Verdwijnen van blauwe tram sluit een boeiend hoofdstuk van de geschiedenis der N.Z.H. af Affiches in de Vleeshal Van ons nam de tram gisteren afscheid AUTOBUSSEN OP LIJN AMSTERDAM-ZANDVOORT In 1899 sprak men van „nieuwlichterij" ZATERDAG 17 AUGUSTUS 1957 HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT 5 Jongen rijdt tegen stilstaande auto Weer stand Boedapesters Conductrice Humoristische noot bij „droevig" afscheid Een oude E.N.E.T. motorwagen met volgwagens bij de viersprong in Aérdenhout Naast de tentoonstelling „Het Station", die reeds een week lang in de Haarlemse Vleeshal wordt gehouden en in die tijd ruim twaalfhonderd bezoekers heeft ge trokken is op de zolder van het histo rische bouwwerk een tentoonstelling van spoorwegaffiches ingericht. „Het Station" was ook reeds in Rotterdam in het Bouw centrum te zien, maar de affiches zijn voor de eerste keer in Nederland geëxpo seerd. Het is een goede gedachte geweest van de organisatoren van de stations expositie de stichting Haarlems Bloei en de Nederlandse Spoorwegen om tegelijkertijd een beeld te geven van wat aan reclameaffiches op spoorweg- en vreemdelingenverkeersgebied in de on derscheiden Europese landen is bereikt. De tentoonstelling kon natuurlijk niet volledig zijn: men heeft een keuze moeten maken. Hierbij is gestreefd naar een zo groot mogelijke verscheidenheid: naast kleurige moderne aanplakbiljetten vindt men ook ontwerpen van meer conventio nele aard. Het geheel is zo aantrekkelijk mogelijk geëxposeerd, waartoe de aard van de zolder zich uitstekend leende: de affiches zijn aangebracht op vertikale borden, die volgens een streng geometrisch patroon zijn geplaatst. Wat dit betreft sluit het geheel prachtig aan bij de rest van de tentoonstelling „Het Station", die is opgesteld in bijna volmaakte harmonie met het historische interieur van de Vleeshal. Men ontkomt bij het bezoeken van de affiches nauwelijks aan de verleiding een vergelijking te maken tussen de ontwer pen, die de verschillende landen vertegen woordigen, al moet hieraan onmiddellijk worden toegevoegd, dat het ons voorkomt, dat de gemaakte keuze voor lang niet alle vertegenwoordigende landen representatief genoemd zal kunnen worden. De Duitse affiches, die tentoongesteld zijn, munten uit door eenvoudige compo sitie en moderne kleurenschema's. Ove rigens behoren zij niet tot het sterkste wat aan grafische kunst in Duitsland is voort gebracht. De ontwerpen zijn vaak wat rommelig en doen niet altijd even oor spronkelijk aan. Geestig is de tekening van de slapende poes, die het „behaaglijk reizen" per trein adverteert. De affiches van Oostenrijk zijn even min opmerkelijk: weinig sprekend van opzet en oorspronkelijkheid. De Italianen zijn vertegenwoordigd met een aantal aanplakbiljetten, die het reizen door het land aanmoedigen. De kwaliteit van de uitvoering is van de meeste zeer bijzonder en ook de ontwerpen doen meestal weldadig aan. Hier is een verant woord gebruik gemaakt van symbolen uit de oudheid, gecombineerd met moderne vervoersmiddelen. Van Nederland hangen enkele affiches: „Bezoek Holland" in verscheidene talen. De moeilijkheid van het ontwerp is hier opgelost doordat men gebruik heeft ge maakt van reproducties van erkende meesters. Het resultaat is dankbaar, maar van het ontwerpvermogen van moderne Nederlandse grafici geven zij geen beeld. Het hier genoemde systeem wordt trou wens ook bij de affiches van andere lan den gevolgd: zoals bijvoorbeeld Engeland en Frankrijk. Bij de Nederlandse inzen ding was een grappig ontwerp voor een bezoek aan Madurodam: op eer zwarte achtergrond enige kinderlijke tekeninge tjes, die een passende tekst omgaven. Het geheel gaf een aardig en geestig effect. De Engelsen hadden bij hun affiches enkele, die zo uit