Kerstmis ie de zomer
Aldersoetste nacht
DINSDAG 24 DECEMBER 1957
Erbij
EEN KERSTVERHAAL DOOR H. G. CANNEGIETER
gaat daar heen en
spreekt den herder aan,
een vriend zal hij u zijn
van herten en van oogen
HERINNERING AAN EEN
MUZIKALE VOETREIS
door Jos. de Klerk
PAGINA VIER
HERODES DE GROTE voelde zich klein.
Hij wentelde zich slapeloos heen en weer
op de koninklijke legerstede. Elke dag meer
bemerkte hij dat hij ouder werd en dat zijn
krachten hem allengs begaven. Zijn spie
ren waren nog net zo sterk als in de triom
fantelijke dagen zijner jeugd, toen hij zich
roem verwierf bij de vreemde overheer
sers en dezen zijn veldheerstalenten met
zijn benoeming tot koning der Joden be
loonden. Even lichtte in zijn door angsten
en zorgen beschaduwd brein de herinne
ring op aan die glorieuze dag op het Kapi-
aan de bloeddorstige heer te vermijden.
Toen de wichelaars wegbleven, liet He
rodes, vertoornd dat hij door deze Ooster
lingen om de tuin was geleid, de schrift
geleerden van zijn eigen volk komen. Aan
hen hoopte hij meer houvast te hebben
Maar toen de koning hen ondervraagd had
over de ster, zweeg het drietal. Zij keken
elkander bedremmeld aan. „Vooruit!" bul
derde Herodes hun toe. „Gij kent de schrif
ten en gij weet van de ster. Waarom ver
zwijgt. gij mij wat gij weet? Komaan, biecht
op!" De schriftgeleerden waren zichtbaar
HERODES
en
tooi, waar hij door de beroemde triumviri
Antonius en Octavianus persoonlijk werd
gecomplimenteerd Nee! aan zijn spier
kracht en geestkracht lag het niet. Herodes
zette zijn biceps op om zich van zijn onge
broken lichaamskracht te overtuigen.
Het verval, waaraan hij blootstond, lag
aan iets anders. Het waren de boze hart
stochten, die als gif in zijn aderen woelden
en die zijn gestel ondermijnden. De haat
en het verraad, de wreedheid en jaloezie,
de onmenselijke meedogenloosheid, waar
mee hij zijn uiterlijke successen bereikt
had, gingen zich wreken, nu hij als oude
man op zijn leven terugzag. In slapeloze
nachten drong het allengs tot hem door,
dat heel zijn geslaagd bestaan op vermolm
de grondslagen berustte. Ja, hij was Ko
ning der Joden, maar het had drie jaren
geduurd, aleer hij met behulp van Ro
meinse troepen zijn regering bevestigd had.
In dienst van de vreemde overheersers had
hij ook na het verslaan van de joodse ver
zetslieden wrok gezaaid in het hart van
het overwonnen volk, dat hem vreesde en
haatte, terwijl het hem de koninklijke eer
bewijzen betoonde. Hij wist, dat dit volk
ervan op de hoogte was, dat zijn echtge
note niet op natuurlijke wijze gestorven
was en dat drie zijner kinderen door ver
gif om het leven waren gekomen. Hij wist,
dat het volk schande fluisterde over het
gedrag van zijn overgebleven zonen, de rood schijnsel is immers voor mij een waar
verlegen. „Goed! als gij niet antwoordt,
zult gij de verantwoording voor uw onge
hoorzaamheid dragen. Het is u bekend, wat
er voor straf staat op ongehoorzaamheid
aan een koninklijk bevel". Beangst door
deze bedreiging nam de oudste schriftge
leerde het woord. Haperend en stotterend
legde hij uit, dat deze ster de geboorte van
de koning der Joden betekende. „Dat heb
ik reeds van de wichelaars gehoord!" beet
Herodes hem toe. „Vertel mij, waar deze
koning geboren is. Zeggen uw schriften
hierover niets?"
„Zij zeggen, o koning, dat uit Bethlehem
een heerser zal voortkomen, die het volk
Israël weiden zal...."
