JACOB VAN CAMPEN
TIJDENS DE BOUW WERDEN
DE VELE INTRIGES VAN
STALPAERT HEM TE MACHTIG
Drie eeuwen geleden13 september 1657, overleed
te Amersfoort als een gegriefd man
DE BEFAAMDE HALLEN ZIJN
ONDOELMATIG, VEROUDERD
EN STAAN IN DE WEG
(Zie verder pagina 2)
De Lees week dit jaar
DE NEDERLANDSE BOUWMEESTER VAN
HET ACHTSTE WERELDWONDER"
IN HET HART VAN AMSTERDAM
„De buik van Parijs" moet verdwijnen
volgens een Franse econoom:
ALS de jonge econoom Daniel Barrère
zijn zin krijgt, moet „de buik van Parijs"
de Hallen uit het beeld van de Franse
hoofdstad verdwijnen. Deze enorme nacht-
markt van levensmiddelen in het hartje
van Parijs is een volkomen verouderde in
stelling, die de voedselvoorziening van
Frankrijk ernstig schaadt meent de 32-ja-
rige Barrère.
„Les Halles" vormen een toeristische at
tractie van de eerste orde. Vreemdelingen,
maar ook talloze Parijzenaars komen in de
vroege ochtend in deze buurt hun uien
soep eten en kijken naar het laden en
lossen en verhandelen van levensmiddelen
uit alle delen van Frankrijk.
BARRERE kent de hallen als weinigen.
Toen hij nog student was aan de Sorbonne,
heeft hij vier jaar lang vrijwel iedere
nacht over de markt rondgezworven. Hij
leerde de hardwerkende gemoedelijke sjou
wers kennen, die hiër iri hun bloederige
overalls rondstappen tussen het vlees. Maar
hij zag ook de handeltjes, de onregelmatig
heden en de ontoereikendheid van dit
marktsysteem.
Zo ontdekte hij dat ongeveer de helft
van al het aangevoerde fruit en ongeveer
zestig percent van de groente door het om
slachtige verhandelsysteem verloren gaan,
want deze artikelen verwisselen zeker veer
tien keer van eigenaar, voordat zij op tafel
komen. De meeste Franse boerenbedrijven
zijn te klein om zelf hun goederen ter
markt te brengen. Zij maken daarom ge
bruik van tussenhandelaren, die de pro-
dukten naar Parijs zenden. Daar die tussen-
illlllllllllillllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllilllllll
en dat de mogelijkheid niet uitgesloten
werd geacht, dat het op een of andere dag
zou bezwijken.
Maar toen werd er ook flink aangepakt.
Reeds twee weken later, van 15 tot 22 fe
bruari 1640, overlegden burgemeesteren
met de bouwmeester Jacob van Campen,
die daarvoor met zijn vriend Constantijn
Huygens uit Den Haag was gekomen en
zijn intrek had genomen bij Pieter Cor-
neliszoon Hooft, die op de Keizersgracht
bij de Herenstraat woonde. In 1639 en vol
gende jaren werden niet minder dan ne
genenzestig percelen aangekocht, waarvoor
de stad bijna zeshonderdveertigduizend
gulden heeft moeten btealen. Op deze wij
ze verkreeg men het terrein, waarop het
stadhuis, dat ongeveer acht miljoen gul
den heeft gekost, gebouwd zou worden.
Op 20 januari 1648, in de tijd dus dat te
Munster de laatste onderhandelingen wer
den gevoerd over de vrede met Spanje,
werd de eerste der 13.659 palen voor de
fundering geslagen. Nog in hetzelfde jaar
kreeg ook de eerste „fondamentsteen" zijn
plaats. Daarop staat te lezen: „Dezen eer
sten fondamentsteen is gelegd door Ger-
brand Pancras, Jacob de Graaf, Sijbrand
Valckenier en Pieter Schaap, Der Heeren
Burgemeesteren Soonen en Neeven. De 28
October MDCXLVIII" (1648).
De bouw vorderde slechts langzaam. Op
10 januari 1645 was de St. Catharine of
Nieuwe Kerk geheel verbrand. Deze was
op 10 mei 1648 nog slechts in zoverre her
steld, dat daarin weer de eerste predikatie
kon worden gehouden. Tevens was men in
1648 begonnen met de bouw van een mo
numentale toren ten westen van de kerk.
