Kaas - en - broodvolk
fmytoekketL-, DE NIEUWE SPORT VOOR TOERISTEN
D
Litteraire
Kanttekeningen
die op 16 augustus
75 jaar werd
Erbij
GELUKWENS AAN
Dr. P. H. Ritter—i
Vakantie in
Schotland
ZATERDAG 17 AUGUSTUS 1957
4
WELKE HOEDANIGHEID, waarin ge
durende een halve eeuw van zijn vijfen
zeventigjarig arbeidzaam leven de jubi
laris dr. P. H. Ritter jr. in het openbaar is
verschenen, verdient de meeste waar
dering: die van journalist of romancier,
van essayist of hoofdredacteur, van poli
tiek agitator of radiospreker, van criticus
of inleider, van tijdschriftredacteur of
bloemlezer, van memoiren-schrijver of
vertaler, van Nutslezer of peregrinus?
Aan elk van deze „functies" wijdde hij
een deel van zijn gaven, in elke vertoonde
hij zich, hoezeer toegewijd, voorwaarde
lijk: onder het voorbehoud van het gehéél
van zijn persoonlijkheid. Want al mag Rit
ter als weinig openbare figuren algemeen
bekend zijn, gekend in zijn tegenstel-
stellingen, in zijn levensdilemma, is hij
hoogst zelden. Eens immers, in zijn jeugd
jaren en wie weet daar nog van was
hij Rudolf Atele, de schrijver van „Kleine
Prozastukken", die bij de Tachtigers, bij
Van Deyssel wel het meest, ter school was
gegaan, omdat er iets in hem was dat hem
daartoe dreef:' zijn kunstenaarschap, zijn
liefde voor het schone, het sierlijke, het
mousserende voor een woordkunst, die
zich aan het leven een roes wilde drinken.
Maar van huis uit was hij een profes-
sorenzoon, die als vaderlijk erfdeel meer
dan één droppel voorliefde voor het ver
toog, het opvoedende, lerende, ethisch-
zich-bezinnende had meegekregen.
„Vertoog en Ontboezeming" heeft hij
een bloemlezing uit zijn essayistisch-no-
vellistisch werk genoemd, in deze titel
samenvattend wat hem bewoog en ver
deelde, aanspoorde en belemmerde: de
tweepoligheid van zedelijke rede en
schoonheidminnend hart. Dat hij zijn le
ven lang een „Junior" bleef, open voor het
nieuwe, het jonge, het toekomstige, maar
niettemin de „Ritter" de traditie van
midden negentiende eeuw in zich niet
verloochenen kon en wilde, dat was on
herroepelijk bepaald door het jaar van
zijn geboorte: 1882. Dr. P. Ritter Jr. werd
te laat geboren, dubbel te laat: te laat
voor het stoer-Hollandse burgerideaal van
de „Gids"-mannen, want te jong daarvoor
en te laat voor het romantisch-heroïsche
individualisme van de Tachtigers, want
daarvoor al te oud. In zijn geboortejaar
had Van Deyssel van zijn kunst-om-de-
kunst-Olympus de eerste banbliksems van
zijn critieken geslingerd, nog geen negen
jaar was Ritter oud toen de Tachtiger
dondergoed het naturalisme voor dood
verklaarde en toen in 1911 Ritter junior
als Rudolf Atele „van het proza ging hou
den" was het getij al gekeerd: Tachtig was
Tachtig niet meer, de liberale burcht van
Thorbecke was door Kuyper en Troelstra
omsingeld de tijd was voorbij om als
Van Deyssel „in een kamer te zitten met
een wit blad voor zich" en te mijmeren of
te fulmineren of klanken te strelen uit de
schoonheid van de taal: in de internatio
nale verte rommelde het bedenkelijk.
Ritter heeft dat alles zeer bewust door
leefd: zeer pijnlijk zelfs en zeer moedig.