„Bethlehem zegt gij?" krijste Herodes
met een grimmige lach. „Nooit van ge
hoord. Wat is dat voor een plaatsje en
hoe kan men het bereiken?"
„Het is inderdaad het kleinste gehucht
in uw machtig rijk, maar Jahve heeft in
zijn oneindige wijsheid juist het kleinste
verkoren".
TOEN HERODES de daaropvolgende
nacht in zijn bed lag te woelen, balde hij
de vuist tegen de bloedrode ster. Maar
eensklaps schoot hem iets in de gedachte.
„Ik mag die ongeluksster niet vervloeken",
mompelde hij. „Laat ik haar liever als een
geluksster erkentelijk zijn. Haar bloed-
maar diten hij verontschuldigde
zich vanwege zijn hoge leeftijd. De koning
willigde met een verachtelijk gebaar zijn
verzoek in en droeg het commando voor
deze expeditie op aan een jongere overste,
die bij zijn manschappen om zijn verdor
venheid geschuwd werd. Toen de troep
door Jeruzalems straten de stad uittrok,
wendde de voorbijgangers het gelaat af en
sloten zich haastig op in hun huizen, want
zij wisten, wat een dergelijke expeditie be
tekende, al was het ware doel van deze uit
tocht hun niet bekend.
Na enkele dagen keerden de soldaten te
rug. Op de troon gezeteld ontving de ko
ning de aanvoerder. Deze wierp zich als
een veroordeelde neer voor de treden
der troon en stamelde niets dan een kort
woord. „Dat éne jongetje is ontsnapt
de jonge koning...." Een doffe smak
Herodes de Grote was op dit bericht
machteloos neergezegen. Ontsteld rende de
hofhouding toe. De overste maakte van het
tumult gebruik om de vlucht te nemen,
daar hij besefte, dat het mislukken van
deze zo gemakkelijke krijgsonderneming
hem het leven zou kosten.
HET VERSCHIJNEN in Harmonias Kleine Speelmuziek-Uitgave" van
twee aardige blokfluitboekjes („Het fluitende herdertje" en „Kerstmis in
alle landen') waarin enige mooie oud-Nederlandse kerstzangen zijn opge
nomen, die ik zo pas ter bespreking ontving, roept bij mij de herinnering
wakker aan een excursie, die ik in de zomer van 1911 met drie medestuden
ten ondernamin Frans Vlaanderen, het Département du Nord van Frank
rijk waar, op het platte land. althans, de Nederlandse taal nog niet geheel
is uitgestorven en waar, naar wij meenden, nog ontdekkingen te doen
waren op het gebied van de liedfolklore. Want al ivas het dan midden in
de zomer, ik heb daar enige dezer kerstliederen, die sinds enkele jaren in
Holland algemeen bekend geworden zijn, als het ware aan de bron, uit de
mond van het volk, dus met. allerlei eigenaardigheden van het dialect,
mogen beluisteren en heb er onvergetelijke indrukken van meegedragen,
die na verloop van haast een halve eeuw nog ontroerend na werken. Ik
geloof niet dat de tegenwoordige jeugd voor dergelijke impressies nog
begrip en gevoel zou kunnen opbrengen. Maar onze vormingstijd. was zo
veel anders. Wij wisten niets van internationale verwikkelingen, van poli
tieke labyrinten, trokken ons weinig of niets van vreemde culturen aan,
zochten naar een zelfbesef dat met de ons omringende natuur in overeen
stemming zou zijn en ondernamen als jeugdige romantische musici in vrije
tijd. lange tochten, die meestal, grotendeels voetreizen waren, om in contact
met het primitieve landvolk de kern van ons eigen wezen te ontdekken.
Een viool, een fluit en vier gezonde zangstemmen waren attributen waar
mee gastvrij onthaal allicht verzekerd was, dienstig tevens om de gemoe
deren los te maken en de mensen van de streek zelf aan het zingen te
krijgen. Want daar was het tenslotte om te doen. Wij gingen niet om wal
te brengen, maar om wat te ontvangen, om culturele ervaringen op te doen,
die een bevestiging of een uitbreiding zouden zijn van ons weten.
