J5ehaudeu ONDANKS AANVALLEN VAN WATER EN VUUR £ianse amioep kifkt niet ap een pcaqtamma meec aft mindec De steenbok ONZE NAMEN i De eerste indruk is j vaak uitermate misleidend Erbij Het is geen wonderdat in de late zomer de leden van de Nederlandse Kastelen stichting onder meer een bezoek hebben gebracht aan het thans als raadhuis inge- bruik zijnde slot Dussendat daar sinds eeuwen ligt in het land van Heusden en Altena tussen weiland en water. Het is een toonbeeld van de stijl der vroege renaissance. Twintig jaar geleden is de steenbok, het trotse wapendier van Zwitserland, dat in de zeventiende eeuw door de intensieve jacht uitgestorven was, met succes weer ingevoerd in het nationale park. Deze verheugende vestiging gaat echter niet zonder moeite gepaard. IN DE ALPEN Geen zeeschuimer''. Het is andersi V R IJ D A G 4 OKTOBER 1957 PAGINA V 1ER De heerlijkheid Dussen wordt voor het eerst in onze vaderlandse geschie denis genoemd in de twaalfde eeuw. In oude kronieken vindt men onder hel jaartal 1156 ridder Jacob van der Dus sen vermeld en onder 1288 Jan van dei Dussen, die bij de slag Woerden aan de zijde van Hertog Jan streed als een van de Brabantse helden. Het geslacht Van der Dussen werd gedeeltelijk door de St. Elisabethsvloed verdreven. Enkele takken brachten 'n aanzienlijke nakome lingschap voort met een even aanzien lijke staat van dienst. Onder schepenen en burgemeesters van Delft, Gouda Schiedam en Dordrechtook onder secre tarissen van de stad Amsterdam, kan men hun naam terugvinden, Na 1600 kwam het stamkasteel onder het beheer van verscheidene grafelijke eigenaren. Voor de gemeente Dussen het aankocht, werd het door zusters-Carmelitessen van verschillende grafelijke eigenaren. Boven: ,,'t Spijker" (voorraadschuur), een middeleeuws huis in Brakel. Onder: landelijk gelegen „Huize Brakel". DER TRADITIE GETROUW begint het Franse radioseizoen tegelijk met het schooljaar: in de tweede helft van oktober. Het vernieuwe programmaschema gaat dan ook officieel op zondag 13 oktober in, maar een gedeelte daarvan werd reeds in de afgelopen maand ten doop gehouden. De verse programma-onderdelen van de langegolfzender Paris-Inter profiteren al van 22 september af van de verdubbelde energie waarmee het in het centrum van Frankrijk gelegen krachtstation Allouis een dorpje tussen Vierzon en Bourges, het land van Alain Fournier en zijn „Grand Meaulnes" thans uitzendt. Met zijn vijfhonderd kilowatt behoort Allouis met Radio-Luxemburg en een der Moscovische zenders tot de reuzen van de langegolf- band. Droitwich (dat het lichte programma van de BBC verbreidt) en Europa I mogen er met hun vierhonderd kilowatt trouwens ook zijn. Het is altijd enigszins moeilijk om over de Franse programma's te schrijven omdat voor de meeste Nederlandse luisteraars helaas de taalbarrière een hindernis vormt om volledig van het door de Franse omroep gebodene te profiteren. Bovendien kan de gebrekkige wijze "waarop de drie in Nederland te ontvangen programma's er is nog een vierde op de hier te lande niet te beluisteren FM-band door onze bladen, bodes, gidsen en geluiden worden weergegeven daartoe bezwaarlijk stimulerend worden genoemd. Dat is zeer te betreuren, want de Franse programma's het werd door ons al eens eerder betoogd kunnen met name aan de Hilversumse omroep- patriarchen ten voorbeeld worden gesteld, wat vindingrijkheid, variatie en artistiek belang betreft. Men kan de RTF op het niveau van de BBC stellen. En wat het ge halte van haar serieuze uitzendingen betreft zijn wij geneigd haar prestaties nog boven die van het fameuze Derde Programma waarvan het