öp Cuba vormen geruchten
de „tweede industrie
Vergelijking van kunsten
zonder oplossing
WOONPLAATS VAN ZEVENENTWINTIG REGERENDE VORSTEN
HINK-STAP-SPRONG DOOR DE EEUWIGHEID
Erbij
P A GI NA DRIE
DANSPA TR ONEN
VAN SLAVEN
ONOPHO UDELIJK
TELEFONEREN
ZATERDAG 7 SEPTEMBER 1957
LANGER dan duizend jaar reeds staat,
temidden van golvende heuvels in een
klein bos nabij de rivier de Tweed in
Schotland het stamslot van het graven
geslacht Traquair. Het beheerst het land
schap. Het gaf door de eeuwen heen de
toon aan in de geschiedenis van de streek.
Als een burgerlijke protégé van het adel
lijke kasteel ligt op een afstand van an
derhalve kilometer van het slot de plaats
Innerleithen. Toen ik daar vertoefde, be
sloot ik al gauw om Traquair te gaan be
kijken. Want vrijwel iedereen met wie ik
in Innerleithen sprak vertelde mij over
de geschiedenis en de geheimzinnige
dingen van het slot, dat het oudste tot op
de huidige dag bewoonde kasteel van heel
Schotland is. Ik ging te voet naar Tra
quair. Een auto is te modern. Daarmee zou
ik beslist niet goed ontvangen zijn in die
vroeg-middeleeuwse kasteelsfeer. Ik
kwam bij de hoofdingang. Gesloten. Twee
forse, uit steen gehouwen beren terzijde
van het hek bewaakten de toegang. Ik
deed een paar passen achteruit en keek
langs de ongeveer vierhonderd meter
lange oprijlaan, omzoomd door mooi ge
boomte. Door het hek en door die laan
KUNSTUITINGEN van de pre-
nistorische mens zijn in veel lan
den gevonden. Wij wezen er reeds
eerder op, dat zij onderling veel
overeenkomst vertonen.
I De wetenschap heeft
SlOt voor dit verschijnsel
nog geen afdoende ver
klaring gevonden.
Enige jaren geleden werd het
raadsel nog groter dan het al was
en wel als gevolg van ontdekkin-
welke men aantrof in de graven
en woongrotten der S teen tij d-
Europeanen. De kunstproducten
der Australische inboorlingen
konden gemaakt zijn door Euro
pese kunstenaars uit de Steentijd.
En wat de gedachtenwereld be
treft, ook al is het dan niet mo
gelijk om precies na te gaan hoe
het daarmee gesteld was bij de
Steen tij d-Europeanen mag men
toch aannemen, dat hij punten
geheimen van de eeuwenoude familiege
schiedenis van zijn bewoners. Daar is bij
voorbeeld het wonderlijke lot van Heer
Karei, de eerste graaf van Traquair. Hij
bracht het eerst tot een der hoogste amb
telijke functies in het koninkrijk Schot
land, te weten tot Lord-Schatbewaarder,
doch stierf nadien niettemin in zeer be
hoeftige omstandigheden in Edinburgh.
Ook zijn er op Traquair echter herinne
ringen aan stijl, geluk, aan trouwe liefde,
aan ouderlijke genegenheid en dankbare
kinderen. Geen wonder, dat tal van dich
ters en schrijvers inspiratie voor hun werk
zochten en vonden op Traquair. Zij be
zongen het kasteel en zijn historie. Zij
bezongen de daden van zijn bewoners en
van de vorsten, die er als gast vertoefden.
Sir Walter Scott ontleende de gegevens
voor ten minste twee van zijn romans aan
Traquair.
HET OUDE middeleeuwse slot werd
voor het laatst „gemoderniseerd" in 1664.