het weekblad Punch konden zijn gestapt: veel mensen, die met het Britse gevoel voor zelfspot kundig ge- karaktiseerd waren. Ook enige conventio nele ontwerpen ontbraken echter niet, waar bij sommige een wanverhouding tus sen (teveel) tekst en kleine tekeningetjes viel waar te nemen. Veel ontwerpen van moderne Engelse schilders vielen echter op door een geestige opzet. Denemarken was vrij eenzijdig ver tegenwoordigd door enige aanplakbiljet ten met reusachtige bruggen: goed van compositie, maar naar onze smaak iets te zwaar uitgevoerd. Frankrijk kwam bijzonder goed voor de dag met enige reproducties van moderne Franse meesters, onder meer Dufy. De Deze beide foto's geven een beeld van de eindpunten van de „blauwe Haar lemse tram". Aan de ene kant de Spui straat in Amsterdam, waar juist een tramstel uit Zandvoort is aangekomen. Links op de foto de oude tram naar Sloterdijk, in de wandeling „de kikker" genaamd. De andere foto brengt het eindpunt in Zandvoort omstreeks 1931 in beeld. In de laatste kwarteeuw is hier betrekkelijk Weinig veranderd. Beide foto's zijn afkomstig uit het archief G. J de Swart. Donderdag is een vijftienjarige bromfiet ser op de Haven in Hillegom tegen een stil staande auto gereden. Nadat dr. J. J. Ver- sluys eerste hulp had verleend, werd de jongen voor verdere behandeling naar een Haarlems ziekenhuis overgebracht, 's Avonds kon hij weer naar huis worden vervoerd. affiches, die bepaalde landstreken adver teerden, waren kleurig, knap en esthetisch verantwoord. De Finse afbeeldingen waren voorname lijk plaatjesachtig evenals de Zwitserse inzending, die saaie kleuren vertoonde en waarvan het ontwerp van enige platen wel een halve eeuw geleden tot stand leek te zijn gekomen. Een voorbeeld van wat in Zwitserland door de grafische kunste naars wordt bereikt gaven ze zeer beslist niet, omdat ons heel wat voortreffelijke voorbeelden van Zwitserse affichekunst bekend zijn. Uit Zweden waren enige vrij conven tionele ontwerpen aanwezig, waarvan dat van de reis van Nils Holgersson opviel door het oorspronkelijke ervan. België was vrij eenzijdig vertegenwoor digd: gezichten vanuit vensters op Bel gisch land en steden. De tentoonstelling werd besloten met enige affiches van Wagons-Lits, die het reizen per slaapwagen aanbevolen en zeker niet onaantrekkelijk zijn. Bij de beoordeling van de hier geëxpo seerde affiches zal men er echter mee rekening moeten houden, dat zij voor de vertegenwoordigende landen zeker niet representatief zijn. De keuze, die gemaakt is biedt echter gelegenheid tot vergelijkingsmateriaal en het geheel voegt een aantrekkelijke kleu rige noot toe aan het meer technisch- stedebouwkundige karakter van de expo sitie van het station. Als men deze bedoe ling van de organisatoren voor ogen houdt moet men constateren, dat zij in hun op zet geslaagd zijn. Over twee weken zal de blauwe tram tussen Amsterdam en Zandvoort niet meer bestaan. O an zullen alle forensen, badgasten, tram -minnen den en andere reizi gers moeten aanvaarden, dat, ondanks alle protesten en bezwaren tegen de voorgenomen opheffing van één van de oudste en drukste elektrische tramlijnen ja ons land, het vervoer tussen hoofdstad en badplaats voortaan per bus zal worden uitgevoerd. Tenminste voor zover het de exploitatie door de Noord- Zuid-Hollandse Vervoermaatschappij betreft. De concessie voor de tramdienst ]jep in 1954 af en reeds jaren voor die tijd is de directie van de NZH bezig geweest met het voeren van besprekingen met de betreffende gemeenten om een verlenging van de concessie te verkrijgen, waarna zij het plan had voor de dienst gloednieuwe tweewagenstellen aan te schaffen. Het was echter de ge meente Amsterdam, die de meeste bezwaren opwierp, omdat het centrum van de hoofdstad naast