DE JEUGD VLIEGT UIT
kinine
De geschiedenis van de
!Bauia Ui !BcusseC
F.N KLIMT IN DE PEN
2ATERDAG 9 NOVEMBER 1957
Erbij
PAGINA VIJF
Campbell College
Gem eente rein iging
Er komt niets uit Neurenberg
Ook de hieronder geplaatste bijdragen
van twee Haarlemse scholieren zijn zeker
enige aandacht waard. De een bezocht in
de vakantie een Engelse kostschool en
kwam er voor zichzelf tot een waardebe
paling van de eenvormigheid en discipline
op dergelijke onderwijsinstellingen, de
ander zocht in Frankrijk in een internatio
naal werkkamp een klankbodem voor zijn
idealisme. Beiden schreven hun herinne
ringen op en vragen gehoord te worden.
TERWIJL de dertien meisjes twee da
gen doorbrachten op Richmond Lodge
School, bezocht ik in die tijd Campbell
College, een enorme jongenskostschool
(met dagleerlingen), vrijwel niet te ver
gelijken met de scholen die wij kennen.
Juist daardoor is het zo interessant eens
kennis te maken met dit onderwijs
systeem.
Het eerste wat me opviel was natuur
lijk de schooluniform. Alle leerlingen zijn
op gelijke wijze gekleed. Ook in andere
opzichten heerst er uniformiteit. Ieder
heeft in een barak een gelijk kastje om
boeken en dergelijke op te bergen. Ieder
draagt zijn boeken onder de arm, ieder
neemt deel aan de „assembly", een voor
het gehele land voorgeschreven godsdien
stige dagopening, ieder drinkt in de pauze
zijn gratis melk, ieder neemt deel aan het
schooldinner, iedere „boarder" (leerling
die intern is) heeft één model bed op de
slaapzaal, heeft eenzelfde studeerka
mertje, kortom, op het eerste gezicht zijn
al die Campbell-boys haast niet van el
kaar te onderscheiden. Wel kun je aan
stropdas of badge zien in welke tak van
sport de betreffende jongen uitblinkt.
Vooral cricket en rugby zijn populair,
twee spelen, die bij ons toch niet zo al
gemeen bekend zijn. De school doet veel
voor de sportbeoefening, men heeft zelfs
grote sportvelden, tennisbanen en ook een
zwembad.
Het leerprogramma is hier totaal an
ders dan in Nederland. De jongens kun
nen al vrij vroeg een vak laten vallen.
Mijn gastheer bijvoorbeeld was met
Grieks tot Xenofon gekomen en hield er
toen mee op. Hij behoort tot de afdeling
„Historians", krijgt z'eer uitgebreid les
over geschiedenis, ook kunstgeschiedenis,
maar heeft niet veel andere vakken. Ik
heb ook een paar lessen meegemaakt met
de „Classics", een zesde klas, maar ik
kreeg niet de indruk dat hun kennis veel
groter is dan die van onze eindexamen
kandidaten. Wel hebben ze twee schrij
vers meer, Lucretius en het Nieuwe Tes
tament.
De bibliotheek op Campbell College
heeft mijn hart gestolen. Er is een enorme
keus van boeken over verscheidene on
derwerpen, en er wordt veel gebruik van
gemaakt, onder andere als de jongens een
spreekbeurt moeten houden over een be
paald onderdeel van een van hun hoofd
vakken. In de bibliotheek brengen ook wel
de leraren, soms gehuld in toga, de zoge
naamde studie-uren door. Het feit, dat
hier leerlingen uit allerlei klassen zitten,
bevordert het onderling contact, dat trou
wens veel sterker is dan bij ons. Er
heerst een groter gevoel van saamhorig
heid. Oud-leerlingen zijn er vaak trots op
hun schooluniformen te dragen, voorzien
van alle sportonderscheidingen. Als je zo
iemand ontmoet, kun je meteen zien wat
voor opvoeding hij heeft genoten, of hij
in een bepaalde tak van sport een
„crack" is, en al zo meer. Je kunt hem
zonder hem te kennen, al in een bepaald
vakje schuiven, iets dat ons, individualis
tisch ingestelde Nederlanders, vaak wat
minder prettig aandoet.