Toen werden er namelijk twee vleugels
bij de toren gebouwd. Sedertdien is er
niets van betekenis veranderd. Nog steeds
verwarmen de bewoners het hele slot met
gen in het Land van Arnhem
(Australië). De inboorlingen, die
de Europeanen bij hun komst in
Australië aantroffen, zijn nog niet
geheel uitgestorven. Nog heden
ten dage zijn er stammen, die le
ven als eens de mensen in Europa
in de Steentijd. Het lijkt wel of
de geschiedenis in Australië bleef
stilstaan om ons in staat te stel
len een beeld te vormen van het
leven onzer voorouders in de
Steentijd. In het Land van Arn
hem maakte de Australische rege
ring een reservaat voor inboor
lingen. Daar kunnen zij onge
stoord en naar de trant hunner
vaderen leven. Daar vindt men de
Steentijd welhaast in optima for
ma terug. De wapens en gebruiks
voorwerpen lijken er op die,
van overeenkomst vertoonde met
de gedachtenwereld van de
z.g. „Arnhemmers" in Australië.
TUSSEN de kunstzinnige pro-
dukten en de wereldbeschouwing
van de primitieve mens bestaat
een nauw verband. Zo was het in
de Steentijd, zo is het ook thans
nog. Vrijwel alle beelden, motie
ven en tekeningen hangen samen
met mythen, bovenzinnelijke
voorstellingen of magische hande
lingen. De magische denkwijze
inspireert menige primitieve
kunstenaar. Een paar voorbeelden
ter verduidelijking. Als zo'n pri
mitieve kunstenaar uit het Land
van Arnhem een schildpad tekent
aan een lijn, meent hij de levende
schildpadden te dwingen ook zich
te laten vangen. Beeldt hij een
vluchtend dier af, dan gelooft hij
aldus ook de levende dieren tot
vluchten te dwingen. In dit licht
gezien worden tal van rotsteke
ningen van Europese Steentijd--
mensen begrijpelijk. Beeldde zo'n
Steentij d-mens bij voorbeeld een
gewonde bison af met een mens
er naast, dan geloofde hij, dat die
tekening hem succes op de bison-
jacht zou bezorgen.
DE Amerikaanse en Australi
sche geleerden, die in het Land
van Arnhem een studie hebben
gemaakt van ae kunst der inboor
lingen, brachten een schat van
materiaal bijeen, die ons in staat
stelt om een betere indruk te krij
gen van wat er in het grijze ver
leden leefde in de zielen onzer
voorzaten. Die Australische kunst
zinnige produkten zijn soms mooi.
Bovendien getuigen zij vrijwel
alle van vaardigheid en technisch
meesterschap. De kroon op het
ontdekkingswerk kon worden ge
zet toen één dier geleerden de
Amerikaan dr. Charles P. Mount-
ford in het Land van Arnhem
een kunst ontdekte, die niet af
komstig is van de huidige primi
tieve bewoners. Die vorm ver
schilt van die der huidige bewo
ners hemelsbreed. Diep in een
doolhof van kloven en spelonken
stiet Mountford op afbeeldingen
van dunne, bewegelijke lijnfi-
guurtjes, van mensen, die jagen,
rennen, vechten en springen. Zij
waren rood van kleur. Zij ver
toonden veel overeenkomst met
prehistorische rotstekeningen el
ders op aarde. Die kon vroeg
Mountford zich af die teke
ningen hebben gemaakt? Het ant
woord vond hij tot dusver niet
en anderen evenmin. Mountford
vroeg het aan de inboorlingen.
Schuw antwoordden zij, dat nóch
hun voorouders, nóch zij zelf die
tekeningen hadden aangebracht.
Wie dan wel? vroeg de Ameri
kaan. Dat waren (luidde het ant
woord) de Mimi, een geestenvolk,
dat onder de rotsblokken woont.
Niemand (vernam dr. Mountford)
krijgt ooit zo'n Mimi-wezen te
zien, want zij hebben een zó
scherp gezicht en gehoor, dat zij
reeds op verre afstand een mens
horen en zien naderen. Zodra dit
het geval is snellen zij naar de
rotsen en blazen er op, zodat de
rotsen splijten en hen opnemen.