het overstelpend drukke plaatselijke verkeer in de spitsuren niet nog eens de passage van de soms uit vier rijtuigen bestaande treinen van de Haarlemse tram kon verwerken. En daarmee was het lot van de „blauwe tram" in wezen bezegeld. Want ofschoon men nadien nog heeft getracht een voor alle partijen bevredigende route door de straten van Amsterdam te ont werpen, is men daar niet in geslaagd. Dit lag ook wel in de lijn van de ver wachting, omdat in deze aangelegenheid de belangen van gemeente en NZH te ver uiteenliepen. Verscheidene plannen zijn ontworpen en hebben kortere of langere tijd onderwerp van besprekingen uitgemaakt, maar het een na het ander moest worden prijsgegeven, omdat er onoverkomelijke bezwaren aan verbonden waren. En dit bepaalde definitief het lot van de tram. De tram zou dus verdwijnen en daar mee kwam een einde aan een roemrijk hoofdstuk uit de vervoersgeschiedenis van het Nederlandse tramwezen, een hoofd stuk, dat zich over een periode van meer dan een halve eeuw heeft uitgestrekt. Dc lijn Amsterdam-Zandvoort bestond vroeger uit twee gedeelten, die elkaar in Haarlem raakten: de lijn Zandvoort- Haarlem en het jongere trajekt Haarlem- Amsterdam. In 1897 vonden concessionarissen Arend en Van der Steur een combinatie bereid hun plannen voor een elektrische tram verbinding tussen Zandvoort en Haarlem uit te voeren en twee jaar later kon de Eerste Nederlandsche Eelectrische Tram wegmaatschappij met de geregelde dienst beginnen. Er werd een bedrag van ruim een half miljoen gulden in het bedrijf geïnvesteerd, een bedrag, dat een fractie is van de som men, die nu voor een dergelijke onder neming zouden moeten worden uitgetrok ken. In het eerste jaar leed het bedrijf een verlies van duizend gulden, maar dat kwam, omdat pas in juli met de dienst kon worden begonnen en de uitgaven zich over het gehele jaar uitstrekten. Dit is een foto van de heer J. G. N. Leurs, de eerste conducteur van de elektrische tram in Nederland. Hij was van 1899-1939 onafgebroken in dienst van E.S.M. en N.Z.H. Na hem hebben talrijke conducteurs zijn voorbeeld ge volgd. Later zijn ook conductrices aan gesteld. Een van de eersten van hen zien wij op de andere foto staan voor een rijtuig van de E.S.M.geflankeerd door twee robuste mannelijke collega's. „De eerste vrouwelijke condxictexir" zo schreef een krant uit die dagen, „maakte de eerste dienstrit op de tram., die te drie uur van Amsterdam naar Haarlem vertrokTypisch is het con- dïictrice-uniform uit die tijd, waarbij als uiterlijk teken van de waardigheid van het beroep het fluitje niet ontbrak. Begonnen werd met acht „grote" rij tuigen van Beijnes en met 78 man perso neel. Via de ceintuurbaan in Haarlem maakte men gebruik om doorgaande trams Zandvoort-Station Haarlem te laten lopen. In hetzelfde jaar, waarin voor het eerst sprake was van een concessie Zandvoort- Haarlem, werd ook een concessie aange vraagd voor een tramverbinding tussen Amsterdam en Haarlem. De heren Fr. An derheggen jr. en L. J. Neumeyer jr. waren de aanvragers. Op 22 maart 1900 keurde de Amsterdamse gemeenteraad de conces sievoorwaarden en de conceptovereen komst goed en op 22 december 1902 werd de actie van oprichting gepasseerd van de n.v. Electrische Spoorweg Maatschap pij. In het voorjaar van 1904 was de ge hele baan gereed en op 4 oktober van dat zelfde jaar had de feestelijke opening plaats in aanwezigheid van talrijke auto riteiten, onder wie de Commissaris der Koningin in de provincie Noordholland. Het tracé van de lijn was in die begin jaren vrijwel hetzelfde als thans nog het geval is. Slechts het eindpunt in Amster dam was op het Spui. Ongeveer drie jaar later werd dit eindpunt verplaatst naar de Spuistraat, omdat het passeren van de Nieuwe Zijds Voorburgwal in