DE JEUGD VLIEGT UIT BitaSCHE EN KLIMT IN DE PEN I Een mager boek van Frangoise Sagan ONZE PUZZELi ANAGRAMWOORDEN De toekomst van het carillon E*blJ Een kloosternacht Een stukje Londen Boekverkopershond bestaat vijftig jaar Het ontstaan van de aarde j ZATERDAG 28 SEPTEMBER 1957 PAGINA TWEE Hieronder plaatsen wij weer twee bij dragen van jeugdige lezers. Wij vesti gen er de aandacht op, dat deze rubriek nog plaats biedt aan drie of vier penne- vruchten en na publikatie daarvan op houdt te bestaan. WIE het geluk, zo u wilt het ongeluk heeft om op een zaterdagavond om zeven uur zijn toevlucht te moeten zoeken in een voormalig klooster, om de nacht door te brengen, kan het volgende beieven Dat klooster is niet zo maar een klooster, maar een Duitse jeugdherberg in Bersen- brück. Vlak voor een uit de hemel storten de plensbui bereikte ik door de medewer king van een Duitse jongen het oude fort. Er heerste een onbeschrijflijke rust, die de jagende wind door de boomtoppen deed horen. Even verderop in een zeer modern huis woonde de jeugdherbergvader, die mij de kille sleutels van het slot overhandig de. Zonder lantaarn wist ik de hol klin kende trap te beklimmen. Maar even later hinkte ik met een grote gevoelige buil te gen een gesloten deur. Op zoek naar de schakelaar werd plotseling de intense stil te verbroken door een vlak boven mijn hoofd hangend carillon, dat in al zijn een voud aan het achtste uur begon te spelen. Op dit moment dacht ik werkelijk aan het laaste uur. Gedrukt in een met fijne rag draden versierde hoek, in mijn hand een steeds groter wordende bult, wachtte ik het toch wel zeer schone verheffende spel af, om verder op zoek te gaan. Een open deur die angstwekkend piepte, alsof dit hoorde in mijn lugubere omstandigheden. Nog even en de knop gaf mij licht in dit beangstigende fort. Op de grote kille slaapzaal stonden tien bedden, maar het was compleet een slagveld: oude ledikan ten, kribbèn en andere soorten bedsteden volgden elkaar op. Ik maakte een keuze en pakte de zware fietstassen uit, om de inhoud op de kale knoestige tafel uit te spreiden. Sokken, overhemden, brood, jam, boter, landkaai-ten en schrijfgerei. Een bonte schakering van alles wat met vakan tie had te maken. Daar begon het gedonder weer. Bliksem- filtsen schoten met hun niet te overtreffen snelheid door de kleine kloosterraampjes het donkere vertrek binnen. Kort hierop volgde het klokkenspel van kwart-over- acht, een bont spektakel. In een door de tand-des-tijds verkleurde bak, die als af voer een stalen gedeukte nestschaal bezat, wist ik mij te wassen. Na de primitieve verschoning werd het tijd om de omgeving eens gaan te verkennen. Eenzijdig trots maar aan de andere kant een beetje angstig (ik ontken het niet) liep ik voetje voor voetje trap op trap af, kamer in ka mer uit, tot het eensklaps weer begon op te klaren. Hoewel niet hel drong de zon „mijn" klooster weer binnen. Vroegere verhalen van ridders en schild knapen spookten door mijn hoofd, niet lang.er was weer een kwartier om en de klokken begonnen hun spel weer over de lage daken van Bersenbrtick te beuken. Op mijn sloffen sloop ik, gebruik makende van het beetje zonlicht, nogmaals het oude klooster door, het fototoestel op mijn buik en de rammelende sleutelbos in m'n vochtige hand. In mijn enthousiasme schoot ik zesendertig foto's af op de histo rische omgeving: Het binnenplein, dat men via een afgebrokkeld trapje met een door oxidatie opgezwollen stalen leuning, be reikt, een van met alg begroeid natuur steen aangelegd wandelpad, ruw uitge houwen nissen met uitstekende plateaus, waar vroeger vele beelden gestaan moeten hebben. Door een smal paadje met poort bereikt men dit pittoresk binnenplaatsje, waar vijfenzeventig centimeter onkruid een onderdeel van het entourage vormt. Een volgende bui kondigde zich aan door een