Scherp zag hij wat komen ging: „hoe lan
ger zo meer zullen historische en traditio
nele factoren als huisgezin, stand, natio
nalisme en niet in de laatste plaats de
sterk-sprekende afzonderlijke individuali
teit, met zijn bijzondere eigenaardigheden
verdwijnen onder de invloed van de alles
egaliserende en normaliserende moderne
geest". En elders: „Neen, de ideologie is
niet meer te redden. Zij heeft de volken
gestuwd naar de vernietiging, de oorlog.
Maar ze is in die oorlog gesneuveld, om
nooit meer op te staan". Desondanks stond
Ritter, hoe beducht voor de geestloosheid
Abel, De goede herder en Vredenhof maar
op na, romans waarin zijn bespiegelende
aard in de symboliek van zijn figuren de
ware taal kon spreken van zijn dichterlijk
hart. Want in parabelen alleen kon hij,
voor wie de „dingen" meer waren dan
vergankelijke stof, de waarheid uitdruk
ken van zijn levensgevoel, waarin heel
zijn doen en laten, zijn op-aarde-zijn hem
voorkwam als een symbool. Daór, waar
zijn vertoog tot ontboezeming werd in een
„stemming", een atmosferisch gevoel, was
hij Ritter zonder junior, was hij zichzelf:
ondanks zijn dadendrang een dromer, on
danks zijn talloze ontgoochelingen een
dichter, die in zijn diepste verborgenheid
nooit zijn grote illusie zou prijsgeven: die
van een eenheid van hogere orde, waarin
alle tegenstellingen des levens als nietig
heden tegen elkaar wegvallen. In denk
aan één van zijn gaafste prozastukken,
aan „De hoorn der Schelde": Daar schreef
hij: „Toen die vreemde stem in mijn leven
kwam, die zeide, met spotzieke tederheid:
ga zitten gij, veelgejaagde en veelgeplaag
de, gij schrijver aan de lopende band en
verricht nu de zotheid, de knaap die ge
eenmaal waart in u op te roepen, ga zit
ten en teken aan een miniatuur. Toen
staarde ik eensklaps in een symbool dat
achter mij was, als het oog van een moe
der, ongeweten en lang vertrouwd. Dat
symbool was de hoorn, de hoorn der
Schelde".
VEELGEJAAGD, veelgeplaagd zijn
geestelijk erfdeel bestemde hem nu een
maal voor de publiciteit. Hij is die weg
gegaan, is hem trouw gegaan, als chroni
queur en als radiospreker, als volksvoor
lichter, die met angstvallige objectiviteit
de letteren tot de massa bracht, week-in,
week-uit: onderhoudend, charmant, waar
dering betonend waar hem dat maar
enigszins mogelijk was, zowel in zijn keu
ze van de besproken boeken als in zijn
wijze van voordracht. „De waarachtige
kritikus", heeft hij eens geschreven, „vindt
in de technische waardering slechts een
hulpmiddel om de ziel van het kunstwerk
te onderscheiden, zij aanvaardt of laakt
de kunsttechniek slechts in verband met
de karakterexpressie van het kunstwerk".
Om die ziel was het hem te doen. Weke
lijks puurde hij zijn vaak onvrijwillige
lectuur uit, om haar op het spoor te ko
men en over te dragen op zijn hoorders
en zijn lezers. Zijn geschreven woord ligt
her en der verspreid, zijn gesproken
woord vervluchtigde. Maar als straks de
bejaarde junior al jarenlang deel uit
makend van het seniorenconvent der Ne
derlandse letteren eindelijk de tijd zal
vinden om tot zijn eigen hart in plaats
van voor de microfoon te soreken, als de
lopende band hem eindelijk als voltooid
werkstuk van periodieke schrijfkunst er
gens zal afzetten in de stilte van zijn le
ven, dan zal zijn stem naklinken. En wie
weet of dan niet het ogenblik dat ik
hem zo zielsgraag gun en toedenk ge
komen zal zijn, dat die stem pas voluit
zal opklinken: in een werk dat, vrij van
de druk der dagelijks weerkerende nood
zaak, dr. P. H. Ritter Jr. gehéél zal om
vatten de éne Ritter, aan wie zo on
noemelijk velen onnoemelijk veel te dan
ken hebben.
