De hedendaagse kalkoen is achterlijk en bloeddorstig Boeken voor kinderen van diverse leeftijden HlaCkeakiabbecs in IBetPitefiem Erbij Ml door John Largo ONZE PUZZEL In vergelijking is een gans er zelfs een intellectueel dier bij DINSDAG 24 DECEMBER 1957 PAGINA ZES Een kalkoen uit Mani toba in Canada. Op de foto boven: witte kal koenen in Columbia. KORTE TIJD nadat de Engelse puriteinen zich als kolonisten in Massachusetts had den gevestigd, zag een hunner Thomas Morton heette hij op een open plek in het bos een aantal bruinachtige vogels. Morton bekeek de dieren met belangstel ling. De volgende dag beschreef hij de vogels aan enige Indianen. Hij vroeg: „Hoeveel van die vogels zien jullie iedere dag?" Een der Roodhuiden antwoordde: „Neent matawna". Dit betekent: „Meer dan wij kunnen tellen'" Daar Morton En gels sprak en de Roodhuiden zich van hun Indiaanse taal bedienden, kan het gesprek niet diepgaand geweest zijn. Niettemin is dit de historische versie van de ontdek king van de wilde kalkoen door de Euro peanen in Massachusetts. DIT ontdekkingsverhaal heeft een anek dotische inslag. Maar daar het gaat over de kalkoen, is dat niet zo heel vreemd. Waar om, bij voorbeeld, noemen de Engelsen die vogel: turkey? Met Turkije heeft hij niets uitstaande. De Turken gaven de kalkoen een veel betere naam, namelijk: Ameri kaanse vogel. Inderdaad is de kalkoen Meleagris gallopavo luidt zijn wetenschap pelijke (Latijnse) naam een uit Ameri ka stammende vogelsoort. Duizend jaar ge leden, ja eerder reeds verorberden de In dianen gretig hun kalkoeneboutjes. Eeuwen nadien, nadat de Spanjaarden Mexico hadden veroverd, ontdekten de Europeanen de kalkoen officieel. De con quistadores brachten in de jaren twintig der zestiende eeuw de Mexicaanse kalkoen (Meleagris gallopavo gallopavo) naar Spanje en van dit land uit vond het dier al klokkend zijn weg naar vele Europese lanT den. Omstreeks 1524 is de eerste kalkoen in Engeland gearriveerd. De Britten be gonnen al spoedig het procédé op hem tóe te passen, dat in de wandeling „soortver betering" heet. Het resultaat is de heden daagse,, de „moderne" kalkoen, die welis waar aanmerkelijk zwaarder en vleziger is dan zijn wilde Mexicaanse voorzaten, doch tevens oneindig veel dommer. EEUWENLANG gold dit als de officiële geschiedenis van de kalkoen. Er ontston den echter historische moeilijkheden, toen men in een Sleeswijks kerkje muurschilde ringen 'en beeldhouwwerk ontdekte, waar op acht afbeeldingen van Amerikaanse kalkoenen te vinden waren. Dit zou niet ernstig geweest zijn, als de kunsthistorici niet hadden vastgesteld, dat het Sleeswijk- se schilderwerk dateerde uit het eind der dertiende eeuw, dus ruim twee eeuwen ouder was dan de ontdekking van de Maxi- caanse kalkoen door de Spanjaarden, het geen natuurlijk de poort voor tal van kal- koense gissingen en theorieën opende. De meest aanvaardbare hiervan was en is, dat de Noormannen, die omstreeks het jaar 1000 Massachusetts (zij noemden het Vin- land) bereikten en daar nederzettingen hadden, als eersten de kalkoen in Europa importeerden. Volstrekte zekerheid bestaat er echter ten deze (nog) niet. Wel is het zeker, dat vroeger kalkoenen heel wat duurder waren dan tegenwoordig. Op het ogenblik vindt men vijfentwintig gulden misschien een fikse prijs voor zo'n vogel, maar in 1538 betaalden enige Deense pluimveeboeren zes tot zeven