pikzwarte wolk, die recht op mijn slot afkwam. Na vergenoegd deze omgeving te hebben bekeken, trok ik dus weer lang zaam naar de akelige slaapzaal. Krakende trappen, krassende vloeren en piepende deuren. Een lange bank voor de eiken tafel ging bijna door zijn poten en kermde dan ook deerlijk, toen ik er op ging zitten. Een nachtuil liet zittende in een donkere beel dennis de allerakeligste geluiden horen, die de griezeligheid in het vervallen klooster Tony Herbert is in stoot van ieder <JeF genoemde grote expressionisten een «potte Vtentoonsteliing Yon «iterst goselecfioneerde doeken te organiseren. Wat schrijf «k stoot Htj heeft het gedaan, bij hem thuis, ten ©verstoon van honderden gasten uit de notioriale en intetnotronoïe kunstwereld, met het werk van,. Gust de Smet, j«n BrusselmanS, Edgütd Tytget, dot htj op die iqv«ti#Se recepties <&oör £ev«#5®falc nog verhoogden. Na het spel van tienen dook ik met een ferme sprong de hoge krib in, maar kwam luttele seconden later op de houten vloer terecht. Na veel gepeuter lukte het mij de krib scherp te krijgen voor de volgende gast, waarna ik een veili ger bed koos. De lichtknop in de andere hoek van de zaal moest echter nog omge draaid worden. Nauwelijks had ik dit in nachtgewaad wadende volbracht, of.... plots met een korte ruk werd in het stikke- donker de piepende deur geopend. Stok stijf drukte ik mij tegen een witgekalkte deur achter een houten balk, om even daarna in het felle schijnsel van een zak lantaarn te staanHet bleek de jeugd herbergvader te zijn, die mij een goede nacht wenste. Ik wenste hem hetzelfde, op dat moment zelfs nog iets meer! Eenmaal gewend aan het klokkespel, dat donderend boven mijn slaperige hoofd te keer ging, sliep ik weldra in met de stout ste dromen in mijn brein over lakeien, ridders, woeste paarden en bloedige be stormingen. Tot ik met schrik weer in onze eeuw ontwaakte door het overvliegen van zo'n verwenste straaljager. De nacht ver liep verder normaal, tot het „klokje" van zessen sloeg en ik met een fikse sprong de stromatras verliet om de ogen in het diffu se nevellicht te laten knipperen. Na de wassing verliet ik het toch wel romanti sche klooster. Bij het halen van de trek- kerskaart bleek alleen de zoon des huizes thuis te zijn: „Vader en moeder zijn naai de kerk. over een uur zijn ze weer terug'" Ik maakte hiervan gebruik het klooster nog even in de felle zon te bekijken en 'e onderzoeken. Vele poortjes, nissen en trap jes kwamen nog aan het daglicht. Na een uur betaalde ik de huur van het slot. slechts vijftig pfennig, een koopje in zo'n mysterieuze omgeving. Terwijl de klokken mij uitgeleide deden, ging de reis weer ver der op zoek naar nieuwe avonturen. Wie met vakantie in Bersenbrtick komt, mag niet verzuimen een nacht te blijven slapen in het voormalige klooster. Men vergeet het zijn hele leven niet meer. Zelden zal men zulke schone klokkenmelo- dieën van dichtbij kunnen beluisteren. Cnr Boos TRAFELGAR SQUARE is een van de beroemdste pleinen van Londen. Op een hoge obelisk troont admiraal Nel son boven de mensenmenigte uit, compleet toegerust met zijn sabel en zijn steek waar op vaak een brutale Engelse duif zich koes tert in de zon, terwijl aan de voet van deze lange zuil twee machtige fonteinen spui ten. Je ziet er allerlei nationaliteiten, Fran sen, Zwitsers, Italianen en zelfs Turken, die zich alemaal in de gekste bochten wrin gen om de lange pilaar met Nelson in het geheel op hun lens te krijgen. En door dit alles heen vliegen, fladderen en trippelen honderden duiven, die zich als echte ac teurs de huldebewijzen van de mensen la ten welgevallen en met gretige gulzigheid de stukjes brood van de hen toegestoken handen wegpikken. Als je met moeite de drukke sraat over- egstoken bent, die langs Trafalgar Square loopt en waar de ouderwetse Engelse taxi's en de