Guido Gezelle I
WAT ONS bewoog om in Frans Vlaan
deren naar ongerepte volkskunst te gaan
speuren, zal iedereen begrijpen, die met
de materie van het Nederlandse volkslied
enigszins vertrouwd is en dus weet dat
in de zuidwesthoek van ons taalgebied -
van Brugge, over Yperen en Kortrijk, tot
in het hartje van het Vlaamssprekende
Frankrijk - de rijkste oogsten van onze
gezongen volkskunst zijn binnen gehaald.
Men zal zich dan allicht de naam van de
misicoloog Edm. de Coussemaker herinne
ren, de kantonrechter van het stadje Haze
broek, die reeds in 1856 een rijk gecom
mentarieerde verzameling liederen in het
licht zond, die hij in-zijn streek uit de
wreedaard Archelaus en Antipas, die zijn
gemalin had willen vergiftigen om met de
moordenares van zijn broeder Filippus, de
snode Herodias, te kunnen trouwen.
Het volk liet zich niet paaien door het
uiterlijke vertoon van godsvrucht, waar
mee Herodes de tempel uit zijn verval had
doen herrijzen tot het prachtigste bouw
werk van zijn rijk. Het haatte dit boosaar
dige vorstengeslacht en kweekte in het
geheim de illusie, dat een koning van men
selijker allure eens het bestier zou overne
men, zoals de profeten hadden beloofd. Ja,
als er zo'n mededinger opstond, dan zou
dit besefte Herodes het volk deze aan
hangen en het zou zijn zijde kiezen in de
strijd tegen de onderdrukker, die daar als
stroman van de gehate Romeinen op zijn
troon zetelde. Als alle tirannen leefde He
rodes de Grote voortdurend in angst en in
deze angst voelde hij zich klein. In het
duister van de nacht was het hem soms, of
hij de stemmen hoorde van zijn talloze
slachtoffers en of zij hem het woord toe
fluisterden: wie het bloed van een mens
vergiet, diens bloed zal óók vergoten wor
den! En hij dacht aan die andere koning,
die hem en zijn geslacht zou komen be
strijden.
TERWIJL ALDUS fluisterende spook
gestalten zijn sponde omzweefden, werd
Herodes' aandacht getrokken door een
schijnsel, dat tussen de kieren van het bal
dakijn doordrong, hetwelk de koninklijke
slaapstede omhulde. Hij hief zijn hoofd van
het kussen om beter te kunnen zien en hij
zag, hoe dit schijnsel afstraalde van een
grote, bloedrode ster, die hij nog niet eer
aan de nachthemel ontdekt had. „Was deze
ster er al? Is zij er altijd geweest?" peinsde
de vorst. „Kan het niet een voortbrengsel
zijn van mijn verontruste verbeelding?"
Deze vreemde, bloedrode ster versterkte
zijn angst. Want hij wist, dat sterren het
lot van de mensen bepalen en dat elke
nieuwe ster aan het uitspansel van be
tekenis kan zijn voor het persoonlijke
leven. Hij kreeg een beklemmend gevoel
alsof onheil naakte. Zo'n grote bloedrode
ster kon niets goeds voorspellen!
Herodes wendde het gelaat af, maar het
was of die ster hem trok. Haar vermaan
had iets dringends, waartegen hij zich niet
kon verzetten. En telkens wanneer hij
weer keek, was het schijnsel groter en ro
der geworden. Herodes sloot het gordijn,
maar de vurige stralen schoten hun pijlen
dwars door het voorhangsel heen. Ontzet
ting greep de slapeloze monarch aan. Hij
stond op en riep zijn dfenaren om het licht
aan te steken En bij dit lamplicht werd
het rustiger in zijn gemoed. Nu kon hij
denken. Hij dacht aan een middel om zijn
angst voor die ster kwijt te raken. Het
was hem ter ore gekomen, dat drie sterre-
wichelaars uit het Oosten in Jeruzalem
verblijf hielden. Zodra de dag aanbrak,
ontbood hij deze deskundigen. Tot zijn ver
wondering maakte zijn bericht omtrent
deze vreemde ster niet de minste indruk op
het drietal. De oudste, die er uitzag als een
vorst in zijn statige oosterse mantel en met
zijn eerwaardige lange baard, stond de
koning te woord en vertelde hem, dat de
verschijning van deze ster voor hen vol
strekt geen nieuwtje was. Juist vanwege
deze ster waren zij uit het Oosten hierheen
schuwingssein tegen het dreigend gevaar.