C. J. E. Dinaux
„Knock-out Nick" door W. Verbeeten.
uitgegeven in de „jeu^doocket-serie" van
de uitgeverij „Helmond" te Helmond, is een
verhaal, dat in het Wilde Westen sneelt en
de lotgevallen van een jonge zwerver tot
grondslag heeft. De iongen, die in een klein
cowboj'plaatsje leeft vindt de vriendschap
van een oudere man. die zich later ontpopt
als een lid van het beroemde rangerscorps.
Hij verslaat met behulp van zijn jeugdige
vriend de bende van El Satiro, een gesle
pen halfbloed, die de hele streek terrori
seert. Dit uitroeien gebeurt echter niet na
dat beiden een reeks van spannende avon
turen hebben beleefd. De aanhankelijkheid
van de jeugdige „Knock-out Nick" voor
zijn oudere vriend wordt met gevoeligheid
geschetst en voor de rest moet de jeugdige
lezer het doen met de spannende avonturen,
die in elk jongensboek over het Wilde Wes
ten te vinden zijn. Jammer dat de stijl niet
overal even zuiver is.
Het kasteel, het gedenkteken voor Walter Scott en Princess Street in Edinburgh, de hoofdstad van Schot
land, met haar prachtige omgeving waarvan de tweede foto bij dit artikel een indruk geeft.
ENGELAND EN SCHOTLAND
trekken me nietzo luidt telkens
weer het antwoord, wanneer wij
iemand vragen of hij of zij al eens
een vakantie in Groot-Brittannië
heeft doorgebracht. En helemaal ongelijk kunnen we
ze clan niet geven, want ons ging het destijds net
zoHet land trok ons nu eenmaal niet, eenvoudig
omdat het veel minder tot de romantische verbeel
ding dan bijvoorbeeld Italië, Frankrijk en Spanje
spreekt. En tochhoe jammer is het dat niet veel
méér toeristen Schotland bezoeken! Wat het schone
Scotia te bieden heeft aan natuurschoon, wordt wel
door geen ander land geëvenaard. Niets kan zelfs
worden vergeleken met de majesteit, de rust en de
stille pracht van de Schotse Hooglanden, die men nu
kan doortrekken op de beste maniernamelijk te
paard! Nee, u hoeft niet te kunnen paardrijden om
op deze wijze de Hooglanden in ogenschouw te
nemen. Het is allemaal heel simpel georganiseerd en
wel zo, dat iedereen, oud en jong, er gebruik van kan
maken. In drie jaar tijds groeide het aantal „pony-
trekkers" van ruim honderd tot meer dan tweedui
zend, maar de Hooglanden zijn zo geweldig uitge
strekt, dat men niet bang hoeft te zijn tussen horden l
trekkers terecht te komen.
zouden hebben aangericht). Hij kent de Hooglanden als
geen ander. En passant is hij ook nog exporteur en een
vroegere Olympische kampioen op de karabijn. Dat hij
ook een uitstekend organisator is bleek toen hij de organi
satie van het ponytrekken ter hand nam.
VAN LONDEN bereikt men Edinburgh het goedkoopst
per autobusdienst van de Scottish Omnibuses een gena
tionaliseerde instelling, die bijzonder goede diensten on
derhoudt tussen Londen en Schotland en die iedere zomer
een hele serie prachtige tochten organiseert. Per bus
kost een retour Londen-Glasgow of Londen-Edinburgh
slechts ongeveer vijfendertig gulden. De trein kost bijna
drie keer zoveel. Men reist in een dag van Londen naar
een der genoemde steden. De heenreis gaat door het wes
ten van Engeland, de terugreis door het oosten. En een
schitterende reis is het! De bussen zijn geriefelijk, de ser
vice is uitstekend te noemen. Van Edinburgh neemt men
de bus naar Newtonmore, dat een paar honderd kilometer
ten noorden van Edinburgh ligt en ongeveer zestig kilo
meter ten zuiden van de stad Inverness, aan het beroemde
Loch Ness, waar men nog altijd wel half-en-half aan
„Het Monster" gelooft.