trolleybussen drie rijen dik passeren, kom je in de National Gallery, een prach tig schilderijenmuseum, waar ook een paar zalen aan Rembrandt gewijd zijn. Het is toch typerend, dat je zelfs in het buiten land met intense bewondering naar zijn schilderijen kan kijken en een gevoel van trots niet kan onderdrukken, omdat ons kleine kikkerlandje zo'n grote schilder heeft voortgebracht. Als je weer buiten komt, na alles beke ken te hebben, moet je even dromerig over de balustrade van de galerij hangen, die zich langs de hele voorkant van het mu seum uitstrekt. Voor je ligt nu al wat ver laten Trafalgar Square en in de verte zie je vaag de koepel van de St. Paul's Cathe dral boven de rook van de voorbijgaande treinen opdoemen. Maar als je dan plotseling opgeschrikt wordt door vijf galmende slagen van de Big Ben, realiseer je je dat het al laat is. Snel loop je naar een van de talrijke hal- li^'ccmmeritartcrctt t De .vertamclaar xa^fsteèhts ee« rfeel-|var. xi jn hij xijn kunstscbatfon uitsluitend binnen xijn intimiteit 'liet xicn. Hei nomaden- xwerven van indrukwekkende oude kunst ui»- openbaar en porti stilaan of. Het is goed, dat de aflossing gebeurt met de kruim va |k«nst. £r hesiaet in Belgie onder vorxam,elect een :yerhöügende"wed»^êVJ goed, dnt iedereen ziet wat zij fcezig xijn ut* o«K« krachtige plastischei k^ns^ van jde laafsfe halve eeudr mg 'sporen. en. net nomaaen- „Maya en Edgard" door Edgard Tytgat (1948) „De minnaars" door Gustaaf de Smet (1931) (Uit de inleiding door Maurice Roelants) BELGIE beschikt over een aardig aantal belangrijke ver zamelaars van moderne kunst. Het Stedelijk Museum te Am sterdam en het Museum Kröller Müller mochten van twee hunner de collecties of een keuze daaruit tonen. Thans expo seert het Haagse Gemeentemuseum tot 25 november een deel van het bezit van de fabrikant Tony Herbert te Kortrijk. Maurice Roelants, die de in opdracht van het Belgische mi nisterie van Openbaar Onderwijs door de Editions de la Con- naissance fraai uitgegeven, vele reprodükties van alle tentoon gestelde werken bevattende catalogus inleidt, noemt, nog de ver zamelaars Van Geluwe, Leten en Van Haelen, zodat een Neder lander er jaloers op zou worden! Laten we echter niet vergeten dat de tentoonstelling „Facetten" in de Vishal te Haarlem was samengesteld uit drie Nederlandse particuliere verzamelingen, dat Regnaults collectie in het Stedelijk Museum niet meer ge mist kan worden, dat de Kröller Müllers Nederland een prach tig museum schonken en dat het bovendien niet de schuld was van Boendermaker, dat de door hem gestimuleerde kunstenaars wat betreft kwaliteit toch achterbleven bij hun Belgische col lega's. Het lijkt me even bevredigender voor de Belg door aankopen kunstenaars van zijn land te helpen dan voor de Nederlander, gezien de kwaliteiten van de Belgische schilders van deze eeuw. Voorts verkrijgt men uit Roelant's artikel de indruk dat wat betreft het werk van de overheid in deze de Nederlandse kunstenaar er iets beter dan de Belgische voor staat. De Belgische particuliere collecties van moderne kunst overtreffen die der Belgische musea. Herbert richtte zich vooral op het Belgische expressionisme wat de schilderkust betreft. Zijn voorkeur in de beeldhouw- zich onder meer bij Jespers en maakt thans abstracte plastie ken. Een werk van Pierre Caille (geboren in 1912) in ceramiek is een voorbeeld van de latere verwerking van expressionisme en andere richtingen. Rik Wouters tenslotte moet met meer kunst ligt in een breder vlak, hetgeen ten dele ook wel in het aanbod kan liggen. Van Henri Puvrez (geboren in 1893) bezit hij behalve een portret van zichzelf beeltenissen van verschei dene in zijn collectie vertegenwoordigde schilders en een zelf portret. Puvrez moet een tijdlang het expresionisme hebben aangehangen. Zijn overigens expressieve portretten