Drie rapporten over de toenemende chaos in het stedelijk verkeer De woningcrisis baart Frankrijk zeker nog honderd jaar de grootste zorgen Affiches uit vele landen Is het afsluiten der stadskernen voor particuliere auto's een oplossing? Pciardetram was in 1900 sneller dan de huidige stadsbussen Cultureel contact tussen Turkije en Nederland ,Laat het volgende gerecht maar vast opdienen Van onze correspondent in Brussel) Wij hebben drie nieuwe rapporten over het verkeer gelezen, maar geen enkele van de „deskundige" plannenmakers heeft ons kunnen overtuigen. In de eerste plaats is er het rapport „Wat parkeren voor het zakenleven betekent", opgesteld door een Amerikaanse stichting voor veilig verkeer. Dit rapport behandelt voornamelijk pogin gen van stedelijke besturen en handelaars verenigingen om een oplossing te vinden voor het parkeren in het centrum dei- steden, en zodoende te voorkomen dat deze centra als handelsgebieden ten onder gaan. Op basis van dit rapport heeft de Kamer van Koophandel van Brussel eveneens begaan met de belangen van zijn leden handelaren de oprichting aangemoedigd van een adviescomité voor de coördinatie van het verkeer in de Brusselse agglo meratie. Het derde rapport is reeds in ons blad besproken. Wij hebben hier dus te doen met tegen standers: enerzijds de Kamers van Koop handel, die aan de belangen der automo bilisten denken, ten voordele van de han del, en anderzijds de directies van tram maatschappijen en busdiensten, die de grote massa van de gebruikers van open bare verkeersdiensten sneller willen ver voeren, waardoor zij een efficiënter ge bruik van hun materieel verkrijgen. In het centrum van Brussel, omsloten door de Kleine Ring, liggen twintigduizend parkeerplaatsen, aldus het Brusselse co mité van coördinatie. Dit is lang niet vol doende. Aangezien er ieder jaar in België zestigduizend auto's bijkomen, zal het vraagstuk met de dag dringender worden. Door het invoeren van eenrichtingverkeer, waardoor meer parkeerruimte vrij komt, zou men in Brussel drieduizend wagens meer kunnen parkeren. De Kamer van Koophandel heeft een voorontwerp van wet opgesteld, waarbij een subsidie door de overheid zou worden verleend aan alle instanties, handelsondernemingen, hotels en banken, die parkeergelegenheid zouden aanleggen voor tenminste dertig wagens. De helft van die ruimte zou voor alle automobilisten toegankelijk moeten zijn. Van een bekend Amerikaans wegenbouwer is de uitspraak: „Wanneer te zijner tijd alle Amerikaanse automobilisten in één reusachtige verkeersopstopping verstrikt raken, kunnen zij niets beter doen dan de contactsleutel in hun zak steken, de auto laten staan, en leren wandelen". Verscheidene Europese en Amerikaanse instanties breken zich sedert jaren het hoofd over het parkeer- vraagstuk. Men geeft honderden voorbeelden van steden „waar men het zoveel beter heeft aangepakt", maar wie na enkele jaren een der genoemde steden bezoekt, moet tot de ontdekking komen, dat de mooie oplossing door het toe genomen verkeer achterhaald is en dat de stedelijke autoriteiten al weer met de handen in het haar zitten. Drie dingen lijken in de steden hopeloos: 1. Het op lossen van de controverse tussen particulier automobielverkeer en openbaar verkeer; 2. het scheppen van parkeerruimte in de steden; 3. het beperken van het verkeer of van het parkeren. De bouwers zouden een rente genieten van drie percent over een periode van vijftien jaren. De subsidie zou per project niet hoger dan vijf miljoen frank mogen zijn. De politie zou erop moeten toezien dat er langs de trottoirs geen parkeerruimte wordt verspild. De aanleg van particuliere garages, parkeergebouwen of parkeerter reinen zou in Brussel na korte tijd tien duizend bijkomende plaatsen beschikbaar kunnen maken, aldus het verslag. De semi- officiële instellingen, zoals het bureau van de noord-zuidverbinding, de stations en helihaven bezitten terreinen waarop hon derd tot vijfhonderd auto's geplaatst zou den kunnen worden. In het centrum kun nen bovendien ondergrondse parkeerruim ten worden aangelegd. De werken aan de Kleine Ringlaan gaan 150 miljoen gulden kosten en de nieuwe tunnels en het via- dukt zullen nieuw verkeer aantrekken. Een goede rentabiliteit voor het geïnvesteerde kapitaal kan slechts worden verkregen, wanneer dat