Zonder haar zou ik van mijn nieuwe mede
dinger niet weten. Zij heeft mijn troon en
mijn leven behoed, door haar weet ik nu
wat mij te doen staat". Onmiddellijk na het
opstaan ontbood hij zijn generaals. Er flik
kerde een boosaardig licht in zijn ogen,
toen hij hun opdracht gaf met hun solda
ten naar Bethlehem te gaan. De oudste ge
neraal was een vuurvreter, die nog de glo
rieuze dagen van de eerste veldslagen had
meegemaakt. Maar nu beet hij op zijn
krijgshaftige snor en er sprong een traan
in zijn ogen, toen hij de koning smeekte,
van deze opdracht ontheven te worden.
Als het ging om een stad te veroveren of
om weerspannige benden neer te slaan.
DIE NACHT op zijn bed durfde Herodes
het gelaat niet weer te richten op die vre
selijke ster, die nu zijn lot leek te hebben
bezegeld. Maar de ster richtte haar gelaat
op hém en hij kon deze blik niet ontwijken.
Tot zijn ontsteltenis aanschouwde hij, dat
mond van het volk opgetekend had of uit
plaatselijke geschreven of gedrukte bron
nen overgenomen. Veel daarin bewees de
culturele relatie met Belgisch Vlaanderen,
waarvan het overigens reeds twee eeuwen
politiek gescheiden ivas, namelijk sinds de
verovering van het gebied door Lodewijk
de veertiende. In het. algemeen Nederlands
volksliederenbezit speelt deze documenta
tie een belanrgijke rol. Met. weinig hoop
op nog nieuwe ontdekkingen, maar meer
Uit studielust en zin voor romantisch
avontuur, zoitden wij een paar weken van
onze vakantie besteden aan het exploreren
van dit gebied. Wie op het idee gekomen
was, heb ik nooit precies geweten, tot ik
verleden jaar uit. een brief van de bekende
Vlaamse schrijver Lode Baeckelmans ver
nam, dat hij het. plan bedacht en met een
van onze „com,panen" besproken had.
WIJ HADDEN enkele adressen waar wij
verwachtten een aanknopingspunt te vin
den. Eén daarvan was dat van de pastoor
MAAR TOEN het stoffelijk overschot van
deze kleine misdadiger werd begraven, was
het weer Herodes de Grote, die de pompeu
ze rouwstoet naar zijn heldengraf bege
leidde. Vorsten en edelen volgden, gezeten
het bloedrood van het schijnsel allengs op praalwagens, de kwistig met goud en ju- van het landelijk dorpje Zerkel, een paar
verbleekte. Spoedig waren de stralen van welen versierde kist. Als eersten achter uur van Hazebroek verwijderd. Wij had-
het geheimzinnige hemellichaam wit ge- de lijkbaar reden de zonen Archelaus en den al enkele prettige en minder prettige
worden. Maar dit wit laaide nog feller dan Antipas met hun gemalinnen. En toen He- ervaringen achter de rug, toen wij op een
het bloedrood had gedaan. Het was het rodias, fier om zich heenblikkend om de zondag, na een vermoeiende tocht door de
schelle en doordringende wit van gloeiend bewondering van de toeschouwers goed te brandende zon, bij de pastorie van hel
genieten, toevallig haar gelaat keerde naar genoemde onaanzienlijke dorpje aanklop-
de ingang van een nauw, onaanzienlijk ten. De herder was nog aan zijn middag
straatje, ontwaarde zij daar een schouw
spel, dat haar op een voor haar onbegrij
pelijke wijze trof. Er stonden, eerbiedig
tegen de muur gedrukt, een oude man, een
jonge vrouw en een ezel, waarop de vrouw
mensen zelf te doen zingen. Dit lukte ons
pas toen wij liederen uit hun streek aan
hieven, waarbij zij ons uiteraard met hun
dialect de loef afstaken. Een enkele keer
kwam het tot protesten toen ik het met het
oude Reuzenlied („al die daar zegt: de reus
die komt") probeerde, want daar hadden zij
een afwijkende lezing van, die we natuur
lijk genoteerd hebben. Hetzelfde is ons een
paar dagen later in Cassel overkomen. En
zo raakte de gemeenschap op dreef en
boden zich tal van kandidaten aan om iets
voor te zingen. Dat was in het begin wel
interessant, maar het draaide op den duur
uit op dingen'die wij juist niet bedoelden.