evenbeeld in Frank rijk dan ook niet voor niets „Programme national" heet te achten. De zender-groep Paris-Inter (welke behalve het reeds genoemde Allouis op 1829 meter ook een regionale zender te Nice (193 meter) en een eveneens de gehele dag uitstekend doorkomend station in de 48-meterband omvat) zendt ononderbroken uit tussen half zeven 's morgens en twee uur 's nachts. Tussen de genoemde tijdstippen wordt een afwisselend programma geboden, dat voor een deel bestaat uit lichte muziek bijvoorbeeld tussen twaalf en twee uur 's middags en gedurende de twee uren na middernacht, het uitstekende „Routes de nuit" en voor een ander deel aan de heruitzending van grote internationale concerten. Nu nog kan men geregeld op namen van de Festivals in Menton. Besancon. Straatsburg, Edinburgh, Montreux, Salzburg en Holland horen. Gesproken woord treft men op Paris-Inter nauwelijks aan, maar de schaarse uitzendingen in dat genre verdienen dan ook alle lof: „Paris vous parle" vormt elke avond om kwart over zeven een prachtig staaltje radiojour- nalistiek en de zittingen van de „Tribune de Paris" (vijf keer per week 's avonds om half negen) munten uit door even levendige als scherpzinnige debatteerkunst. VAN DE NIEUWE programma's noemen wij allereerst het „Cabaret-Inter" dat vrijdagavond om acht uur de chansonniers van Parijs met de humor op de lippen tussen een schets en een zangnummer langs de microfoon doet defileren, al rodde lend, persiflerend en parodiërend. Op zondagen (alles van 13 oktober af) wordt om 11.40 uur het folkloristische Franse chanson uit zijn slaap gewekt, waarna twee uur later bekende Franse schrijvers Franse landstreken zullen beschrijven. Het is aan de luisteraars om te raden over welk landschap het gaat. Paul Vialar is de eerste aan bod komende auteur. Van 15 oktober af zal de bekende dienaar van de lichte muze Jean Nohain elke avond zeven minuten (20.53 uur) voor de microfoon komen om iets uit zijn aan souvenirs en anekdotes zo rijke loopbaan te vertellen. Nieuwelingen onder de tekst schrijvers en componisten van chansons krijgen op woensdagavonden om 20.15 uur hun grote kans in het cabaret-variété ,.A l'enseigne du Cheval d'Or". De Parijse Métro wekt terecht altijd weer de bewondering van de buitenlandse be zoekers van de Franse hoofdstad op. Maar er Is over dat massavervoermiddel heel wat meer te vertellen dan dat het snel, frequent en probleemloos voor de vreemde ling werkt. De waarlijk ondergrondse geheimen van de métro worden op vrijdag avonden om 22.15 uur via het Parijse programmanet (in Nederland het best te horen op 280, 259 en 218 meter) door een inwoner van Lyon. een zanger uit Marseille en twee aardige Parisiennes uitgeleverd. Zij onthullen, dat de Parijse métro een bron van anekdotes vormt. Door hen weten we reeds, dat de zoon van Verlaine op het station Opéra kaartjes knipte. Minnaars van de Franse hoofdstad zullen de poëzie en de charme van Parijs op hetzelfde zendernet hei-vinden in een reeks ..Sourires de Paris" van de bekende auteur en journalist Pierre Loiselet. Eén van de specialiteiten van de RTF wordt gevormd door haar gesprekken met kopstukken uit het domein der kunsten en schone letteren. Dit seizoen kan men via het Parijse programma met Pierre Benoit de auteur van „Atlantide" en ..Koe- nigsmark" kennismaken en via het Programma national ("men kieze de stations op 347, 235 of 222 meter) met de schilder André Masson en de schrijver Marcel Jou- handeau. Over het algemeen vormt het taalverschil juist voor het beluisteren en ge nieten van de zo diepgaande en belangwekkende programma's van dit nationale zendernet