BOSSEN VAN BAOBABS AaBbCcDdE BODE AaBbCcDdE AaBbCcDdEe Aa Bb Cc Dd AaBbCcDdE ABCöefqhij AaBbCcDdEeFf AaBbCcDdEeF TACHTIG JAAR IHl DIE ROOS De legendarische VAKANTIE IN VALKENBURG baanbreker van de renaissance der Nederlandse typografie Erbij APBNBROOBBOOM IN SENEGAL AaBbCcDdEeFfGgH AaBbCcDdEeFfGgHhli AaBbCcDdEe Ff Gg Hh li JjKk De typografie is zijn vak, het tekenen zijn grote liefde ZATERDAG 7 SEPTEMBER 1957 PAGINA Y_ IN SENEGAL strekken zich wonden uit, die in niets beantwoorden aan de sylfideachtige beelden, die bij de ge duchte aan dat woordje „woud" in ons oprijzen. Niets is er van de beslotenheid, de schaduw, het geheimzinnige van wat wij onder een woud verstaan. De zon schijnt er loodrecht tussen de naakte takken door, die als in pijn kronkelen en weggroeien van de massieve stammen naar de brandende, withete hemel, DIT ZIJN de wouden van de baobabs, reusachtige bomen die allemaal tien of meer meter uit elkaar staan, een onafzien bare massa wijdverspreide bomen, jong en oud, dik en dun, loodrecht of scheefge groeid. De stammen, log en zwaar en op geregelde afstand als het ware omsnoerd door een dwarse band, rijzen omhoog uit het dorre, ritselende groeisel rond hun voet, waar het naakte zand oogverblindend wit doorheen gluurt. De hete lucht is tussen al die stammen en takken niet in beweging te krijgen, blijft de hele dag hangen tot bij het vallen van de avond een vaag briesje de allerergste warmte wat verdrijft. Het woud der baobabs is luguber. In de droge tijd lijkt het of al die kale bomen waar aan lange, dunne stelen, die op touw- tjes lijken, de worstvormige vruchten han gen te schommelen in de opstijgende tril- lendhete lucht, gestorven zijn van de hitte en ingedroogd tot op het merg. Met hun tonvormige stammen, die zwaar en massaal op de aarde drukken, met hun getourmen teerde takken en al die vertikale vruchten lijken ze op iets dat niet meer in onze tijd thuishoort, iets uit een oerwereld (toen alles nog het ongevormde van een foetus had). Maar tegen de regentijd ziet het er anders uit. De eerste druppels zijn genoeg om het sap van de baobabs tot een tome loos leven te doen ontwaken. Aan de kale takken komen groene puntjes, een zweem van een valse lente. Als de regens goed losbreken prijken de bomen met een mantel van grote, heldergroene bladeren die er al het vormloze aan ontnemen en de vreemde bomen op gewone bomen doen lijken en niet op dingen uit een nachtmerrie. Rond de stammen springt het frisse groen van gras en struweel de ^arde uit en het dorre, goudgele land, dat maanden en maanden lang gebakken en geroosterd werd, wordt groen en welig en overdekt met een mantel van bloemen. En ook de baobab doet mee aan dit jaarlijkse feest. De oude vruchten zijn met stelen en al naar beneden gevallen en in het gras verdwenen. De zaden hebben zich verspreid en te zijner tijd zullen tal loze baobabjes hun intrede doen in het oude bos. Tussen de groene bladeren heb ben de grote bloemen nieuwe vruchten ge vormd, het fameuze apenbrood, ofschoon we nimmer ook maar één aap zijn maal zagen doen met deze rare broden. De vrucht is houtig en overtrokken met een viltig laagje. Het wonderlijke is, dat men ondanks nijver zoeken nooit kleine babobabjes vindt. Het lijkt wel of de boompjes meteen drie meter hoog geboren worden, een per fect miniatuurtje van de reusachtige ouders. De reden is waarschijnlijk, dat die jonkies volkomen verdwijnen in het kreu pelhout tussen de hoge bomen, zodat de markante silhouetten pas zichtbaar worden als zij een hoogte van ten minste drie meter hebben bereikt. En dan begint dat jonge baobabje te groeien en te groeien tot het een echte grote apenbroodboom geworden is. Het lijkt of er aan dat groeien nooit een einde komt. Heeft de boom zijn maximale hoogte