ging hou den" was het getij al gekeerd: Tachtig was Tachtig niet meer, de liberale burcht van Thorbecke was door Kuyper en Troelstra omsingeld de tijd was voorbij om als Van Deyssel „in een kamer te zitten met een wit blad voor zich" en te mijmeren of te fulmineren of klanken te strelen uit de schoonheid van de taal: in de internatio nale verte rommelde het bedenkelijk. Ritter heeft dat alles zeer bewust door leefd: zeer pijnlijk zelfs en zeer moedig. Scherp zag hij wat komen ging: „hoe lan ger zo meer zullen historische en traditio nele factoren als huisgezin, stand, natio nalisme en niet in de laatste plaats de sterk-sprekende afzonderlijke individuali teit, met zijn bijzondere eigenaardigheden verdwijnen onder de invloed van de alles egaliserende en normaliserende moderne geest". En elders: „Neen, de ideologie is niet meer te redden. Zij heeft de volken gestuwd naar de vernietiging, de oorlog. Maar ze is in die oorlog gesneuveld, om nooit meer op te staan". Desondanks stond Ritter, hoe beducht voor de geestloosheid Abel, De goede herder en Vredenhof maar op na, romans waarin zijn bespiegelende aard in de symboliek van zijn figuren de ware taal kon spreken van zijn dichterlijk hart. Want in parabelen alleen kon hij, voor wie de „dingen" meer waren dan vergankelijke stof, de waarheid uitdruk ken van zijn levensgevoel, waarin heel zijn doen en laten, zijn op-aarde-zijn hem voorkwam als een symbool. Daór, waar zijn vertoog tot ontboezeming werd in een „stemming", een atmosferisch gevoel, was hij Ritter zonder junior, was hij zichzelf: ondanks zijn dadendrang een dromer, on danks zijn talloze ontgoochelingen een dichter, die in zijn diepste verborgenheid nooit zijn grote illusie zou prijsgeven: die van een eenheid van hogere orde, waarin alle tegenstellingen des levens als nietig heden tegen elkaar wegvallen. In denk aan één van zijn gaafste prozastukken, aan „De hoorn der Schelde": Daar schreef hij: „Toen die vreemde stem in mijn leven kwam, die zeide, met spotzieke tederheid: ga zitten gij, veelgejaagde en veelgeplaag de, gij schrijver aan de lopende band en verricht nu de zotheid, de knaap die ge eenmaal waart in u op te roepen, ga zit ten en teken aan een miniatuur. Toen staarde ik eensklaps in een symbool dat achter mij was, als het oog van een moe der, ongeweten en lang vertrouwd. Dat symbool was de hoorn, de hoorn der Schelde". VEELGEJAAGD, veelgeplaagd zijn geestelijk erfdeel bestemde hem nu een maal voor de publiciteit. Hij is die weg gegaan, is hem trouw gegaan, als chroni queur en als radiospreker, als volksvoor lichter, die met angstvallige objectiviteit de letteren tot de massa bracht, week-in, week-uit: onderhoudend, charmant, waar dering betonend waar hem dat maar enigszins mogelijk was, zowel in zijn keu ze van de besproken boeken als in zijn wijze van voordracht. „De waarachtige kritikus", heeft hij eens geschreven, „vindt in de technische waardering slechts een hulpmiddel om de ziel van het kunstwerk te onderscheiden, zij aanvaardt of laakt de kunsttechniek slechts in verband met de karakterexpressie van het kunstwerk". Om die ziel was het hem te doen. Weke lijks puurde hij zijn vaak onvrijwillige lectuur uit, om haar op het spoor te ko men en over te dragen op zijn hoorders en zijn lezers. Zijn geschreven woord ligt her en der verspreid, zijn gesproken woord vervluchtigde. Maar als straks de bejaarde junior al jarenlang deel uit makend van het seniorenconvent der Ne derlandse letteren eindelijk de