krijgt ook wat
Van lappenpoppen tot robots
ïïladeftZLUeri
de
Speelgoed
Een oude kookpot
-in de Fashion week
ZATERDAG 23 NOVEMBER 19 5 7
Erbij
PAGINA ZES
VROEGER EN NU
Jeanne van Schaik-Willing
SUM"
„Wel ja... wel ja", zei juffrouw
Zuurman met een zucht, „wel ja... 't
is weer mooi, hoor. Kijk eens even,
wat een vuile moddervoeten."
Mopperend begon ze de grote stenen
gang van de school te dweilen, waar
op wel duizend vieze voeten te zien
waren. Haar emmers rinkelden, het
water plensde en plaste en de dweilen
kletsten en klatsten, verder was er
niet één geluidje in die grote stille
school, waar juffrouw Zuurman avond
aan avond moest schoonmaken. Ziezo,
de gang was tenminste weer klaar,
juffrouw Zuurman kwam met een zucht
overeind en met twee emmers zeepsop
ging ze nu naar de eerste klas, die
hard aan een schoonmaakbeurt toe
was.
Ze zette haar emmers op de drem
pel neer en knipte het licht aan in de
eerste klas Maar ze pakte haar em
mers niet opnieuw op, o, nee. Ze bleef
met open mond staan staren naar de
lege bankjes. Had ze het goed gezien?
Zo iets kor je je toch niet verbeelden?
Op het ogenblik dat ze het lich t aan
knipte had ze iemand onder het ach
terste bankje zien wegduiken. Mis
schien een jongetje dat had moeten
schoolblijven en door de juffrouw ver
geten was?
„Wie is daar?" zei ze met haar har
de stem. Er kwam geen antwoord.
„Nou", zei juffrouw Zuurman, „dan
heb ik me toch zeker vergist."
Ze nam haar boender, gooide een
plens zeepsop over de vloer en begon
te schrobben, maar toen ze zich bukte
zag ze het. Daar... onder de achterste
banken stonden een paar glimmend ge
poetste schoenen met zilveren gespen.
„Wel alle mensen...", bromde juf
frouw Zuurman en ze liep er tussen de
bankjes door naar toe. Pas toen ze he
lemaal achteraan was zag ze dat er
twee benen in witte kousen en nog veel
meer bij die schoenen hoorde. Hele
maal in elkaar gedoken zat daar een
zwarte knecht van Sinterklaas. Hij
lachte verlegen toe hij juffrouw Zuur
man zag en kwam overeind.
„Wat zullen we nou hebben? Wat doet
u in de school", vroeg juffrouw Zuur
man vinnig.
De Pieterbaas lachte vriendelijk en
zei: „het was een verrassing voor de
kinderen. Ze krijgen allemaal iets in
hun kastje. En ik dacht dat er een
kind binnenkwam, ziet u, daarom dook
ik weg."
„Er komen hier 's avonds geen kin
deren", zei juffrouw Zuurman bars,
„alleen ik". De Pieterbaas knikte. „De
kinderen zullen wel veel van u hou
den", zei hij, „omdat u hun school en
hun klas zo mooi schoon houdt."
„Poeh...", zei juffrouw Zuurman,
„daar heb ik nog nooit iets van ge
merkt. Ze doen allemaal erg hun best
om de school weer zo gauw mogelijk
vuil te maken."
„Nee..." zei de Pieterbaas. „dat ge
loof ik niet. Daar zijn kinderen veel
te aardig voor."
„Aardig?" zei juffrouw Zuurman,
„hoe komt u erbij? Ik vind ze hele
maal niet aardig."
De Pieterbaas kreeg er een kleur
van. „O", zei hij, „hoe kunt u nou zo
iets zeggen? U moet eens horen hoe
mooi ze zingen en hoe leuk ze spelen
in al die gezellige kamers."
„Gezellig?" zei juffrouw Zuurman
„man, ik weet niet wat dat is. En ga
nou weg, want ik moet hier schoon
maken."
