De hedendaagse kalkoen
is achterlijk
en bloeddorstig
Boeken voor kinderen van diverse leeftijden
HlaCkeakiabbecs
in IBetPitefiem
Erbij
Ml door John Largo
ONZE PUZZEL
In vergelijking
is een gans
er zelfs een
intellectueel
dier bij
DINSDAG 24 DECEMBER 1957
PAGINA ZES
Een kalkoen uit Mani
toba in Canada. Op de
foto boven: witte kal
koenen in Columbia.
KORTE TIJD nadat de Engelse puriteinen
zich als kolonisten in Massachusetts had
den gevestigd, zag een hunner Thomas
Morton heette hij op een open plek in
het bos een aantal bruinachtige vogels.
Morton bekeek de dieren met belangstel
ling. De volgende dag beschreef hij de
vogels aan enige Indianen. Hij vroeg:
„Hoeveel van die vogels zien jullie iedere
dag?" Een der Roodhuiden antwoordde:
„Neent matawna". Dit betekent: „Meer
dan wij kunnen tellen'" Daar Morton En
gels sprak en de Roodhuiden zich van hun
Indiaanse taal bedienden, kan het gesprek
niet diepgaand geweest zijn. Niettemin is
dit de historische versie van de ontdek
king van de wilde kalkoen door de Euro
peanen in Massachusetts.
DIT ontdekkingsverhaal heeft een anek
dotische inslag. Maar daar het gaat over de
kalkoen, is dat niet zo heel vreemd. Waar
om, bij voorbeeld, noemen de Engelsen die
vogel: turkey? Met Turkije heeft hij niets
uitstaande. De Turken gaven de kalkoen
een veel betere naam, namelijk: Ameri
kaanse vogel. Inderdaad is de kalkoen
Meleagris gallopavo luidt zijn wetenschap
pelijke (Latijnse) naam een uit Ameri
ka stammende vogelsoort. Duizend jaar ge
leden, ja eerder reeds verorberden de In
dianen gretig hun kalkoeneboutjes.
Eeuwen nadien, nadat de Spanjaarden
Mexico hadden veroverd, ontdekten de
Europeanen de kalkoen officieel. De con
quistadores brachten in de jaren twintig
der zestiende eeuw de Mexicaanse kalkoen
(Meleagris gallopavo gallopavo) naar
Spanje en van dit land uit vond het dier al
klokkend zijn weg naar vele Europese lanT
den. Omstreeks 1524 is de eerste kalkoen
in Engeland gearriveerd. De Britten be
gonnen al spoedig het procédé op hem tóe
te passen, dat in de wandeling „soortver
betering" heet. Het resultaat is de heden
daagse,, de „moderne" kalkoen, die welis
waar aanmerkelijk zwaarder en vleziger
is dan zijn wilde Mexicaanse voorzaten,
doch tevens oneindig veel dommer.
EEUWENLANG gold dit als de officiële
geschiedenis van de kalkoen. Er ontston
den echter historische moeilijkheden, toen
men in een Sleeswijks kerkje muurschilde
ringen 'en beeldhouwwerk ontdekte, waar
op acht afbeeldingen van Amerikaanse
kalkoenen te vinden waren. Dit zou niet
ernstig geweest zijn, als de kunsthistorici
niet hadden vastgesteld, dat het Sleeswijk-
se schilderwerk dateerde uit het eind der
dertiende eeuw, dus ruim twee eeuwen
ouder was dan de ontdekking van de Maxi-
caanse kalkoen door de Spanjaarden, het
geen natuurlijk de poort voor tal van kal-
koense gissingen en theorieën opende. De
meest aanvaardbare hiervan was en is, dat
de Noormannen, die omstreeks het jaar
1000 Massachusetts (zij noemden het Vin-
land) bereikten en daar nederzettingen
hadden, als eersten de kalkoen in Europa
importeerden. Volstrekte zekerheid bestaat
er echter ten deze (nog) niet.
Wel is het zeker, dat vroeger kalkoenen
heel wat duurder waren dan tegenwoordig.