een belemmering. Voor hen voor wie dit niet geldt noemen wij de volgen de, afwisselend op de zondagavonden geprojecteerde uitzendingen: Thèmes et Para phrases, waarin de litteraire verwerking van een aantal onderwerpen aan de orde wordt gesteld, Devins. Mediums et Visionnaires. dat over een reeks occulte verschij ningen en verschiinselen gaat. Visages de France, dat met medewerking van een groot aantal specialisten een psychologische benadering van de moderne mens beoogt. Al deze programma's beginnen om half elf op zondagavonden. Degenen die zich voor het leven en de kunst in het Verre Oosten interesseren, wijzen wij op Les Méconnus dans la Maison, waarbij een reeks daarop betrekking hebbende onderwerpen op dichterlijke, soms ook religieuze wijze door de Vietnamese schrijver Pham Van-Ky worden behandeld. Tenslotte noemen wij nog het vervolg op de serie „De vrouw in de wereld" van Francine Leullier, die thans een reeks programma's heeft gebaseerd op „Het (echt)paar". Dit programma loopt van 16 oktober af op woensdagen van half negen tot negen uur. Wie oren heeft om te horen en bovendien voldoende het Frans machtig is die hore. II. Bartman HET oorspronkelijke plan voor de ver bouwing van het kasteel Dussen werd ge maakt door de Haagse architect De Hoogh, die in de oorlog is overleden. De plannen werden met enige wijziging door de archi tect A. van Essen uitgevoerd. De huidige burgemeester heeft studie gemaakt van oude meubelen en hun stijl, zodat de in richting autentiek vroeg-renaissance is. Als men het gebouw binnenkomt, wordt men bekoord door de rust in deze sfeer. De vroe gere ridderzaal is raadzaal geworden, met zijn smalle zware antieke tafel, zijn eiken armstoelen en zijn glanzende luchters. De ronde nissen in de muur, ook om de mas sieve deur, maken alles indrukwekkender. De gebrandschilderde ramen, de zoldei-- balken en de kist tegen het ingewikkelde wandtapijt suggereren de warmte, die van deze zaal uitgaat. De achtzijdige ingangstorens, die het ge heel een indruk geven van een gesloten vesting, rusten op een ronde benedenbouw met een zuilengalerij, die ons doet denken aan een andere tijd en zuiderlijke streken, aan zon en druiven, waardoor de eenheid even wordt verbroken maar het geheel aantrekkelijker maakt. Het kasteel bestaat uit drie vleugels, die in kleurige baksteen zijn opgetrokken. De poort verschaft toe gang tot de genoemde Toscaanse galerij. Het slotplein is daardoor zeer merkwaardig en ook enigszins exotisch van aanzien. De buitenkant fascineert ons door een stoere bouw met kruisvormige gotische vensters, omgeven door grachten die onze gedachten doen terugkomen op het water en dan ver der teruggaan naar de St. Elisabethsvloed, waarvan men pas na de Beatrixvloed de omvang beseffen kon. Begin april van het jaar 1422 verklaarde Hertog Jan, dat binnen acht dagen pogim gen in het werk gesteld moesten worden om hét land te herwinnen-en te bedijken. Dit land echter, voor een groot deel uit veen grond bestaande, was te diep weggespoeld om aanwinning voorlopig mogelijk te ma ken. Het duurde tot 1467 voordat met het indijken van het land van Altena begonnen kon worden. De talrijke verloren gegane be zittingen (ook van heerlijkheden en kloos ters) werden door de overheid vervangen 'door visrechten. Het is wel interessant te weten, dat na de St. Elisabethsvloed de regering met behulp van Hertog Jan ver beurdverklaringen moest opleggen aan die genen van Heusden en Altena, die niet wilden meewerken tot herwinning van het land. En nu, vijf eeuwen later, moesten de burgemeesters van het land van Heusden en Altena en vele bladen