De Pieterbaas was er helemaal stil
van. „Weet u niet wat gezelligheid is?"
vroeg hij, „maar wat doet u dan als
u thuis bent?"
„Ik slaap en ik eet en dan ga ik hier
werken en als ik klaar ben ga ik weer
slapen."
Pieterbaas schudde zijn hoofd,
„maar eten is óók gezellie". zei hij,
„en bij de kachel zitten ook."
„Niks voor mij", zei juffrouw Zuur
man, „en schiet nou op." Ze duwde
Pieterbaas met haar bezem de klas
uit. Even later sloeg de deur van de
school dicht.
„Poeh...", zei juffrouw Zuurman
terwijl ze schrobde, „gezelligheid
poeh."
De volgende avond toen ze weer in
de school was, had ze de ontmoeting
al helemaal vergeten, maar toen ze hel
licht in de tweede klas aanknipte dacht
ze er weer aan, want in een flits zag
ze iets wegduiken op de achterste
bank. „Wel alle mensen, ben je daar
nou toch weer?" riep ze en ze liep met
haar bezem tussen de bankjes door.
Maar er waren geen zwarte schoenen
met gespen en geen witte kousen te
zien. Alleen een heel klein zwart poesje
dat in elkaar dook toen hij het boze
gezicht van juffrouw Zuurman en haar
bezem zag. Juffrouw Zuurman hief
haar bezem op om hem weg te jagen,
maar halverwege bleef ze steken, om
dat het poesje haar zo vreselijk treurig
en bang aankeek.
„Wat moet je hier dan?" zei ze een
heel klein beetje vriendelijker, „maak
dat je weg komt naar je huis. Hier is
niets voor je te halen."
Maar het poesje ging niet weg, hij
gaf kopjes tegen de ruwe handen van
juffrouw Zuurman en als ze maar één
stap bij hem vandaan deed deed hij
ook gauw een stapje om maar dichtbij
te blijven.
Juffrouw Zuurman boende hoofd
schuddend de vloer en de bankjes, ze
snapte er niets van. Hoe kwam dat
poesje in de school en waarom liep het
niet voor haar weg? Ze was klaar. Ze
stond met het knopje van het licht in
haar hand en het poesje streek langs
haar been. „Wat wil je dan?" vroeg
juffrouw Zuurman.
„Mauw. ..mauw", zei het poesje.
„Heb je honger?" vroeg juffrouw
Zuurman.
„Mauw. ..mauw", zei het poesje en
hij streek nog liever langs haar heen.
Juffrouw Zuurman haalde haar schou
ders weer op. Ze begreep niets van
dat dier. Ze deed het licht uit, borg de
emmers en boenders weg, trok haar
jas aan en stond stil voor ze de school
deur uitging. Wat moest ze doen? Het
poesje hier achterlaten? Het zou zeker
schrikken als de kinderen morgen in
drommen binnenkwamen stormen,
Misschien was het wel bang om hele
maal alleen in die grote school te blij
ven en wie weet had het honger!
Ze nam het op en stopte het in de
zak van haar jas. „Mauw. ..mauw",
zei het poesje tevreden, met het kopje
net over de rand.
En zo kwamen ze thuis. „Tja... wat
nu?", zei juffrouw Zuurman. Ze deed
iets wat ze anders nooit deed, ze knip
te het licht in de kamer aan, pookte
haar kacheltje nog een beetje op en
schonk melk op een schoteltje voor het
poesje. Nou, en omdat het zo raar was
om toe te kijken maakte ze voor zich
zelf maar een kopje chocola.
Toen het poesje was uitgedronken
sprong het op de schoot van juffrouw
Zuurman en begon te spinnen, te spin
nen als een orgeltje.
„Hè... wat gezellig", zei juffrouw
Zuurman en opeens werden haar ogen
heel groot. Ze dacht weer aan het ge
sprek met Zwarte Piet en ze begreep
dat het niet zo maar toevallig was dat
dat kleine poesje in de twee klas zat.