zijn meer van realistische aard. Charles Leplae (geboren in 1903) en Geor ges Grard (geboren in 1901) kunnen gerekend worden tot hen. die men in België „Animisten" noemde, van welke richting men hier te lande bijvoorbeeld een warm voorstander in prof. Otlo B. de Kat vindt. Waarlijk expressionist was Oscar .Jespers (ge boren in 1887). Hoewel hij ook naar een meer realistische in stelling evolueerde klinkt de eerste richting in de treffende typering van een Noordhollander nog duidelijk door. Het Kruis beeld van And ré Willequet (geboren in 1921) heeft een expres sionistische tendens. Willy Anthoons (geboren in 1911) schoolde werk dan het ons nog te weinig bekende kostelijke beeldje „Houding" vertegenwoordigd zijn in Herberts verzameling, waaruit voor de grote aan hem gewijde tentoonstelling in Ant werpen enige zaken moesten worden afgestaan. Hel belangrijkste deel van de verzameling wordt gevormd dan door schilderijen van Gustave de Smet (1877—1943). Voor hem had Herbert een grote voorkeur. Evenzeer moeten worden genoemd Constant Permeke. 1886—1952, Edgard Tijtgat. 1879— 1957 en Jan Brusselmans, 1884—1953, benevens enkele doeken, passend in de algemene tendens dezer verzameling, van Frits van den Berghe. 1883—1939. Gustaaf van de Woestijne, 1881— 1947 en Hippolyte Daeye, 1873—1952. De laatsten werden in Den Haag met één werk ieder vertegenwoordigd, jongeren als Gaston Bertrand, Anne Bonnet. Jan Burssens, Louis van Lint, Marc Mendelsohn en Antonie Mortier. AAN DE jaarvergadering van de Neder landse Klokkenspel Vereniging, die van daag in Utrecht wordt gehouden, zal door het bestuur een ontwerpresolutie worden voorgelegd, waarin het bestuur als zijn ooi- deel geeft, dat in ons land de kunst van klokkengieten na drie eeuwen een nieuw hoogtepunt heeft bereikt en de Nederlandse Klokkengieters opnieuw en terecht wereld vermaardheid genieten. Volgens het bestuur behoort aan hen meer dan ooit medewer king te worden verleend bij het beproeven van de mogelijkheden tot het levéren van beiaarden in het binnen- en buitenland. In het bijzonder moeten zij, aldus het bestuur, worden gesteund in hun concurrentiestrijd met de leveranciers van zogenaamde elek tronische beiaarden. Het wordt van groot belang geacht, dat er bij voortduring voor zal worden ge waakt, dat de bestaande Nederlandse bei aarden welke veelal als voorbeelden worden beschouwd zoveel mogelijk a!s volwaardige concertinstrumenten (waaroo een goede toon vorming en fijn genuanceerd spel mogelijk is) kunnen getuigen van de schoonheid der beiaardkunst in de lage lan- den. Ook verder wordt in de resolutie op. gemerkt, dat alle vergelijkende beschou wingen. gepubliceerd in de laatste maande en waarbij in gunstige zin wordt gesnvrk over de elektronische beiaarden, geschre. ven zijn door musici, die niet als deskun digen kunnen worden aangemerkt. De voorzitter van de Nederlandse Kbk- kenspelvereniging. mr. Romke de V,bei- die mededeling deed van de genoemde or' werpresolutie, zei in zijn toelichting onder meer dat in vele plaatsen in ons land. waar bij hij Amsterdam en Alkmaar als voor beelden noemde, de beiaarden in een er barmelijke toestand verkeren. Hij vindt het merkwaardig, dat het onderhoud van de ei gen beiaarden schromelijk wordt verwaar loosd, maar dat er wel geld blijkt te zijn voor de import, van elektronische beiaarden uit Amerika. Vooral in een tijd, waarin vele buitenlanders komen luisteren naar onze beiaarden (vooral in Duitsland en Zweden is de belangstelling voor Nederlandse bei aarden volgens hem zeer groot) acht hij dit funest. De Nederlandse Boekverkopersbond be slaat op donderdag 3 oktober vijftig jaar. Ter gelegenheid hiervan zal op die dag, 's morgens om elf uur, in het stedelijk mu seum „Het Prinsenhof" in Delft een ten toonstelling „Den Gulden Winckel" wor den geopend door het hoofd