BOSSEN VAN BAOBABS
AaBbCcDdE
BODE
AaBbCcDdE
AaBbCcDdEe
Aa Bb Cc Dd
AaBbCcDdE
ABCöefqhij
AaBbCcDdEeFf
AaBbCcDdEeF
TACHTIG JAAR
IHl DIE ROOS
De legendarische
VAKANTIE IN VALKENBURG
baanbreker van de renaissance
der Nederlandse typografie
Erbij
APBNBROOBBOOM
IN SENEGAL
AaBbCcDdEeFfGgH
AaBbCcDdEeFfGgHhli
AaBbCcDdEe Ff Gg Hh li JjKk
De typografie is zijn vak, het tekenen zijn grote liefde
ZATERDAG 7 SEPTEMBER 1957
PAGINA Y_
IN SENEGAL strekken zich wonden
uit, die in niets beantwoorden aan de
sylfideachtige beelden, die bij de ge
duchte aan dat woordje „woud" in ons
oprijzen. Niets is er van de beslotenheid,
de schaduw, het geheimzinnige van wat
wij onder een woud verstaan. De zon
schijnt er loodrecht tussen de naakte
takken door, die als in pijn kronkelen en
weggroeien van de massieve stammen
naar de brandende, withete hemel,
DIT ZIJN de wouden van de baobabs,
reusachtige bomen die allemaal tien of
meer meter uit elkaar staan, een onafzien
bare massa wijdverspreide bomen, jong en
oud, dik en dun, loodrecht of scheefge
groeid. De stammen, log en zwaar en op
geregelde afstand als het ware omsnoerd
door een dwarse band, rijzen omhoog uit
het dorre, ritselende groeisel rond hun voet,
waar het naakte zand oogverblindend wit
doorheen gluurt. De hete lucht is tussen al
die stammen en takken niet in beweging te
krijgen, blijft de hele dag hangen tot bij
het vallen van de avond een vaag briesje
de allerergste warmte wat verdrijft.
Het woud der baobabs is luguber. In de
droge tijd lijkt het of al die kale bomen
waar aan lange, dunne stelen, die op touw-
tjes lijken, de worstvormige vruchten han
gen te schommelen in de opstijgende tril-
lendhete lucht, gestorven zijn van de hitte
en ingedroogd tot op het merg. Met hun
tonvormige stammen, die zwaar en massaal
op de aarde drukken, met hun getourmen
teerde takken en al die vertikale vruchten
lijken ze op iets dat niet meer in onze tijd
thuishoort, iets uit een oerwereld (toen
alles nog het ongevormde van een foetus
had). Maar tegen de regentijd ziet het er
anders uit. De eerste druppels zijn genoeg
om het sap van de baobabs tot een tome
loos leven te doen ontwaken. Aan de kale
takken komen groene puntjes, een zweem
van een valse lente. Als de regens goed
losbreken prijken de bomen met een mantel
van grote, heldergroene bladeren die er al
het vormloze aan ontnemen en de vreemde
bomen op gewone bomen doen lijken en
niet op dingen uit een nachtmerrie. Rond
de stammen springt het frisse groen van
gras en struweel de ^arde uit en het dorre,
goudgele land, dat maanden en maanden
lang gebakken en geroosterd werd, wordt
groen en welig en overdekt met een mantel
van bloemen. En ook de baobab doet mee
aan dit jaarlijkse feest. De oude vruchten
zijn met stelen en al naar beneden gevallen
en in het gras verdwenen. De zaden hebben
zich verspreid en te zijner tijd zullen tal
loze baobabjes hun intrede doen in het
oude bos. Tussen de groene bladeren heb
ben de grote bloemen nieuwe vruchten ge
vormd, het fameuze apenbrood, ofschoon
we nimmer ook maar één aap zijn maal
zagen doen met deze rare broden. De
vrucht is houtig en overtrokken met een
viltig laagje.
Het wonderlijke is, dat men ondanks
nijver zoeken nooit kleine babobabjes
vindt. Het lijkt wel of de boompjes meteen
drie meter hoog geboren worden, een per
fect miniatuurtje van de reusachtige
ouders. De reden is waarschijnlijk, dat die
jonkies volkomen verdwijnen in het kreu
pelhout tussen de hoge bomen, zodat de
markante silhouetten pas zichtbaar worden
als zij een hoogte van ten minste drie meter
hebben bereikt. En dan begint dat jonge
baobabje te groeien en te groeien tot het
een echte grote apenbroodboom geworden
is. Het lijkt of er aan dat groeien nooit een
einde komt. Heeft de boom zijn maximale
hoogte bereikt, dan gaat hij voortaan in de
dikte verder. Er komen bomen voor met
een omvang van zevenenveertig meter, al
zijn die wel zeldzaam. Een doorsnede van
drie meter is gewoon en niets bijzonders.