tijd zal vinden om tot zijn eigen hart in plaats van voor de microfoon te soreken, als de lopende band hem eindelijk als voltooid werkstuk van periodieke schrijfkunst er gens zal afzetten in de stilte van zijn le ven, dan zal zijn stem naklinken. En wie weet of dan niet het ogenblik dat ik hem zo zielsgraag gun en toedenk ge komen zal zijn, dat die stem pas voluit zal opklinken: in een werk dat, vrij van de druk der dagelijks weerkerende nood zaak, dr. P. H. Ritter Jr. gehéél zal om vatten de éne Ritter, aan wie zo on noemelijk velen onnoemelijk veel te dan ken hebben. C. J. E. Dinaux „Knock-out Nick" door W. Verbeeten. uitgegeven in de „jeu^doocket-serie" van de uitgeverij „Helmond" te Helmond, is een verhaal, dat in het Wilde Westen sneelt en de lotgevallen van een jonge zwerver tot grondslag heeft. De iongen, die in een klein cowboj'plaatsje leeft vindt de vriendschap van een oudere man. die zich later ontpopt als een lid van het beroemde rangerscorps. Hij verslaat met behulp van zijn jeugdige vriend de bende van El Satiro, een gesle pen halfbloed, die de hele streek terrori seert. Dit uitroeien gebeurt echter niet na dat beiden een reeks van spannende avon turen hebben beleefd. De aanhankelijkheid van de jeugdige „Knock-out Nick" voor zijn oudere vriend wordt met gevoeligheid geschetst en voor de rest moet de jeugdige lezer het doen met de spannende avonturen, die in elk jongensboek over het Wilde Wes ten te vinden zijn. Jammer dat de stijl niet overal even zuiver is. Het kasteel, het gedenkteken voor Walter Scott en Princess Street in Edinburgh, de hoofdstad van Schot land, met haar prachtige omgeving waarvan de tweede foto bij dit artikel een indruk geeft. ENGELAND EN SCHOTLAND trekken me nietzo luidt telkens weer het antwoord, wanneer wij iemand vragen of hij of zij al eens een vakantie in Groot-Brittannië heeft doorgebracht. En helemaal ongelijk kunnen we ze clan niet geven, want ons ging het destijds net zoHet land trok ons nu eenmaal niet, eenvoudig omdat het veel minder tot de romantische verbeel ding dan bijvoorbeeld Italië, Frankrijk en Spanje spreekt. En tochhoe jammer is het dat niet veel méér toeristen Schotland bezoeken! Wat het schone Scotia te bieden heeft aan natuurschoon, wordt wel door geen ander land geëvenaard. Niets kan zelfs worden vergeleken met de majesteit, de rust en de stille pracht van de Schotse Hooglanden, die men nu kan doortrekken op de beste maniernamelijk te paard! Nee, u hoeft niet te kunnen paardrijden om op deze wijze de Hooglanden in ogenschouw te nemen. Het is allemaal heel simpel georganiseerd en wel zo, dat iedereen, oud en jong, er gebruik van kan maken. In drie jaar tijds groeide het aantal „pony- trekkers" van ruim honderd tot meer dan tweedui zend, maar de Hooglanden zijn zo geweldig uitge strekt, dat men niet bang hoeft te zijn tussen horden l trekkers terecht te komen. zouden hebben aangericht). Hij kent de Hooglanden als geen ander. En passant is hij ook nog exporteur en een vroegere Olympische kampioen op de karabijn. Dat hij ook een uitstekend organisator is bleek toen hij de organi satie van het ponytrekken ter hand nam. VAN LONDEN bereikt men Edinburgh het goedkoopst per autobusdienst van de Scottish Omnibuses een gena tionaliseerde instelling, die bijzonder goede diensten on derhoudt tussen Londen en Schotland en die iedere zomer een hele serie prachtige tochten organiseert. Per bus kost een retour Londen-Glasgow of Londen-Edinburgh slechts ongeveer vijfendertig