verkeer in Brussel de nodige parkeerruimte krijgt. Het totaal bedrag parkeerruimte-investeringen zou 28 mil joen gulden bedragen, waarvan slechts een klein bedrag ten laste van de belasting betaler zou komen, aldus dit verslag. In het Amerikaanse rapport „What par king means to business" wordt het voor beeld aangehaald van de winkeliers van Allentown in Penssylvanië, die een orga nisatie „Park and shop" oprichtten, een zaak die een miljoen dollar kapitaal heeft. Er zijn vijftien parkeerterreinen aange legd en een parkeergebouw met drie ver diepingen voor 1800 auto's. De leden-win keliers aanvaarden het parkeerbewijs als betaalmiddel voor alle aankopen van meer dan één dollar. In Washington hebben 208 winkels in de loop van enkele maanden 32.000 plaatsen gevonden in 103 garages en parkeerterreinen en ook zij aanvaarden het parkeerticket als betaalmiddel. Te Cleveland, waar het bestuur parkeerter reinen aan de stadsrand aanlegde, wordt een snelle busverbinding naar het centrum onderhouden. Dit stelsel lijkt in de meeste steden van de Verenigde Staten niet veel succes te hebben. Volgens het. rapport lopen de automobilisten met grote tegen zin meer dan tweehonderd meter. .■Het is hoog tijdeen eind te maken aan de verkeerschaos", zo luidt de titel van de brochure van de Union Internatio nale des Transport Publics, waarin de ..oppositie" aan het woord komt. Het be toog van de tram-deskundigen begint met de ontmoedigende onthulling dat een oude paardonomnibus in 1900 in de steden een snelheid bereikte van negen kilometer per uur, terwijl in vele steden moderne 150 pk autobussen thans een snelheid bereiken van acht kilometer per uur. De particuliere auto's zijn ongeschikt voor stedelijk verkeer en alle oplossingen zijn pleisters op een houten been. Het systeem van de parkeermeters, van het eenrichtingverkeer en de aanleg van parkeerterreinen loopt overal op ontgoo chelingen uit, daar het tijdelijk verruimen van de verkeersmogelijkheden spoedig te niet wordt gedaan door het toegenomen aantal auto's. Betere verkeerstoestanden moeten meer ruimte scheppen voor het grootste deel van de mensen, die openbare verkeersmiddelen gebruiken, en niet voor het grote aantal auto's. De heren van de Union willen het staangeld zo hoog maken, dat het parkeren er door wordt vermin derd. De autowegen moeten niet tot het stadscentrum doorlopen, aldus deze des kundigen, maar aan de stadsrand eindigen, of als raaklijnen om de stad heenlopen. Geen grote gebouwen in het stadscentrum, want deze trekken verkeer aan en ver groten de kans op verkeersopstoppingen. Naar het Amerikaanse voorbeeld van Nashville in Tennessee bevelen zij aan het straatsdeel bij de trottoirs uitsluitend te bestemmen voor autobussen. Het experi ment met de grote wegen in de steden dat thans te Brussel in praktijk wordt gebracht heeft volgens hen nog geen enkel probleem opgelost. In Los Angeles waar meer snelwegen zijn dan in welke stad ter wei-eld zou men honderd kilometer per uur kunnen rijden, als niet verkeersopstoppingen van kilometers lengte, in het bijzonder waar twee wegen bijeenkomen of de snelwegen eindigen, eer regel dan uitzondering waren. Hoewel de particuliere aannemers van openbare werken een intensieve propa ganda voeren voor stedelijke autowegen er is grof geld te verdienen met de aanleg van wegen groeit in Amerikaanse krin gen de weerstand tegen het toelaten van auto's tot aan het centrum van de stad. Eind 1952 werd een parkeerverbod inge steld in een zakencentrum van Philadel phia, ter grootte van 3,4 vierkante kilo meters, met 150 huizenblokken en veertig kilometer straat. In dat gebied is de snel heid van de trams sindsdien met 22 per cent gestegen, die van de auto's met 28 percent en het aantal ongevallen is met achttien percent afgenomen. Het verbod schaadde, merkwaardig genoeg, de handel in dat centrum niet. Het systeem van Nashville wordt thans ook in Chicago toe gepast. Het zal niemand verwonderen dat wij uit de verschillende meningen geen conclusie durven halen. Behalve misschien deze: de verkeerschaos kan waarschijnlijk worden opgelost, zo niet sterk verminderd, wan neer alle deskundigen om de groene tafel gaan zitten, niet met de bedoeling „hun verkeer" voordelen te doen halen op de andere, maar om een compromis te vinden. Die oplossing zal zoals uit