Op het ogenblik vindt men vijfentwintig
gulden misschien een fikse prijs voor zo'n
vogel, maar in 1538 betaalden enige Deense
pluimveeboeren zes tot zeven keer zo veel
voor een kalkoen, die dan ook nog aan de
magere kant was Later gingen de prijzen
weliswaar omlaag, maar de Griekse kin
deren, die in de zeventiende eeuw kalkoe
nen met witte staarten als huisdieren hiel
den, betaalden voor hun lievelingen toch
nog heel wat meer.
TERWIJL zijn Europese neefjes zich
gaandeweg ontwikkelden tot grote, vette,
domme levende vleesfabrieken. moest de
wilde kalkoen in Amerika een hopeloze
strijd voor zijn leven vechten. Na de komst
der Europeanen in de Nieuwe Wereld was
hij een ten dode opgeschreven vogel. Op de
markten in New York en Boston kostte
een wilde kalkoen een paar kwartjes. Een
jager kon er zonder moeite dertig en meer
per dag vangen, vooral als er sneeuw lag.
In de lucht presteerde de wilde kalkoen
niet veel. Wel kon hij als hij een gevaar
moest ontwijken, een eindje vliegen, maar
zijn natuurlijke bescherming waren de
bossen. Deze bolwerken en schuilplaatsen
van vriend Meleagris hadden echter zwaar
te lijden onder de bijlslagen der voortva
rende pioniers. Geen enkele liefhebber van
kalkoen-op-tafel begrijpt, waarom de oude
kolonisten de wouden rooiden om er aard
appels en andere gewassen te verbouwen,
terwijl zij voortreffelijk hadden kunnen
leven van het vlees der wilde kalkoenen.
Hoe dit zij, in 1851 vond de laatste wilde
kalkoen in Massachusetts de dood. Een
halve eeuw later is de laatste wilde kal
koen in (de Canadese provincie) Ontario
Wegens de puzzelreeks ter gelegenheid
van de feestdagen in de gewone krant en
de extra kerstprijsvraag in dit nummer,
blijft het wekelijkse kruiswoordraadsel
ditmaal achterwege. Prijswinnaars van de
vorige puzzel zijn: f 7.50 M. Portegies,
Rijksstraatweg 193, Haarlem: ƒ5,Hans
Groot, Kennemerlaan 127. IJmuiden; f2,50
L. C. Wiemans, Joh. Verhulstlaan 20,
Heemstede.
lantreffen. Vergeleken bij een kalkoen is
:en gans een intellectuele reus en een
haan een scherpzinnig denker. Een kalkoen
is zó dom, dat men hem moet leren wat
vreten is! Zijn zin voor fatsoen en zijn
morele maatstaven zijn zó gedegenereerd,
dat men hem vaak met behulp van een
snavel-openhouder" moet beletten om zijn
soortgenoten te verorberen. Bovendien is
hij uiterst vatbaar voor een kleine twintig
ziekten. Door dit alles is de teelt van kal
koenen een moeilijk bedrijf met veel risi
co's. De meesterknecht van Canada's groot
ste kalkoenenfarm zei eens tot mij: „Praat
u er maar eens met. de boeren over. Dan
zult u vernemen, dat velen hunner van
mening zijn, dat kalkoenen fokken een kor
te en zekere weg is naar het gekkenhuis!"
Wie kalkoenen wil fokken, moet gebruik
maken van tal van kunstmiddelen. Doet
men dit niet, dan slaagt men niet, althans,
dan moet men er geld bijleggen. In mijn
vaderland (Canada) is er geen enkele fok
ker. die het stelt zonder broedmachines en
kunstmoeders. Zó gevoelig zijn de vogels,
dat velen er de voorkeur aan geven om
met olie te stoken, want als de elektrische
stroom uitvalt, al is het maar voor korte
tijd, kan er onherstelbare schade aan de
eieren en de dieren worden toegebracht.
ZIJN DE EIEREN uitgekomen en de kui
kens aan de goede zorgen van hun kunst
moeder toevertrouwd, dan beginnen de
moeilijkheden voor de fokker eerst recht.