De Mimi (vertelden de inboor
lingen) leven onder de aarde.
Geen mens kan hun woningen
vinden, laat staan betreden. Even
als de mensen hebben de Mimi
vrouwen en kinderen. De mannen
gaan op jacht. De vrouwen verza
melen plantenwortels. Tegen de
avond koken zij hun maal. Des
nachts kan men de Mimi horen,
want dan dolen en sluipen ze tus
sen de rotsen. En waarom zijn die
Mimi zo mager? vroeg Mountford.
Ja, dat wisten de inboorlingen
niet, maar wel wisten zij te ver
tellen, dat de Mimi zó mager zijn,
dat zij bij sterke wind niet op
jacht gaan uit vrees door de
Windgeest te zullen worden ge
broken. De inboorlingen zelf ma
ken een heel scherp onderscheid
tussen de Mimikunst en die hun
ner voorouders en stamgenoten.
Zodra een mens in rode kleur is
afgebeeld kan men er zeker van
zijn, dat 't kunstwerk door Mimi
handen werd vervaardigd. Trou
wens, ook een leek ziet op het
eerste gezicht, hoe groot de ver
schillen zijn tussen de Mimi-te
keningen en die van de inboorlin
gen of hun voorvaderen. Vergis
sen is uitgesloten.
DE ONTDEKKING der Mimi
kunst heeft de wetenschap voor
een raadsel geplaatst, waarmede
volkenkundigen, prehistorici en
archeologen thans worstelen.
Welk volk maakte die simpele,
sierlijke, pakkende afbeeldingen?
Waren het de mensen die in
Australië woonden vóór de hui
dige inboorlingen zich in het Vijf
de Werelddeel vestigden? Wat
voor mensen waren dat dan? Tot
welk volk en tot welk ras behoor
den zij? Indien men mag afgaan
op de kunstuitingen, die de in
boorlingen van het Land van
Arnhem toeschrijven aan de
Mimi, dan was dat oude volk
waarschijnlijk nauw verwant aan
de mensen, die in Europa en
Noord-Afrika lang vóór de dage
raad der geschiedenis rotsteke
ningen maakten in holen en spe
lonken.
Zop het dan juist zijn, dat er
in den beginne slechts één mense
lijke beschaving heeft bestaan?
De wetenschap geeft op deze
vraag verschillende antwoorden.
Niettemin zijn er aanwijzingen,
die inderdaad pleiten voor de me
ning van één oerbeschaving. De
ontdekking der Mimi-kunst in het
Land van Arnhem heeft die aan
wijzingen met één vermeerderd.
Het slot Traquair bij zonnige en
bij bewolkte hemel
„Bolas" geruchten vormen als het
ware de tweede industrie van Cuba,
over welk eiland onze medewerker
Hans Ykema na zijn recente bezoek het
bijgaande artikel heeft geschreven. Op
de bovenstaande foto ziet men deze
campagne minder winstgevend dan
die van de suiker, de voornaamste bron
van inkomsten in volle gang. De
tweede illustratie, hiernaast, geeft een
beeld van de betrekkelijk primitieve
transporten op het „suiker"-eiland, die
bij gebrek aan voldoende gemotoriseer
de vervoermiddelen nog vrij algemeen
met behulp van ossen worden verricht.
Een tafreel als het hierbij afgebeelde
kan men er dagelijks overal meemaken.
CUBA's machtigste industrie is die van
de suiker. Maar direct daarop volgt een
andere: die van de „bolas" - de geruch
ten. Eigenlijk is het hele eiland één groot
fluisterconcert en vooral in deze dagen
komen de fluisteraars ruimschoots aan
hun trek. Daar zijn de recente revoltes
tegen het regime van sterke man Batista,
de overval op en het ontzet van zijn
dochter Elisa, toen zij onlangs van haar
Amerikaanse kostschool was weggelopen
en daarna de ontvoering in Mexico van
de zoon van een zijner politieke tegen
standers. Door Batista's mensen, natuur
lijk, zeiden zijn vijanden.