gulden. De trein kost bijna drie keer zoveel. Men reist in een dag van Londen naar een der genoemde steden. De heenreis gaat door het wes ten van Engeland, de terugreis door het oosten. En een schitterende reis is het! De bussen zijn geriefelijk, de ser vice is uitstekend te noemen. Van Edinburgh neemt men de bus naar Newtonmore, dat een paar honderd kilometer ten noorden van Edinburgh ligt en ongeveer zestig kilo meter ten zuiden van de stad Inverness, aan het beroemde Loch Ness, waar men nog altijd wel half-en-half aan „Het Monster" gelooft. Newtonmore bestaat uit één straat. Het is een aller aardigst plaatsje, waar slechts twee hotels zijn; de rust dy'x-x- zelve! De hotels zijn van het echte Schotse type, niet groot, maar heel gezellig, met hun open vuren, geweien geweren, jachttaferelen enzovoort. Het is er niet zo duur als in Engeland, Frankrijk en Italië: voor ongeveer twin tig gulden per dag heeft men volledig pension plus een pony! Er vertoefden ongeveer veertig gasten in het hotel, die er iedere morgen op uittrokken in een auto, elk ge wapend met zadel, hoofdstel, voerzak en lunchpakket. Iedereen wordt namelijk een „eigen" pony toegewezen, die hij of zij zelf zadelt, voert en borstelt, alles onder het scherpwakende oog van een ervaren instructrice. Vooral het zadelen wordt goed gecontroleerd, daar een losse buikriem rare buitelingen kan veroorzaken bij het be klimmen of afdalen van steile heuvels of bij het over steken van de talloze ondiepe maar toch snel vlietende stromen en beken, waarvan de bodem bezaaid is met stenen van diverse grootte. Bij de stallen gekomen begint het opzadelen direct. Een kwartier later is de stoet op weg, de heuvels in. Maar zelden zagen wij een zo stil gezelschap. Er werd bijna niet gesproken. Iedereen genoot en was bijzonder onder de indruk van wat dat gedeelte van de Hooglanden te zien gaf. Heuvel op heuvel af, dwars door de hoogste heide, de schoonste bossen, door het land van het Schot se edelhert, van de oude Hooglanders, die er de Engel sen eeuwen lang bevochten, door beken, stromen, mod derpoelen zonodig, door die onvergetelijke mooie natuur, die alleen Schotland bezit. De pony's gedroegen zich voorbeeldig. Zij hebben zo hun paardengedachten over die stedelingen. Alleen dulden zij geen eigenwijsheid van hun rijders, wanneer er een stroom moet worden over gestoken. Heel voorzichtig tasten zij de bodem met hun voorbeen af. Pas wanneer zij stevige grond voelen, doen ze een stap verder. Hun taaie ras heeft een ervaring van vele eeuwen. Het zijn geboren bergpaarden, niet zo heel klein van stuk, maar oerbetrouwbaar en geweldig sterk. De lunch wordt in de open lucht gebruikt. De pony's krij gen hun voerzak en mogen dan een uurtje vrij rond lopen. Geen enkele denkt eraan de benen te nemen. Na de lunch is h<jt weer opzadelen geblazen en trekt men weer een twintigtal mijlen verder de Hooglanden in. De lucht is hier zo zuiver, dat het is alsof men de energie kant-en-klaar inademt. En wanneer men ergens op een verlaten plek afstijgt, tegen de avond, is men niet bij zonder moe. Op die plek zijn stallen gebouwd voor de pony's. Iedereen verzorgt zijn of haar eigen rijdier en de auto van het hotel brengt de gasten naar Newtonmore terug. De volgende morgen vertrekt men weer per auto naar de plek waar de dieren werden achtergelaten en voort gaat het dan weer, andermaal een veertig mijl door de Hooglanden. 