keer zo veel voor een kalkoen, die dan ook nog aan de magere kant was Later gingen de prijzen weliswaar omlaag, maar de Griekse kin deren, die in de zeventiende eeuw kalkoe nen met witte staarten als huisdieren hiel den, betaalden voor hun lievelingen toch nog heel wat meer. TERWIJL zijn Europese neefjes zich gaandeweg ontwikkelden tot grote, vette, domme levende vleesfabrieken. moest de wilde kalkoen in Amerika een hopeloze strijd voor zijn leven vechten. Na de komst der Europeanen in de Nieuwe Wereld was hij een ten dode opgeschreven vogel. Op de markten in New York en Boston kostte een wilde kalkoen een paar kwartjes. Een jager kon er zonder moeite dertig en meer per dag vangen, vooral als er sneeuw lag. In de lucht presteerde de wilde kalkoen niet veel. Wel kon hij als hij een gevaar moest ontwijken, een eindje vliegen, maar zijn natuurlijke bescherming waren de bossen. Deze bolwerken en schuilplaatsen van vriend Meleagris hadden echter zwaar te lijden onder de bijlslagen der voortva rende pioniers. Geen enkele liefhebber van kalkoen-op-tafel begrijpt, waarom de oude kolonisten de wouden rooiden om er aard appels en andere gewassen te verbouwen, terwijl zij voortreffelijk hadden kunnen leven van het vlees der wilde kalkoenen. Hoe dit zij, in 1851 vond de laatste wilde kalkoen in Massachusetts de dood. Een halve eeuw later is de laatste wilde kal koen in (de Canadese provincie) Ontario Wegens de puzzelreeks ter gelegenheid van de feestdagen in de gewone krant en de extra kerstprijsvraag in dit nummer, blijft het wekelijkse kruiswoordraadsel ditmaal achterwege. Prijswinnaars van de vorige puzzel zijn: f 7.50 M. Portegies, Rijksstraatweg 193, Haarlem: ƒ5,Hans Groot, Kennemerlaan 127. IJmuiden; f2,50 L. C. Wiemans, Joh. Verhulstlaan 20, Heemstede. lantreffen. Vergeleken bij een kalkoen is :en gans een intellectuele reus en een haan een scherpzinnig denker. Een kalkoen is zó dom, dat men hem moet leren wat vreten is! Zijn zin voor fatsoen en zijn morele maatstaven zijn zó gedegenereerd, dat men hem vaak met behulp van een snavel-openhouder" moet beletten om zijn soortgenoten te verorberen. Bovendien is hij uiterst vatbaar voor een kleine twintig ziekten. Door dit alles is de teelt van kal koenen een moeilijk bedrijf met veel risi co's. De meesterknecht van Canada's groot ste kalkoenenfarm zei eens tot mij: „Praat u er maar eens met. de boeren over. Dan zult u vernemen, dat velen hunner van mening zijn, dat kalkoenen fokken een kor te en zekere weg is naar het gekkenhuis!" Wie kalkoenen wil fokken, moet gebruik maken van tal van kunstmiddelen. Doet men dit niet, dan slaagt men niet, althans, dan moet men er geld bijleggen. In mijn vaderland (Canada) is er geen enkele fok ker. die het stelt zonder broedmachines en kunstmoeders. Zó gevoelig zijn de vogels, dat velen er de voorkeur aan geven om met olie te stoken, want als de elektrische stroom uitvalt, al is het maar voor korte tijd, kan er onherstelbare schade aan de eieren en de dieren worden toegebracht. ZIJN DE EIEREN uitgekomen en de kui kens aan de goede zorgen van hun kunst moeder toevertrouwd, dan beginnen de moeilijkheden voor de fokker eerst recht. De dieren zijn namelijk oliedom. Gezien hun gevoeligheid voor ziektekiemen mogen zij niet op de grond lopen. De bodem van de kunstmoeder is daarom vervaardigd van latjes of gaas. Blijft een jonge kal koen