Ook dit kostbare bouwwerk moest bijna
geheel uit de stadsfinanciën betaald wor
den zodat, terwijl de predikanten ijver
den voor de bespoediging van de bouw van
kerk en toren, van het godshuis, een ander
deel der burgerij zich uitsprak voor be
spoediging van het gemeentehuis.
De brand, die op 6 juli 1652 het oude
stadhuis vernielde, zodat de stadsbestuur
ders tijdelijk onderdak moesten zoeken in
de Prinsenhof, besliste die twist. De bouw
van de toren werd voorgoed gestaakt. Zo
dra de Engelse oorlog van 1650 tot 1653,
die de handel van Amsterdam had ver
lamd, was beëindigd, werd de raadhuis-
bouw met alle kracht voortgezet, zodat op
29 juli 1655, ofschoon het gebouw nog zon
der dak was, toch daar de eerste raadsver
gadering kon worden gehouden. Pas in
1662 was het gebouw op de binnenschilde-
ring, stoffering en meubilering na, vol
tooid. Doch daarmede is ook nog een der
tigtal jaren gemoeid geweest.
INMIDDELS had de vroedschap op
8 april 1647 een ingrijpende resolutie aan-
handelaren niet weten hoeveel er onder
weg zal bederven, dekken zij zich door ge
middeld tien percent op de prijs te leggen.
MAAR in de Hallen van Parijs begint
de handel pas goed. Tenslotte gaan de
groenten, het fruit en het vlees naar de
winkeliers, soms in Parijs zelf, vaak ook
weer ver de provincie in. Aardappelen uit
Bretagne bijvoorbeeld gaan voor acht franc
per kilo eerst naar Parijs om in de Hallen
(voor 42 francs) verhandeld te worden.
Daarna gaat een deel ervan terug naar de
Bretonse kopers, die vierentachtig francs
per kilo neertellen. Zo gaat het met alle
levensmiddelen uit alle delen van Frank
rijk. Als deze produkten de consumenten
bereiken, is hun prijs gestegen tot onge
veer het tienvoudige van wat de boer er
voor gekregen heeft.
Barrère is ervan overtuigd dat het distri
butiesysteem heel wat beter en goedkoper
kan werken, als de Hallen als centrale
markt verdwijnen. Maar hij ziet zeer goed
in, dat zijn hervormingsplan enorme tegen
stand zal ontmoeten, in de eerste plaats na
tuurlijk van de vierendertig verschillende
„syndicaten" van tussenhandelaren, die
per jaar voor een honderdzestig miljard
francs omzetten in de drukke, nauwe
straatjes van het marktterrein.
Toch is de jeugdige econoom zijn strijd
begonnen. In 1956 kreeg hij een eerste kans
De toenmalige minister van Financiën,
Paul Ramadier, weigerde een wetsontwerp,
dat voorzag in een modernisering (dus
handhaving) van de Hallen te aanvaar
den. Verder past Barrère een taktiek toe,
die erop gericht is geleidelijk te knabbelen
aan het arbeidsterrein. Zo slaagde hij er
in, de Parijse gemeenteraad ertoe te be
wegen de goederenterreinen van La Villet-
te in het noordoosten van Parijs te moder
niseren. Twintig percent van de vleeshan-
del zijnde tien percent van het handels
volume van de Hallen en veertig percent
van de geldomzet ging daardoor voor de
centrale markt verloren.
Daarna bewoog Barrère een groep on
tevreden groentekwekers om een eigen
coöperatieve verkooporganisatie elders in
Parijs te beginnen, die al een zekere aan
trekkingskracht voor de in de Hallen ter
markt gaande concurrenten uitoefent. Heel
geleidelijk hoopt Barrère aldus de handel
in de Hallen zoveel afbreuk doen, dat de
centrale markt niet langer kan bestaan.
Als het zover is, wil hij een netwerk van'
markten scheppen, onderling verbonden
door goede telecommunicaties, zodat koop
lustigen direct weten, wat er in alle de
len van Frankrijk aan de markt is. Reeds
zijn de kiemen hiervoor gelegd met de op
richting van levensmiddelenmarkten in
Lyon en Toulouse en de plannen voor tien
andere plaatselijke levensmiddelenmark
ten. Barrère rekent dat het een jaar of
vijftien zal duren voordat de Hallen, die
in 1896 de centrale markt van Frank
rijk werden, geheel zullen verdwijnen. Als
dat gebeurt, zal tevens een verkeerspro
bleem zijn opgelost, dat de Parijse politie
dagelijks voor enorme moeilijkheden stelt.