's Avonds in het hotel gonst het dan van de stoere verhalen, die de „ruiters" menen te moeten opdissen al moet dan ook menigeen die verhalen staande ten beste geven. Maar: that's all in de game! Dat moet men er voor over hebben HET ZAL heel lang duren aleer onze herinneringen aan Newtonmore en de Hooglanden vervagen. Aan Ewan Ormiston's gezellige, gastvrije hotel, aan de open vuren, aan de advocaat uit Chelsea, de typiste uit Brussel, de „zeer mooie ogen" uit Dublin.aan allen en aan alles die die weken in de Schotse Hooglanden tot een onver beterlijk geheel hebben gemaakt! B. S. D ijst ra IN HAAR gezellige werkkamer in Edinburgh, de hoofd stad van Schotland, zaten wij tegenover mevrouw K. T. Brown, de secretaresse van de Scottish Council for Phy sical Recreation, die ons het een en ander vertélde om trent het ontstaan van de nieuwe toeristensport-, zoals men het ponytrekken daarginds noemt. De Scottish Coun cil for Physical Recreation is een instelling, die ten doel heeft: mannen en vrouwen en jongens en meisjes in de gelegenheid te stellen profijt te trekken van de gelegen heid, die de beoefening van gezonde buitensport biedt. Nu was er lang gepiekerd over de beste manier om dooi de Hooglanden te trekken. Met de bus gaan was velen te vluchtig, per fiets of bromfiets was te vermoeiend, evenals te voet. De Hooglanden zijn namelijk steil en de wegen zijn er niet zo bijzonder goed, om het nu maar zachtjes te zeggen. Toen kwam een hotelier uit het plaats je Newtonmore, diep in het hart van de Hooglanden, op het idee de vele Highland Ponies, welke hij fokt, ter be schikking te stellen van zijn gasten. Hij nam contact op met mevrouw Brown en het eind van het liedje was het begin van een nieuw toerisme: het ponytrekken! Mr. Ormiston is niet alleen hotelier en paardenfokker, maar ook een befaamd herten jager (Schotse edelherten zijn zo talrijk, dat er jaarlijks vele dieren geschoten moe ten worden om de schade te voorkomen, die zij anders DE LEUKOTOMIE, ook wel lobotomie genoemd is een operatie, die tot doel heeft het gestoorde geestelijke leven bij geesteszieken te herstellen. Proefnemingen bij dieren, maar ook ongevalleh en verwondingen aan de schedel en hersenen bij mensen, hebben psychiaters en neurologen in staat gesteld de hersenen in kaart te brengen. Dit betekent, dat men bepaalde functies, zoals smaak, bewegingen, gevoel, reuk, gezichtsver mogen, maar ook het denkproces en het gevoelsleven, gelokali seerd acht in bepaalde, scherp omschreven gedeelten van de hersenen. De bewuste beleving van de emoties kan dan pas tot stand komen, als er een ongestoorde verbinding bestaat uit dieper gelegen kernen in de hersenen naar de schorsgebieden van die gedeelten der hersenen, die vlak onder het voorhoofd gelegen zijn. Snijdt men de vezels, die de diepe hersenkernen verbinden met de schorsgebieden van de voorhoofdshersenen door, dan ontstaat een verlies van combinatievermogen, een be perking van het geheugen en vernietiging van het associatie vermogen. Bij mensen, die in de eerste wereldoorlog verwon dingen kregen van de voorhoofdshersenen, had men ook ver anderingen in de spraak en het uitdrukkingsvermogen van het gelaat, de mimiek opgemerkt, terwijl ook het karakter en de persoonlijkheid wijzigingen ondervonden. Ook bij gezwellen van de hersenen in deze gebieden zag men vaak veranderingen in de geestelijke structuur bij de patiënten ontstaan. Aan de andere kant was het gebleken, dat verwijdering van de voorhoofdshersenen zonder nadelige gevolgen voor de geeste lijke vermogens kan geschieden. Deze operaties hebben