met zijn poten vastzitten tussen de latten of het gaas, dan móet de boer hem zo spoedig mogelijk bevrijden. Is hij er niet tijdig bij, dan storten de andere kal koenen zich onder vrolijk geklok op hun „verankerde" soortgenoot en pikken .hem dood. Ik weet niet, of zij dat doen, omdat zij de liefde van een echte moeder hebben ontbeerd, dan wel omdat zij van nature bloeddorstig en „kannibalistisch" zijn. Wel weet ik, dat hun moordlust groot is en dat gesneuveld. „Neent matawna" hadden de Indianen tegen Morton gezegd „meer dan wij kunnen tellen". De blanke man loste die telmoeilijkheid van zijn rode broeders in de loop van een paar eeuwen radicaal op. Hij roeide de wilde kalkoenen eenvoudig uit. Toen het al te laat was, kwam er (als mosterd na de maaltijd) in Ontario een verbod om op wilde kalkoenen te jagen. Het duurde van 1902 tot 1905, doch was zinloos, want de vogel was bereids uitge storven. Nog eenmaal nam men nadien en wel in de buurt van Toronto enige wilde kalkoenen waar. Dat was in 1940. Een be woner van de streek deed zijn best om de vogels te naderen, maar zij zochten hun heil in de bossen. Sedert dien heeft nooit iemand daar een wilde kalkoen gezien. In 1954 liet een groep in Toronto woonachtige jagers een tweehonderdtal wilde kalkoe nen uit den vreemde komen. De dieren waren jong. Men liet hen los in de hoop, dat zij, volwassen geworden, zich zouden vermeerderen en bijdragen tot het jacht genot. Edoch, tot dusverre is er (voorzover mij bekend) nog geen enkele geschoten! ONGEVEER ten tijde, dat de laatste wilde kalkoenen van Massachusetts in de braad pan belandden, fokte een boer (wiens naam in het vergeetboek gei'aakte) op Rhode Island een nieuwe kalkoensoort. Hij kruiste namelijk geïmporteerde Euro pese kalkoenen met exemplaren van de op Rhode Island inheemse soort. Een jaar of tien na de geslaagde pogingen van die boer gelukte het een predikant ds. R. II. Avery, woonachtig in de staat New York eveneens om een nieuwe soort te ont wikkelen. Deze staat in Amerika bekend als „Bronze" en is er nog steeds zeer in trek bij de fokkers. Ja, men kan de „Bron- ze" met recht de populairste kalkoen van deze tijd noemen! Inmiddels zijn er nog tal van andere soorten gekweekt: Grote zowel als kleine, witte en zwart-witte, rode en zwarte en blauwe, zelfs een type, dat erg veel lijkt op de wilde kalkoen van weleer. Doch als een wilde kalkoen van de oude stempel (fier en ontembaar, aldus ken schetsten vroegere schrijvers hem) heden ten dage een van die moderne gekruiste produkten zou ontmoeten, zou hij stellig verachtelijk zijn snavel ophalen. Immers, de „moderne" kalkoen is het achterlijkste dier, dat men op erven en in tuinen kan ER ZIJN op de wereld drie Jericho's en vier Jcruzalems, maar er zjjn meer dan twin tig Bethlehems te vinden. Hoe vreemd het misschien ook een ogenblik klinkt: juist dat grote aantal bewijst de unieke plaats die Bethlehem in de wereld inneemt. Want natuur lijk zijn al die Bethlehems ge noemd naar het éne, dat mil joenen mensen omstreeks het Kerstfeest gedenken. BETHLEHEM-nummer-één is een kleine stad in Israel, tien kilometer ten zuiden van Jeruzalem, gelegen in een tamelijk vruchtbare streek waar van ouds veel olijven groeien. Weinigen kennen de oorspronkelijke betekenis van de naam. Bethlehem, eigenlijk Beit-lahm, betekent „Huis des broods". Koning Rehabeam deed de stad verfraaien