Het was een cadeautje... een cadeau
tje van Sinterklaas! Ze aaide het poes
je over zijn kopje en zei: „ik noem'je
Pietje. Goed?"
Het poesje knikte, net of hij het be
greep en buiten, vlak voor het raam
van juffrouw Zuurman's huisje, knik
te nóg iemand. „Goed zo", zei die,
„mijn plannetje is gelukt. Juffrouw
Zuurman heeft gezelligheid gekregen.
Goed zo!". En toen liep Pieterbaas
weer door.
Mies Bouhuijs
Voor Anneke", zei Sinterklaas,
hij nam een suikermuis
en liet die in de schoorsteen neer.
Zo kwam die muis in huis.
„Ik wil niet", zei de suikermuis,
„ik wil niét in een schoen,
ik ga eens kijken in het huis
wat echte muizen doen.
Een gaatje", riep de suikermuis,
..daar in de kamerhoek.
Zeg ooms, zeg tantes, kom eruit,
ik kom eens op bezoek".
„Wat hoor ik toch?", zei vaderMw
Wat ruik ik?", zei z'n vrouw
De oudste muis liep naar het gat
en zei: als je me nou!
Een suikermuis! Een suikermuis!
Voor ons van Sinterklaas!
Kom jongens, eet je buik maar vol,
hij smaakt zo fijn als kaas".
„O, help me", riep de suikermuis,
..wat heb ik dom gedaan!
Wie helpt een arme suikermuis?"
En toen kwam Karei aan.
Als Karei niet gekomen was,
die grote zwarte kat,
dan had die kleine Anneke
geen suikermuis gehad.
Mies Bouhi'll5
IN de achttiende eeuw „speelden" de
volwassenen in hun vrije avonduren
met een wonder van de voortschrijdende
wetenschap uit die tijd: door een micros
coop bekeken ze vol ontzag een druppel
tje bloed, een mug of de fraai gevormde
nerf van een blad. Hun kinderen hielden
zich intussen onledig met het speelgoed
van die dagen, dat niet, zoals thans, op
constructief werken was ingesteld. Het
gaf meer een eenvoudige voorbereiding
op het latere leven: de koopman in spe
deed zaken in zijn miniatuurwinkel, het
meisje was verloren in haar poppenhuis,
samen speelden ze vadertje en moedertje
of dronken thee. Thans verdiepen de kin
deren zich ijverig in de wonderen van de
techniek.
Sinds de interplanetaire raketten onze
gemoederen in beroering hebben gebracht
is het technische speelgoed nog meer in
het middelpunt van de belangstelling ko-
men te staan. Speelgoedfabrieken zijn dan
ook duchtig in de weer om raketten en
kunstmanen voor de jeugd te fabriceren
en zo tegen de zomer zullen ze wel in de
winkels te vinden zijn. De robot, die al
enige jaren in de handel is, heeft plotse
ling aan populariteit gewonnen. Deze
zwaar stappende metalen constructie, die
vervaarlijk flikkerende lichtjes achter zijn
ogen heeft, staat op menig verlanglijstje.
Maar voordat we ons tezeer verdiepen in
het moderne speelgoed, willen we u met
ons een blik gunnen op het speeltuig van
vroeger. We vonden kostelijke voorbeeldn
hiervan in het Museum Simon van Gijn
te Dordrecht. Deze verwoede verzame
laar, die in 1922 is overleden, heeft be
langwekkende voorbeelden van kinder
speelgoed uit de achttiende en negentien
de eeuw in enkele vertrekken van zijn ge
heel als museum ingericht vroeger woon
huis bijeengebracht.
MEN VINDT ER prachtige poppenhui
zen met bewoners en al, een ervan een
natuurgetrouwe kopie van een herenhuis,
dat nog in Dordrecht staat. Het telt drie
etages en bevat zestien kamers.