hun roepstem la ten horen om na de Beatrixvloed dit ge bied zo gauw mogelijk ingedijkt te krijgen. Zelfs in de St. Elisabethsvloed bleven de zwaargewelfde kelders van het geweldige kasteel in tact, evenals de donjons, die slechts een paar meter boven het tegen woordige wateroppervlak bleven uitsteken. Vossius schreef in zijn jaarboeken: „Twee en zeeventig dorpen, met zoovee] kerken versiert, zijn door de wateren ingeslokt, welker toornspitsen naauwelijks den vol genden dag te zien waaren. Want bij nacht- tijde, elk in slaap verzoopen, viel dat euvel voor. Die 't minste tal noemen, zeggen, dat er bij de honderdduyzend door de over- wateringe verdronken". Het kasteel trotseerde het vuur zoals dit iet water deed. In 1573 werd het tijdens de 'achtig-jarige oorlog door de Watergeuzen in brand gestoken. In 1604 werd het her steld. Gelukkig bleef het bij de geweldige brand in 1894, toen een groot deel van Dus sen in vlammen opging, onaangetast. Twaalf jaar geleden lag het kasteel midden in het geschutsvuur en werd het ernstig beschadigd. Aan de voorzijde werd een deel verwoest. De torens boven de ingangspoort stortten in. Vijf eeuwen na de St. Elisa bethsvloed werd het land opnieuw door het water besprongen, in 1953. Het gemeente bestuur, destijds nog in een noodgebouw gevestigd, zocht zijn toevlucht in het bijna herstelde kasteel en bleef daar zetelen. Ook in Dussen waren mensenlevens te betreuren bij deze watersnood en werden woningen vernield. Maar traditiegetrouw bleef men er niet stilzitten. Op 22 juni 1954 had de plechtige inge bruikneming plaats. Dit betekende niet al leen dat het gemeentebestuur er zetelt, zijn raadsvergaderingen houdt, maar ook dat er nog een aparte gelegenheid is tot het hou den van congressen en het geven van uit voeringen. Bovendien is het kasteel te be zichtigen, evenals de bijzondere aanplan ting van de tuinen. Degenen, die zich heb ben ingezet om dit kasteel te restaureren, hebben een groot werk verricht. Op kerstavond van datzelfde jaar moest toch weer de burgemeester zijn roep laten horen door de ether wegens het water, dat zijn burcht en zijn land omspoelde. Al kost te het geen verlies van mensenlevens en woningen, de Biesbos en de uitlopers Hank en Dussen in Altena waren er slecht aan toe. De politie te water haalde over kolken de kreken de mensen van erf en boerderij in de ijskoude nacht, waarin geen fluiten van een vogel en geen buiging van het riet herinnerde aan de sprookjesachtige flora en fauna van de zomer. OP ZO'N ZELFDE dag van een zachte septembermaand kan men dwalend langs de rivieren Brakel bereiken, dat ongeveer vijftien kilometer van Dussen verwijderd in de Bommelerwaard is gelegen. Het vredige Brakel is terzij van veel oorlogsgeweld ge bleven, zodat Huize Brakel en 't Spijker geen letsel hebben gehad. De oude ruïne van het eigenlijke kasteel is daar nog even romantisch blijven staan, omslingerd door veel klimop, volop in de bomen en weelde rig in het groen, een idyllische plek aan het water, 't Spijker, dat reeds zeer lang be woond is door de jonkheren Van Dam van Brakel, heeft een hoog inrijhek met twee sierlijke lantaarns terzijde en vele bomen, benevens een slotgracht. Het verschilt ech ter Van'de meeste kastelen. Het doet denken aan het slot Moermond op Haamstede, •döördat'het veel heeft van een aangebouwd landhuis. Wat het dan ook in zekere zin is. 