Tot onze eerwaarde gastheer er een slot
aan maakte door de gemeenschap te ver
zoeken gezamenlijk het lied van Zerkel te
zingen, dat hijzelf gedicht eri gecomponeerd
had en op briefkaartformaat had laten
drukken. Het was voor ons doel een vrucht
bare middag geweest.
WAT ECHTER volgde in de rustige om
geving van de pastorie, zou de kroon span
nen op deze rijkgevulde dag. De folklorist
pastoor Deschamps had het er op -voorzien
ons op een delicate tractatie te onthalen.
Het begon met een copieus souper, opge
diend in het tuinhuis, waar het heerlijk
toeven was in de zoele avond. Onze be
jaarde gastheer bleek er schik in te heb
ben met zijn jeugdige gasten over zijn
oude vriend Gezelle en hun gezamenlijke
dialectstudies te praten en om interessante
uitwisselingen van gedachten over het oude
volkslied in het Westland te ontlokken.
Bovendien hielp de inhoud van zijn be
stofte wijnflessen behoorlijk mee om de
gezelligheid te bevorderen. De koster, die
de tafel gediend had, werd door de pastor
uitgenodigd mee een glas wijn te komen
drinken, wat eigenlijk een aanleiding was
om van de theorie op de praktijk over te
gaan, want het duurde niet lang of onze
gastheer wist zijn kerkbediende enkele
volkswijzen te doen zingen. Het waren
meestal afwijkende lezingen van liederen
waarmee wij vertrouwd waren. „Als we de
maarte maar eens aan het zingen konden
krijgen!" zei de koster, nadat zijn geheugen
506. Aldersoetston nacht.
ijzer. Als gloeiend ijzer brandde het de
verbijsterde vorst in de ziel. Hij voelde, hoe
het alle boze hartstochten, alle verdorven
lusten, elke dierlijke drift sissend en zen
gend verschroeide en hoe het daarmee het
vege lijf louterde, totdat het opgeteerd
was van schaamte en berouw. Zo stierf
Herodes de Grote, een klein mannetje in
dat machtige licht, dat de ondeugd niet
kan verdragen.
maal, zo vertelde ons de oude „maarte".
Na kort beraad met de huisheer nodigde
zij ons uit in de studeerkamer te wachten
tot de pastor met eten zou klaar zijn.
Verbaasd keken wij op, toen wij in dal
EN HET
ALS ER in de hemel kroniekschrijvers
zijn, die het gebeuren op de aarde vast
moeten leggen, dan ligt het voor de hand
dat Lucas ieder jaar over de kerstfeest
viering moet schrijven. Die eer komt hem
toe en hij zal het niet uit handen willen
geven.
Wanneer hij zijn oude schrijftrant niet
heeft laten varen, dan zal het jaarverslag
van 1957 wel ongeveer zo beginnen:
„EN HET geschiedde in de dagen toen
de eerste kunstmanen rond de aarde cir
kelden en de mensen zich van de ruimte
vaart bedienden, en het geschiedde in de
dagen, toen de Nederlanders Indonesië
dienden te verlaten, en het geschiedde
toen de ene mens naar de aarde keek als
naar een vulkaan die klaar stond om
vuur ui te stoten, en de andere mens
leefde alsof heel het bestaan een spannen-
gekomen om onderzoek te doen. Deze ster de fuif was, het geschiedde dat ook toen
was een koningsster en haar verschijning de christenen het feest gingen vieren van
betekende, dat er hier in het Joodse land de Geboorte van Christus."