Newtonmore bestaat uit één straat. Het is een aller
aardigst plaatsje, waar slechts twee hotels zijn; de rust
dy'x-x-
zelve! De hotels zijn van het echte Schotse type, niet
groot, maar heel gezellig, met hun open vuren, geweien
geweren, jachttaferelen enzovoort. Het is er niet zo duur
als in Engeland, Frankrijk en Italië: voor ongeveer twin
tig gulden per dag heeft men volledig pension plus een
pony! Er vertoefden ongeveer veertig gasten in het hotel,
die er iedere morgen op uittrokken in een auto, elk ge
wapend met zadel, hoofdstel, voerzak en lunchpakket.
Iedereen wordt namelijk een „eigen" pony toegewezen,
die hij of zij zelf zadelt, voert en borstelt, alles onder het
scherpwakende oog van een ervaren instructrice. Vooral
het zadelen wordt goed gecontroleerd, daar een losse
buikriem rare buitelingen kan veroorzaken bij het be
klimmen of afdalen van steile heuvels of bij het over
steken van de talloze ondiepe maar toch snel vlietende
stromen en beken, waarvan de bodem bezaaid is met
stenen van diverse grootte.
Bij de stallen gekomen begint het opzadelen direct.
Een kwartier later is de stoet op weg, de heuvels in.
Maar zelden zagen wij een zo stil gezelschap. Er werd
bijna niet gesproken. Iedereen genoot en was bijzonder
onder de indruk van wat dat gedeelte van de Hooglanden
te zien gaf. Heuvel op heuvel af, dwars door de hoogste
heide, de schoonste bossen, door het land van het Schot
se edelhert, van de oude Hooglanders, die er de Engel
sen eeuwen lang bevochten, door beken, stromen, mod
derpoelen zonodig, door die onvergetelijke mooie natuur,
die alleen Schotland bezit. De pony's gedroegen zich
voorbeeldig. Zij hebben zo hun paardengedachten over
die stedelingen. Alleen dulden zij geen eigenwijsheid van
hun rijders, wanneer er een stroom moet worden over
gestoken. Heel voorzichtig tasten zij de bodem met hun
voorbeen af. Pas wanneer zij stevige grond voelen, doen
ze een stap verder. Hun taaie ras heeft een ervaring van
vele eeuwen. Het zijn geboren bergpaarden, niet zo heel
klein van stuk, maar oerbetrouwbaar en geweldig sterk.
De lunch wordt in de open lucht gebruikt. De pony's krij
gen hun voerzak en mogen dan een uurtje vrij rond
lopen. Geen enkele denkt eraan de benen te nemen. Na
de lunch is h<jt weer opzadelen geblazen en trekt men
weer een twintigtal mijlen verder de Hooglanden in. De
lucht is hier zo zuiver, dat het is alsof men de energie
kant-en-klaar inademt. En wanneer men ergens op een
verlaten plek afstijgt, tegen de avond, is men niet bij
zonder moe. Op die plek zijn stallen gebouwd voor de
pony's. Iedereen verzorgt zijn of haar eigen rijdier en de
auto van het hotel brengt de gasten naar Newtonmore
terug. De volgende morgen vertrekt men weer per auto
naar de plek waar de dieren werden achtergelaten en
voort gaat het dan weer, andermaal een veertig mijl door
de Hooglanden.