Een doorsnede van vier, vijf of zes meter
begint op te vallen. Ziet men er één van
negen dan zegt men: hé, dat is een mooie!
IN DE BOSSEN van baobabs leven de
dieren van dit land: antilopen, zwijnen,
zowel wilde als met wratten, apen, vogels
en als roofdieren, die op al dit wild azen,
de panters en de leeuwen. Neushoorns zijn
er niet, olifanten evenmin. De laatste zijn
door de mensen vrijwel uitgeroeid, evenals
de giraffen, die hier vroeger talrijk waren.
Op al deze dieren jagen de mensen van
het land, de blanken die import zijn en het
meeste kwaad doen, de zwarten die al deze
dieren krachtens hun afstamming eerlijk
toekomen. In zekere zin zijn de laatsten
haast even prehistorisch als de bomen
waartussen ze jagen. Niet veel is er meer
over van de primitieve stammen, de Kon-
jaguies en de Bassari's, die dit land bevolk
ten en bevolken. Waarschijnlijk zijn ze ten
dode opgeschreven, want hun aantal neemt
steeds af en het sterftecijfer is schrik
barend hoger dan het geboortecijfer. Van
deze stammen zijn de Konjaguies de boeren
en de Bassari's de jagers en krijgers. Zij
hebben de veel zwakkere Konjaguies altijd
bestreden, opgejaagd, geplunderd en schrik
aangejaagd tot zij op hun beurt hun trotse
nekken moesten buigen voor de blanke
overheerser. De Bassari's zijn nu getemd,
ze gaan niet meer op het oorlogspad en ze
zijn er dientengevolge niet beter op ge
worden. Het landbouwen zit hen niet zo in
het bloed als de Konjaguies. Ze vinden het
boer-zijn een verwerpelijke staat en ook de
jacht is er voor hen niet gemakkelijker op
geworden sinds er grote reservaten voor
het wild zijn gekomen. Alleen op jacht
heeft de Bassari nog iets van zijn vroegere
indrukwekkendheid, als hij getooid met zijn
reusachtige hoofdversiering tussen de bao
babs er op uit gaat. Treft men hem in de
kleine dorpen op de markt dan is hij op
zijn best een vuile, schichtige en schuwe
man, stoffig tot in zijn haar van de wande
ling over de hete paden door de „brousse"
en zelfs draagt hij dan vaak - leve de be
schaving! een smerig en gescheurd singlet
of een tot op de draad versleten tuniek van
een battledress. Aan broeken wagen ze zich
nog - niet. Wie altijd onbekleed door het
leven gaat, zal aan die beenbekleding
moeten wennen. De geëvolueerde andere
stammen zien diep neer op deze „wilden" en
gaan er niet mee om. Ook de hoofdtooisels
gaan er hoe langer hoe meer uit. De mooi
ste vindt men nu al in de musea, ze zijn
voor de Bassari's geen noodzakelijk bezit
meer. Het meest komen ze nog voor de dag
bij de geregeld plaatshebbende dansfeesten.
IN HET LEVEN van de mensen van
Senegal speelt de baobab een reusachtige
rol, want de boom is als kokos en bamboe
tot alles nut. In de eerste plaats is de ge
weldige dikke stam, die meestal hol is, een
prachtig huisje in een land waar de regens
op gezette tijden vallen en men in de tus
sentijd gerust in een boomhuis met een
niet al te solide dak kan wonen. Meestal
zit er boven in de stam, waar de grote
takken beginnen, een gat, zodat men een
vuurtje kan stoken zonder te vergaan van
de rook. Dat vuurtje brengt echter wel
brandgevaar met zich en menig baobab is
van binnen helemaal zwart en verkoold,
maar de boom bezit voldoende groeikracht
om een dergelijke ramp te overleven. In de
tweede plaats kan de holle boom dienen
tot het laatste huisje van de mens, het graf.
Door een gat in de stam werpt men een
voudig het dode lichaam naar binnen en
daarmee is het bekeken. Dit moge dan een
originele wijze van bijzetten zijn, hygië
nisch is deze niet en om begrijpelijke rede
nen zijn de Franse bestuurderen het er dan
ook helemaal niet mee eens en hebben ze
het verboden, wal niet wil zeggen dat het
nooit meer gebeurt. Integendeel!