de geboorte van een koning op handen was ja> zo zou ^et kerstjournaal kunnen be-
„Maar ik ben hier toch ue koning... ginnen, want ook dit jaar maken alle
riep Herodes, overweldigd door vrees en christenen zich weer op voor de, in figuur
ergernis uit. De wichelaar haalde de schou- jjjke zin> telkens weer terugkerende bede-
ders op, als wilde hij zeggen, dat zulk een vaarttocht naar Betlehem om daar te aan-
opmerking met het wetenschappelijk on- bidden. Het is op zichzelf al een zeldzame
derzoek niets uitstaande had. Woedend gedachte om zich voor te stellen, dat op
om de bedreiging, die hij m dit stilzwij- het kerstfeest Nederlanders en Engelsen,
gende schouderophalen meende te moeten Hongaren en Russen indonesiërs en Chi-
secretaris-generaal of een ervaren pre
sident, maar een weldoende Heiland. Mil
joenen zullen aan deze bedevaartstocht
deelnemen, al gaan ze kerkelijk gespro
ken langs verscheidene wegen. De rooms-
katholiek gaat naar zijn nachtmis, de
protestant naar zijn kerkdienst en het kind
kijkt blij naar de lichten in de kerstboom
en zingt van herders en wijzen.
Er zijn ondertussen ook miljoenen die
buiten blijven staan, hoewel zij vaag het
zingen uit de verte horen. Misschien kun-
een klein jongetje vasthield. Zij waren op vertrek een levensgroot portret van Guido
weg naar huis, nu hij, die het kind naar Gezelle zagen hangen. Nauwelijks hadden
het' leven stond, was gestorven. wij onze verwondering lucht gegevèn over
deze onverwachte confrontatie met deze
ten voeten uit geschilderde beeltenis van
de Vlaamse dichter, of pastor Deschamps,
het joviaalste type dat ik ooit in soutane
zag, stond voor ons. Na het doel van ons
onaangemeld bezoek vernomen te hebben,
heette hij ons in zijn haast middeleeuws
Nederlands van harte welkom.Taalgemeen.
schap en gelijkgestelde zin voor het doel
dat ons dreef, was genoeg om de bestofte
zwervers aan tafel te nodigen en hen te
laten delen met wat keuken en kelder van
de pastorie kon bieden. Maar dat portret
van Gezelle, hoe kwam dat hier? O, ge
woon hij had het van de dichter zelf
gekregen. Gezelle is namelijk een boezem
vriend van pastoor Deschamps geweest. In
zijn Kortrijkse tijd kwam de „zoet ge-
vooisde zanger" ieder jaar een paar weken
bij hem logeren. Samen gingen zij er dan
op uit om studie te maken van de volks
taal.
Later heb ik de bevestiging van die ver
klaring ontdekt in de Gelegenheidsgedich
ten van Gezelle, waar in deel XIV van de
grote uitgave, op pagina 136 het volgende
versje staat:
O Zerkel, nooit en zag
ik schoonder torre staan
als uwen torre daar,
den witten spitsen hoogen,
die ivij van verre en naar
de brave lieden toogen,
en zeggen: „gaat daarheen
en spreekt den herder aan,
een vriend zal bij u zijn
van herten en van oogen".
Dat Gezelle met die aanbeveling niets
de verstaat. Daarmee wordt niet in de teveel gezegd had, mochten wij tot onze
eerste plaats bedoelt afwezigheid van vreugde ondervinden. En nu begin ik ook
oorlog, ook niet van innerlijke, persoon- te vermoeden, dat Lode Baeckelmans van
lijke vrede in het hart. Als de kerstvrede die vingerwijzing van Gezelle geweten
u wordt verkondigd dan betekent dit: u heeft en wij 'het dus aan hem te "danken
zult in dit leven vijanden ontmoeten, wel- hadden, dat wij bij de pastor van Zerkel
licht in het klein en misschien in het terechtkwamen.
tyn raa«r »l«h t« doek-slcon» datf
in »ind.
EDDIE.