DE STERKE MAN zelf maakte met
deze berichten korte metten. „De binnen-
lnadse agitatie wordt aangewakkerd uit
het naburige Santo Domingo", zei hij. „En
die ontvoering was een bandietenstreek."
Het eerste was moeilijker te bewijzen dan
het tweede. Want de betrokken jongeman
die overigens weer terecht is woont
bij zijn gescheiden moeder. En die staat
buiten elke politiek.
De meeste praatjes over Batista ont
spruiten aan naijver. Hij is dan toch maar
weer sinds 1952 onbetwist de baas op
Cuba. Het is waar dat hij aan de hoogtij
van de corruptie een eind heeft gemaakt.
Want onder zijn voorgangers San Mar
tin en Prio „vierde" het suikerland op
een heel eigen manier democratie. Het
vrije woord mocht er dan al triomferen,
er raakte voortdurend geld zoek. Een
klassieke grap is die over de verdwijning
van rond honderdtwintig miljoen uit de
schatkist. De in 1949 overleden minister
van opvoedig José Aleman werd hiervoor
naderhand verantwoordelijk gesteld. Hij
zou het geld met een paar vrienden naar
Florida hebben gebracht. Toen Aleman
later gevraagd werd, hoe hij dit had klaar
gespeeld, moet hij gezegd hebben: „Mak
kelijk genoeg: in koffers!"
Goed Batista heeft aan dit alles een eind
gemaakt en dat ging schynbaar al even
gemakkelijk. Met een aantal getrouwen
bezette hy het hoofdkwartier Campo Co
lumbia midden in de nacht en vandaar liet
hy rondtelexen dat alle onderofficieren
voorlopig hun militaire commandanten
moesten arresteren. Dat had uitwerking,
want voor hij zichzelf in 1933 tot kolonel
promoveerde, was Batista sergeant ge
weest. Hij hield het contact met zyn vroe
gere collega's altijd levendig.
DE STERKE MAN heeft een arme jeugd
gehad en pas in het leger kreeg hij kans
zich te ontwikkelen. Als sergeant-majoor
zwierf hij tot in alle uithoeken van zijn
eiland en dat komt hem nu nog altijd
goed van pas. Hij weet wat zijn volk nodig
heeft en hij verschafte het scholen, grond
en openbare werken. Met dat alles blijft
er een vraagteken: het persoonlijk ver
mogen van de president wordt op een
tweehonderd miljoen gulden geschat. Hoe
heeft hij dit uit niets kunnen opbouwen?
Ongetwijfeld voor een deel, door op han-
dige wijze gebruik te maken van het ver
lenen van bepaalde voorrechten in het
handelsverkeer. En daar de Amerikanen
grote economische belangen op Cuba heb
ben, meent men dat veel van zijn geld
uit Amerikaanse bron komt.
Toch zou het verkeerd zijn de president
als de enige rijke man op Cuba te be
schouwen. Er zijn immers ook de suiker
baronnen!
EEN VAN HEN heet Julio Lobo, van
geboorte eigenlijk Venezolaan en zeven
envijftig jaar oud. In februari heeft hij
gewoonlijk zijn drukste tijd, want dan
is de suikeroogst juist binnen en dan sluit
Lobo zijn miljoenen-transacties tussen
Cuba en New York, Manilla en Londen,
met Parijs, Rio de Janeiro of Frankfort
af. Soms hangt hij dan vierentwintig uur
achter elkaar aan de telefoon
Op Cuba bezit deze suikerbaron dertig
fabrieken en hij beheerst de halve oogst.