De verse blaadjes van de baobab worden
geplukt, gedroogd en verpulverd en vormen
een zeer goed voedingsprodukt gemengd
door de dagelijkse maaltijd. Van het zure
merg van de vrucht maakt men verkoelen
de drankjes - de schil plus de pitten zouden
tegen dysenterie helpen - en van de as van
de bast maakt men samen met vet een
bruikbare zeep. Het leven in Senegal zou
zonder de baobab inderdaad maar een zure
beweging zijn. Waarvan moest men touw
maken als men niet de vezels van de schors
had? Hoe zou men de koorts in iedere vorm
bestrijden zonder aftreksels en (onsmake
lijke) theetjes van de schors? Het is dan
ook geen wonder dat de Senegalezen de
boom uit alle macht beschermen, wat ze
met andere bomen niet doen, met als ge
volg een totale ontbossing. Maar het nut
van de baobab is zo in 't oog springend, dat
men ze niet alleen beschermt maar zelfs
aanplant, in keurige vierkanten bij de dor
pen, in lanen en in bosjes, en iedere gevon
den jonge boom kan rekenen op een veilig
leventje.
HET SCHATTEN van de ouderdom van
een baobab is vrijwel onbegonnen werk
omdat hij bijna geen jaarringen vertoont.
De dikte van de boom is de enige tijdmeter.
Een ontdekkingsreiziger in Senegal vond
bomen waarop inscripties stonden van de
eerste Portugezen, die hier in de veertien
de eeuw waren en die toen reeds de ver
derfelijke gewoonte hadden - in dit geval
overigens nuttig - om in bomen te krassen.
Die ontdekkingsreiziger - hij heette Adan-
son - was bioloog en gaf de baobabs een
Latijnse naam - meende bomen te vinden
die vijfduizend jaar oud waren, maar. dat
lijkt ietwat onwaarschijnlijk. Een duizend
jaar kan men een goede baobab echter wel
geven, gezien die Portugese inscripties van
zeshonderd jaar oud, die werden aange
bracht op een boom, die toen reeds een
fenomenale dikte had.
Bob Tadema Sporry
Bilderdijk Initialen, 1908
Holl. Mediaeval, romein en cursief ,1912
Hollandse Mediceval Initialen, 1912
Erasmus, romein en cursief, 1923
Grotius, 1925
Erasmus Initialen, 1923
Egmont, romein en cursief, 1932-1931/
Libra, 1938
De Roos romein, curs. en halfv., 191/7-1953
In het binnenland van Senegal aan de voet van de Foeta Djalonbergen leven de Bassari's, een jagervolk dat nu nog steeds met pijl en boog Jaagt in de bossen van
baobabs, die hier de meest voorkomende bomen zijn. Antilopen, wrattenzwijnen en zelfs leeuwen behoren tot hun prooi. Deze voorzomer was de Haarlemse tekenaar
Auke A. Tadema met zijn echtgenote enige weken tussen de Afrikaners, die in deze (in de droge tijd door de zon verschroeide) streken in kleine gemeenschappen
leven. Zoals onderstaande illustratie laat zien, zijn de bossen er zeer open, vaak parkachtig, overzaaid met termietennesten, klein en groot. Links op de tekening: een
Bassari op de jacht met zijn hoofdtooi van veren en een enorme pluim achter zich gebonden. Zijn armen en benen zijn omwonden met aluminium, een concessie aan de
moderne tijd. Aluminium blijft namelijk langer blinken dan koper en is veel goedkoper, een belangrijke factor voor deze wanhopig arme mensen.
De Roos Initialen
Een keuze uit de letters, door 8.H. de Roos
sedert 1907 ontworpen.
HET GEDENKEN van een verjaardag
van Sjoerd Hendrik de Roos is het noe
men van een epoche. Hij kent de im
mense voldoening baanbreker der her
leefde Nederlandse typografie te zijn zon
der contact te hebben verloren met de
laatste uitingen van die kunst. Terugge
trokken levend weet hij dat zijn gezag te
velde is gebleven, zijn pioniersarbeid voor
het boek als praktisch toegepast schoon
heidsideaal, zijn ideeën over ambachte
lijke kunst, de architectuur van het boek.