De hele gang van zaken op school leek
aanvankelijk wat onpersoonlijk, vaak
zelfs bijna militairistisch. Maar toen ik
daar eenmaal aan gewend was, leerde ik
toch de schoolsfeer in zijn geheel waar
deren, ik raakte er zelfs op gesteld en
toen de beminnelijke, ja dat is geloof ik
het juiste woord, toen de statig-beminne-
lijke „Headmaster" bij het afscheid ne
men me uitnodigde om bij een eventueel
volgend bezoek aan Belfast voor kortere
of langere tijd terug te komen, antwoor-
de ik met een welgemeend: „I'll certainly
do so!".
B.
WAT VERWACHT je eigenlijk als je je
opgeeft voor een internationaal werk
kamp in den vreemde? Een plezierige,
goedkope vakantie in het buitenland? Con
tact met jongeren uit andere landen? Of
verwacht je jonge mensen aan te treffen,
die een ideaal hebben, hetzelfde als wat
jij hebt: het ideaal van de wereldvrede?
En verwacht je door je aanwezigheid
in het kamp iets tot de verwezenlijking
van dat ideaal bij te dragen?
Achteraf, na het. kamp, weet je niet pre
cies meer waarom je kwam. Je weet al
leen dat het goed was er te zijn. Want in
derdaad, het is goed er te zijn. Het is goed
samen te werken, samen te praten, te zin
gen, te lachen, te discussiëren over de
dingen die ons allen bezig houden. Werk
kamp in Frankrijk. In een klein dorpje,
ergens bij Parijs. Een kamp, dat een diepe
indruk heeft achtergelaten bij alle deel
nemers. Bij de Duitsers, de Italianen, de
Spanjaarden en Zwitsers, bij de Engelsen,
Fransen en Nederlanders. Zomaar een
willekeurige groep, die elkaar van te vo
ren nooit gezien hadden, maar die elkaar
nooit zullen vergeten, omdat je samen je
herinneringen hebt.
De herinnering aan de grandioze aan
komst met de ontvangst door de burge
meester van het dorp, zijn hartelijke toe
spraak, zijn uitbundige vreugde, omdat we
er waren, de champagne die rijkelijk vloei
de en voor sommigen zelfs tè rijkelijk. De
herinnering aan het werk. Wat we deden?
Gemeentereinigen. Het is grappig, hier zou
je het niet in je hoofd halen om na de
markt het terrein schoon te vegen, of in
Rome, of in Berlijn, maar daar is het een
feest. Omdat het helemaal niet belangrijk
is wat je doet, maar dat je het samen
doet. Want terwijl je goten reinigt van de
jarenlange vastgeroeste klei, praat je sa
men en leer je elkaar kennen. Je weet
waarvan en waarom de Sicilianen ver
schillen van de Romeinen, je weet hoe je
in Engeland kunst kunt studeren en rech
ten in Madrid. En ook praat je met de
mensen van het dorp. Onder liet werken
staan ze nauwlettend te kijken wat je wel
doet en eigenlijk, diep in hun hart vinden
ze het maar gek dat de meisjes hetzelfde
werk doen als de jongens. Over het alge
meen zijn ze goed en hartelijk voor de
jonge buitenlanders. En als je dan ook om
een glaasje water vraagt, gebeurt het
vaak, dat je heerlijke rode wijn krijgt of
pruimen zo van de boom. Sommige men
sen denken dat we Bohémiens zijn, arme
stakkers zonder ouders, die zomaar eens
komen werken. Maar door een gesprekje
is dat misverstand gauw uit de weg ge
ruimd en soms zelfs word je uitgenodigd
om een avondje te komen praten. Wat je
dan ook prompt doet.