De dieren zijn namelijk oliedom. Gezien
hun gevoeligheid voor ziektekiemen mogen
zij niet op de grond lopen. De bodem van
de kunstmoeder is daarom vervaardigd
van latjes of gaas. Blijft een jonge kal
koen met zijn poten vastzitten tussen de
latten of het gaas, dan móet de boer hem
zo spoedig mogelijk bevrijden. Is hij er
niet tijdig bij, dan storten de andere kal
koenen zich onder vrolijk geklok op hun
„verankerde" soortgenoot en pikken .hem
dood. Ik weet niet, of zij dat doen, omdat
zij de liefde van een echte moeder hebben
ontbeerd, dan wel omdat zij van nature
bloeddorstig en „kannibalistisch" zijn. Wel
weet ik, dat hun moordlust groot is en dat
gesneuveld. „Neent matawna" hadden de
Indianen tegen Morton gezegd „meer
dan wij kunnen tellen". De blanke man
loste die telmoeilijkheid van zijn rode
broeders in de loop van een paar eeuwen
radicaal op. Hij roeide de wilde kalkoenen
eenvoudig uit.
Toen het al te laat was, kwam er (als
mosterd na de maaltijd) in Ontario een
verbod om op wilde kalkoenen te jagen.
Het duurde van 1902 tot 1905, doch was
zinloos, want de vogel was bereids uitge
storven. Nog eenmaal nam men nadien en
wel in de buurt van Toronto enige wilde
kalkoenen waar. Dat was in 1940. Een be
woner van de streek deed zijn best om de
vogels te naderen, maar zij zochten hun
heil in de bossen. Sedert dien heeft nooit
iemand daar een wilde kalkoen gezien. In
1954 liet een groep in Toronto woonachtige
jagers een tweehonderdtal wilde kalkoe
nen uit den vreemde komen. De dieren
waren jong. Men liet hen los in de hoop,
dat zij, volwassen geworden, zich zouden
vermeerderen en bijdragen tot het jacht
genot. Edoch, tot dusverre is er (voorzover
mij bekend) nog geen enkele geschoten!
ONGEVEER ten tijde, dat de laatste wilde
kalkoenen van Massachusetts in de braad
pan belandden, fokte een boer (wiens
naam in het vergeetboek gei'aakte) op
Rhode Island een nieuwe kalkoensoort.
Hij kruiste namelijk geïmporteerde Euro
pese kalkoenen met exemplaren van de op
Rhode Island inheemse soort. Een jaar of
tien na de geslaagde pogingen van die
boer gelukte het een predikant ds. R. II.
Avery, woonachtig in de staat New York
eveneens om een nieuwe soort te ont
wikkelen. Deze staat in Amerika bekend
als „Bronze" en is er nog steeds zeer in
trek bij de fokkers. Ja, men kan de „Bron-
ze" met recht de populairste kalkoen van
deze tijd noemen! Inmiddels zijn er nog
tal van andere soorten gekweekt: Grote
zowel als kleine, witte en zwart-witte, rode
en zwarte en blauwe, zelfs een type, dat
erg veel lijkt op de wilde kalkoen van
weleer.
Doch als een wilde kalkoen van de oude
stempel (fier en ontembaar, aldus ken
schetsten vroegere schrijvers hem) heden
ten dage een van die moderne gekruiste
produkten zou ontmoeten, zou hij stellig
verachtelijk zijn snavel ophalen. Immers,
de „moderne" kalkoen is het achterlijkste
dier, dat men op erven en in tuinen kan
ER ZIJN op de wereld drie
Jericho's en vier Jcruzalems,
maar er zjjn meer dan twin
tig Bethlehems te vinden. Hoe
vreemd het misschien ook een
ogenblik klinkt: juist dat
grote aantal bewijst de unieke
plaats die Bethlehem in de
wereld inneemt. Want natuur
lijk zijn al die Bethlehems ge
noemd naar het éne, dat mil
joenen mensen omstreeks het
Kerstfeest gedenken.