„Hij leidde de boekkunst in definitieve
banen", zegt meester-drukker Van Krim
pen van hem. Wat De Roos met het Neder
landse boek heeft gewild, heeft hij ook
waar zien worden en ziet hij nog steeds
waar. En dit is zo geworden, omdat De
Roos wist wat hij wildeDaarom ook is
hij herkenbaar in alles wat hij maakte, in
de nieuwe typografie die hij openlegde.
Vandaar is het hem gedenken het noemen
van een epoche. Vandaar dat een geluk
wens aan deze sinds vele jaren te Haarlem
wonende kunstenaar niet onvermengd kan
zijn met een rechtvaardig chauvinisme,
■noem het trots.
S. H. DE ROOS werd op 14 september
1877 te Drachten geboren als zoon van
een maatschoenmaker, een uiterst be
kwaam vakman. Deze was een goed sti
list, zoals bleek uit de artikelen die hij
schreef ter verdediging van dat vakman
schap en ter bestrijding van sociale wan
toestanden. Van hem erfde De Roos waar
schijnlijk zijn stilistische kwaliteit, zijn
fijn en foutloos taalgebruik en taalgevoel,
die hem menigmaal behalve vervaardiger
van het boek ook geducht criticus op de
inhoud ervan deden zijn. Op elfjarige
leeftijd kocht Sjoerd hij had een dub
beltje van zijn vader gekregen in een
stalletje op de Nieuwmarkt te Amster
dam zijn eerste boek. Later ging hij af
leveringen van tijdschriften inbinden.
Niemand op school kon zo fraai boeken
kaften als hij. „Ik hield van het papier,
het papier als materie trok mij toen al
aan", zei hij vorig jaar in een interview.
„Ik heb altijd om boeken gegeven, ik houd
van het boek, ik voelde me er verant
woordelijk voor". Iets beters had het boek
niet kunnen overkomen.
Op 23-jarige leeftijd kwam hij als teke
naar-ontwerper bij het door Berlage, Hoe
ker en Van den Bosch gestichte „Binnen
huis". Hij ontwierp meubelen en andere
gebruiksvoorwerpen. Maar gedurende die
tijd legde hij zich met al zijn energie toe
op de bestudering van de Engelse, Ameri
kaanse en Duitse typografie, van William
Morris en Cobden Sanderson in Engeland
en Carl Ernst Poeschel in Duitsland on
der anderen. Hij kende zijn eigen stijl nog
niet maar wist dat er voor hem nooit een
andere zou kunnen zijn. Toen in 1903 dan
ook bij A. B. Soep te Amsterdam „Kunst
en Maatschappij" van William Morris
verscheen in een door hem verzorgde uit
gave, oogstte hij alom bewondering. De
loos was „en route".
Tot het jaar 1907 kan men de werk-
■.aamheden van De Roos het beste kwali
ficeren als voorhoedegevechten. In 1907
wordt hij benoemd tot artistiek medewer
ker van de lettergieterij „Amsterdam"
voorheen N. Tetterode en begint zijn grote
strijd voor het goede boek. „Het boek is
iets eenvoudigs", zei hij in een tijd die
zichzelf niet meer kon zien achter de ver
waaide pompe van een bandeloze orna
mentiek. In 1912 verschijnt zijn eerste
eigen letter, de Holland Mediaeval, waar-
- na zijn letterscheppingen elkaar in bonte
verscheidenheid hebben opgevolgd, maar
alle dragers van De Roos' persoonlijkheid:
de Ella Culsief, het Zilver-type, de Eras
mus Mediaeval, de Grotius, het Meidoorn
type, de Egmont, de Libra, de Simplex, de
Roos Romein en de Roos Cursief met al
hun variaties en toevoegingen (initialen,
ornamenten, randen enzovoorts). Over de
Roos Romein werd bij de vijfenzeventigste
verjaardag van zijn schepper in ons blad
geschreven: „Deze volmaakt evenwichtige,
ietwat strengere letter, die de karakteris
tieke eigenschappen van De Roos' andere
romeinen in een sublieme vorm bezit, is
wel het Chef d'oeuvre van deze grote
letterontwerper".
De grote waardering uit het binnenland
en van buiten de grenzen voor zyn werk
moet minder betekenen voor S. H. de Roos,
dat het feit dat het lééft. A.N.