bereikt, dan gaat hij voortaan in de dikte verder. Er komen bomen voor met een omvang van zevenenveertig meter, al zijn die wel zeldzaam. Een doorsnede van drie meter is gewoon en niets bijzonders. Een doorsnede van vier, vijf of zes meter begint op te vallen. Ziet men er één van negen dan zegt men: hé, dat is een mooie! IN DE BOSSEN van baobabs leven de dieren van dit land: antilopen, zwijnen, zowel wilde als met wratten, apen, vogels en als roofdieren, die op al dit wild azen, de panters en de leeuwen. Neushoorns zijn er niet, olifanten evenmin. De laatste zijn door de mensen vrijwel uitgeroeid, evenals de giraffen, die hier vroeger talrijk waren. Op al deze dieren jagen de mensen van het land, de blanken die import zijn en het meeste kwaad doen, de zwarten die al deze dieren krachtens hun afstamming eerlijk toekomen. In zekere zin zijn de laatsten haast even prehistorisch als de bomen waartussen ze jagen. Niet veel is er meer over van de primitieve stammen, de Kon- jaguies en de Bassari's, die dit land bevolk ten en bevolken. Waarschijnlijk zijn ze ten dode opgeschreven, want hun aantal neemt steeds af en het sterftecijfer is schrik barend hoger dan het geboortecijfer. Van deze stammen zijn de Konjaguies de boeren en de Bassari's de jagers en krijgers. Zij hebben de veel zwakkere Konjaguies altijd bestreden, opgejaagd, geplunderd en schrik aangejaagd tot zij op hun beurt hun trotse nekken moesten buigen voor de blanke overheerser. De Bassari's zijn nu getemd, ze gaan niet meer op het oorlogspad en ze zijn er dientengevolge niet beter op ge worden. Het landbouwen zit hen niet zo in het bloed als de Konjaguies. Ze vinden het boer-zijn een verwerpelijke staat en ook de jacht is er voor hen niet gemakkelijker op geworden sinds er grote reservaten voor het wild zijn gekomen. Alleen op jacht heeft de Bassari nog iets van zijn vroegere indrukwekkendheid, als hij getooid met zijn reusachtige hoofdversiering tussen de bao babs er op uit gaat. Treft men hem in de kleine dorpen op de markt dan is hij op zijn best een vuile, schichtige en schuwe man, stoffig tot in zijn haar van de wande ling over de hete paden door de „brousse" en zelfs draagt hij dan vaak - leve de be schaving! een smerig en gescheurd singlet of een tot op de draad versleten tuniek van een battledress. Aan broeken wagen ze zich nog - niet. Wie altijd onbekleed door het leven gaat, zal aan die beenbekleding moeten wennen. De geëvolueerde andere stammen zien diep neer op deze „wilden" en gaan er niet mee om. Ook de hoofdtooisels gaan er hoe langer hoe meer uit. De mooi ste vindt men nu al in de musea, ze zijn voor de Bassari's geen noodzakelijk bezit meer. Het meest komen ze nog voor de dag bij de geregeld plaatshebbende dansfeesten. IN HET LEVEN van de mensen van Senegal speelt de baobab een reusachtige rol, want de boom is als kokos en bamboe tot alles nut. In de eerste plaats is de ge weldige dikke stam, die meestal hol is, een prachtig huisje in een land waar de regens op gezette tijden vallen en men in de tus sentijd gerust in een boomhuis met een niet al te solide dak kan wonen. Meestal zit er boven in de stam, waar de grote takken beginnen, een gat, zodat men een vuurtje kan stoken zonder te vergaan van de rook. Dat vuurtje brengt echter wel brandgevaar met zich en menig baobab is van binnen helemaal zwart en verkoold, maar de boom bezit voldoende groeikracht om een dergelijke ramp te overleven. In de tweede plaats kan de holle boom dienen tot het laatste huisje van de mens, het graf. Door een gat in de stam werpt men een voudig het dode lichaam naar binnen en daarmee is het bekeken. Dit moge dan een originele wijze van bijzetten zijn, hygië nisch is deze niet en om begrijpelijke rede nen zijn de Franse bestuurderen het er dan