Poppen van vroeger hadden alle oude-
vrouwtjesgezichten, droegen kleren als
grote mensen of dienstboden. Ze waren
ook wel eens gestoken in de kleding van
weeskinderen, enigszins luguber aandoen
de, lomp gesneden ouwelijk kleding van
een onverslijtbare en bepaald ongemakke
lijke stof. Het wapen van het weeshuis
stond op de mouw. Meer kinderlijke pop
pen kwamen pas omstreeks 1880 in de mo
de en de echte babypoppen bestaan eerst
enkele tientallen jaren.
Ook de koetsjes en rijtuigjes, waarmee
de kinderen van vroeger speelden, waren
gecopieerd uit de werkelijkheid. Er staat
bijvoorbeeld een juweeltje van een defti
ge koets uit de achttiende eeuw met pal
frenier en koetsier. Eveneens een sleep-
koets uit het einde van dezelfde eeuw, een
soort slee, die over de keien werd ge-
Hebt u op zolder nog een oude kookpot
liggen die toch nergens meer voor gebruikt
wordt? Die kan goede diensten in uw tuin
bewijzen. U hebt er alleen maar een paar
niet te dikke boomtakken voor nodig. Als
u ze krijgen kunt zijn berketakken wel
trokken en waar iemand met een smeer
lap (vandaar dit lelijke woord) bijliep om
de ijzers van de slee te smeren, als het
lawaai niet uit te houden was.
Er zijn vroeger heel wat brandjes ont
staan door de toverlantaarn, die verlicht
werd door middel van een kaars. Als men
die op tafel zette werd de hele zaak op
den duur gloeiend heet, het tafelkleed
schroeide en zo verder. Stoomtreintjes
liepen op spiritus, met een enorme
vaart, maar zeker niet ongevaarlijk. Al
lerleukst zijn de smeedijzeren fornuisjes
met prachtige krullen versierd, waarin je
een echt vuurtje van stukjes hout,
turf en bruinkool kon stoken. Kinderen
van rijke ouders hadden zoms zeventig-
delige serviesjes van het fijnste aarde
werk, compleet met bestek. Op een mini-
atuurmangel konden zij echt de poppen-
was behandelen.
WIST U, dat het tegenwoordige badmin
ton nagenoeg hetzelfde is als het raketten
uit het einde van de achttiende eeuw? Het
schone vers van Van Alphen, waarin Cor
nells wordt bezongen, die een ruit „voor
aan de straat" had gebroken, heeft betrek
king op een bal met een pluimpje.
We hebben met innig genoegen aan een
ouderwetse speeldoos „In het lustige bees
tenspel," gedraaid, waar een vriendelijk
wijsje uitkomt, terwijl een poes vlijtig op
het spinet manipuleert, een violist in de
hoek met zijn bol knikt en hondjes, ko
nijntjes en een vos, in mensenkleren ge
stoken ,een dansje maken. En we denken
dat de hedendaagse jeugd best nog eens
met zo'n ouderwetse winkel wil spelen,
Moodewaren geheten. Je vindt er een he
leboel lapjes stof en pietepeuterig kleine
kleertjes in rekken. In een manufacturen
winkel zelfs scharen, kammetjes, band en
een baaltje stof, alsmede allerliefste hand-
gebreide vingerhoedkleine kleertjes. Een
slagerij heeft buiten houten varkens han
gen en het aantal potten en bussen en stop
flessen in de winkel waarboven Tabak -
Wieg en popje, ivaar de kinderen in de
tweede helft van de negentiende eeuw
mee speelden. De andere afbeelding toont
een „Winkel met Modewaren".
snuif - koffij - thee staat, is werkelijk on
telbaar. Wilt u uw kinderen eens een fij
ne middag bezorgen, laat ze dan in Dor
drecht eens zien hoe hun overgrootouders
speelden.