Om één uur, als het werken, waar je
om zeven uur al mee begonnen bent, ge
daan is, trek je samen terug naar het
kamp. De maaltijd staat te wachten en
samen het onbekende Franse eten eten is
een evenement evenals het daarna zingen
bij de guitaar, jolig bespeeld door Itali
aan of Spanjaard, die werkelijk alles met
het instrument kunnen doen.
's Middags is er dan muziek, een dis
cussie of je bent vrij. Onder dit alles leer
je elkaar begrijpen en groeit er een
vriendschap, groeit er een gemeenschap
die niet makkelijk meer te verbreken valt.
En na de veertien dagen is het moeilijk
afscheid te nemen. Je moet weer terug.
Met beloften om te schrijven. En elkaar
nooit, maar dan ook nooit te vergeten.
Je weet dat er misschien van dat schrij
ven niet veel komt. Maar dat is niet erg.
Want inderdaad, vergeten doe je het nooit.
Want de herinnering blijft, omdat je sa
men, hoe onbetekenend het ook mag lij
ken, gewerkt hebt aan het ideaal dat in
een ieder leeft, het ideaal: Vrede!
nationale behoefte aan genees- en ver
bandmiddelen worden gedekt door het
buitenland. Franse, Duitse en Zwitserse fa
brieken streden hier om de gunst van het
publiek en de medici. De onderlinge con
currentie tussen die buitenlandse farma
ceutische fabrieken was zo groot, dat de
buitenlandse geneesmiddelen hier betrek
kelijk goedkoop waren.
ZOALS OP velerlei ander gebied, waar
thans rijpe vruchten worden geplukt van
een verregaande industrialisatie, is Neder
land van een overwegend geneesmiddelen
importerend land uitgegroeid tot een be
langrijke geneesmiddelen uitvoerende
natie. De grootste vitamine d-fabriek ter
wereld staat in Nederland. Terwijl een der
Nederlandse farmaceutische industrieën tot
in alle uithoeken der aarde bekend is als
vervaardigster van hormonen. Nederland
had ook de eerste fabriek op het vasteland
van Europa, die insuline bereidde. Zelfs is
het voorgekomen, dat in een der Westeuro-
pese landen een bloeiende zwarte handel in
zeer geneeskrachtige maagtabletten van
Nederlandse herkomst bestond. De uitvoer
waarde van de kinine bedroeg in 1939
tien miljoen gulden. In 1947 15.5 miljoen
gulden en in 1954 weer aanmerkelijk meer.
Hoeveel meer is niet bekend, daar sedert
een jaar of twee deze cijfers geheim zijn.
Tweederde deel van hetgeen de Neder
landse bevolking gemiddeld per jaar voor
geneesmiddelen uitgeeft (ongeveer 130 mil
joen gulden) vloeit naar de eigen industrie,
waarvan de omzetcijfers jaarlijks met
sprongen omhoog gaan. In 1951 bedroeg
deze omzet 120 miljoen, in 1952 (Korea)
101 miljoen, 1953 118 miljoen, 1954 128
miljoen en 1955 137 miljoen. Bij deze
sommen zijn niet inbegrepen de omzetten
van verbandmiddelen.
De zeer fascinerende groei van de Neder
landse farmaceutische industrie wordt toe
geschreven aan een goed geregelde grond-
stoffenvoorziening, een voldoende hoeveel
heid intellect en arbeidskrachten, een al
gemene belangstelling voor het maken van
een goed produkt en daarbij een grote zin
voor exactheid, nauwkeurigheid, netheid en
gezond verstand. Het wetenschappelijke
onderzoekingswerk speelt hierbij uiteraard
een doorslaggevende rol. Aangenomen kan
worden, dat de farmaceutische industrie
gemiddeld drie precent van haar omzet
steekt in wetenschappelijk onderzoek. Dit
is ongeveer gelijk aan het Britse cijfer.