ook helemaal niet mee eens en hebben ze het verboden, wal niet wil zeggen dat het nooit meer gebeurt. Integendeel! De verse blaadjes van de baobab worden geplukt, gedroogd en verpulverd en vormen een zeer goed voedingsprodukt gemengd door de dagelijkse maaltijd. Van het zure merg van de vrucht maakt men verkoelen de drankjes - de schil plus de pitten zouden tegen dysenterie helpen - en van de as van de bast maakt men samen met vet een bruikbare zeep. Het leven in Senegal zou zonder de baobab inderdaad maar een zure beweging zijn. Waarvan moest men touw maken als men niet de vezels van de schors had? Hoe zou men de koorts in iedere vorm bestrijden zonder aftreksels en (onsmake lijke) theetjes van de schors? Het is dan ook geen wonder dat de Senegalezen de boom uit alle macht beschermen, wat ze met andere bomen niet doen, met als ge volg een totale ontbossing. Maar het nut van de baobab is zo in 't oog springend, dat men ze niet alleen beschermt maar zelfs aanplant, in keurige vierkanten bij de dor pen, in lanen en in bosjes, en iedere gevon den jonge boom kan rekenen op een veilig leventje. HET SCHATTEN van de ouderdom van een baobab is vrijwel onbegonnen werk omdat hij bijna geen jaarringen vertoont. De dikte van de boom is de enige tijdmeter. Een ontdekkingsreiziger in Senegal vond bomen waarop inscripties stonden van de eerste Portugezen, die hier in de veertien de eeuw waren en die toen reeds de ver derfelijke gewoonte hadden - in dit geval overigens nuttig - om in bomen te krassen. Die ontdekkingsreiziger - hij heette Adan- son - was bioloog en gaf de baobabs een Latijnse naam - meende bomen te vinden die vijfduizend jaar oud waren, maar. dat lijkt ietwat onwaarschijnlijk. Een duizend jaar kan men een goede baobab echter wel geven, gezien die Portugese inscripties van zeshonderd jaar oud, die werden aange bracht op een boom, die toen reeds een fenomenale dikte had. Bob Tadema Sporry Bilderdijk Initialen, 1908 Holl. Mediaeval, romein en cursief ,1912 Hollandse Mediceval Initialen, 1912 Erasmus, romein en cursief, 1923 Grotius, 1925 Erasmus Initialen, 1923 Egmont, romein en cursief, 1932-1931/ Libra, 1938 De Roos romein, curs. en halfv., 191/7-1953 In het binnenland van Senegal aan de voet van de Foeta Djalonbergen leven de Bassari's, een jagervolk dat nu nog steeds met pijl en boog Jaagt in de bossen van baobabs, die hier de meest voorkomende bomen zijn. Antilopen, wrattenzwijnen en zelfs leeuwen behoren tot hun prooi. Deze voorzomer was de Haarlemse tekenaar Auke A. Tadema met zijn echtgenote enige weken tussen de Afrikaners, die in deze (in de droge tijd door de zon verschroeide) streken in kleine gemeenschappen leven. Zoals onderstaande illustratie laat zien, zijn de bossen er zeer open, vaak parkachtig, overzaaid met termietennesten, klein en groot. Links op de tekening: een Bassari op de jacht met zijn hoofdtooi van veren en een enorme pluim achter zich gebonden. Zijn armen en benen zijn omwonden met aluminium, een concessie aan de moderne tijd. Aluminium blijft namelijk langer blinken dan koper en is veel goedkoper, een belangrijke factor voor deze wanhopig arme mensen. De Roos Initialen Een keuze uit de letters, door 8.H. de Roos sedert 1907 ontworpen. HET GEDENKEN van een verjaardag van Sjoerd Hendrik de Roos is het noe men van een epoche. Hij kent de im mense voldoening baanbreker der her leefde Nederlandse typografie te zijn zon der contact te hebben verloren met de laatste uitingen van die kunst. Terugge trokken levend weet hij dat zijn gezag te velde is gebleven, zijn pioniersarbeid voor het boek als praktisch toegepast schoon heidsideaal, zijn ideeën over ambachte lijke kunst, de architectuur van het boek. „Hij leidde de boekkunst in definitieve banen", zegt meester-drukker