't Spijker (voorraadschuur) was oorspron kelijk een middeleeuws huis, bestaande uit een torenvormig gedeelte met lagere wes telijke vleugel, dat veelvuldig werd ver bouwd, De rechtervleugel bevat oude cel len. Aardig zijn het trapgeveltje, de kleine ruitjes en de geschilderde luiken. Een klein torentje staat op de noklijn van het hoogste dakgedeelte en een drietal ijzeren ankers siert de voorgevel. Het lagere gedeelte heeft vele kleine ruitjes en bovenramen van een halve cirkel, benevens in dezelfde muur een tweetal grote nissen, zodat het geheel een bijzonder aantrekelijk en nodend aan zien krijgt. Er zijn in het huis zeer fraaie eikenhouten betimmeringen, een trap en snijwerk uit de vijftiende eeuw. Op de deu ren van de kamertjes, die op de trap uit komen, staan de St. Petruscel, de St. Maria- cel, de St. Janscel, waaruit men kan aflei den, dat dit priesterverblijven zijn geweest, door geestelijken bewoond. Er zijn nog ruit jes beschilderd met wapens, doch er is, zo als „Buiten" van 1914 meedeelt, in die tijd zeer veel bijzonder mooi gebrandschilderd glas weggehaald. Oude kronieken wijzen uit, dat te Brakel omstreeks 860 door Boudewijn II een slot werd gesticht. Over een periode van enige honderden jaren is er niets te vinden dan een aantekening, waarin vermeld staat, dat het in 1009 door de Noormannen werd ver brand en dat er in het laatst van de der tiende eeuw een gericht van Brakel en Rodichem bestond, dat aan het edel ge slacht van Brakel behoorde. Dit geslacht zou uit dat van de Altena's zijn voortgeko men. Dan lezen wij dat in 1318 een heer Staeske van Brakel bestaan moet hebben en dat hij tot de partij van Reinold van Gelder behoorde. Daarom plunderden Hol landse en Stichtse benden zijn huis. Door veel krijgsrumoer van die tijd, toen de Gel derse graaf oorlog voerde met Willem VI van Holland, werd Brakel in 1407 weer verbrand. Nadat het nogmaals herbouwd was, werd het door de Spanjaarden geplun derd en in het bekende jaar 1672, toen de Fransen een afdeling in Bommel hadden, opnieuw in brand gestoken. In 1768 werd op ditzelfde terrein een groot landhuis ge sticht. In 1780 erfde de nieuwe heer van Brakel uit het geslacht Van Dam deze be zitting. Men vindt hierover in de Gelderse Volksalmanak en in het ai'chief van het huis allerlei wetenswaardigs uit het einde van deze eeuw en de volgende, waarin wij kunnen lezen: „Zoo werd 't Spijker dus weer bij het overige deel der heerlijkheid gevoegd". Van boerenwoning werd het museum in het jaar 1837. Wat tot de boerderij be hoord had, werd weggeruimd. De vervallen grachten en de daarover liggende stenen brug werden opgegraven en als nieuw te voorschijn gebracht. Er werd alles aan ge daan om de oude zaken en gebruiksvoor werpen en wat tot het het interieur hoorde in ere te herstellen en oude trappen en hou ten betimmeringen te doen uitkomen. Het moet dan ook bijzonder interessant geweest zijn om dit alles te kunnen zien. En voor de huidige bewoners moet het even interessant zijn. In tegenstelling met vele adellijke hui zen heeft dit grote boerse landhuis de warmte en de romantiek behouden, die wij Hollanders in onze ouderwetse huizen dik wijls missen.. Om met Robidé van der Aa te spreken: „Wanneer gij des Zomers den vruchtbaren Bommelerwaard bezoekt en u daar, in de welige landouwen verlustigt, verzuimt dan vooral niet de bouwvallen te bezigtigen van het aloude huis te Brakel, zoo schil derachtig zich voordoende en wel inzon derheid eeneh der torens, die met de al daar gevondene oudheden is gestoffeerd, welke de beleefdheid van den tegenwoor- digen eigenaar (1837) der Heerlijkheid Brakel, u evenzeer in de gelegenheid stelt te bezigtigen, als de, in een nabijgelegen gebouw, hetivelk den naam van Spijker draagt, verzamelde ouderwetsche huisge raden, porseleinen, schilderijen en wapen schilden". REEDS een kleine halve eeuw geleden, dus