's Avonds in het hotel gonst het dan van de stoere
verhalen, die de „ruiters" menen te moeten opdissen
al moet dan ook menigeen die verhalen staande ten beste
geven. Maar: that's all in de game! Dat moet men er
voor over hebben
HET ZAL heel lang duren aleer onze herinneringen
aan Newtonmore en de Hooglanden vervagen. Aan Ewan
Ormiston's gezellige, gastvrije hotel, aan de open vuren,
aan de advocaat uit Chelsea, de typiste uit Brussel, de
„zeer mooie ogen" uit Dublin.aan allen en aan alles
die die weken in de Schotse Hooglanden tot een onver
beterlijk geheel hebben gemaakt!
B. S. D ijst ra
IN HAAR gezellige werkkamer in Edinburgh, de hoofd
stad van Schotland, zaten wij tegenover mevrouw K. T.
Brown, de secretaresse van de Scottish Council for Phy
sical Recreation, die ons het een en ander vertélde om
trent het ontstaan van de nieuwe toeristensport-, zoals
men het ponytrekken daarginds noemt. De Scottish Coun
cil for Physical Recreation is een instelling, die ten doel
heeft: mannen en vrouwen en jongens en meisjes in de
gelegenheid te stellen profijt te trekken van de gelegen
heid, die de beoefening van gezonde buitensport biedt.
Nu was er lang gepiekerd over de beste manier om dooi
de Hooglanden te trekken. Met de bus gaan was velen
te vluchtig, per fiets of bromfiets was te vermoeiend,
evenals te voet. De Hooglanden zijn namelijk steil en de
wegen zijn er niet zo bijzonder goed, om het nu maar
zachtjes te zeggen. Toen kwam een hotelier uit het plaats
je Newtonmore, diep in het hart van de Hooglanden, op
het idee de vele Highland Ponies, welke hij fokt, ter be
schikking te stellen van zijn gasten. Hij nam contact op
met mevrouw Brown en het eind van het liedje was het
begin van een nieuw toerisme: het ponytrekken!
Mr. Ormiston is niet alleen hotelier en paardenfokker,
maar ook een befaamd herten jager (Schotse edelherten
zijn zo talrijk, dat er jaarlijks vele dieren geschoten moe
ten worden om de schade te voorkomen, die zij anders
DE LEUKOTOMIE, ook wel lobotomie genoemd is een
operatie, die tot doel heeft het gestoorde geestelijke leven bij
geesteszieken te herstellen. Proefnemingen bij dieren, maar ook
ongevalleh en verwondingen aan de schedel en hersenen bij
mensen, hebben psychiaters en neurologen in staat gesteld de
hersenen in kaart te brengen. Dit betekent, dat men bepaalde
functies, zoals smaak, bewegingen, gevoel, reuk, gezichtsver
mogen, maar ook het denkproces en het gevoelsleven, gelokali
seerd acht in bepaalde, scherp omschreven gedeelten van de
hersenen. De bewuste beleving van de emoties kan dan pas tot
stand komen, als er een ongestoorde verbinding bestaat uit
dieper gelegen kernen in de hersenen naar de schorsgebieden
van die gedeelten der hersenen, die vlak onder het voorhoofd
gelegen zijn. Snijdt men de vezels, die de diepe hersenkernen
verbinden met de schorsgebieden van de voorhoofdshersenen
door, dan ontstaat een verlies van combinatievermogen, een be
perking van het geheugen en vernietiging van het associatie
vermogen. Bij mensen, die in de eerste wereldoorlog verwon
dingen kregen van de voorhoofdshersenen, had men ook ver
anderingen in de spraak en het uitdrukkingsvermogen van het
gelaat, de mimiek opgemerkt, terwijl ook het karakter en de
persoonlijkheid wijzigingen ondervonden. Ook bij gezwellen van
de hersenen in deze gebieden zag men vaak veranderingen in de
geestelijke structuur bij de patiënten ontstaan.
Aan de andere kant was het gebleken, dat verwijdering van
de voorhoofdshersenen zonder nadelige gevolgen voor de geeste
lijke vermogens kan geschieden. Deze operaties hebben bij her-
sengezwellen wel eens plaats en het is verwonderlijk te con
stateren, dat ook grote delen van de hersenen kunnen worden
weggenomen zonder schade voor de patiënt. Lichte stoornissen
in het oriënteringsvermogen van tijd en plaats na een dergelijke
hersenoperatie verdwijnen meestal zeer spoedig.