De Algemene Nederlandse Bond van
Leesbibliotheekhouders organiseert in sa
menwerking met de Vereeniging ter bevor
dering van de belangen des Boekhandels
van 27 september5 oktober voor de der
de keer haar jaarlijkse Leesweek. Het doel
van deze Leesweek is het lezen te stimu
leren en het publiek er op te wijzen, dat
de erkende leesbibliotheken goede boeken
beschikbaar hebben en verantwoorde voor
lichting geven bij de lectuurvoorziening.
De Leesweek zal op donderdag 26 septem
ber officieel worden geopend door dr. Vic
tor E. van Vriesland in de grote zaal van
Bellevue in Amsterdam. Het toneelgezel
schap Puck zal dan zijn nieuwe stuk „Ta-
loelah" ten tonele brengen.
Tijdens de Leesweek zal men in de lees
bibliotheken een boekje van Anthony van
Kampen kunnen lenen, dat evenwel niet
behoeft te worden teruggebracht. Hieraan
is een prijsvraag verbonden. Het boekje
verschijnt zonder titel en het publiek
wordt uitgenodigd, die er voor te beden
ken. Een eerste prijs van tweehonderd gul
den is beschikbaar gesteld. Ook verschijnt
ter gelegenheid van de Leesweek de propa
gandakrant „Lees ook eens", waarin boek
aankondigingen, verhalen en puzzels zijn
opgenomen.
JACOB VAN CAMPEN werd 2 februari
1595 te Haarlem geboren en op 6 juli van
dat jaar aldaar in de Grote Kerk gedoopt.
Zijn vader, die tot een welgestelde familie
behoorde, was Pieter van Campen Ja-
cobszoon, die te Amsterdam op 4 novem
ber 1594 met Gerritje Claes Berendsdoch-
ter van Haarlem in ondertrouw werd op
genomen en als regent van het Oudeman
nenhuis te Haarlem bekend geweest is.
Deze overleed reeds in 1615, dus toen Ja
cob van Campen twintig jaar was en juist
als schilder lid van het Haarlemse St. Lu-
casgilde was geworden. Naar het schijnt
is hij tussen 1615 en 1621 in Italië ge
weest, vooral te Venetië en Vicenza, waar
hij ook de bouwkunst bestudeerde. Hij
moet de bekende theoreticus Vincenzo Sca-
mozzi nog persoonlijk gekend hebben en
heeft in ieder geval uit diens studiën en
uit het werk Van diens leermeester An
drea Palladio veel geleerd.
Omstreeks 1621 is Jacob van Campen
naar Haarlem teruggekeerd, want in dat
jaar r.oemt Samuel Ampzing, als hij een
tweede druk van zijn „Lof van Haerlem"
uitgeeft, hem onder de vermaarde schil
ders, die toen in de Spaarnestad woonden.
Hij bleef daar gevestigd tot ongeveer 1633,
waarna hij het buitengoed Randenbroek
bij Amersfoort betrok, welke heerlijkheid
hij in 1626 van moederszijde had geërfd.
Men kent slechts enkele schilderijen van
Jacob van Campen, waarvan er een zich
bevindt in het stadhuis te Amersfoort, een
portret van de stadstimmerman Lenaert
Nicasius, die op 7 februari 1651 de brand
bluste, die door het inslaan van de blik
sem in de toren van Amersfoort ontstaan
was. Voor het Blocklandsgasthuis te
Amersfoort schilderde hij een Laatste Oor
deel en ook heeft de meester de ontwerpen
voor de schilderijen in de Oranjezaal van
het Huis ten Bosch te 's-Gravenhage ge
maakt. Deze ontwerpen, die de verheerlij
king van Frederik Hendrik tot onderwerp
hebben, zijn door tal van Vlaamse en
Noordnederlandse schilders, onder anderen
Gerard Honthorst, Cesar van Everdingen,
Salomon de Bray, Pieter de Grebber, Ja
cob Jordaens, Theodorus van Tulden, Jan
Lievens en Cornelis Brizé uitgevoerd. Ook
schilderde Jacob van Campen een portret
van Laurens Janszoon Coster, dat door Jan
van der Velde in 1628 gegraveerd is. An
dere schilderstukken zijn in de archieven
vaji Haarlem vermeld. Decoratieve pane
len van zijn hand kan men zien in een ka
mer, die uit Huize Randenbroek is over
gebracht naar het Rijksmuseum.