BETHLEHEM-nummer-één
is een kleine stad in Israel,
tien kilometer ten zuiden van
Jeruzalem, gelegen in een
tamelijk vruchtbare streek
waar van ouds veel olijven
groeien. Weinigen kennen de
oorspronkelijke betekenis van
de naam. Bethlehem, eigenlijk
Beit-lahm, betekent „Huis des
broods". Koning Rehabeam
deed de stad verfraaien en
versterken. De Romeinse kei
zer Hadrianus liet er een tem
pel bouwen ter ere van Ado
nis, maar Helena, de dochter
van Constantijn de Grote, gaf
later opdracht, het beeld van
Adonis te vernietigen en in
Bethlehem een grote kerk te
bouwen. Veel eerder hadden
de eerste christenen toen in
het stadje al een kapel ge
bouwd. Maar de roem van
Bethlehem steunde niet op
stenen bouwsels, onheilige of
geheiligde. Het Palestijnse
Bethlehem werd beroemd als
de geboorteplaats van David
en van Christus.
IN ONZE tijd heet Bethle
hem „Bet-Lachm" en het be
staat uit acht wijken. De be
woners houden zich bezig met,
wijnbouw en olijf bouw. Ook
werden er paarlemoeren kruis
beelden en rozenkransen ver
vaardigd. De stal, waarin
Christus geboren werd. is een
grot die zich volgens de over
levering in het oosten van de
stad bevindt. Op deze plaats
*.ijn drie kloosters, een Fran-
■iscaans, een Grieks en een
Armeens gebouwd. De eigen
lijke grot is ruim twaalf
meter lang, vier meter breed
en drie meter hoog. Ze is niet
meer zo kaal en armoedig als
weleer. De vloer is nu van
marmer en een zilveren ster
wijst er de plaats aan, waar
volgens de kerkelijke traditie
Christus ter wereld kwam.
Ook de wanden zijn met
kostbaar marmer versierd.
NA HET eigenlijke en
„echte" Bethlehem is waar
schijnlijk de stad Bethlehem
in Zuid-Afrika het meest be
kend. Toch is dit lang niet
het grootste van de twintig
Bethlehems: er wonen onge
veer tienduizend mensen. Dit
Afrikaanse Bethlehem is in
het oostelijke gedeelte van
Oranje-Vrijstaat, hemelsbreed
honderdvijftig kilometer van
Bloemfontein gelegen. Het is 'n
spoorwegknooppunt, op ruim
'.estienhonderd meter boven de
zeespiegel op een hoogvlakte.
En er is een levendige handel.
De gelovige Boeren, die dit
Bethlehem in 1840 stichtten en
het naar de geboorteplaats
van Christus noemden, doop-
Deze schels van de stad Bethlehem in de oostelijke staat Pennsylvania, door
Moravische emigranten ongeveer een eeuw tevoren gesticht, werd in 1830 gemaakt "fa
ten de kleine rivier die er
langs stroomt: Jordaan.
IN DE Verenigde Staten zijn
niet minder dan zeven Bethle
hems: de Staten Georgia, In
diana, Kentucky, Connecticut,
Maryland en New-Hampshire
hebben er elk één. Stuk voor
stuk zijn al die Bethlehems
vooral omstreeks het Kerst
feest heel trots op hun naam.
Een poststempel „Bethlehem"
geeft aan een kerstkaart extra
waarden en is bijzonder in
trek. Uit naburige steden reist
men naar één der Bethlehems,
om er zijn kerstkaarten op de
bus te doen. In de staat Penn
sylvania liggen zelfs twee
Bethlehems, waarvan het oud
ste een kleine stad in de
oostelijke hoek van Pennsyl
vania, vijfenzeventig kilometer
ten noorden van Philadelphia
is. Een ander, groter Bethle
hem ligt in 't westen van deze
staat, aan de Red Bank Creek,
die in de Allegheny-rivier uit
stroomt. Ter onderscheiding
van het oudere stadje wordt
het New-Bethlehem genoemd.
Het is vijfenzeventig kilometer
ten noorden van Pittsburgh te
vinden, honderdvijftig kilo
meter van de zuidelijke oever
van het Eriemeer.
Ook Zwitserland heeft zijn
Bethlehem, verreweg het
kleinste en onaanzienlijkste
van alle. Toch bevindt het
zich nauwelijks drie kilometer
ten westen van de stadskern
van de Zwitserse hoofdstad.