PROF. EGAS MONIZ, hoogleraar te Lissabon, kwam tot de
conclusie, dat het mogelijk moest zijn door het wijzigen van de
banen, langs welke de prikkels in de hersenen zich bewegen,
ook de betrokken gedachten en daarmede het gehele denken, in
andere banen te geleiden. Twee jaar lang maakte professor
Moniz uitvoerige theoretische en ook praktische studies bij
dieren van de diverse facetten van het probleem van door
snijding der hersenbanen. Hij was er van overtuigd, dat juist
de schors van de voorhoofdshersenen van de grootste betekenis
was voor het geestesleven. Door middel van alcoholinjecties ver
nietigde hij bij een patiënt in 1935 de vezels, die de verbinding
vormden van voorhoofdshersenen en dieper gelegen hersen
kernen. Later ging hij er toe over met een speciaal apparaatje
deze vezels door te snijden. De witte stof van de hersenen, de
hersenschors, bevat zeer weinig bloedvaten. De ingreep levert
dus weinig gevaar op voor een bloeding. Deze operatie heet de
leukotomie, dat wil zeggen: het doorsnijden van de witte vezel
verbinding. Vooral in Angelsaksische landen spreekt men ook
wel van de lobotomie, hetgeen het doorsnijden van de verbin
ding met de hersenkwab betekent.
HOEWEL de ingreep op zich zelf weinig gevaarlijk is, kan de
persoonlijkheid van de geopereerde patiënt toch dusdanig ver
anderen, dat men in het algemeen slechts dan tot de operatie
overgaat, als andere geneesmethoden in de psychiatrie gefaald
hebben. De beste resultaten bereikt men bij patiënten, die jaren
lang geleden hebben aan angsten en wanen. De beleving van
bepaalde emoties geschiedt bij deze patiënten op abnormale,
meestal vele te sterke wijze. In hun hallucinaties trekken zij
verkeerde conclusies uit voor normale mensen gewone, dage
lijkse verschijnselen. Zij lijden in. vele gevallen ernstig door de
waandenkbeelden, die zij zich zelf inprenten, maar waaruit zij
noch door gesprekken noch door andere middelen te bevrijden
zijn. Zij interpreteren de werkelijkheid verkeerd en passen zich
dus niet aan bij de realiteit van de hen omringende wereld.
Iemand die aan waandenkbeelden, hallucinaties of angsten lijdt,
reageert wel logisch binnen het kader van zijn gèdachtengang.
Maar dit brengt hem in conflict met de hem omringende
mensengemeenschap en maakt hem soms onmaatschappelijk en
moeilijk houdbaar binnen de gewone samenleving.
Na een leukotomie wordt de verwerking van empties en ge
waarwordingen bij de patiënt in andere banen geleid. Dit heeft
bij veel mensen tot gevolg, dat zij hun emoties beter kunnen
verwerken en normaler beleven. Zij verliezen hun angsten en
hallucinaties, vooral ook daarom, omdat de emoties, angsten en
dergelijke niet meer tot de volledige bewustwording door
dringen. Omdat emoties niet volledig meer beleefd worden, is
het bij een aantal geopereerde patiënten of hun persoonlijkheid
vervlakt wordt, gevoelslozer is geworden. Het „fijne" van de
persoonlijkheid is dan verloren gegaan, een minder genuanceerd
mens is overgebleven. De intellectuele vermogens kunnen intact
zijn gebleven, het diepere gevoelsleven kan afgestompt en ver
minderd zijn. Ondanks deze bezwaren welke men tegen de ge
noemde hersenoperaties kan inbrengen, worden ze. ook in ons
land, bij vele patiënten met langdurige, chronische geestes
ziekten uitgevoerd. In vele gevallen gelukt het mensen, die lange
tijd achtereen slechts in een inrichting verpleegd konden wor
den, na een operatie weer aan hun gezin en maatschappij terug
te geven.