Van Krim pen van hem. Wat De Roos met het Neder landse boek heeft gewild, heeft hij ook waar zien worden en ziet hij nog steeds waar. En dit is zo geworden, omdat De Roos wist wat hij wildeDaarom ook is hij herkenbaar in alles wat hij maakte, in de nieuwe typografie die hij openlegde. Vandaar is het hem gedenken het noemen van een epoche. Vandaar dat een geluk wens aan deze sinds vele jaren te Haarlem wonende kunstenaar niet onvermengd kan zijn met een rechtvaardig chauvinisme, ■noem het trots. S. H. DE ROOS werd op 14 september 1877 te Drachten geboren als zoon van een maatschoenmaker, een uiterst be kwaam vakman. Deze was een goed sti list, zoals bleek uit de artikelen die hij schreef ter verdediging van dat vakman schap en ter bestrijding van sociale wan toestanden. Van hem erfde De Roos waar schijnlijk zijn stilistische kwaliteit, zijn fijn en foutloos taalgebruik en taalgevoel, die hem menigmaal behalve vervaardiger van het boek ook geducht criticus op de inhoud ervan deden zijn. Op elfjarige leeftijd kocht Sjoerd hij had een dub beltje van zijn vader gekregen in een stalletje op de Nieuwmarkt te Amster dam zijn eerste boek. Later ging hij af leveringen van tijdschriften inbinden. Niemand op school kon zo fraai boeken kaften als hij. „Ik hield van het papier, het papier als materie trok mij toen al aan", zei hij vorig jaar in een interview. „Ik heb altijd om boeken gegeven, ik houd van het boek, ik voelde me er verant woordelijk voor". Iets beters had het boek niet kunnen overkomen. Op 23-jarige leeftijd kwam hij als teke naar-ontwerper bij het door Berlage, Hoe ker en Van den Bosch gestichte „Binnen huis". Hij ontwierp meubelen en andere gebruiksvoorwerpen. Maar gedurende die tijd legde hij zich met al zijn energie toe op de bestudering van de Engelse, Ameri kaanse en Duitse typografie, van William Morris en Cobden Sanderson in Engeland en Carl Ernst Poeschel in Duitsland on der anderen. Hij kende zijn eigen stijl nog niet maar wist dat er voor hem nooit een andere zou kunnen zijn. Toen in 1903 dan ook bij A. B. Soep te Amsterdam „Kunst en Maatschappij" van William Morris verscheen in een door hem verzorgde uit gave, oogstte hij alom bewondering. De loos was „en route". Tot het jaar 1907 kan men de werk- ■.aamheden van De Roos het beste kwali ficeren als voorhoedegevechten. In 1907 wordt hij benoemd tot artistiek medewer ker van de lettergieterij „Amsterdam" voorheen N. Tetterode en begint zijn grote strijd voor het goede boek. „Het boek is iets eenvoudigs", zei hij in een tijd die zichzelf niet meer kon zien achter de ver waaide pompe van een bandeloze orna mentiek. In 1912 verschijnt zijn eerste eigen letter, de Holland Mediaeval, waar- - na zijn letterscheppingen elkaar in bonte verscheidenheid hebben opgevolgd, maar alle dragers van De Roos' persoonlijkheid: de Ella Culsief, het Zilver-type, de Eras mus Mediaeval, de Grotius, het Meidoorn type, de Egmont, de Libra, de Simplex, de Roos Romein en de Roos Cursief met al hun variaties en toevoegingen (initialen, ornamenten, randen enzovoorts). Over de Roos Romein werd bij de vijfenzeventigste verjaardag van zijn schepper in ons blad geschreven: „Deze volmaakt evenwichtige, ietwat strengere letter, die de karakteris tieke eigenschappen van De Roos' andere romeinen in een sublieme vorm bezit, is wel het Chef d'oeuvre van deze grote letterontwerper". De grote waardering uit het binnenland en van buiten de grenzen voor zyn werk moet minder betekenen voor S. H. de Roos, dat het feit dat het lééft. A.N. VALKENBURG, september. Jaren lang ben ik mij er van bewust geweest, dat het onder mensen-die-beter-weten een aangenomen zaak was en bovendien bon ton om te verklaren, dat men nog niet dood met vakantie in dit Limburgse Val kenburg