Men zou het zelfs een wijk van
Bern kunnen noemen, als het
niet al een zelfstandig dorpje
was geweest, lang vóór de
stadsuitbreiding van de hoofd
stad eraan raakte. Automo
bilisten, die van Bern naar
Neuchatel rijden, komen door
het Zwitserse Bethlehem,
meestal zonder het op te mer
ken.
Met uitzondering van het
oorspronkelijk Palestijnse en
misschien het Zuidafrikaanse
Bethlehem zal men al deze
Bethlehems op de meeste at
lassen vergeefs zoeken. Maar
het grootste der ruim twintig
Bethlehems mag bijna een
wereldstad worden genoemd.
Het ligt aan de brede monding
van de Para in Brazilië en telt
ongeveer tweehonderdzeven
tigduizend inwoners.
FELLER tegenstelling dan
tussen dit Braziliaanse Bethle
hem en het Israëlische kan
men zich nauwelijks denken
1-Iet Braziliaanse Bethlehem is
een hypermoderne „Ameri
kaanse" stad, met geweldige
wolkenkrabbers en een inten
sief autoverkeer.. De stad is
enorm gegroeid, sinds ze in de
eerste dagen van het jaar 1616
door Portugese schepelingen
onder leiding van Francisco
Caldeira Branco werd ge
sticht. Deze schepelingen had
den aan boord, op de Atlan
tische Oceaan, het Kerstfeest
moeten vieren. Daarom noem
den ze hun nieuwe stad Be-
lém, de Portugese schrijfwijze
voor Bethlehem.
Hadden wij alle Braziliaan-
nooit is opgevallen: wij heb
ben ook een Bethlehem binnen
onze landsgrenzen. Het ligt in
Friesland, minder dan tien
kilometer ten noordnoordoos
ten van Leeuwarden, waar
vreemdelingen zelden of nooit
komen. Het is buiten de grote
verkeerswegen gelegen, mid
den in de vork die door de rij
wegen van Leeuwarden naar
Holwerd en van Leeuwarden
naar Groningen gevormd
wordt. Een zelfstandige ge
meente is het niet en niemand
behoeft er zijn kerstkaarten in
de hoop op een poststempel
met de naam Bethlehem te
gaan bussen. De roem van het
Friese Bethlehem hangt ten
nauwste samen met de Elf
stedentocht. Het is bij deze
De naam van Christus' geboorteplaats is
over de gehele wereld te vinden
se Beléms meegeteld, dan
zouden wij tot heel veel méér
dan twintig Bethlehems ge
komen zijn. Maar om aan de
groeiende verwarring tussen
al die gelijknamige plaatsen te
ontkomen, heeft de regering
van Brazilië al jaren geleden
gelast er andere narren voor
te kiezen. Belém (Bethlehem)
in de staat Pernambuco, Belém
in de staat Bahia en twee Be
léms in de staat Paraiba be
hielden hun naam. Dc 'andere
werden omgedoopt.
In Portugal draagt nog al
tijd de aan de Taag gelegen
westelijke voorstad van de
hoofdstad Lissabon de naam
Belém (Bethlehem) en in de
Spaans-sprekende landen van
Zuid-Amerika zijn verschei
dene steden die met de Spaan
se vorm van Bethlehem, Belén,
worden aangeduid. Er is een
Belén in Argentinië, er is een
Belén in Paraguay, er is er een
in Uruguay en een in de Mid-
denamerikaanse republiek Pa
nama.
WAT HEEL VEEL Neder
landers waarschijnlijk nog
plaats, dat de schaatsenrijders
de zijtak van de lange route,
heen en weer naar Dokkum,
beginnen en eindigen.
Nu wij dit hebben ver
teld, gaat waarschijnlijk vele
schaatsenliefhebbers een licht
op. En misschien roepen zij:
„Maar die plaats heet niet
Bethlehem, maar Bartlehiem!"
Inderdaad is Bartlehiem de
Friese naam. Maar deze naam
hangt, naar vele aannemen,
samen met. een oud klooster,
dat hier vroeger moet hebben
gestaan en dat de naam
„Bethlehem" droeg. Wij zei
den: naar velen aannemen.