voor de eerste wereldoorlog, was het al zo, hoe afgelegen Brakel ook lag tussen de verten van het polderland, tussen de smalle grint weggetjes met bomen, dat de Waal, zoals beschreven staat, vol laverende tjalken was, vol zware sleepboten en hoog geladen rijnaken. Kleine dorpjes zijn aan gegroeid tot grotere, op de zomerdag groeit het gras nog hoog op de uiterwaarden en men kan de veerman horen roepen. De be varing is er niet minder om geworden. Het drukke gedoe van de boten op de brede rug van de glanzende najaarsrivier volgen de, komen wij langs brede paden en langs slingerpaadjes bij het huis, bij een prach tige verweerde muur met dicht mos op de grond, met wilde klimplanten tussen de steenhopen, bij de ruïne met de jaartallen 860, 1321, 1407, 1672. Helma Wolf-Catz GEDURENDE de lange reeks van eeuwen, dat de dalen van het Midden- europesche bergland al bewoond zijn, is de mens met het wild omgesprongen alsof er geen eind aan kon komen. Van de vele grote viervoeters, roofddieren en planten eters, die in de Alpen een evenwichtig geheel vormden, hebben alleen het hert er. de gems zich kunnen handhaven. Een schamel restant. In het bosrijke zuid oosten van hun land hebben de Zwitsers nu een prachtig Nationaal Park, waar al hier flora en fauna van de Alpen zo volle dig mogelijk bewaard worden. Het spijt de Zwitsers geducht, dat ze de beer, de wolf, de lynx en de lammergier kwijt zijn, maar het niet gemakkelijk die terug te krijgen. Wel hebben zij geprobeerd de steenbok, het legendarische wapendier van de natie, weer in te voeren. Twintig jaar geleden importeerden zij enkele exemplaren van elders om ze uit te zetten in het Val Tanzermozza van hel natuurreservaat. De dieren hebben zich spoedig aangepast en tegenwoordig telt de kolonie op de Piz Albris, die zich ontwik kelde uit het kleine bestand in het Natio nale Park, zelfs een aantal van vierhon derd stuks, een verheugend gevolg van het jachtverbod op deze dieren. Toch doen zich hierbij nog problemen voor. Want som mige steenbokken voeden zich bij voorkeur met cte boompjes, die de bewoners van Pontresina hoog op de berg planten om lawines tegen de houden als in het voor jaar de sneeuw gaat smelten. Oorspron kelijk waren deze hellingen met zwaar oerwoud bedekt, maar de vroegere mens verzuimde in de toekomst te zien en hakte het beschermende bos tot brandhout. Nu worden de kale bergwanden, waar op vele plaatsen de vruchtbare aarde in de loop der jaren weggespoeld is, tegen hoge kos- Op eenzame hoogten tussen tweeduizend en drieduizend meter leven de steenbok ken. Het behoort tot een van de fraaiste ervaringen, die men in de Alpen kan op doen, om de gespierde dieren met vol komen beheersing moeilijke rotspartijen te zien nemen. ten weer bebost. Met het verdwijnen van de oorspronkelijke vegetatie verarmde ook de voedselbron van de dieren. De kostbare steenbokken knagen nu aan de even kost bare dennenaanplant. De Zwitsers trach ten de moeilijkheid op te lossen, door de dieren op de bedreigde punten weg te van gen en ze in een ander gebied, waar ze minder kwaad kunnen weer vrij te laten. Een te waarderen oplossing van het dilemmal Dick Dekker Een van de toegangspoorten tot het kasteel Dussen. ZO LANGZAMERHAND passeerden in deze rubriek duizenden familie- j namen de revue. Niet zelden bleek daarbij, dat ze een geheel andere be- i tekenis hebben dan hun huidige klank i wel vermoeden deed. Bij geslachls- namen dient men er altijd op bedacht i te zijn, dat de voor de hand liggende i verklaring allerminst de juiste is. I i EEN AARIG voorbeeld is de naam Mens. Een voor de hand liggende naam: i