van de afde ling Kunsten van het ministerie van On derwijs, Kunsten en Wetenschappen, dr. J. Hulsker. Deze tentoonstelling bedoelt een overzicht te geven van de meest repre sentatieve boeken, die in de laatste halve eeuw zijn verschenen. Op de middag van de jubileumdag heeft in Stadsdoelen de feestvergadering plaats, waarop voor de eerste keer de vijfjaarlijkse J. H. Donner- prijs zal worden uitgereikt aan de boek handelaar. die zich op bijzondere en lang durige wijze verdienstelijk heeft gemaakt voor de boekhandel. Wijlen de heer J. H. Donner, broer van de president van de Hoge Raad, was vijftien jaar voorzitter van de Nederlandse Boekverkopersbond. tes van de ondergrondse, die ie in het spitsuur met een in haar maalstroom op neemt. De trein raast voort met een angstaanja gende snelheid, stopt gierend bij een halte om daarna met dezelfde vaart door te snel len. Het is een chaos van jachtende mensen, schreeuwende conducteurs en kwebbelende fabrieksmeisjes. Maar bij het aan-enuit- flikkerend licht en het hobbelen van de trein leest de Engelsman met zijn onaf scheidelijke bolhoed en zwarte paraplue on verstoorbaar z'n zo juist gekochte krantje. Opgelucht als je eindelijk op de plaats van bestemming aangekomen bent, haast je je door de drukte van het spitsuur naar huis, waar je onder het genot van een echte Engelse „tea" toch echt in het buiten land voelt. Janus MET BEGELEIDING van een handige recla me heeft de uitgever Julliard het letterkundi ge seizoen in Frankrijk geopend met de derde roman van Frangoise Sa gan, waarvan in enkele weken reeds tweehon derdzestigduizend exem plaren verkocht zijn. Dat geweldige succes is niet het gevolg van de be langrijkheid van „Dans un mois, dans un an". Het is aan het „ver schijnsel Sagan" te dan ken: een jong meisje, dat in „Bonjour tristesse" en „Un certain sourlre" de troebele gevoelens van een ontgoochelde jeugd met rake, onsentimentele helderheid wist weer te geven. Wat vooral ver raste in haar eerste ro mans was haar stijl, die hoewel niet vlekke loos een melancholisch accent van echtheid, van doorleefdheid had. In „Dans un mois....'' zijn haar oorspronkelijk na tuurlijk aandoende stijl- procédé's tot irriterende maniertjes geworden. Zo brengt bijvoorbeeld het gebruik van bijwoorden op -ment, dat in „Un certain sourire" een in druk van lusteloosheid en van moeheid wist te wekken, hier, door de buitensporige herhaling. alleen maar verveling. En de nuchtere consta tering. dat de eenzaam heid onafwendbaar is, de berustende conclusie: zo is nu eenmaal het leven, maar wat hindert dat, die haar eerste romans karakteriseerden, zijn in haar jongste werk ver vangen door een ais hoogste wijsheid geuite levenskennis, welke niet dieper gaat dan die van een onvolwassene. Het schrale avontuur van haar vroegere ro mans berustte hoofdza kelijk op jeugdervaring. Ook in „Dans un mois. is de auteur (te oordelen naar enkele „overpein zingen") nog persoonlijk aanwezig. Zij heeft ech ter vooral een Parijs milieu willen beschrij ven, een wereldje van half-intellectuelen, die een volkomen leeg leven leiden. Sagan is evenwel niet verder doorgedron gen dan tot de buiten kant van dit oninteres sant gezelschap, waar van alle personen een chassé-croisé spelen, dat telkens automatisch in een slaapkamer eindigt. Dat is te veel en te wei nig, om een stijlprocédé van Frangoise Sagan: de tegenstelling te gebrui ken. Als men nu nog van de onvermijdelijkheid van dat spel overtuigd werd. zou er tegen de afwisselende combinatie van personen in dat de cor geen bezwaar, al thans geen artistiek be zwaar zijn. Ook zou men het accepteren indien de personen eenvoudigweg, los van de gangbare mo raal, hun leven wilden leiden naar eigen opvat ting of gril of door hun handelingen trachtten te ontkomen aan een vaag gevoel van wanhoop, zo als de sclirijfster