VALKENBURG, september. Jaren
lang ben ik mij er van bewust geweest,
dat het onder mensen-die-beter-weten
een aangenomen zaak was en bovendien
bon ton om te verklaren, dat men nog niet
dood met vakantie in dit Limburgse Val
kenburg zou willen worden gezien. „Het is
net zoiets als Volendam of Marken", zei
men, „en dan op z'n Limburgs, carnaval
en zo, lachen en hossen". Nu ben ik net zo
intens noord-Nederlander als u en het
carnaval is altijd als een volstrekt onbe
grepen en niet-gewaardeerde zaak langs
mij heen gegaan. Eén keer zijn wij er ge
weest en toen zijn we na een serieuze
poging om het leuk te vinden met een
zware brom-in om tien over elf maar naar
bed gegaan.
Maar terzake. Valkenburg was het on
derwerp van gesprek. Welnu, ik wilde
alleen maar zeggen, dat het niet waar is,
al dat gepraat over vergelijkingen met het
slechtste dat Nederland op het gebied van
de vakantie-industrie te bieden heeft. Het
zal ook wel, zoals zovele andere dingen,
voortkomen uit ons vreemde nationale
snobisme dat alleen op tenminste driehon
derd kilometer van ons af iets werkelijk
weet te waarderen.
Let wel, voor wie in zijn vakantie de
heid van opvatting vaak zien als een
zekere ouderwetsheid en ongevoeligheid
voor de ontwikkeling van de kunst, ver
getende dat er uitingsvormen zijn die al
tijd gelijk blijven, onaangetast door alle
vormen van mode. Vergetende ook, dat in
de wereld om hen heen de vergroving af
stompend werkt op hun perceptiever
mogen en dat zij het zijn die steeds dooi
de scherpste prikkels getroffen of bewo
gen worden, afgezien nog van de natuur
lijke afkeer van de jongere generatie
tegenover de direct daaraan voorafgaande.
De tekeningen hebben door hun even
wichtigheid en door de afwezigheid van
enige behoefte om op te vallen een be
zonkenheid die slechts voor de aandach
tige bestemd lijkt te zijn. Vast als zijn
handschrift, vrij van affectatie, hebben
zijn schetsen een soms calligrafische
schoonheid, verwant aan de Chinese en
Japanse tekeningen die hij zo zeer bewon
dert. En toch zijn de tekeningen evenals
zijn letters zo door en door van een Ne
derlander een Nederlander en nu reeds
jaren een Haarlemmer waar allen, die hem
en zijn werk kennen, trots op zullen zijn.
S. L. Havtz
i:!;il||||l!!li!!!;!i!il!;!!l!;ljjli:i!!l!l!!!i!M!Mlli;i;il!i|||ni||l!l!l!iU!!:!!(!li!!!li!lllll||j!!|||illllll|||||||||||||||||||||||||||||||i|i!|||||||||||!|!;|||||!;!:i|S!j|;j|
llllllllllllllllllllillllillilllllllllllllllllllllllliiillli.illlllll':
IN HET sterfjaar van Gustave Cour
bet is in de Friese gemeente Drachten een
kind van het mannelijk geslacht, dat werd
ingeschreven onder de naam Sjoerd Hen
drik de Roos, geboren. Zover de schrijver
dezer regelen weet, heeft de dood van
Courbet in 1877 weinig met de geboorte
van S. H. de Roos te maken. Maar het is
moeilijk voor veel jongeren om te be
grijpen dat Monet, Pisarro, Degas, Renoir,
Lautrec, Cézanne, Van Gogh en de Maris-
sen tijdgenoten zijn geweest van de thans
tachtig jaar oude De Roos.
De rol, die hij heeft gespeeld in de zo
geheten renaissance van de Nederlandse
typografie behoort iedere ontwikkelde
Nederlander te weten. In 1912 verscheen
de eerste drukletter van zijn hand die
Nederlander, na een stilstand van enige
eeuwen ineens weer de plaats teruggaf die
het door onze drukkers en lettergieters in
de zestiende en zeventiende eeuw had in
genomen. De invloed van De Roos op het
uiterlijk van het boek, sinds het begin
van de twintigste eeuw, is moeilijk te
overschatten. Van letter tot band en om
slag wordt alles onderworpen aan de zui
verende geest van zijn smaak en logisch
gevoel. De grotoste lettergieterij van ons
land wordt gedragen door zijn scheppend
vermogen en in het buitenland worden
zijn letters veel gebruikt.
Over de talenten van De Roos als typo
graaf en letterontwerper is veel geschre
ven en gezegd bij alle hoogtepunten in
het leven van de jarige en terecht.
Maar voor De Roos zelf is de typografie
slechts één kant van zijn artistieke leven.