en versterken. De Romeinse kei zer Hadrianus liet er een tem pel bouwen ter ere van Ado nis, maar Helena, de dochter van Constantijn de Grote, gaf later opdracht, het beeld van Adonis te vernietigen en in Bethlehem een grote kerk te bouwen. Veel eerder hadden de eerste christenen toen in het stadje al een kapel ge bouwd. Maar de roem van Bethlehem steunde niet op stenen bouwsels, onheilige of geheiligde. Het Palestijnse Bethlehem werd beroemd als de geboorteplaats van David en van Christus. IN ONZE tijd heet Bethle hem „Bet-Lachm" en het be staat uit acht wijken. De be woners houden zich bezig met, wijnbouw en olijf bouw. Ook werden er paarlemoeren kruis beelden en rozenkransen ver vaardigd. De stal, waarin Christus geboren werd. is een grot die zich volgens de over levering in het oosten van de stad bevindt. Op deze plaats *.ijn drie kloosters, een Fran- ■iscaans, een Grieks en een Armeens gebouwd. De eigen lijke grot is ruim twaalf meter lang, vier meter breed en drie meter hoog. Ze is niet meer zo kaal en armoedig als weleer. De vloer is nu van marmer en een zilveren ster wijst er de plaats aan, waar volgens de kerkelijke traditie Christus ter wereld kwam. Ook de wanden zijn met kostbaar marmer versierd. NA HET eigenlijke en „echte" Bethlehem is waar schijnlijk de stad Bethlehem in Zuid-Afrika het meest be kend. Toch is dit lang niet het grootste van de twintig Bethlehems: er wonen onge veer tienduizend mensen. Dit Afrikaanse Bethlehem is in het oostelijke gedeelte van Oranje-Vrijstaat, hemelsbreed honderdvijftig kilometer van Bloemfontein gelegen. Het is 'n spoorwegknooppunt, op ruim '.estienhonderd meter boven de zeespiegel op een hoogvlakte. En er is een levendige handel. De gelovige Boeren, die dit Bethlehem in 1840 stichtten en het naar de geboorteplaats van Christus noemden, doop- Deze schels van de stad Bethlehem in de oostelijke staat Pennsylvania, door Moravische emigranten ongeveer een eeuw tevoren gesticht, werd in 1830 gemaakt "fa ten de kleine rivier die er langs stroomt: Jordaan. IN DE Verenigde Staten zijn niet minder dan zeven Bethle hems: de Staten Georgia, In diana, Kentucky, Connecticut, Maryland en New-Hampshire hebben er elk één. Stuk voor stuk zijn al die Bethlehems vooral omstreeks het Kerst feest heel trots op hun naam. Een poststempel „Bethlehem" geeft aan een kerstkaart extra waarden en is bijzonder in trek. Uit naburige steden reist men naar één der Bethlehems, om er zijn kerstkaarten op de bus te doen. In de staat Penn sylvania liggen zelfs twee Bethlehems, waarvan het oud ste een kleine stad in de oostelijke hoek van Pennsyl vania, vijfenzeventig kilometer ten noorden van Philadelphia is. Een ander, groter Bethle hem ligt in 't westen van deze staat, aan de Red Bank Creek, die in de Allegheny-rivier uit stroomt. Ter onderscheiding van het oudere stadje wordt het New-Bethlehem genoemd. Het is vijfenzeventig kilometer ten noorden van Pittsburgh te vinden, honderdvijftig kilo meter van de zuidelijke oever van het Eriemeer. Ook Zwitserland heeft zijn Bethlehem, verreweg het kleinste en onaanzienlijkste van alle. Toch bevindt het zich nauwelijks drie kilometer ten westen van de stadskern van de Zwitserse hoofdstad. Men zou het zelfs een wijk van Bern kunnen noemen, als het niet al een zelfstandig dorpje was geweest, lang vóór de stadsuitbreiding van de hoofd stad eraan