Bij de grote farmaceutische industrieën is
dit percentage belangrijk hoger en bereikt
dezelfde hoogte als in de Verenigde Staten.
Voor de farmaceutische industrie in ons
land zijn uitermate bekwame en zeer hoog
geschoolde krachten nodig, waardoor deze
industrie bijzonder loonintensief is. Bij de
grootste bedrijven werken naast iedere
honderd arbeiders zestien academici en on
geveer dertig middelbaar-technische krach
ten.
In de meeste farmaceutische ondernemin
gen is het lagere personeel in de minder
heid. Arbeidsintensief is deze tak van in
dustrie nauwelijks. In 1939 bedroeg de to
tale personeelsbezetting niet meer dan
1500 man. Nu omvat zij naar schatting
6000 personen verdeeld over ruim U00 be
drijven, waarvan 66 met meer dan tien
arbeidskrachten. Deze groep arbeidskrach
ten heeft binnen de tijd van zes jaar de
produktiewaarde der farmaceutische in
dustrie met 88 percent opgevoerd.
Als de Wereldtentoonstelling te Brussel op 17 april 1958 haar
poorten opent, zullen er geen halfvoltooide paviljoens meer zijn
aldus een communiqué van het voorlichtingsbureau, dat wij
dezer dagen ontvingen. Alle grootscheepse bouwwerken, die
thans op de Heyselvlakte worden opgetrokken, zullen dan kant
en klaar voor de ontvangst van miljoenen bezoekers zijn. Hoe
veel werk er nog verzet moet worden, blijkt wel enigszins uit
de bijgaande tekeningen van Jan Makkes, die er verleden week
eens een kijkje is gaan nemen. Op zijn schetsen ziet men (van
boven naar beneden) de paviljoens van België, Nederland en
Philips in wording. Hiernaast: het als gigantische blikvanger
dienstdoende „Atomium" zinnebeeld van deze tijd.
Brief aan Jan van Riebeeck
In de Zuidafrikaanse stad Kimberley is
een originele brief van de Oostindische
Compagnie gevonden, die de Heren Ze
ventien aan Jan van Riebeeck, de stichter
en eerste gouverneur van de Kaapprovin
cie, hadden gezonden. De brief dateert uit
1594 en bevatte opdrachten over de op
slag van walvistraan. Het stuk lag in een
oude kast van de stadsbibliotheek.
REEDS MEER dan driehonderd jaar slik
ken de mensen tegen koorts kinine en
sedert ongeveer honderdvijftig jaar heeft
Nederland in de wereldhandel in kinine
een monopoliepositie. Nadat in Spanje de
heilzame werking van de kina was ont
dekt, kregen de bomen uit de bast waar
van het geneesmiddel wordt gemaakt, de
•vaarde van goud. Het aanbod kon de
vraag al spoedig niet meer bijhouden en
sommige Latijns-Amerikaanse landen za
gen hun handel met miljoenen guldens
s'ijgen. Winstbejag veroorzaakte roof
bouw. Zozeer werden de kinabomen ge
teisterd, dat de mannen der wetenschap
zich ernstig bezorgd begonnen te maken
over het voortbestaan van deze kostbare
planten. Ga ook in andere warme landen
kinaplantages opzetten, luidde het ad
vies. Velen probeerden dat, maar zonder
resultaat. Nederland slaagde er tenslotte
ie na een zeer avontuurlijke onderneming.