WIE HET in het dorp rondverteld had,
dat er vier reizende zangers, die ook viool
merken verbrak de koning de audiëntie.
Hij liet de wichelaars zweren, dat zij, zo
dra zij die geheimzinnige koning hadden
ontdekt, hem dit zouden melden „Want"
voegde hij hun met een sluwe glimlach toe
„ik brand van verlangen om mijn pas
geboren collega het hem toekomende eer
betoon te gaan brengen".
DAGEN VERLIEPEN, maar de wiche
laars kwamen niet weer. Onderweg hadden
nezen om zo maar een paar volken te
noemen allemaal naar het zelfde Kind
in de kribbe komen kijken.
Het wordt in de kerstnacht niet een ver
gadering van de Verenigde Naties of een
NAVO-conferentie, maar wel een bijeen
komst van de ene, heilige, algemene,
christelijke Kerk. De plaats is niet de
UNO-wolkenkrabber of een plechtige Pa-
rij se zaal, maar een stal. En hij die in het
zij gênoeg gehoord om een tweede bezoek midden staat is niet een welmenende
nen of willen zij niet komen, omdat zij
zich „ergens" aan het feest en het kind
ergeren. Wij behoren niet tot degenen, die
zich aan deze ergernis ergeren of zich
daarover verbazen. Als we een moment
de gedachte aan alle kerstbomen en
-klokken en diners en hazen en bals en
tulpen wegdenken en we concentreren
ons op het feitelijke gebeuren daar in die
stal, nu bijna tweeduizend jaren geleden,
dan ligt de ergernis haast voor de hand.
Laten wij bijvoorbeeld denken aan dat
ene, belangrijke facet van dit feest: de
aankondiging van de vrede. De engelen
hebben daarvan gezongen en het Kind
zelf wordt de Vredevorst genoemd. Wat
is er sinds Betlehem van vrede terecht
gekomen? In de eerste helft van deze
eeuw teisterden twee kolossale oorlogen
de wereld en nog steeds zijn de Geruch
ten van Geweld niet van de lucht. Wat
bezielt toch al die mensen in al die ker
ken met hun dwaze lied: „Vrede op aar
de, in mensen een welbehagen?"
Misschien wordt het u iets duidelijker,
wanneer u weet wat de bijbel onder „vre-
groot, waarschijnlijk van buitenaf en mo
gelijk van binnen uit, maar de vijanden
kunnen een mens, die in Jezus Christus
gelooft, niet in zijn wézen aantasten en
vernielen. Het geloof maakt een mens en fluit speelden, bij dë pastor op visite
zeker niet ongevoelig voor het kwaad in waren, dat zij in het namiddaglof in de
de wereld en het verdriet in het leven, kerk zouden zingen, was ons een raadsel,
^_maar het geloof maakt een mens in het maar de kleine dorpskerk puilde uit en dé
allerdiepst van zijn bestaan wel onaan- pastor moest bekennen dat hij nog nooit
tastbaar. Daar staat het Kerstkind borg zoveel mensen bij deze dienst 'had gezien
voor en daarom heet Hij Vredevorst. En het gekke was, dat zij het gebouw niet
Straks op het feest stromen de kerken wilden verlaten toen de dienst afgelopen
weer vol en zingen de kinderen en de was, hopende dat er nog weer een „Ave
heilsoldaten en huismoeders en arbeiders Verum" of een „Adorote" of een geestelijk
en militairen en hoogleraren. Misschien, lied in de volkstaal zou volgen. Alleen na
dat u die dit leest al jaren lang meedoet een derde toespraak van de pastor (eerst
en een tweede zich ergert en een derde van de kansel, dan van het altaar en ten-
aarzelt en een vierde nog niet op de ge- slotte van de communiebank) begon de uit-
dachte is gekomen, dat er hier werkelijk tocht. In zijn laatste „preekje" namelijk
iets aan de hand is. Misschien ook, dat al had de dorpsherder de aanwezigen ver-
me gevoelens, gedachten en gewoonten zocht naar de herberg te gaan, waar de
dwars door elkaar heen in uw hart vech- zangers hen op een liederenconcért zouden
ten om voorrang. Als dat zo is dan bent vergasten. Ook daar liep het barstenstoe
u een verlegen mens en van zulke men- vol. Wie er niet in kon, wist dan nog
sen houdt het Kerstkind 't allermeest. Dan buiten, via de open ramen, van het zang-
moet u ook komen om te aanbidden in feest te genieten.