Want er is een andere verkla
ring, die er de aandacht op
vestigt, dat „hiem" zoveel be
tekent als „huis" of „boeren
hofstede". Volgens hen zou
Bartlehiem oorspronkelijk niet
anders zijn geweest dan „de
boerderij van Bartels".
Er is een goede kans, dat die
laatste verklaring de meest
juiste van de twee is. Maar ze
zou Nederland beroven van
een echt, eigen Bethlehem. En
is dat niet eigenlijk een beetje
jammer?
een verhandeling over de massapsychologie
der kalkoenen menige donkere bladzijde
zou moeten bevatten.
Jonge kalkoenen zijn dus dom. De boer
moet hen leren, dat vreten en drinken
noodzakelijk zijn. Hij mengt daarom door
het voer kleine voorwerpen, die door hun
kleur of andere opvallende eigenschappen
de nieuwsgierigheid en de piklust der die
ren prikkelen. Bovendien moet de boer
voortdurend waken tegen de moordlust der
vogels. Zij houden zich gaarne onledig met
in eikaars veren te pikken. Ontstaat tij
dens dat gepik een bloedend wondje, dan
slaat de massa der kalkoenen los. Zij val
len het gewonde dier aan, pikken het dood
en peuzelen het nadien op. Tegenwoordig
bestrijdt men het gevaar van zo'n lynch
partij wel door de vogels een soort bit in
de snavel te stoppen, zodat zij deze niet ge
heel kunnen sluiten en hun verenpluknei-
gingen niet tot bloedende wonden kunnen
leiden. Want ziet een kalkoen bloed, dan
geraakt hij ook al is hij overigens soms
wel vriendelijk door het dolle heen.
WE HEBBEN weer een hele stapel boe
ken naast ons liggen, die werden geschre
ven om door jongens en meisjes te worden
gelezen. Het zijn uitgaven voor kleine en
grote lezers. In die stapel zitten zeker boe
ken, die meer regels waard zijn dan wij
er wegens de beperkte plaatsruimte over
kunnen volschrijven, maar de korte aan
duidingen kunnen ouders en kinderen
misschien een stukje de weg wijzen, als ze
zoekend in de boekwinkels niet meer we
ten wat ze kiezen moeten nu de markt in
de feestdagen plotseling zo aanzienlijk
voller is geworden.
We beginnen dan maar bij de lectuur
voor de allerjongsten. In de bekende Milly-
Molly-Mandy-reeks zijn weei drie nieuwe
deeltjes bij L. J. Veen in Amsterdam ver
schenen. De Engelse schrijfster Joyce L.
Briesley laat het meisje met de drie na
men hierin achtereenvolgens gewoon maar
een dagje uitgaan, een bezoek brengen aan
een smid, een eend cadeau krijgen en nog
veel meer beleven, dat de kenners van
deze reeks zeker met enthousiasme zullen
volgen. De schrijfster maakte, zoals ge
bruikelijk, zelf de illustraties. Eveneens
voor de beginners in de boekenwereld
schreef Bert Brugman een tweede boekje
over de reislustige Dodo, dat Dodo in
Zwitserland is getiteld. Dodo beleeft er
niet minder leuke avonturen dan in
Amerika, waar het eerste boekje over hem
zich afspeelde. Voor beide maakte Carol
Voges de illustraties. Cantecleer in Utrecht
deed ze het licht zien. In zijn boekje
Beppie luistertnaar verhalen uit
sprookjesland, verschenen bij De Toren
laan in Assen, laat J. E. Dok op een origi
nele manier een vader aan zijn dochter
vertellen over tovenaars en heksen. Hij
heeft een boeiende stijl. Kees van Lent
maakte er tussendoor passende teke
ningen. Annie Starink-Groen vertelt in
haar Wat Manneke beleefde, verschenen
bij Van Goor en Zonen in Den Haag, ook
over een wereld waarin alles mogelijk is.