In 1830 werd bij de regering in Den
Haag een plan op tafel gelegd, dat niets
meer of minder behelsde dan een vooraan
staand botanicus met een oorlogsschip
naar Arica, een zeehaven in Noord-Chili,
te sturen en hem vandaar in de binnen
landen op jacht te laten gaan naar jong
kinagewas. Dit vermetelde plan verdween
evenwel in een heel groot archief. Twintig
jaar later bereikte andermaal een serie
geleerde noodkreten Den Haag en toen
met succes. Vele conferenties werden ge
wijd aan een niet ongevaarlijk plan de
campagne om kinaplanten van Peru over
te brengen naar Java. De Zuid-Amerikanen
waren fel op hun Kina monopolie en
koesterden de grootste a-gwaan tegen
iedere buitenlandse botanicus, die belang
stelling toonde voor kina. Maar in 1845
sloegen de Nederlanders, die om hun
handelmonopolie te verzekeren zelf
wilden beschikken over de plant, hun slag.
IN HET geheim werd een bekende plant
kundige ergens in Peru afgezet, die bijna
onder de ogen van de Peruanen kans zag
vijfhonderd planten en een grote hoeveel
heid zaden uit het binnenland weg te
slepen. In een kleine haven werd de buit
aan boord gebracht van een klaar liggende
Nederlandse oorlogsbodem en linea recta
naar Java gevoerd. Zestig jaar nadat de
eerste kinaplantjes hadden wortel gescho
ten in de Indische grond, waren er een
ennegentig plantages, waarvan de geza
menlijke opbrengst negen miljoen kilo ki
nabast was. Amsterdam, waar in 1823 voor
het eerst ook kinine werd gemaakt, heeft
zich ontwikkeld tot de kinamarkt van de
wereld. Aldus werd de grondslag gelegd
voor een farmaceutische industrie in Ne
derland, waarvan de prestaties thans over
de hele wereld een reputatie genieten welke
nauwelijks haar weerga heeft.
De hongerige bevolking van West-Ne
derland, die in 1945 voedsel zag vallen uit
de grote mechanische vogels der geallieer
den, leerde toen niet alleen „Irish stew" en
„Meat and vegetables" kennen, maar ook
een geneesmiddel met toverkracht: peni
cilline. Was het werkelijk nieuw voor de
Nederlanders? Toen het bijzondere medica
ment in een der eerste omlaag gekomen
containers werd ontdekt, gingen enige
buisjes met het preparaat ogenblikkelijk
naar de gist- en spiritusfabriek in Delft.
Chemici daar kregen het compliment van
hun leven. De uit de Verenigde Staten ko
mende penicilline was dezelfde die zij in
de oorlogsjaren onder de grootst moge
lijke geheimhouding hadden bereid, zij het
volgens een geheel ander procédé. Er zijn
meer van dergelijke staaltjes, die schone
beloften inhielden voor de toekomst van de
Nederlandse farmaceutische industrie. Die
beloften zijn ook in vervulling gegaan. Voor
de oorlog moest tachtig percent van de
DE VOORBEREIDINGEN van de in 1958 in Brussel
te houden Wereldtentoonstelling verlopen weer bevre
digend. De wegwerken aan de zogenaamde „Grote Ring"
een nieuwe voor de internationale tentoonstelling aan
te leggen verbindingsweg om het centrum van Brussel
heen zullen in maart gereed zijn. Bij de bouw van de
Kleine Ring" een circuit dóór het centrum heb
ben zich gedurende de afgelopen maand enkele moei
lijkheden voorgedaan.
Tot de „Kleine Ring" behoren enkele tunnels en een
viaduct. Enkele weken geleden kwamen deze reeds
klaar en dat was drie maanden eerder dan men had ver
wacht. Er volgde een plechtige, officiële openstelling,
maar op zondagen bleek dat zich verkeersopstoppingen
voordeden, die alleen door verbouwing konden worden
verholpen. Daartoe moest weer een en ander worden
afgebroken waarvoor de kosten worden gedragen
door de aannemers en er moet wat worden bijge
bouwd. De kosten voor het laatste komen voor rekening
van de staat, die hiertoe zesenzeventigduizend gulden
beschikbaar stelt. Van verschillende zijden is er nogal
wat sarcastisch en kritisch commentaar geleverd, vooral
omdat de opening met zoveel plechtigheid gepaard was
gegaan.