Prof. Moniz, die de theoretische en praktische grondslagen
heeft gelegd voor de leukotomie, kreeg in 1948 tezamen met
W. R. Hess, de Nobelprijs voor geneeskunde en physiologie.
Z. Baruch
der komende tijden, een Idee voor, het
wezenlijke van een eerwaardige traditie te
redden, door het als patroon voor het on
weerstaanbaar nieuwe te behouden, in zijn
politieke overtuiging, zijn levensstijl, zijn
geschreven en gesproken woord. Syn
these, eenheid, harmonie van zeer jong
tot zeer oud heeft hij het daarbij gehou
den, zonder zich met de illusie te paaien,
ooit in zichzelf de Kaïn met de Abel, de
retor met de kunstenaar, de didacticus
met de creatieve mens te zullen verzoe
nen. Men leze er zijn romans: Kaïn en
DE UITDRUKKING „....dan worden
vrouwen tot hyena's" is zo vaak geciteerd,
dat vrijwel niemand meer weet, wie als de
geestelijke vader daarvan te boek staat.
Dat gebeurt wel meer met gevleugelde
woorden: ze verlaten het litteraire nest om
een zelfstandig leven te gaan leiden, het
geen er in de praktijk op neerkomt dat zij
gemeengoed worden. Wie de vinder van
deze beeldspraak ook geweest mag zijn, het
was een man - ongetwijfeld een man- met
een profetische geest, want hij kwam reeds
tot de vergelijking toen nog geen enkele
bakker of melkboer eraan dacht vakantie
te nemen
Er zijn verscheidene omstandigheden te
bedenken en te ervaren, waaronder dames
vrouwen worden. Maar nooit ontpopt het
roofdiereninstinct zich zo ongeremd als
wanneer zij zich moeten verdringen om
boodschappen te halen. Anders zo vredige
pleinen en straten, lanen en grachten ver
anderen in buitenposten van het oerwoud
zodra de broodbezorger of melkslijter zijn
standplaats in de hem tijdens de vakantie
van zijn collega's aangewezen wijk betrekt
en zijn aanwezigheid met ratel of gong
slagen kenbaar maakt. Voor de bedrijfs
leidsters van het gezinsleven is dit een
rampzalige regeling. Wat moeten zij im
mers doen? Juist, zij moeten het huis
houden in de steek laten. Nu kan dat huis
houden ons, mannen, geen steek schelen.
Voor een echte vrouw, de ouderwetse, de
ware, zijn echter haar ziel en zaligheid en
portemonnaie ermee gemoeid.
Vandaar die opwinding, welke koorts
achtig verhoogd wordt door de pertinente
verklaring van iedere vrouw, dat zij de
eerste was. Dat is zij binnenskamers ge
wend. Maar die regel gaat buitenshuis niet
op. Woedende hartstochten breken los, zelfs
de brompotten van de gemotoriseerde
fietsen worden erdoor overschreeuwd. Tant
de bruit pour une omelette, die zij niet
eens van plan zijn te bereiden. In de strijd
om het bestaan gelden de wetten van de
jungle. Vandaar ook - aldus Ko Brugbier
in zijn rol van psycholoog - de passie om
een bontjas te dragen.
En toch zijn deze twisten van het vrou
welijk kaas-en-broodvolk nog niets verge
leken bij de opstootjes, die dagelijks uit
breken in de stations en bij de halteplaat
sen van openbare vervoermiddelen. Zodra
een vrouw moeder is geworden, drijft de
beschermingsdrang haar tot de travestie
van haantje de voorste.
Het is maar goed, dat er bioscopen zijn,
waar de mannen hun illusies de kost kun
nen geven, want dit geestelijk voedsel is op
straat niet te halen.
Ko Brugbier