schijnt te willen suggereren. Noch het een. noch het ander is echter overtui gend aanwezig. Men krijgt de indruk dat Frangoise Sagan te weinig stof had of haar beperkt wereldje te een vormig geobserveerd heeft om een roman te vullen. De reeds jong er varen Josée en de suc cesrijke actrice Beatrice (die even goed toneel als de komedie der liefde speelt) en haar minnaars zijn allen te fragmenta risch gebleven. Toch vindt men in dit schrale en kunstmatige bock soms de Sagan uit „Bon jour tristesse'' terug: in de cynische helderheid waarmee de personen zichzelf zien en in en kele mlld-droef geestige bladzijden over de on ontkoombare eenzaam heid. De hoofdpersonen uit Sagan's drie romans berusten met een tik ie melancholie in die een zaamheid: „Het is nu eenmaal zo, je moet er maar niet aan denken". Het werk van de schrijf ster bewijst echter dat dit een doodlopend standpunt is, waarop men niet steeds maar ro mans kan bouwen. Het is nu eenmaal zo dat in het algemeen de mens „er wel aan denkt". ZO MAGER „Dans un mois.." uitviel, zo wel doorvoed is „Tendre et vlolente Elisabeth" ge worden, het vierde deel van Troyat's familiege schiedenis „Les Semail- les et les Molssons" (door Pion uitgegeven). Het is het type van de knap geschreven ro man door een ervaren auteur die zijn métier door en door kent. Men kan dit deel zeer goed zonder voorkennis der voorgaande lezen. Het is hoofdzakelijk gewijd aan de negentienjarige Elisa beth, die haar vakantie in het hotel van haar ouders in het bergsport centrum Mégève door brengt. Daar leert zij de „genotzuchtige, amorele, ontrouwe" Christian kennen, ene haar aan zichzelf onthult, van wie zij houdt, maar voor wte zij slechts een juist af gestemd „instrument de plaisir" is. Alles voltrekt zich volgens het gebrui kelijke recept: verzet van Elisabeth uit trots en scrupules, terugval, breuk met Christian, hu welijk met een man, die van haar houdt en voor wie zij dankbare teder heid gevoelt, terugkeer naar Christian enzo voorts. De psychologie is als het verhaal: solide, zonder verrassing. Toch leest men deze roman met belangstelling, om dat Troyat een uitne mend verteller is en het avontuur Elisabeth ge plaatst heeft in een ka der van tastbaar be schreven alledaagse be slommeringen en een verscheidenheid van mensen, die bijna allen levend voor ons staan. S. Elte De Smet, Permeke, Brusselmans en Tijtgat zijn dus „de grote vier". Hoewel we de laatste in onze omgeving al aardig moch ten leren kennen door een verhoogde belangstelling na de oor log voor zijn werk, hetgeen een aantal tentoonstellingen met zich meebracht, is het weer een plezier zijn vaak ondeugende humoristische onderwerpen in zo verfijnde wat teruggehouden kleuren te ontmoeten. Heerlijk is Tijtgats orkest met de vier zangsolisten op de voorgrond en de dirigent in rok, waarvan een pand over de reling van zijn dirigeerpodium hangt. Iet wat flauw in zijn gekanker op de belastingen was de oude heer in zijn „Enkele bladzijden uit het leven van een kunstenaar" aan het einde daarvan. De vrouw, veelal naakt, speelt een grote rol in Herberts collectie Tijtgats, waarin domineert een groot familieportret van Herbert, zijn vrouw en hun elf kin deren. Tijtgat heeft in het laatste werk Herbert betrokken in zijn eigen opvattingen. De beeltenis van Puvrez zal hem wel juister weergeven. De foto van de kop van deze verzamelaar klopt dan toch het meest met hetgeen Roelants ons vertelt van deze „stormram". Overigens: uit de collectie zou men enigszins het karakter van Herbert mogen aflezen. Een vent dus met een gevoel voor humor en vooral een kerel, als ik denk aan Permeke, De Smet en Brusselmans, wier kunst zo krachtig is. Rond Permeke was het wat stil de laatste jaren hier. De collectie Regnault ver toont goede voorbeelden van zijn kunst. Herberts verzameling is een welkome aanvulling