Op het tentoonstellingsterrein verloopt het werk vlot.
Van vele paviljoens is de ruwbouw al voltooid. Het
spectaculaire Atomium begint eveneens duidelijker vor
men aan te nemen. De centrale buis bereikte reeds de
definitieve hoogte van honderdtien meter. Dit bouw
werk zal echter niet eerder dan enkele dagen voor de
opening van de tentoonstelling worden voltooid.
Het zal de bezoekers van deze manifestatie overigens
l aan niets ontbreken. Zestig zogenaamde „fair-hostesses"
i vervullen reeds hun taak. Op 1 december zullen twee
honderdvijftig van deze meisjes, het definitieve aantal,
gekleed in rode jasjes met parmantige hoedjes, aan toe
risten en zakenlieden inlichtingen verschaffen, zowel bij
de rondleiding over het tentoonstellingsterrein als bij
het zoeken naar logies. In de afgelopen maanden heb
ben de eersten van hen reeds dertigduizend mensen
langs de in aanbouw zijnde werken geleid. Bij Logexpo,
de dienst voor het verschaffen van logies tijdens de ex
positie, werden tot nog toe meer dan achthonderdduizend
overnachtingen gereserveerd. De volledige capaciteit
waarover Logexpo kan beschikken bedraagt ruim zes
miljoen. De hotelprijzen zijn vastgesteld volgens door
het Belgische ministerie van Economische Zaken gege
ven richtlijnen. De propaganda-actie voor de tentoon
stelling in Nederland begint in de eerste maand van
het volgend jaar.
DE STAD Neurenberg lijdt nog altijd onder de ge
volgen van de minder fraaie reputatie, welke zij eerst
al onder het nazi-regiem en naderhand ook nog eens
door de geallieerde militafre rechtbanken heeft gekre
gen, en zal daarom niet op de Wereldtentoonstelling
vertegenwoordigd zijn. In Neurenberg, dat door Hitier
met de bijnaam „stad der beweging" werd vereerd,
werden indertijd de jaarlijkse bijeenkomsten van de
nationaal-socialistische partij gehouden. In die stad wer
den ook zoals de naam trouwens al zegt in 1935 de
beruchte „Neurenberger Wetten" uitgevaardigd, die alle
niet-arische bewoners van het Derde Rijk van hun Duit
se staatsburgerlijke rechten beroofden en hen het mik
punt van wrede vervolgingen lieten worden. En in
Neurenberg stonden na de capitulatie de ergste Duitse
oorlogsmisdadigers terecht. In de bondsrepubliek zelf
staat Neurenberg niet beter en ook niet slechter aan
geschreven dan het merendeel der andere Duitse ste
den, maar in het buitenland blijkt de naam toch nog
ongunstige herinneringen wakker te roepen.
Een poos geleden zijn medewerkers van de West-
duitse commissai'is-generaal voor de Brusselse Wereld
tentoonstelling naar de Neurenbergse burgemeester
gegaan om hem te vragen, of men op die expositie een
en ander over de voorbeeldige sociale instellingen van
zijn stad mocht laten zien. De burgemeester vond dat
een uitstekend idee. Maar later bleek hem, dat men
dit plan had laten varen en in plaats daarvan aan de
stad Augsburg had gevraagd aan de tentoonstelling
mee te doen. Daarover waren de vroede vaderen van
Neurenberg vertoornd. Zij wezen erop, dat de huidige
bewoners van hun stad niets meer met het akelige ver
leden hebben uit te staan. Daarop kregen zij te horen,
dat er in Brussel wel een gemeenschappelijke inzen
ding van Neurenberg en Augsburg kan komen, maar
dat de namen er niet bij mogen worden vermeld en dat
vond men zo beledigend, dat besloten werd helemaal
niet meer aan de expositie mee te doen.