raakte. Automo bilisten, die van Bern naar Neuchatel rijden, komen door het Zwitserse Bethlehem, meestal zonder het op te mer ken. Met uitzondering van het oorspronkelijk Palestijnse en misschien het Zuidafrikaanse Bethlehem zal men al deze Bethlehems op de meeste at lassen vergeefs zoeken. Maar het grootste der ruim twintig Bethlehems mag bijna een wereldstad worden genoemd. Het ligt aan de brede monding van de Para in Brazilië en telt ongeveer tweehonderdzeven tigduizend inwoners. FELLER tegenstelling dan tussen dit Braziliaanse Bethle hem en het Israëlische kan men zich nauwelijks denken 1-Iet Braziliaanse Bethlehem is een hypermoderne „Ameri kaanse" stad, met geweldige wolkenkrabbers en een inten sief autoverkeer.. De stad is enorm gegroeid, sinds ze in de eerste dagen van het jaar 1616 door Portugese schepelingen onder leiding van Francisco Caldeira Branco werd ge sticht. Deze schepelingen had den aan boord, op de Atlan tische Oceaan, het Kerstfeest moeten vieren. Daarom noem den ze hun nieuwe stad Be- lém, de Portugese schrijfwijze voor Bethlehem. Hadden wij alle Braziliaan- nooit is opgevallen: wij heb ben ook een Bethlehem binnen onze landsgrenzen. Het ligt in Friesland, minder dan tien kilometer ten noordnoordoos ten van Leeuwarden, waar vreemdelingen zelden of nooit komen. Het is buiten de grote verkeerswegen gelegen, mid den in de vork die door de rij wegen van Leeuwarden naar Holwerd en van Leeuwarden naar Groningen gevormd wordt. Een zelfstandige ge meente is het niet en niemand behoeft er zijn kerstkaarten in de hoop op een poststempel met de naam Bethlehem te gaan bussen. De roem van het Friese Bethlehem hangt ten nauwste samen met de Elf stedentocht. Het is bij deze De naam van Christus' geboorteplaats is over de gehele wereld te vinden se Beléms meegeteld, dan zouden wij tot heel veel méér dan twintig Bethlehems ge komen zijn. Maar om aan de groeiende verwarring tussen al die gelijknamige plaatsen te ontkomen, heeft de regering van Brazilië al jaren geleden gelast er andere narren voor te kiezen. Belém (Bethlehem) in de staat Pernambuco, Belém in de staat Bahia en twee Be léms in de staat Paraiba be hielden hun naam. Dc 'andere werden omgedoopt. In Portugal draagt nog al tijd de aan de Taag gelegen westelijke voorstad van de hoofdstad Lissabon de naam Belém (Bethlehem) en in de Spaans-sprekende landen van Zuid-Amerika zijn verschei dene steden die met de Spaan se vorm van Bethlehem, Belén, worden aangeduid. Er is een Belén in Argentinië, er is een Belén in Paraguay, er is er een in Uruguay en een in de Mid- denamerikaanse republiek Pa nama. WAT HEEL VEEL Neder landers waarschijnlijk nog plaats, dat de schaatsenrijders de zijtak van de lange route, heen en weer naar Dokkum, beginnen en eindigen. Nu wij dit hebben ver teld, gaat waarschijnlijk vele schaatsenliefhebbers een licht op. En misschien roepen zij: „Maar die plaats heet niet Bethlehem, maar Bartlehiem!" Inderdaad is Bartlehiem de Friese naam. Maar deze naam hangt, naar vele aannemen, samen met. een oud klooster, dat hier vroeger moet hebben gestaan en dat de naam „Bethlehem" droeg. Wij zei den: naar velen aannemen. Want er is een andere verkla ring, die er de aandacht op vestigt, dat „hiem" zoveel be tekent als „huis" of „boeren hofstede". Volgens hen zou Bartlehiem oorspronkelijk niet anders zijn geweest dan „de boerderij van Bartels". Er