Amsterdam door de tramtreinen grote moeilijkheden opleverde met het oog op het drukke ver keer. De gemeente Haarlem had indertijd by het verlenen van de concessie de wens geuit, dat een doorgaande verbinding Am sterdam-Zandvoort zou ontstaan en op 22 juli 1904 werd met de E.N.E.T. een overeenkomst aangegaan, volgens welke de lyn Haarlem-Zandvoort door de E.S.M. zou worden geëxploiteerd. De toestand heeft bestaan tot 1 januari 1924, toen een exploitatieovereenkomst met de N.Z.H. van kracht werd. Van toen af aan werden de trams, die aanvankelijk groen en later geel van kleur waren, geleidelijk blauw geschilderd. Ook de baan langs de weg Amsterdam- Haarlem heeft niet altijd op dezelfde plaats gelegen als thans het geval is. Vroe ger lagen de tramrails namelijk aan weerszijden van de weg. De totstandkoming van de tramlijn is niet geheel zonder weerstand van bepaal de groepen verlopen: oude Zandvoorters zagen niet veel heil in het nieuwe ver voermiddel en gemeente- en polderbe sturen, die op eigen voordeel uit waren hebben ook een vertragende invloed uit geoefend. Merkwaardig is, dat thans dezelfde ca tegorieën met uitzondering van het ge meentebestuur van Amsterdam nu fer vente voorstanders van de tram zijn en het over het algemeen betreuren, dat de dienst in het vervolg door autobussen zal worden uitgevoerd. Al heeft het tracé in de loop der jaren weinig verandering ondergaan anders is dit met het materiaal, dat voor de dienst werd gebruikt. De kleinere motorwagens van de E.N.E.T. werden al spoedig ver vangen door de bekende wagens van de E.S.M., die waren vervaardigd door de firma Métallurgique. Het waren de motor wagens met de vele hoge ruitjes, die men op de spitsuren ook thans nog wel kan zien rijden. In het begin werd de dienst met losse wagens uitgevoerd, die het grootste ge deelte van de dag elke tien minuten reden. De drukte nam echter hand over hand toe. zodat al spoedig een begin gemaakt werd met het aanschaffen van volgwagens. In 1907 werd een proef genomen met scha keltrams. Dit waren treinstellen bestaande uit motorwagen, volgwagen, motorwagen. Na de eerste wereldoorlog kwamen de zo genaamde luxe wagens van Beijnes de dienst versterken. Dit zijn de bekende wagens met voor- en achterbalkons en grote ramen, die ook thans nog regelmatig dienst doen. In 1923 werden de zogenaam de Boedapesters aan het materieel toege voegd: de stoere rijtuigen met middenbal kons, waarin het ook thans nog een ge noegen is zich te laten vervoeren. De bij naam ontlenen deze wagens aan de fabriek van Ganz en Co, die in Boedapest gelegen is. Deze wagens hebben over het algemeen Het Houtplein, zoals het er een kleine halve eeuw geleden uitzag. Veel is er veranderd, maar ook toen al reed de „blauwe tram" er op weg naar Amster dam. De dienst werd in die dagen met enkele wagens gereden, die het groot ste gedeelte van de dag een tien- minutendienst onderhielden. De foto is afkomstig uit het archief G. J. de Swart zeer goed voldaan. Een bezwaar, dat voor al nu gaat wegen wordt gevormd door het grote gewicht van de wagens: een motorrijtuig weegt maar liefst 36 ton. Juist door dit grote gewicht kosten de Boedapesters veel stroom: als er veel in een bepaalde sectie waren, ondervonden de andere trams hiervan de last, omdat de meeste stroom door de grotere broers werd verbruikt. Een bijzonderheid van de lijn Amster dam-Zandvoort is,' dat de gehele baan is uitgevoerd in het zogenaamde smalspoor: de spoorbreedte bedraagt precies één me ter. Na de overname van de lijn door de NZH in 1924 is er wel over gedacht nor maal spoor (1435 cm) in te voeren, maar men is toen voor de hoge kosten van om schakeling teruggeschrokken, al zou de normalisatie ook vele voordelen hebben gehad met het oog op de andere lijnen van de