Daarnaast wordt zijn aandeel in de suiker
handel op Puerto Rico en op de Fillip-
pijnen ook nog op een kwart geschat. Naar
berekeningen hebben Lobo's manipulaties
met suiker hem tot nu toe een honderd
zestig miljoen gulden opgeleverd en zelfs
machtige Amerikaanse suikerraffinadeurs
in de Verenigde Staten moeten genoegen
nemen met de prijzen, die hij dicteert.
Lobo reist veel en ondei'weg sluit hij
voortdurend overal telefonisch trans
acties af: Hij ontvangt ongeveer vijfhon
derd telegrammen per dag.
„Toch ben ik het liefste thuis", zegt hij,
„want als ik daar in mijn patio (binnen
plaats) onder een mangoboom zit, komen
mijn beste ideeën". De twee dochters van
Julio Lobo moeten van hun pa ook vaak
in die patio zitten om daar goed na te
denken en hij heeft bovendien de muren
van haar kamers vol krantenknipsels ge
plakt om haar aan ideeën te helpen. Nu
wordt er beweerd dat de denkcapaciteit
toeneemt door calciumgebruik. Het ver
haal gaat dan ook, dat de meisjes Lobo op
de goede weg zijn, want papa zet haar zo
nu en dangemalen eierdoppen voor!
Men ziet het: ook hier stof voor „bolas"
de „geruchten-industrie".
Tabak is het tweede produkt waarop
Cuba feitelijk drijft. Suiker is eigenlijk
niet Cubaans, want het werd door Co
lumbus geïntroduceerd. Maar tabak is wel
inheems.
De sigaar is zelfs een Cubaanse uitvin
ding. De Spanjaarden uit de tijd van Co
lumbus namen het gebruik dadelijk over
en de Spaanse dames deden dapper mee.
Ook nu nog roken oudere Cubaanse dames
nog wel een sigaartje. De sigaretten laten
ze liever over aan de jonge meisjes. Als
deze in het openbaar optreden, dan zijn ze
toch meestal gechaperonneerd.
NU ZIJN ER verschillende methoden
ontwikkeld om daar soms korte tijd onder
uit te komen. Dansen is er een van. Rock-
and-roll is hier geen daverend succes,
want de bestaande dansen dragen al ge
noeg vurigheid in zich. De originele rum
ba is een hartstochtelijk stuk, dat vaak
sterk aan hofmakerij herinnert. En dan
de elegante „danzón". In het midden hier
van staan alle paren stil. De dames wuiven
behaagziek met haar waaiers. In de oude
tijd was dit de enige kans voor de jonge
lui om onafgeluisterd een paar woorden
te wisselen. Het chaperonne-systeem is
intussen veel minder streng geworden,
maar de pauze in de „danzón" is gebleven.
Alleen ingewijden weten wanneer en dat
heeft iets met een bepaalde noot in de
muziek te maken.
Een andere populaire dans is de conga,
al weten de meesten niet, dat zij die voor
al aan de slaven danken. Op Cuba wonen
nog steeds veel afstammelingen van deze
negers en die werden vroeger met de
voeten aaneengeketend ter markt ge
bracht. Zij konden dan niet meer dan drie
kleine stapjes na elkaar doen, om vervol
gens met de vierde stap hun voetenket
ting weer bij te halen. En dat patroon is
nog steeds in de conga bewaard.
Hans Ykema
waren sedert meer dan tweehonderd jaren
geen mensen naar het kasteel gegaan
IN 1745 was er in Schotland een opstand
van de aanhangers van het geslacht
Stuart. De graaf van Traquair was een
verwoed voorstander van de Stuarts. Op
een mooie zomerse dag was prins Karei
zijn gast. Toen de graaf zijn vorstelijke
bezoeker uitgeleide had gedaan en vaar
wel had gezegd sloot hij eigenhandig het
grote hek. En hij sprak een vloek uit over
een ieder, die de euvele moed zou hebben
het hek te openen alvorens een telg uit
het geslacht Stuart hersteld zou zijn op
de Britse troon. Geen Schot heeft het ge
waagd die vloek te trotseren. Het hek is
sedert prins Kareis vertrek van Traquair
in 1745 nooit meer door iemand geopend.