zou willen worden gezien. „Het is net zoiets als Volendam of Marken", zei men, „en dan op z'n Limburgs, carnaval en zo, lachen en hossen". Nu ben ik net zo intens noord-Nederlander als u en het carnaval is altijd als een volstrekt onbe grepen en niet-gewaardeerde zaak langs mij heen gegaan. Eén keer zijn wij er ge weest en toen zijn we na een serieuze poging om het leuk te vinden met een zware brom-in om tien over elf maar naar bed gegaan. Maar terzake. Valkenburg was het on derwerp van gesprek. Welnu, ik wilde alleen maar zeggen, dat het niet waar is, al dat gepraat over vergelijkingen met het slechtste dat Nederland op het gebied van de vakantie-industrie te bieden heeft. Het zal ook wel, zoals zovele andere dingen, voortkomen uit ons vreemde nationale snobisme dat alleen op tenminste driehon derd kilometer van ons af iets werkelijk weet te waarderen. Let wel, voor wie in zijn vakantie de heid van opvatting vaak zien als een zekere ouderwetsheid en ongevoeligheid voor de ontwikkeling van de kunst, ver getende dat er uitingsvormen zijn die al tijd gelijk blijven, onaangetast door alle vormen van mode. Vergetende ook, dat in de wereld om hen heen de vergroving af stompend werkt op hun perceptiever mogen en dat zij het zijn die steeds dooi de scherpste prikkels getroffen of bewo gen worden, afgezien nog van de natuur lijke afkeer van de jongere generatie tegenover de direct daaraan voorafgaande. De tekeningen hebben door hun even wichtigheid en door de afwezigheid van enige behoefte om op te vallen een be zonkenheid die slechts voor de aandach tige bestemd lijkt te zijn. Vast als zijn handschrift, vrij van affectatie, hebben zijn schetsen een soms calligrafische schoonheid, verwant aan de Chinese en Japanse tekeningen die hij zo zeer bewon dert. En toch zijn de tekeningen evenals zijn letters zo door en door van een Ne derlander een Nederlander en nu reeds jaren een Haarlemmer waar allen, die hem en zijn werk kennen, trots op zullen zijn. S. L. Havtz i:!;il||||l!!li!!!;!i!il!;!!l!;ljjli:i!!l!l!!!i!M!Mlli;i;il!i|||ni||l!l!l!iU!!:!!(!li!!!li!lllll||j!!|||illllll|||||||||||||||||||||||||||||||i|i!|||||||||||!|!;|||||!;!:i|S!j|;j| llllllllllllllllllllillllillilllllllllllllllllllllllliiillli.illlllll': IN HET sterfjaar van Gustave Cour bet is in de Friese gemeente Drachten een kind van het mannelijk geslacht, dat werd ingeschreven onder de naam Sjoerd Hen drik de Roos, geboren. Zover de schrijver dezer regelen weet, heeft de dood van Courbet in 1877 weinig met de geboorte van S. H. de Roos te maken. Maar het is moeilijk voor veel jongeren om te be grijpen dat Monet, Pisarro, Degas, Renoir, Lautrec, Cézanne, Van Gogh en de Maris- sen tijdgenoten zijn geweest van de thans tachtig jaar oude De Roos. De rol, die hij heeft gespeeld in de zo geheten renaissance van de Nederlandse typografie behoort iedere ontwikkelde Nederlander te weten. In 1912 verscheen de eerste drukletter van zijn hand die Nederlander, na een stilstand van enige eeuwen ineens weer de plaats teruggaf die het door onze drukkers en lettergieters in de zestiende en zeventiende eeuw had in genomen. De invloed van De Roos op het uiterlijk van het boek, sinds het begin van de twintigste eeuw, is moeilijk te overschatten. Van letter tot band en om slag wordt alles onderworpen aan de zui verende geest van zijn smaak en logisch gevoel. De grotoste lettergieterij van ons land wordt gedragen door zijn scheppend vermogen en in het buitenland worden zijn letters veel gebruikt. Over de talenten van De Roos als typo graaf en letterontwerper is veel geschre ven en gezegd bij alle hoogtepunten in het leven van de jarige en terecht. Maar voor De Roos zelf is de typografie slechts één kant van zijn artistieke leven. Ingres zou, als men zijn schilderijen