NZH, die alle normaalspoor had den. Een andere bijzonderheid is het restau ratierijtuig, dat van 1911 af enige jaren heeft meegelopen. Dit is misschien wel het enige restauratierijtuig geweest, dat ooit door een elektrische tramwegmaatschappij in dienst is genomen. Een bestaand rijtuig werd hiertoe omgebouwd: in de oude rook- afdeling werd een keukentje ingebouwd en in de rest van de wagen werden tafeltjes en stoeltjes geplaatst, waar men verfris singen kon drinken en belegde broodjes kon eten. Voordat de eerste wereldoorlog uitbrak was het restauratierijtuig echter al uit de dienst genomen, waarschijnlijk wegens ge brek aan belangstelling. In die eerste wereldoorlog deed trou wens een nieuw verschijnsel zijn intrede bij de NZH, als wij tenminste in dit geval oneerbiedig van verschijnsel mogen spreken: het waren de eerste conductri ces. Lang hebben zij het ook "niet uitge houden en men moet wel aannemen, dat het hier een gevolg van oorlogsomstan digheden betrof. De lijn Amsterdam-Zandvoort heeft de gehele evolutie van de N.Z.H. van kleine trammaatschappij tot streekvervoersonder- neming meegemaakt. En de lijn speelde in dat geheel een niet geringe rol, want het was één der drukste diensten van de maat- schappij. En nu zich bij de N.Z.H. een ge leidelijke stabilisatie voltrekt, waarbij on der meer de lijnen in Waterland enige ja- ren geleden werden afgestoten, zal de i „oude" lijn hopelijk een even belangrijke rol blijven spelen, al zullen dan de ver trouwde blauwe trams met hun bekende hese fluitjes worden vervangen door ge stroomlijnde grijze autobussen en zal het eindpunt voor de reizigers in Amsterdam niet meer in de Spuistraat, maar in de I Marnixstraat zijn gelegen. En dan komt wellicht de tijd, dat men aan de nieuwe vervoermiddelen in dezelfde mate gehecht zal raken, als men nu aan de tram ver knocht blijkt te zijn, het vervoermiddel, dat boze Zandvoorters in 1899 als „nieuw lichterij" verwierpen. tram spijten, al zullen zij het in de toe komst wel gemakkelijker hebben. Want na 1 september zal hun werk zich voorname lijk tot één bus bepalen en behoeven zij niet meer van de ene wagen naar de an dere te gaan, terwijl het voertuig in volle vaart over de Amsterdamsevaart rijdt. Het was voor nieuwelingen altijd weer een huiveringwekkend gezicht, als tussen Haarlem en Halfweg de conducteur van de ene wagen naar de andere overstapte. In spanning werd altijd gekeken, hoe het afliep en een zucht van verlichting werd geslaakt, als de conducteur veilig het andere rijtuig had bereikt. Onbewogen opende hij het deurtje aan de voorkant van de achterste wagen, ter wijl een koude windvlaag door de tram veegde. Vervolgens stapte hij op het minuscule platformpje tussen de twee wa gens en hield zich op dit schuddende vloer tje in evenwicht door zich aan een ijzeren stang te klemmen, daarna werd met twee snelle bewegingen de deur achter hem ge sloten en de andere geopend en stapte hij rustig in het andere rijtuig. De tramvete ranen keken nauwelijks nog naar deze manoeuvre. Te zeer waren zij verdiept in de krant, die zij lazen alsof zij zich thuis of in een treincoupé bevonden. Zonder op te kijken wisten zij ook waar zij moesten uitstappen: zij waren vergroeid met de tram. In de bus gaat het misschien vlugger, maar het zal een tijd duren, voordat een aparte sfeer als bij de oude tram zal zijn gegroeid. En daarom willen wij niet bij het afscheid zijn. Wij hebben afscheid ge nomen van de blauwe tram, toen hij in volle actie zijn dienst deed, als in de afge lopen vijftig jaar. Voor ons heeft hij zijn laatste rit gisteren gereden. De stichting Haarlems Bloei heeft be sloten de laatste rit van de blauwe tram niet onopgemerkt voorbij te laten gaan. Aan de op zichzelf enigszins droevige ge beurtenis het betreft