EN NU NOG wat over modern speel
goed? U kent zeker wel die nieuwe on
breekbare poppen van polyvinyl, die zo
lekker zacht aanvoelen als een echt huid
je en een haardos hebben, die in de hoofd
huid geweven is, zodat deze er niet uit
getrokken kan worden? De haren kunnen
gewassen en gekruld worden met een
tang of krulspelden. Alles wat de kapper
met hun eigen haar doet, kunnen de kin
deren op deze poppen nadoen, afgezien
natuurlijk van het knippen, want het
groeit niet aan, wanneer de schaar erin
is gezet! Misschien vindt de techniek daar
ook nog wel wat op. Die poppen zijn er
thans in een heel wat goedkopere prijs
klasse dan voorheen. Enorm is het assor
timent poppenkleren van baby-dolls tot
houtje-touwtje jassen.
Nieuw voor uw kind in de box is een
beertje op een stokje, dat tussen de spij
len van de box kan worden vastgezet. Het
beertje springt na een tik op zijn kop op
en neer. Eveneens voor de kleintjes is de
blokkenslof met vijf verschillende vormen
in de deksel, waarin losse vormpjes pas
sen. Er is trouwens een grote sortering
in fraai, verantwoord en constructief hou
ten speelgoed.
Plastic heeft ook op het gebied van
speelgoedwereld nieuwe perspectieven ge
opend: bouwen met plastic plaatjes, waar
van de nopjes in elkaar passen (van vier
jaar af) en voor de meisjes bijvoorbeeld
onbreekbare plastic serviesjes. Voor de
jongens is het militaire vervoerwezen
fascinerender dan het spelen met sol
daatjes uit hun vaders tijd. Over elektri
sche treinen met entourage hoeven we na
tuurlijk niets te zeggen.
In vogelvlucht nog enkele voorbeelden,
want het is natuurlijk niet mogelijk alles
op te noemen: schommels, die binnen- en
buitenshuis kunnen worden opgezet, rub
berfiguurtjes, waarin de kinderen gips-
vormen kunnen gieten of een poppenkast
met poppen.
Er is veel verschil tussen vroeger en nu.
Toch ook een overeenkomst: kinderen
spelen graag met kopieën uit het werke
lijke leven, dat blijkt uit alles.
Tineke .Raat
het mooist, maar ook knoestige eiken
kunnen dienst doen. Zet dat gevalletje nu
eens op het gazon en dan niet te ver van
het venster af; u zult eens zien hoe aardig
dat staat. De pot moet u met goede bloe-
mistengrond vullen. In de zomermaanden
kunnen er allerlei zomerbloemen in ge
poot worden. De rechtop groeiende gera
niums en hang-geraniums zullen het er
uitstekend in doen. Ik denk ook aan afri-
kaantjes en niet te vergeten petunia's. U
kunt in de komende maanden al plezier
van uw pot hebben: Vul hem met violen,
grootbloemige soorten en dan liefst in ver
schillende kleuren. Geel en blauw doen
het samen ook uitstekend.
G. Kromdijk
Waar kunnen we een betere algemene indruk krijgen van de nieuwe mode voor
het komende seizoen, dan op de show van de Fashion-ioeek, die deze week in
Amsterdam gehouden werd. Het „neusje van de zalm" is hier door de Nederlandse
fabrikanten bijeen gebracht om het zo aantrekkelijk mogelijk te maken.
Wanneer we deze mode-manifestatie
met die van het vorig jaar vergelijken is
er een grote vooruitgang te constateren.
Het is een mode, die een eigen leven leidt,
en niet onderhevig is aan dwaze buiten
landse grillen en uitspattingen.
Uit mooie materialen van binnen- en
buitenland werd een smaakvolle keuze
gemaakt en de cloqué imprimé uit Lyon,
de beige witte carré's van Boussac, de
herringbone Shetland en de Italiaanse ka
toenen satijn deden niet voor elkaar on
der. Evenmin de verwerking tot vaak zeer
originele modellen, die in soepele lijnen
om het lichaam golfden.
We ontdekten slechts twee hemdjurken
en dan nog in zeer gematigde vorm toege
past.