wie onzer is géén mens? Maar namen j dienen om ons van elkaar te onder- scheiden. Mens moet dus een andere i betekenis hebben. Dat klopt, de eerste j Mens was de zoon van een vader, die de doopnaam Menne (Menno) droeg. De familienamen Mennes, Menninck, i Mensing en Mensinga zijn op dezelfde wijze ontstaan. En stamt de familie Balling van een voorvader af, die ver- i bannen was? Nee, zoals de namen Jan- ning, Kcesing en Hesseling betekenen dat de stamvaders Jan, Kees en Hessel i heetten, gaat Balling naar een voor- vader terug, die de voornaam Balie j droeg. Ballema en Balma herinneren i aan dezelfde doopnaam. Dragers van deze namen behoeven dus niet te den- j ken, dat hun voorgeslacht zich met bal- spelen onledig hield. Zelfs wie Balie- gooyen heet, mag niet in de richting zoeken: deze naam duidt op een her- komst uit het Gelderse dorp Balgoy. j Beyer daarentegen is geen herkomst- naam, de eerste drager van deze naam kwam niet uit Beieren. Beyer was zijn j doopnaam, vandaar ook de familie- namen Beyers en Beyerinck. Ook be- j hoeft de naam Verraed geen achter- i docht te wekken, deze naam is samen- i getrokken uit Van der Raed en we her- j inneren ons dat een rade een $tuk ge- rooide bosgrond was. I U ZIET, wie namen verklaart dient op vele voetangels en klemmen bedacht te zijn. Dragers van de naam Smet hebben waarlijk geen smet op hun naam, deze is de Vlaamse variant van de zeer verbreide beroepsnaam Smit. In ons zuiden kennen we daarom ook de namen Desmet en Zilversmet. En Kaper? De eerste drager van deze naam was heus geen zeeschuimer. Hij woonde nabij de kaap, een vuurbaak aan de Wormer tegenover Krommenie. Jacob Adryaense, die hier aan het eind van de zeventiende eeuw zijn woon plaats had, werd in de stukken beurte lings als De Kaap en Kaper aangeduid. Vermeld werd reeds dat de familie namen Brand, Brands, Brandsen, Brandes, Brans, Brantjes en Brandsma er aan herinneren dat Brand (een af korting van Brandaan) eens in onze gewesten een geliefde voornaam was. Toch is de geslachtsnaam Brand in één geval op geheel andere manier ont staan, namelijk in de Zaanstreek, waar een sterke neiging tot afkorting be stond en men de herkomstnaam Bran denburger blijkbaar te lang vond. De naam Bakker werd hier tot Bak inge kort en de eigenaar van een pelmolen kreeg de naam Pel. EVENEENS in de Zaanstreek leefde anno 1612 een burger, die als Jan Kees Vrouwes geboekt stond. Werd op deze manier aangegeven, dat hij de zoon van een vrouw was? Stellig niet, dit kon moeilijk als een bijzonderheid gelden. Maar Vrouwen was eens ook al een mansvoornaam, via Vrouwijn afgeleid van de germaanse naam Frodowin, die ook de geslachtsnaam Frowein ont staan deed. De vrij jong aandoende naam Fiets is in werkelijkheid zeer oud en betekent, dat de eerste drager de zoon van een Vitus (Feith) was. En bij Manke mag niet aan een lichaamsge brek gedacht worden: Mancke was eens een mansvoornaam, vandaar ook de familienaam Mankes. Sillevis heeft niets met een vis te maken, deze fa milienaam is een verbastering van de doopnaam Silvius. Een andere doop naam schuilt in de geslachtsnaam Blaas, verkort uit Blasius, de naam van een in 316 overleden heilige, die door onze middeleeuwse voorouders wel aangeroepen werd als zij aan een blaasziekte leden. Tenslotte is Nagtglas geen spotnaam, gegeven aan een heer schap, dat tot het ochtendgloren het glas ledigde. Want een nachtglas was een zandloper, die aan boord gebruikt werd om op de hoogte van de tijd te bly'ven. Nog thans rekent het zeevolk met „glazen", J. G. de Boer van der Lei

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 22