bij her- sengezwellen wel eens plaats en het is verwonderlijk te con stateren, dat ook grote delen van de hersenen kunnen worden weggenomen zonder schade voor de patiënt. Lichte stoornissen in het oriënteringsvermogen van tijd en plaats na een dergelijke hersenoperatie verdwijnen meestal zeer spoedig. PROF. EGAS MONIZ, hoogleraar te Lissabon, kwam tot de conclusie, dat het mogelijk moest zijn door het wijzigen van de banen, langs welke de prikkels in de hersenen zich bewegen, ook de betrokken gedachten en daarmede het gehele denken, in andere banen te geleiden. Twee jaar lang maakte professor Moniz uitvoerige theoretische en ook praktische studies bij dieren van de diverse facetten van het probleem van door snijding der hersenbanen. Hij was er van overtuigd, dat juist de schors van de voorhoofdshersenen van de grootste betekenis was voor het geestesleven. Door middel van alcoholinjecties ver nietigde hij bij een patiënt in 1935 de vezels, die de verbinding vormden van voorhoofdshersenen en dieper gelegen hersen kernen. Later ging hij er toe over met een speciaal apparaatje deze vezels door te snijden. De witte stof van de hersenen, de hersenschors, bevat zeer weinig bloedvaten. De ingreep levert dus weinig gevaar op voor een bloeding. Deze operatie heet de leukotomie, dat wil zeggen: het doorsnijden van de witte vezel verbinding. Vooral in Angelsaksische landen spreekt men ook wel van de lobotomie, hetgeen het doorsnijden van de verbin ding met de hersenkwab betekent. HOEWEL de ingreep op zich zelf weinig gevaarlijk is, kan de persoonlijkheid van de geopereerde patiënt toch dusdanig ver anderen, dat men in het algemeen slechts dan tot de operatie overgaat, als andere geneesmethoden in de psychiatrie gefaald hebben. De beste resultaten bereikt men bij patiënten, die jaren lang geleden hebben aan angsten en wanen. De beleving van bepaalde emoties geschiedt bij deze patiënten op abnormale, meestal vele te sterke wijze. In hun hallucinaties trekken zij verkeerde conclusies uit voor normale mensen gewone, dage lijkse verschijnselen. Zij lijden in. vele gevallen ernstig door de waandenkbeelden, die zij zich zelf inprenten, maar waaruit zij noch door gesprekken noch door andere middelen te bevrijden zijn. Zij interpreteren de werkelijkheid verkeerd en passen zich dus niet aan bij de realiteit van de hen omringende wereld. Iemand die aan waandenkbeelden, hallucinaties of angsten lijdt, reageert wel logisch binnen het kader van zijn gèdachtengang. Maar dit brengt hem in conflict met de hem omringende mensengemeenschap en maakt hem soms onmaatschappelijk en moeilijk houdbaar binnen de gewone samenleving. Na een leukotomie wordt de verwerking van empties en ge waarwordingen bij de patiënt in andere banen geleid. Dit heeft bij veel mensen tot gevolg, dat zij hun emoties beter kunnen verwerken en normaler beleven. Zij verliezen hun angsten en hallucinaties, vooral ook daarom, omdat de emoties, angsten en dergelijke niet meer tot de volledige bewustwording door dringen. Omdat emoties niet volledig meer beleefd worden, is het bij een aantal geopereerde patiënten of hun persoonlijkheid vervlakt wordt, gevoelslozer is geworden. Het „fijne" van de persoonlijkheid is dan verloren gegaan, een minder genuanceerd mens is overgebleven. De intellectuele vermogens kunnen intact zijn gebleven, het diepere gevoelsleven kan afgestompt en ver minderd zijn. Ondanks deze bezwaren welke men tegen de ge noemde hersenoperaties kan inbrengen, worden