Mantels van natté weefsel met een laag
ceintuurtje op de heupen door lussen ge
haald, een zwart-wit blokje met afstaande
kraag, en een olijfgroene mantel met hoog
aangebracht rugpasje en uitspringende
plooitjes oogstten veel bijval.
Een mantel van een warme tint rood en
een marine blauw, met witte kraag en
manchetten afgezet waren een lust voor
het oog, en de verzorging van de kleine
details zoals een enkele grote knoop als
sluiting, een afstaande kraag met een
klein onderkraagje of kleine borstzakjes,
drukten er een persoonlijk stempel op. Éen
belangrijke plaats werd ingenomen dooi
de ruime sortering suède complets: een
kort of jasje op een rok van een zachte,
wasbare en waterdichte kwaliteit, die in
prachtige tinten geverfd waren: van zwart,
rood en blauw tot een zachte pasteltint
„sweetheart blue" toe.
De deux-pièces en ensembles waren
over het algemeen uitstekend. Ze waren
eenvoudig en gedistingeerd en vertoon
den geen overdadige garnering. Bij de
jersey wevenite pakjes was een con
trasterend biesje langs de revers de enige
versiering.
De collectie voor het jonge meisje: „miss
18", en voor de kleine vrouw: „de Lassie
modellen", was uitstekend verzorgd en zo
samengesteld, dat er vaak een verrassend
effect werd bereikt.
De buitenlandse inkopers zullen zeker
een goede indruk krijgen van hetgeen
ER STAAN NU GEEN STOELTJES
meer op het terras van hel Amsterdam
se Lido. De bomen voor het huis van me
imouw Van Schaik-Willing, die op de
Leidselcade woont, zijn kaal. Het Leidse-
bosje is grys, bijna net zo grijs, als de
tram, die nu piepend de bocht omrijdt.
De lantarens branden en toch is het pas
half vier. De bloemenkoopman op de hoek
schreeuwt tevergeefs zijn prijzen. En als
je heel goed luistert, hoor je de vioolklan
ken van het oude mannetje, dat een ietsje
verderop de hele dag hetzelfde melodietje
speelt. Je weet meer dan je hoort, dat het
vals klinkt, het is te ver weg. Alles is een
beetje nat en koud, maar boven in de zit
kamer van mevrouw Van Schaik niet.
Daar is het warm, en gezellig. Als ik een
maal boven ben en weer naar het Leidse-
bosje kijk, is het veranderd. De lantarens
zijn geen koude lichten meer, maar een
soort kerstbomen geworden.
„Ik ben eigenlijk een beetje bang voor
11", zeg ik, want op weg naar mevrouw
Van Schaik. de bekende romancière en
critica, had ik me opeens weer een school
meisje gevoeld.
„Bang?" vraagt ze - ,„ik ben ook heel
vaak onzeker, dat is heel gewoon. Steek
maar gerust met je vragen van wal."
„Wanneer bent u eigenlijk met schrij
ven begonnen"?
„Zolang ik me kan herinneren, heb ik
het gevoel gehad mij in mijn leven met
dingen van de verbeelding te moeten be
zighouden. Kunst is zo'n groot woord.
Aanvankelijk wist ik niet wat ik zou gaan
doen. Ik tekende, schilderde en leerde
pianospelen. Mijn moeder was violiste en
wilde van mij een soort „wonderkind"
maken. Urenlang moest ik achter de pia
no zitten, maar ondanks al dat studeren,
kwam er niets van terecht. Mijn handen
waren te klein, mijn pink was te kort om
een octaaf te halen en ik had geen steek
talent."
Mevrouw Van Schaik is nóg klein.
Soms maar het is maar heel even
doet ze me denken aan een meisje, aan
een vriendinnetje. Misschien, doordat haar
grijze haar net zo geknipt is als het mijne:
kort met een paar piekjes. Ze heeft een
Moderne mantel in natté weefsel met
grote paarlemoeren knopen en laag aan
gebracht ceintuurtje door lussen geregen.
onze confectie-industrie
markt zal brengen.
op de wereld-
Kalij
scherp, maar heel sympathiek gezicht,
vooral als ze lacht, niet hard, maar eer
der een vaag glimlachje. Er zijn dan rim
pels naast haar ogen.