echter voor de jongere in schilder kunst geïnteresseerden onder ons. En Regnaults collectie is weer een aanvulling voor een deel op wat Herbert in Den Haag van De Smet laat zien. Deze twee figuren zijn wel de meest typische vertegenwoordigers van hel Vlaamse expressio nisme. Brusselmans' werk is al in het Stedelijk Museum op de expositie om een groep Belgische schilders en op de Benelux- tentoonstelling van de Hollandse Aquarellisten Kring te zien geweest. Brusselmans kan tot de expressionisten genoemd worden, maar gaf aan deze richting een strengere vorm. Een zin tot een bepaald realisme maakte sommige schilderijen dooi de aard van het onderwerp misschien tot wat moeilijk te ver werken zaken. Ik denk aan het „Stilleven met groene peren" waarachter een afschuwelijk behang me beslist hindert. Maar hoe overtuigend realistisch is de kleur van zijn grote interieur en ook van een zolderkamer? „De Mansarde" door Jan DrusseLma/tis (1939) Wat betreft de schilderkunst is deze collectie er een va grote nadrukkelijkheid. Ik ondervond dan ook wel enig gevo van bevrijding tegenover een wat men noemt „lekker" geschil derd stilleven met prei van De Smet uit 1942. Bob Buif Er zijn veel woorden, die in zoverre op elkaar lijken, dat ze uit dezelfde maar an ders gerangschikte letters bestaan. Nu is het de bedoeling om in ieder der drie op gaven, die we hieronder geven, telkens drie woorden te vinden, die dus eikaars anagrammen zijn, en die logisch in de zin passen. We geven eerst een voorbeeld: Een klein meisje keek vol aandacht (om te zien, of hij nu niet blank en schoon zou worden) naar eendie in de liep. Ditpuzzel is weer eens iets anders, vindt u niet? Zover de voorbeeld-opgaaf. De oplossing is: neger regen-genre, drie woorden, bestaande uit dezelfde letters, maar natuurlijk van to taal verschillende betekenis. Hier komen dan de drie opgaven van deze week: 1. Defungeert gewoonlijk ook als- van de kerk. Hij daarvoor op de vroege zondagmorgen enige keren naar het kolenhok, en, zwaar beladen, weer terug naar de kerk. 2. Hoe was het in 1939? Deder kelvoud als hel meervoud goed gerekend De volledige oplossing luidt: 1. spoorweg- beambte(s), 2. minister-president, 3. cate chiseermeester, 4. beroeps-goochelaar, 3. kabinets-formateur. Prijswinnaars waren: J. G. Boegschoten, Oranje Nassaulaan 152, Overveen, 7,50, M. W. Kooijmans, Kamerl. Onnesstraat 49. Haarlem, 5.— W. P. J. Ente, v. Nes straat 39, Haarlem, 2,50. Van de reeks artikelen, die destijds on der de titel „De wereld waarin wij i|even in het Amerikaanse weekblad „Life" wor- geweren stonden aan de voet. De tussen de waren zo diep ge worden, dat het ergste niet meer kon worden voorkomen. 3. Hevig woedendezijn van uit zee aan komen gieren; de regen raast in fellede wind is een orkaan geworden. Het dat duivel heet. lijkt wel met al zijn verschrikkingen te zijn losgebroken. Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad 7,50, 5, en 2,50 dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de oplossing per briefkaart in te zen den aan een van onze bureaus in Haarlem, Grote Houtstraat 93 en Soendaplein; in IJmuiden, Lange Nieuwstraat 427. In de oplossing van onze vorige puzzel (verborgen beroepen) speelde een overtol lige S in de eerste opgave velen parten. Anderen zetten haar eenvoudig achter de oplossing, zodat er „spoorwegbèambles" kwam te staan. We hebben zowel het en den gepubliceerd en het onslaan van de aarde tot onderwerp hadden, zullen in °e Verenigde Staten vier films worden g£' maakt, elk met een speelduur van dertig minuten. De eerste van deze reeks komt m het najaar uit. Vooraanstaande sterven- kundigeen, geologen en geofysici verstreK- ken bij de vervaardiging technische advie zen. De drie volgende delen zullen in loop van een jaar worden voltooid.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 18