VEEL BELANGRIJKER evénwel is het
geen er is overgebleven van Jacob van
Campers werkzaamheid als ontwerper van
bouwwerken. Hij is daarbij niet als uit
voerend architect opgetreden, doch hij le
verde steeds de tekeningen, die dan door
andere meesters als Pieter Post, Arent van
's-Gravezande, Bartholomeus Drijfhout,
Willem de Keijser, Daniël Stalpaert en Ja
cob Vennecool werden gebruikt bij de
eigenlijke bouw. Enige van deze uitvoer
ders zijn later ten onrechte als de ontwer
pers aangezien van wat inderdaad, zoals
Constantijn Huygens zegt: „Uyt den rede
rijeken sinn van Campen was geboren".
Het eerste ontwerp van Jacob van Cam-
Pen ontstond in 1626. Het werd gemaakt
voor de gevel van het huis, dat de schat
rijke Balthazar Koymans te Amsterdam
aan de Keizersgracht over de Westermarkt
liet bouwen, in welk huis later een hogere
burgerschool werd gevestigd. De geheel in
bergsteen uitgevoerde gevel is afgebeeld
in de „Architectura moderna ofte bou-
Winge van onsen tijt" van 1631. Van Cam-
Pen heeft hier voor het eerst de klassieke
orde toegepast, namelijk de composiete en
'•e ionische. Deze gevel werd zeer bewon
derd. Toen Constantijn Huygens, die met
Van Campen bevriend was, in 1633 zijn
huis aan het Plein te 's-Gravenhage wilde
laten bouwen, droeg hij aan deze bouw
meester het maken van een ontwerp op.
Het huis van Huygens is gesloopt toen het
tegenwoordige ministerie van Justitie ge
bouwd werd. Ook hier had Van Campen de
klassieke pilasters boven elkaar gebruikt.
TOEN in de ochtend van donderdag de 29ste juli 1655 met een
indrukwekkend vertoon het nieuwe stadhuis op de Dam te
Amsterdam in gebruik werd genomen, was Jacob van Campen,
de ontwerper van dit imposante bouwwerk, door Constantijn
Huygens 's waerelds achtste wonder genoemd, daarbij niet aan
wezig. Want als een gegriefd man had hij op 1 december 1654
Amsterdam verlaten om er niet meer terug te komen, weggeïntri-
geerd door de stadsbouwmeester Daniël Stalpaert, die zelfs zo
ver ging zich uit te geven voor de eigenlijke ontwerper van
het stadhuis. Jacob van Campen trok zich toen terug op zijn
buiten Randenbroek bij Amersfoort, een adellijk goed, dat aan
zjjn moeder had toebehoord. Daar overleed de grootste der
vele beroemde bouwmeesters uit onze gouden eeuw op 13 sep
tember 1657, dus juist drie eeuwen geleden. Het stoffelijk over
schot van Jacob van Campen, die ongehuwd is gebleven, werd
in de Sint Joriskerk te Amersfoort begraven. Tegen de muur
boven het graf liet Geertruid van Campen, zijn zuster, die met
jan Heereman te Leiden getrouwd was, een in marmer gebeiteld
gedenkteken plaatsen, dat treurende kinderen voorstelt. Dit aan
Rombout Verhulst toegeschreven gedenkteken werd op 4 maart
1658 onthuld. Onder het gedenkteken werd een vers van Joost
van den Vondel gegrift, luidende: „d'Aertsbouheer uit den stam
Van Kampen rust hieronder, die 't Raedhuis t'Amsterdam geboud
heeft, 't achtste wonder".
Een hoekje van het dagverblijf en de vermaarde „Burgerzaal"
Het plan voor de verbouwing in 1630 van
de voorgevel van het stadhuis te Haarlem
wordt eveneens aan Van Campen toege
schreven. Het vooruitspringende gedeelte
is zeer vermoedelijk naar zijn ontwerp ge
maakt. Door Constantijn Huygens, secreta
ris van stadhouder Frederik Hendrik,
kwam hij tot de Oranjevorsten in betrek
king. Voor Joan Maurits van Nassau, de
gouverneur-generaal van Brazilië, ont
wierp hij omstreeks 1633 het paleis, dat
deze aan het Plein te 's-Gravenhage liet
bouwen en thans als het Mauritshuis een
buitengewoon kostbare verzameling schil
derijen bevat. Dit paleis, voltooid om
streeks 1650, werd evenals het huis van
Huygens uitgevoerd door Pieter Post, die
in 1652 voor Joan Maurits dit bouwwerk
in achtenzestig tekeningen afbeeldde,
waarvan Pieter van der Aa er in 1715 eni
ge in prent uitgaf met de naam van Pieter
Post als ontwerper. Het Mauritshuis is in
1704 door brand geteisterd, waardoor de
versiering in het gebouw verwoest werd.