„Als ik me goed herinner", gaat ze ver
der, „m-oet ik ongeveer een jaar of tien
geweest zijn, toen mijn eerste litteraire
probeersels ontstonden, misschien wel
onder invloed van wekelijkse feuilletons
van Couperus, die toen in „Het Vader
land" werden afgedrukt en die ik ver
slond. Ik vond ze prachtig en probeerde
ook zulke sierlijke zinnen te schrijven. Ik
geloof, dat het heel hoogdravende en ge-
exalteerde geschiedenissen waren, maar
mijn oom Bernard Canter, aan wie mijn
moeder mijn „pennevruchten" had ge
zonden, zag er wel iets in. Later, gedu
rende mijn gymnasiumtijd, benik echt
van de litteratuur gaan houden. Ik herin
ner me nog het opstel, dat ik voor mijn
eindexamen schreef, over het onderwerp:
„Is een boeiend boek een goed boek"?
Ik geloof, dat het een slecht opstel was,
ik heb het trouwens niet eens binnen de
voorgeschreven tijd afgekregen. De vraag
was ook bijzonder moeilijk. Ik weet er
nog altijd niet het juiste antwoord op."
Ik onderbreek haar dan en zeg: „Ik heb
één dezer dagen een opstel van u over
uw eigen werk gelezen en daar zegt u zo
ongeveer, dat uw boeken u min of meer
gedicteerd werden. Hoet moet ik dat be
grijpen en geldt dat ook voor uw critisch
werk? Als ik klaar ben met mijn vraag,
lacht mevrouw Van Schaik een beetje, nel
alsof ze die vraag allang verwacht had,
en ze antwoordt dan ook meteen:
„U moet dat dicteren niet te letterlijk
opvatten, het is zo'n beetje hetzelfde als
dichters overkomt. Ze raken in een be
paalde spanning of nervositeit, ze horen
een regel en dat is dan het begin. Op die
manier zijn hele stukken van mijn romans
ontstaan, daarom zijn ze meestal nogal
slecht van compositie. Ook mijn toneel
stuk: „Odysseus weent" is op die manier
gekomen. Wat nu mijn critisch werk be
tref, ja, critiek vereist natuurlijk een an
dere instelling, maar het overkomt me
toch wel, dat ik zó door een stuk of voor
stelling word meegesleept dat later de
critiek vanzelf onder mijn pen vandaan
vloeit, dus toch min of meer geïnspireerd.
„En uw kinderboeken dan?"
Mevrouw Van Schaik antwoordt niet di
rect. Het is of ze ergens naar luistert.
Ze kijkt op de klok. Hel is bijna half vijf,
kennelijk het uur, waarop ze haar klein
kinderen verwacht.
„Die boeken", zegt ze, „schreef ik voor
mijn vier kleinkinderen. Op een dag be
gon ik ze een verhaaltje te vertellen. Toen
ik ophield was het nog lang niet uit. Ik
wilde, dat ze er zelf een slot aan maakten,
maar toen dal niet zo gauw lukte, heb ik
het maar gedaan. Zo ontstonden mijn boe
ken: „Feesten van Josien" en „De ver
rassingen van mijnheer Bol".
„Is uw werkwijze nog altijd dezelfde?
Ik bedoel: Is u, als ik het zo mag zeggen,
nog altijd afhankelijk van een innerlijke
slem?"
„Over het algemeen is mijn schrijven
bewuster geworden. Sedert ik me meer
ben gaan bemoeien met de dingen, die
er op de wereld gebeuren, is het alsof een
dikke muur van wetenswaardigheden de
doorbraak van de inspiratie belemmert.
De stemmen zwijgen of klinken meer
gedempt. Ik vrees, dat ik dit moet be
treuren",
E. H.