is een goede kans, dat die laatste verklaring de meest juiste van de twee is. Maar ze zou Nederland beroven van een echt, eigen Bethlehem. En is dat niet eigenlijk een beetje jammer? een verhandeling over de massapsychologie der kalkoenen menige donkere bladzijde zou moeten bevatten. Jonge kalkoenen zijn dus dom. De boer moet hen leren, dat vreten en drinken noodzakelijk zijn. Hij mengt daarom door het voer kleine voorwerpen, die door hun kleur of andere opvallende eigenschappen de nieuwsgierigheid en de piklust der die ren prikkelen. Bovendien moet de boer voortdurend waken tegen de moordlust der vogels. Zij houden zich gaarne onledig met in eikaars veren te pikken. Ontstaat tij dens dat gepik een bloedend wondje, dan slaat de massa der kalkoenen los. Zij val len het gewonde dier aan, pikken het dood en peuzelen het nadien op. Tegenwoordig bestrijdt men het gevaar van zo'n lynch partij wel door de vogels een soort bit in de snavel te stoppen, zodat zij deze niet ge heel kunnen sluiten en hun verenpluknei- gingen niet tot bloedende wonden kunnen leiden. Want ziet een kalkoen bloed, dan geraakt hij ook al is hij overigens soms wel vriendelijk door het dolle heen. WE HEBBEN weer een hele stapel boe ken naast ons liggen, die werden geschre ven om door jongens en meisjes te worden gelezen. Het zijn uitgaven voor kleine en grote lezers. In die stapel zitten zeker boe ken, die meer regels waard zijn dan wij er wegens de beperkte plaatsruimte over kunnen volschrijven, maar de korte aan duidingen kunnen ouders en kinderen misschien een stukje de weg wijzen, als ze zoekend in de boekwinkels niet meer we ten wat ze kiezen moeten nu de markt in de feestdagen plotseling zo aanzienlijk voller is geworden. We beginnen dan maar bij de lectuur voor de allerjongsten. In de bekende Milly- Molly-Mandy-reeks zijn weei drie nieuwe deeltjes bij L. J. Veen in Amsterdam ver schenen. De Engelse schrijfster Joyce L. Briesley laat het meisje met de drie na men hierin achtereenvolgens gewoon maar een dagje uitgaan, een bezoek brengen aan een smid, een eend cadeau krijgen en nog veel meer beleven, dat de kenners van deze reeks zeker met enthousiasme zullen volgen. De schrijfster maakte, zoals ge bruikelijk, zelf de illustraties. Eveneens voor de beginners in de boekenwereld schreef Bert Brugman een tweede boekje over de reislustige Dodo, dat Dodo in Zwitserland is getiteld. Dodo beleeft er niet minder leuke avonturen dan in Amerika, waar het eerste boekje over hem zich afspeelde. Voor beide maakte Carol Voges de illustraties. Cantecleer in Utrecht deed ze het licht zien. In zijn boekje Beppie luistertnaar verhalen uit sprookjesland, verschenen bij De Toren laan in Assen, laat J. E. Dok op een origi nele manier een vader aan zijn dochter vertellen over tovenaars en heksen. Hij heeft een boeiende stijl. Kees van Lent maakte er tussendoor passende teke ningen. Annie Starink-Groen vertelt in haar Wat Manneke beleefde, verschenen bij Van Goor en Zonen in Den Haag, ook over een wereld waarin alles mogelijk is. Wat Hanneke beleefde zijn grappige avon turen met kabouters. De schrijfster be stemde haar boek voor jongens en meisjes van ongeveer vijf tot acht jaar. Guust Lens verlevendigde de bladzijden met ZONDER enige twijfel zijn onze moderne huiskalkoenen gedegenereerd. Toch ko men de oude kalkoense instincten zo nu en dan boven. In 1958 