Maar nog steeds heet de sedertdien in ge
bruik zijnde toegangsweg tot het slot „de
tijdelijke laan". En nog steeds geeft de
huidige kasteelheer geen toestemming de
echte oprijlaan weer open te stellen. Het
gesloten hek, de dreigende beren, de vloek
van de graaf uit 1745, dit alles gaf mij,
toen ik bij Traquair kwam het gevoel, dat
ik mij verplaatst had naar vroeger
eeuwen. En toen ik het huis zelf in zicht
kreeg, als een zware schaduw tussen het
geboomte, meende ik een betoverd slot
uit een sprookje te zien. Toen ik, natuur
lijk door de „tijdelijke" oprijlaan, het kas
teel naderde nam die eerste sprookjesach
tige indruk vaster vorm aan. Verweerde
muren zag ik, gebouwd van stenen, wier
kleur, als die van de zee, voortdurend wis
selt. Ik zag de zware toren en mijn ge
dachten gingen terug naar de zevenen
twintig Schotse en Engelse koningen, die
binnen de strenge muren van Traquaif
hebben vertoefd. In de eerste eeuwen van
zijn bestaan bestond Traquair slechts uit
een enkele toren. Toen was het de gelief
koosde verblijfplaats van ridderlijke
vorsten als David I, Alexander I en later
Robert the Bruce. Hoe schalden hun kla
roenen als zij met hun edelen en dienaren
op jacht waren in het nabijgelegen woud.
open houtvuren. Nog steeds verlichten zij
na zonsondergang de zalen, kamers en
gangen uitsluitend met kaarsen. Het is,
alsof de tijd er heeft stilgestaan: flakke
rende kaarsen, trappen en opstapjes, lage
kamers, ouderwetse mensen, heel oude
meubelseigenlijk is het onnodig, dat
men van de bewoners te horen krijgt, dat
Traquair het oudste nog bewoonde kas
teel van Schotland is. Want wie er bin
nentreedt weet dit dadelijk, voelt het als
vanzelfsprekend. Traquair bergt binnen
zijn muren historische schatten en curio
sa, waarop menig museum jaloers kan
zijn. Ik zag er prachtige staaltjes van bor
duurwerk, eigenhandig gemaakt door Ma
ria Stuart, ik zag er handgeschilderde be
hangsels, gewrocht door kunstzinnige
edelvrouwen, prachtig antiek glaswerk,
belangwekkende familieportretten, schit
terende verluchte boeken in manuscript-
vorm, brieven geschreven door koning
Karei I en koning Karei II en middel
eeuwse gebruiksvoorwerpen. Traquair is,
zei een der bewoners, een brok geconden
seerd en bewaard verleden. Hij had gelijk.
TRAQUAIR was getuige en plaats van
handeling van tal van belangrijke histo
rische gebeurtenissen. De Schotse vorst
Willem de Leeuw ondertekende er een
charter, waarbij het toenmalige gehucht
Glasgow verheven werd tot een „Bishop's
Burgh", waardoor de eerste stoot werd ge
geven tot Glasgow's ontplooiing tot grote
stad. Tal van politieke complotten en ver
wikkelingen hadden Traquair tot middel
punt. Zo vertoefde Maria Stuart, de tra
gische koningin van Schotland, er in 1566
toen ook Darnley er zijn intrek had ge
nomen. Politieke besprekingen en amou
rettes speelden zich op Traquair ook af.
Het slot was getuige van de felheid en
het geweld, die met de geloofsvervol
gingen in Schotland gepaard gingen. Tra
quair men denke aan de grafelijke
vloek uit 1745 was een der bolwerken
van de onwankelbare trouw en felle haat
der Schotse partijgangers van het ge
slacht Stuart. Maar Traquair kent ook de