prees, geantwoord kunnen hebben: „La peinture, c'est mon violon d'Ingres" als men in het hart van De Roos kijkt wordt men ge waar dat de typografie zijn vak en het tekenen zijn grote liefde is. Heel zijn lange leven heeft hij, ondanks zijn voortdurend gevecht tegen de wansmaak en ondanks de eisen, die het grote bedrijf waar hij aan verbonden was aan hem stelde, tijd weten te vinden om in de natuur te zijn en te tekenen. Daartoe in staat gesteld door de zorgen van zijn vrouw, die, on danks de drukte die een levendig gezin van zes personen nu eenmaal meebrengt, een atmosfeer van vrolijke rust om haar hard werkende echtgenoot wist te schep pen. Evenals in zijn typografisch werk heeft De Roos zonder afwijken doorgezet, schijn baar onaangeraakt door alle beroering om hem heen. De jongeren willen deze vast- HjlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIINI EEN UITSPRAAK VAN S. H. DE ROOS: H „Ik zie aan sommige boeken, dot de verzorger niet kan tekenen, al is er geen grein tekenwerk aan het boek te pas gekomen. Een boek verraadt alles over zijn verzorger en zijn uitvoerder". stilte zoekt, het vér-van-alles-landhuisje de ontmoeting met één man per dag al- een wat ongewenste stoornis, het onver mengde vogelgefluit als het ideaal, is Val kenburg niets. Het is er druk en levendig Maar als u nu naar Cannes gaat me: vakantie, of Antibes, Salzburg, Heidel- berg, Spa, Napels of Gérardmeer, daa vindt u toch ook een vrijwel continu kermis. In al die plaatsen is het druk vrolijk, vol met toeristen. Er zijn goed; restaurants, er is natuurschoon zó vlakbij dat je er van kunt genieten van kroeg tot kroeg, er zijn meestal grotten en zalen vc! speelautomaten, baantjes voor midget golf, circuits voor botsauto'tjes en duizeni andere dingen, die voor de gemiddelde Nederlander het hoogtepunt van zijn vakantie vormen. Welnu, dat alles is er in Valkenburg eveneens. En men kan er nog stil zitten ook. Ik zit dit aan u te schrijven in dtj warme, zonnige tuin van een groot hotel] Er is hier geen geluid te horen. Zojuist heb ik getelefoneerd met mijn broodheres in Amsterdam en die zeiden, dat het daar regent. Kortom, het is hier perfect alles net wat wij van een vakantie verwachten Valkenburg ziet er ook bepaald niet nor maal Nederlands uit. Men voelt zich hier al een flink eind over de grens en dat is toch iets, wat we allemaal zo graag willen? In het centrum van het dorp is het bij zonder druk. Fleurig en op een plezierig! manier vrolijk, zo ziet het er daar uit. Er lopen allemaal mensen rond met dezelfde schertsmatige wandelstokken-met-plaatjes waar u hen ook in Linz, in Spa of in Com: zoudt kunnen zien. De nauwe straatjes gaan allemaal steil naar boven en naar beneden. Hier en daar hangt de was tf drogen over de hele (geringe) breedte var de straat. En de wijn, die op dit ogenblik voor me op tafel staat, is bepaald niet duur. Echt, goede lezer, dit Valkenburg is mij een ontdekking geweest. Ik besef dit stukje er een beetje uitziet e1' brochure van de V.V.V. maar r-'--' mij: ik heb geen contact geM'1 plaatselijke vreemdeRngènin^'"?4-*- r haar prooagandisten. Ik wilde zeggen, clat het hier heerlijk :c. T'~ niet van het carnaval en sleets tig van de Limburgers, maar de mcï raakt hier zonnig gestemd. Omdat uw vakantie nu toch al voort; is, wilde ik u dit even vertellen. Tegec mei volgend jaar hebt u toch al weer be sproken op zeker duizend kilometer hia vandaan. Misschien heb ik dat ook wel Maar in dat geval, zal ik zeker nog een- aan Valkenburg denken. A.S.H Deze tekening van een oude zandkuil c. de Goudsberg bij Lunteren werd twee. jc geleden, in september 1955, door S. H- Roos gemaakt. De letterproef bij dit n' tikel is uit het Drukkersweekblad.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 20