Wat Hanneke beleefde zijn grappige avon
turen met kabouters. De schrijfster be
stemde haar boek voor jongens en meisjes
van ongeveer vijf tot acht jaar. Guust
Lens verlevendigde de bladzijden met
ZONDER enige twijfel zijn onze moderne
huiskalkoenen gedegenereerd. Toch ko
men de oude kalkoense instincten zo nu
en dan boven. In 1958 woedde er boven
enige Noordamerikaanse gebieden een
hevige wervelstorm. De kalkoenen verlie
ten hun hokken en stelden zich op in V-
formatie. Zij bukten zich zo diep mogelijk
en zochten zo bescherming tegen het
noodweer, dat huizen, schuren en hokken
ondersteboven wierp. In 1945 werd Onta
rio door een hevige sneeuwstorm geteis
terd. Nadat de storm was gaan liggen,
miste een boer in Binbrook een van zijn
kerstkalkoenen. Ruim een maand later
het was op 13 januari 1946 zag de boer,
hoe een van zijn honden verwoed snuffel
de bij een sneeuwhoop. Toen woelde de
hond de sneeuw om. En wat kwam er te
voorschijn? De vermiste kalkoen! Het dier
was wat wankel ter been, het was mager,
maar het klokte toch nog zachtjes. Ruim
een maand lang had die kalkoen bedol
ven gezeten onder een vijfenzeventig cen
timeter dikke sneeuwlaag. Niemand gaf
hem een medaille voor zijn uithoudings
vermogen. En de boer? Die gaf hem goed
te vreten en slachtte hem toen de dag
vóór Pasen.
leuke tekeningen. In Prins Pirijn van Cor-
rie Lührs, met plaatjes van Anneke van
Hees-Napjes, kunnen jongens en meisjes
van omstreeks acht jaar plezier beleven
aan de bokkesprongen van een onder
nemende prins van hun eigen leeftijd, die
het vorstelijke leven alle tierelantijnen
daaromheen maar zo-zo vindt en liever
op eigen houtje buiten de grenzen gaat
van het rijk der paleizen en kastelen. Dit
levendig geschreven boekje is bij J. M.
Meulenhoff in Amsterdam verschenen.
Ook de uitgeverij Kluitman in Alkmaar
bracht een aantal uitgaven voor de jeugd
in verschillende leeftijden in de winkels.
In de serie „Ons Genoegen" verschenen
weer twee deeltjes voor jongens en meis
jes in de leeftijd van zes tot negen jaar.
De lezers, die al eens eerder hun neus in
deze reeks hebben gestoken, zullen wel
van De luchtreis van Bertje Bof door Guus
Betlem en Josientje xoaar ga je naar toe
van Cok Grashoff genieten. Dezelfde uit
geverij voorziet ook in de behoeften van
jongens, die de voorkeur geven aan wat
stoerheid. P. Joh. Zonruiter schreef voor
hen in Peter Fleming en de Zwarte Jak
hals over het dagelijks leven van een
avonturier bij Afrikaanse negerstammen.
Tussen de spannende passages door wordt
de lezer op de hoogte gebracht met zeden
en gewoonten van de donkere stammen
bezuiden de evenaar. G. van Straaten te
kende er een en ander bij. In S.O.S.
Draadje vraagt W. N. van der Sluys aan
dacht voor de moderne wereld met straal
jagers en radar. Voor de jongens van acht
tot twaalf is dit wel een boek om in één
ruk uit te lezen. Voor de oudere jongens
schreef Wim van Helden zijn detective
roman Telefoon voor commissaris Achter
berg met verhalen over dieven en moor
denaars in de grote stad. J. G. Thieme
verplaatst jongens in dezelfde leeftijd in
een nog niet zo lang vervlogen tijd, waar
in zeerovers op de wereldzeeën nogal wat
te vertellen hadden. Lex Coster, die bij
de belangstellende jongeren bekend kan
zijn door zijn vorige boeken, beleeft bij hen
in De sjeik van Zanzibar gevaarlijke
ogenblikken. Heel wat rustiger zijn Echt
weer Mies je Sandelhout van Pieter Nier-
op voor meisjes van acht tot twaalf en
Vicky Verhagen door Miep van Duijsen-
Stomps voor de oudere meisjes. Ook deze
uitgaven verschenen bij Kluitman in Alk
maar en hebben een plaats respectievelijk
in de Zonnebloemserie en de Sneeuwbal-
serie.