woedde er boven enige Noordamerikaanse gebieden een hevige wervelstorm. De kalkoenen verlie ten hun hokken en stelden zich op in V- formatie. Zij bukten zich zo diep mogelijk en zochten zo bescherming tegen het noodweer, dat huizen, schuren en hokken ondersteboven wierp. In 1945 werd Onta rio door een hevige sneeuwstorm geteis terd. Nadat de storm was gaan liggen, miste een boer in Binbrook een van zijn kerstkalkoenen. Ruim een maand later het was op 13 januari 1946 zag de boer, hoe een van zijn honden verwoed snuffel de bij een sneeuwhoop. Toen woelde de hond de sneeuw om. En wat kwam er te voorschijn? De vermiste kalkoen! Het dier was wat wankel ter been, het was mager, maar het klokte toch nog zachtjes. Ruim een maand lang had die kalkoen bedol ven gezeten onder een vijfenzeventig cen timeter dikke sneeuwlaag. Niemand gaf hem een medaille voor zijn uithoudings vermogen. En de boer? Die gaf hem goed te vreten en slachtte hem toen de dag vóór Pasen. leuke tekeningen. In Prins Pirijn van Cor- rie Lührs, met plaatjes van Anneke van Hees-Napjes, kunnen jongens en meisjes van omstreeks acht jaar plezier beleven aan de bokkesprongen van een onder nemende prins van hun eigen leeftijd, die het vorstelijke leven alle tierelantijnen daaromheen maar zo-zo vindt en liever op eigen houtje buiten de grenzen gaat van het rijk der paleizen en kastelen. Dit levendig geschreven boekje is bij J. M. Meulenhoff in Amsterdam verschenen. Ook de uitgeverij Kluitman in Alkmaar bracht een aantal uitgaven voor de jeugd in verschillende leeftijden in de winkels. In de serie „Ons Genoegen" verschenen weer twee deeltjes voor jongens en meis jes in de leeftijd van zes tot negen jaar. De lezers, die al eens eerder hun neus in deze reeks hebben gestoken, zullen wel van De luchtreis van Bertje Bof door Guus Betlem en Josientje xoaar ga je naar toe van Cok Grashoff genieten. Dezelfde uit geverij voorziet ook in de behoeften van jongens, die de voorkeur geven aan wat stoerheid. P. Joh. Zonruiter schreef voor hen in Peter Fleming en de Zwarte Jak hals over het dagelijks leven van een avonturier bij Afrikaanse negerstammen. Tussen de spannende passages door wordt de lezer op de hoogte gebracht met zeden en gewoonten van de donkere stammen bezuiden de evenaar. G. van Straaten te kende er een en ander bij. In S.O.S. Draadje vraagt W. N. van der Sluys aan dacht voor de moderne wereld met straal jagers en radar. Voor de jongens van acht tot twaalf is dit wel een boek om in één ruk uit te lezen. Voor de oudere jongens schreef Wim van Helden zijn detective roman Telefoon voor commissaris Achter berg met verhalen over dieven en moor denaars in de grote stad. J. G. Thieme verplaatst jongens in dezelfde leeftijd in een nog niet zo lang vervlogen tijd, waar in zeerovers op de wereldzeeën nogal wat te vertellen hadden. Lex Coster, die bij de belangstellende jongeren bekend kan zijn door zijn vorige boeken, beleeft bij hen in De sjeik van Zanzibar gevaarlijke ogenblikken. Heel wat rustiger zijn Echt weer Mies je Sandelhout van Pieter Nier- op voor meisjes van acht tot twaalf en Vicky Verhagen door Miep van Duijsen- Stomps voor de oudere meisjes. Ook deze uitgaven verschenen bij Kluitman in Alk maar en hebben een plaats respectievelijk in de Zonnebloemserie en de Sneeuwbal- serie.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1957 | | pagina 18