nachtmis of nachtdienst of in de avond of
's morgens vroeg, in de stadskathedraal
of in de dorpskerk. Het Kind is overal
waar mensen Hem zoeken in geest en in
waarheid. Aan verdwaalden en vertege
nen wordt de vrede van God altijd waar
gemaakt en zeker op het Kerstfeest,
Want dan is God zo mogelijk milder dan
ooit. Wat u moet doen is met verlangen
komen kijken. Dan doet het Kind de rest.
Ds. D. ter Steege
Het was ons natuurlijk te doen om de
hem ihidden in een strofe in de steek ge
laten had. „Die kent wel honderd liedjes."
HET GING WEL NIET zo gemakkelijk
om de oude vrouw tot zingen te bewegen,
maar toen ik het liedje „Ach, Tjanne, waar
om zingde gij niet" aanhief en met opzet
in het tweede couplet bleef steken, zong zij
die volksballade zonder weifelen verder.
Op ons aandringen om meer, excuseerde zij
zich met te zeggen dat ze verder alleen nóg
maar kerkliedjes kende. Dus ook kerst
liederen, klonk het uit onze hoek. En
meteen werden enige titels genoemd: Komt
verwondert u hier mensen, Herders Hij is
geboren, Er is een Kindetje, enzovoorts.
Dat sloeg in. Toen de „maarte" met zachte
maar heldere stem eenmaal op dreef was,
bleek zij onvermoeibaar en onuitputtelijk
en het was een genot dat ongekunstelde
zingen te beluisteren.
Het was ondertussen avond geworden en
in het halfduister heerste de innige sfeer
van het vrede op aarde, die zich ook mani
festeerde in stille overweging toen de
zangster zweeg. Tot pastor Deschamps met
zijn diepe basstem de ban verbrak: „Hoor
eens maarte, nu zing je tot slot ook nog
eens ons schoonste kerstlied, het „Alder-
zoetste nacht". Wat de kinderlijke eenvoud
van een simpel volkslied vermag, heb ik
bij het beluisteren van die fraaie melodie
toen ervaren op een wijze, die mij nu nog
het moment doet prijzen waarop ik dit
Alderzoetste nacht" voor het eerst mocht
horen, gezongen door een ongeletterd oud
vrouwtje.
HOE WIJ in de nacht ons hotel in
Hazebroek bereikten, is een avontuurlijke
historie op zichzelf, die ik misschien nog
wel eens vertelNu ging het slechts om
de kerststemming die ivij, als rondtrekken
de zangers, zo onverwacht beleefden in
het midden van de zomer en waarvoor ik
de pastor van Zerkel altijd dankbaar ben
gebleven. Het woord van Gezelle: „Gaat
daarheen en een vriend zal bij u zijn" was
waarlijk geen holle frase.
NIEUWE UITGAVEN
Het licht schijnt overal is de titel van
liet Kerstboek van de uitgeverij Ploegsma
te Amsterdam, dat voor de zevende keer
verschijnt. Het bevat zeven aardige kerst
verhalen, een gedicht en tenslotte een on
derdeel, dat in de courant een kinder
rubriek zou heten. Er is een prijsvraag in
opgenomen, waarvan de tien voorwaarden,
die pedagogisch bedoeld zijn, onvoorstel
baar frikkerig zijn ingekleed.
Veertig gedichten door F. L. Hemkes
(1854-1887). De herdruk door „De Beuk"
van de enige, in 1882 verschenen, bundel
van deze impressionistische gevoelige en
zuivere dichter die onder andere „Het
Geuze-vendel op de thuismars" en „Het
kmdeke van de dood" schreef is een
daad van piëteit, die getuigt van de smaak
volle wijze, waarop „De Beuk" histori
sche geschriften van vergeten of bijna ver
geten Nederlandse dichters weer aandacht
wil doen krijgen.