ze. ook in ons land, bij vele patiënten met langdurige, chronische geestes ziekten uitgevoerd. In vele gevallen gelukt het mensen, die lange tijd achtereen slechts in een inrichting verpleegd konden wor den, na een operatie weer aan hun gezin en maatschappij terug te geven. Prof. Moniz, die de theoretische en praktische grondslagen heeft gelegd voor de leukotomie, kreeg in 1948 tezamen met W. R. Hess, de Nobelprijs voor geneeskunde en physiologie. Z. Baruch der komende tijden, een Idee voor, het wezenlijke van een eerwaardige traditie te redden, door het als patroon voor het on weerstaanbaar nieuwe te behouden, in zijn politieke overtuiging, zijn levensstijl, zijn geschreven en gesproken woord. Syn these, eenheid, harmonie van zeer jong tot zeer oud heeft hij het daarbij gehou den, zonder zich met de illusie te paaien, ooit in zichzelf de Kaïn met de Abel, de retor met de kunstenaar, de didacticus met de creatieve mens te zullen verzoe nen. Men leze er zijn romans: Kaïn en DE UITDRUKKING „....dan worden vrouwen tot hyena's" is zo vaak geciteerd, dat vrijwel niemand meer weet, wie als de geestelijke vader daarvan te boek staat. Dat gebeurt wel meer met gevleugelde woorden: ze verlaten het litteraire nest om een zelfstandig leven te gaan leiden, het geen er in de praktijk op neerkomt dat zij gemeengoed worden. Wie de vinder van deze beeldspraak ook geweest mag zijn, het was een man - ongetwijfeld een man- met een profetische geest, want hij kwam reeds tot de vergelijking toen nog geen enkele bakker of melkboer eraan dacht vakantie te nemen Er zijn verscheidene omstandigheden te bedenken en te ervaren, waaronder dames vrouwen worden. Maar nooit ontpopt het roofdiereninstinct zich zo ongeremd als wanneer zij zich moeten verdringen om boodschappen te halen. Anders zo vredige pleinen en straten, lanen en grachten ver anderen in buitenposten van het oerwoud zodra de broodbezorger of melkslijter zijn standplaats in de hem tijdens de vakantie van zijn collega's aangewezen wijk betrekt en zijn aanwezigheid met ratel of gong slagen kenbaar maakt. Voor de bedrijfs leidsters van het gezinsleven is dit een rampzalige regeling. Wat moeten zij im mers doen? Juist, zij moeten het huis houden in de steek laten. Nu kan dat huis houden ons, mannen, geen steek schelen. Voor een echte vrouw, de ouderwetse, de ware, zijn echter haar ziel en zaligheid en portemonnaie ermee gemoeid. Vandaar die opwinding, welke koorts achtig verhoogd wordt door de pertinente verklaring van iedere vrouw, dat zij de eerste was. Dat is zij binnenskamers ge wend. Maar die regel gaat buitenshuis niet op. Woedende hartstochten breken los, zelfs de brompotten van de gemotoriseerde fietsen worden erdoor overschreeuwd. Tant de bruit pour une omelette, die zij niet eens van plan zijn te bereiden. In de strijd om het bestaan gelden de wetten van de jungle. Vandaar ook - aldus Ko Brugbier in zijn rol van psycholoog - de passie om een bontjas te dragen. En toch zijn deze twisten van het vrou welijk kaas-en-broodvolk nog niets verge leken bij de opstootjes, die dagelijks uit breken in de stations en bij de halteplaat sen van openbare vervoermiddelen. Zodra een vrouw moeder is geworden, drijft de beschermingsdrang haar tot de travestie van haantje de voorste. Het is maar goed, dat er bioscopen zijn, waar de mannen hun illusies de kost kun nen geven, want dit geestelijk voedsel is op straat niet te halen. Ko Brugbier

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 15