immers een af scheid wil Haarlems Bloei eenhu moristische noot geven. Zaterdag 31 augustus tussen acht en half negen zal aan de Tempeliersstraat een spe ciale oude versierde tram aankomen. De uit honderd man bestaande Konink lijke Liedertafel „Zang en Vriendschap" zal in geklede jas met hoge hoed gereed staan om een door onze muziekmedewerker Jos de Klerk gecomponeerd „Requiem" op de blauwe" te zingen. Een bekende Haarlemse persoonlijkheid zal de lijkrede uitspreken. De directeur van de N.Z.H.V.M., de heer J. J. Jurrissen, zal bij de „plechtigheid" aanwezig zijn. De laatste tram zal, zoals wij reeds be richt hebben, die avond niet in werkelijk heid vertrekken, aangezien de omschake ling van trams op bussen later in de avond te veel aandacht van de vervoermaatschap pij vraagt. schil in appreciatie in, want in het alge meen wordt het oude gewaardeerd, niet om zijn fouten, maar ondanks zijn tekort komingen. En daarom heeft het ons ach tereenvolgens gespeten, dat het zeilschip, het luchtschip, de stoommachine en de locomotief verdwenen zijn. Daarom ook zal het ons nu spijten, dat de tram ver dwijnt. Menig Haarlemmer zal de autobus met iets van argwaan in zijn ogen begroe ten, als hij bij de halte staat, maar het zal ermee eindigen, dat hij de bus accepteert, zoals hij ook het motorschip, de vlieg machine, de oliestookgenerator en de elek trische trein achtereenvolgens heeft ge accepteerd. En misschien komt eens de tijd, dat men de bus met een zelfde mate van emotie ziet verdwijnen, als men hem nu koud en onverschillig verwelkomt. En dan zal de blauwe tram al lang ver geten zijn. Een rit in de tram betekende voor ons onveranderlijk een genoegenOf het nu zo mer ivas en honderden zich naar zee spoedden, of winter als slechts forensen en de stad bezoekende dames de coupé's vul den, of het nu regende, sneeuwde of warm was: altijd verkozen wij, als het maar even wilde, de tram boven de trein. Het was immer weer een vertrouwd gezicht het blauwe gevaarte in de verte te zien aan komen bij de haltes tussen Zandvoort en Haarlem: fluitend bij overwegen en krui singen en zwaar bonkend over de smalle rails. Als het niet druk was kon het gebeu ren,-dat je met één of twee anderen in een afdeling zittend spoedig in gesprek raakte. Vaak gebeurde het, dat hele levengeschie denissen werden verteld zonder een enkele claim op reciprociteit. Alleen maar, omdat de betrokkene zijn hart wilde luchten, om een praatje verlegen was of zo maar omdat gezellig gepraat de reis zo bekortte. De conducteurs kenden hun trouwe klan ten en vaak behoefde zo'n oudgediende nauwelijks zijn abonnement te voorschijn te halen: hij reisde immers iedere dag twee keer met de tram naar Amsterdam? De conducteurs zal het vertrek van de 'J MÊ Voor ons heeft de blauwe tram zijn laat ste rit gisteren gereden, toen wij naar Amsterdam moesten en oudergewoonte de tram namen, die ons na drie kwartier heer lijk boemelen midden in de hoofdstad bij het Spui afzette. Bij de allerlaatste rit over veertien dagen hopen wij niet aanwezig te zijn, want dat zou ons het gevoel kun nen geven, dat het allemaal niet echt meer is. Er zal dan een opgeschroefde, gemengde stemming heersen, die het onmogelijk maakt op passende wijze afscheid te nemen van het vehikel, dat ons, onze ouders en onze grootouders al ruim een halve eeuw op geriefelijke wijze naar zee en naar de hoofdstad bracht. En met deze xvoorden wil allerminst iets onaangenaams gezegd zijn tegen de nieuwe autobussen, die na 1 september de taak van de „blauwe" zullen overnemen, want eigenlijk kan men niets anders tegen auto bussen inbrengen dan dat zij nieuw zijn. Autobussen zijn nieuw en de tram was al een halve eeuw oud. Daar zit 'm het ver-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 7