Deze werd nadien in de stijl van Lodewijk
XIV hersteld. Van buiten bleef het echter
vrijwel in zijn oorspronkelijke staat. Van
Campen heeft aan de gevels yan dit ge
bouw Ionische pilasters over de volle
hoogte toegepast.
Voor Frederik Hendrik ontwierp Jacob
van Campen de paleizen te Rijswijk en te
Honselaarsdijk, die beide omstreeks 1800
gesloopt zijn. In 1636 deed hij voor de stad
houder ook het slot te Buren verbouwen
en verfraaien, van 16451649, op last van
de stedelijke overheid, de Nieuwe Kerk te
Haarlem, waar men bovendien enkele ge
vels van huizen aan de meester meent te
mogen toeschrijven. In 1639 trad hij op als
beoordelaar van de door Arent Adr. van
's-Gravezande, stadsarchitect van Leiden,
ontworpen Marekerk aldaar.
Na de dood van Frederik Hendrik be
lastte diens weduwe, Amalia van Solms,
de kunstenaar met het „ordonneren" der
aan de nagedachtenis van de prins gewij
de Oranjezaal, die in het door Pieter Post
begonnen Huis ten Bosch werd gemaakt.
Reeds eerder, in 1641, had Van Campen
voor Frederik Hendrik ter plaatse van het
vroegere Hof van Brandwijk het latere
Koninklijke Paleis aan het Noordeinde te
's-Gravenhage gebouwd, dat in 1819 ver
anderd is geworden.
Voor Amsterdam ontwierp hij in 1636 de
in 1663 alweer gesloopte Heiligewegpoort
en werkte hij met allerlei afwijkingen van
de oorspronkelijke, door Hendrik de Key-
ser vervaardigde plannen, aan het boven
deel van de toren der Westerkerk, die in
1638 voltooid werd. In dat jaar ontston
den, ook onder Van Campens leiding, het
accijnshuis op de hoek van de Oudebrug
steeg en het Damrak en de schouwburg
aan de Keizersgracht bij de Runstraat, die
zoveel mogelijk naar het voorbeeld van
het Theatre Olimpico te Vicenza van An
drea Palladio werd ontworpen. In 1645
maakte de bouwmeester de tekeningen
voor het herstel van de door brand geteis
terde Nieuwe Kerk, die men toen ook van
een toren wilde voorzien, welke echter
slechts ten dele is uitgevoerd. Te Alkmaar
is het in 1647 voltooide orgel der St. Lau-
renskerk naar een tekening van Jacob van
Campen gemaakt. Ook gestoelte in die
kerk heeft hij ontworpen. Ook heeft hij de
graftombe voor Jan van Galen in de
Nieuwe Kerk te Amsterdam en die voor
Maarten Harpertsz. Tromp in de Oude
Kerk te Delft ontworpen.
HOEWEL OOK invloeden van anderen
zich bij de bouw hebben doen gelden, is
het voornaamste werk van Jacob yan
Campen toch wel geworden het Stadhuis
te Amsterdam, dat op 20 april 1808 door
Lodewijk Napoleon als koninklijk paleis
werd betrokken, nadat het als zodanig was
ingericht en veranderd door de stads
bouwmeester B. W. Ziezenis, aan wie het
te danken is dat het prachtige gebouw niet
voorgoed bedorven, maar als een gaaf ge
heel voor het nageslacht bewaard is ge
bleven.
OP 28 JANUARI 1639 hadden de burge
meesteren van Amsterdam mededeling ge
daan van de bedenkelijke toestand van het
na de grote brand op St. Urbanusdag 24
maart 1452, gebouwde stadhuis en werd de
vroedschap in overweging gegeven „alzoo
het stadthuys vrij bouwvalligh is tot veele
plaetsen, off men oock zoude kunnen goed
vinden, inplaets van 't selve een nieuw te
doen maecken". Er werd, zoals ook toen al
gebruikelijk, een commissie benoemd, die
precies een jaar later een rapport indien
de, waarin de conclusie werd neergelegd,
dat het stadhuis inderdaad bouwvallig was
De Nieuwe Kerk te Haarlem