Ingres zou, als men zijn schilderijen prees,
geantwoord kunnen hebben: „La peinture,
c'est mon violon d'Ingres" als men in
het hart van De Roos kijkt wordt men ge
waar dat de typografie zijn vak en het
tekenen zijn grote liefde is. Heel zijn lange
leven heeft hij, ondanks zijn voortdurend
gevecht tegen de wansmaak en ondanks
de eisen, die het grote bedrijf waar hij
aan verbonden was aan hem stelde, tijd
weten te vinden om in de natuur te zijn
en te tekenen. Daartoe in staat gesteld
door de zorgen van zijn vrouw, die, on
danks de drukte die een levendig gezin
van zes personen nu eenmaal meebrengt,
een atmosfeer van vrolijke rust om haar
hard werkende echtgenoot wist te schep
pen.
Evenals in zijn typografisch werk heeft
De Roos zonder afwijken doorgezet, schijn
baar onaangeraakt door alle beroering om
hem heen. De jongeren willen deze vast-
HjlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIINI EEN UITSPRAAK VAN S. H. DE ROOS:
H „Ik zie aan sommige boeken, dot de verzorger niet kan tekenen, al is er geen
grein tekenwerk aan het boek te pas gekomen. Een boek verraadt alles over
zijn verzorger en zijn uitvoerder".
stilte zoekt, het vér-van-alles-landhuisje
de ontmoeting met één man per dag al-
een wat ongewenste stoornis, het onver
mengde vogelgefluit als het ideaal, is Val
kenburg niets. Het is er druk en levendig
Maar als u nu naar Cannes gaat me:
vakantie, of Antibes, Salzburg, Heidel-
berg, Spa, Napels of Gérardmeer, daa
vindt u toch ook een vrijwel continu
kermis. In al die plaatsen is het druk
vrolijk, vol met toeristen. Er zijn goed;
restaurants, er is natuurschoon zó vlakbij
dat je er van kunt genieten van kroeg tot
kroeg, er zijn meestal grotten en zalen vc!
speelautomaten, baantjes voor midget
golf, circuits voor botsauto'tjes en duizeni
andere dingen, die voor de gemiddelde
Nederlander het hoogtepunt van zijn
vakantie vormen.
Welnu, dat alles is er in Valkenburg
eveneens. En men kan er nog stil zitten
ook. Ik zit dit aan u te schrijven in dtj
warme, zonnige tuin van een groot hotel]
Er is hier geen geluid te horen. Zojuist
heb ik getelefoneerd met mijn broodheres
in Amsterdam en die zeiden, dat het daar
regent. Kortom, het is hier perfect alles
net wat wij van een vakantie verwachten
Valkenburg ziet er ook bepaald niet nor
maal Nederlands uit. Men voelt zich hier
al een flink eind over de grens en dat is
toch iets, wat we allemaal zo graag
willen?
In het centrum van het dorp is het bij
zonder druk. Fleurig en op een plezierig!
manier vrolijk, zo ziet het er daar uit. Er
lopen allemaal mensen rond met dezelfde
schertsmatige wandelstokken-met-plaatjes
waar u hen ook in Linz, in Spa of in Com:
zoudt kunnen zien. De nauwe straatjes
gaan allemaal steil naar boven en naar
beneden. Hier en daar hangt de was tf
drogen over de hele (geringe) breedte var
de straat. En de wijn, die op dit ogenblik
voor me op tafel staat, is bepaald niet
duur.
Echt, goede lezer, dit Valkenburg is
mij een ontdekking geweest. Ik besef
dit stukje er een beetje uitziet e1'
brochure van de V.V.V. maar r-'--'
mij: ik heb geen contact geM'1
plaatselijke vreemdeRngènin^'"?4-*- r
haar prooagandisten. Ik wilde
zeggen, clat het hier heerlijk :c. T'~
niet van het carnaval en sleets
tig van de Limburgers, maar de mcï
raakt hier zonnig gestemd.
Omdat uw vakantie nu toch al voort;
is, wilde ik u dit even vertellen. Tegec
mei volgend jaar hebt u toch al weer be
sproken op zeker duizend kilometer hia
vandaan. Misschien heb ik dat ook wel
Maar in dat geval, zal ik zeker nog een-
aan Valkenburg denken. A.S.H
Deze tekening van een oude zandkuil c.
de Goudsberg bij Lunteren werd twee. jc
geleden, in september 1955, door S. H-
Roos gemaakt. De letterproef bij dit n'
tikel is uit het Drukkersweekblad.