de argumenten en tegen-bewijsvoeringen blijkt, steeds on voldoende zijn, echter altijd beter dan een chaos. Een ervaren ambtenaar of politicus zeker geen deskundige zou die ver gadering moeten presideren. Zo'n Europese verkeers- en parkeerconf eren tie zou haar geld waard zijn. Naar wij vernemen Is dr. A. A. Kamp man, directeur van het Nederlands Insti tuut voor het Nabije Oosten in Leiden als onderdeel der Nederlands-Turkse Culture le Betrekkingen uitgenodigd in 1958 een aantal colleges en %'oordrachten in Tur kije te komen geven. Het ligt in de be doeling dat hij een drietal colleges geeft voor de litteraire faculteit der universi teit in Istanbul en twee voordrachten in Ankara onder auspiciën van het Turks Historisch Genootschap. Bovendien zal dr. Kampman tijdens zijn verblijf te Istanbul een spreekbeurt vervullen in de serie we tenschappelijke voordrachten van het nieu we Nederlandse Historische Instituut al daar, waarvan de opening op 31 maart 1958 zal geschieden. Zijn colleges zullen handelen over de rol der Nederlanders in het Ottomaanse rijk, waarbij hij in het bijzonder het diplomatieke materiaal uit het archief van de ambassadeur Calkoen uit de eerste helft der achttiende eeuw zal behandelen. Met de publikatie is dr. Kamp man belast. Dr. Kampman, die naast het directoraat van het instituut in Leiden ook de functie van curator van het nieuwe Nederlandse instituut in Istanbul vervult, heeft sinds 1945 een rol gespeeld bij het tot ontwikke ling brengen van de culturele betx-ekkin- gen tussen Nedexdand cn het Nabije Oos ten. Vex-scheidene geleerden uit deze lan den bezochten onder auspiciën van het Instituut voor het Nabije Oosten de ande re instellingen ons land voor het geven v colleges en voordrachten, zoals prof. dr. K. Bittel (in 1953) en prof. dr. U. Baha- dir Alkim (in 1954) uit Istanbul, prof. Emir Maurice Chehab uit Beirut en prof. dr. Ba Mazar uit Jei-uzalem (in 1955), prof. dr. L. Keimer uit Kaïro (in 1956) en prof. dr. S. Abdul Hak uit Damascus (in 1957). Van Nederlandse zijde werden voorts ook uitnodigingen gericht tot dr. Nadj Al-Asil, de directeur van de oudheidkundige dient in Bagdad, oud-minister van Buitenland se zaken van Irak en prof. dr. Zeki Velidi Togan, hooglex-aar in Istanbul, een dei- meest vooraanstaande wetenschappelijke figuren in Turkije. In april en mei 1956 gaven prof. dr. A. W. Byvanck en mevrouw dr. L. Byvanck, privaat-docente in Leiden, voordx-achten en colleges in Ankara en Istanbul over de Etruriërs, de Romeinse archaeologieën en de keizeririozaïeken in Ravenna. dr. Kampman gaf in april en mei 1957 tijdens een reis door het Nabije Oosten voordrach ten aan de universiteiten in Beirut en Da mascus en ook in Tehex-an en Istanbul. Het 'igt in de bedoeling de uitzending van Ne- lerlandse geleex-den naar Turkije en het Nabije Oosten te stimuleren, waarom rent reeds besprekingen gevoerd worden. Iet blijkt, dat er voor de geschriften van Vedexdandse beoefenaars der wetenschap een steeds gx-oeiende belangstelling in Tur kije en het Nabije Oosten bestaat. HET IS MISSCHIEN een schrale troost voor de lezer, die zich beklaagt over de trage vorderingen van de Nederlandse wederopbouw, maar in Frankrijk is de situatie op dit punt zeker nog vele keren dramatischer dan in ons land. Zojuist heeft het Franse instituut voor de statis tiek een rapport gepubliceerd, waarvan de conclusie luidt, dat de Franse hiusves- tingscrisis nog tenminste een eeuw zal voortduren. En die voorspelling wordt door deskundigen nog zonnig genoemd. Woningnood is een woord dat, in ons land nog dagelijks veelvuldig wordt gedacht of uitgesproken. Bovenstaande foto werd nog maar kort geleden in een Nederlandse plaats gemaakt. Ze herinnert aan een oud, wat bitter, maar nog actueel grapje: onbewoonbaar ver klaarde woning of onverklaarbaar bewoonde woning. Dat overigens het huisvestingsprobleem ook in een land als Frankrijk nog uitermate levend is blijkt uit het artikel, dat wij hieronder laten volgen. Een paar cijfers mogen die laatste zienswijze illustreren. De voorzitter van de Franse civiele ingenieurs heeft berekend dat er voorlopig jaarlijks vijfduizend huizen moeten worden gebouwd om het verlies van de vernielingen door de tweede wereldoorlog te compenseren. Voorts tienduizend per jaar om de migratie op te vangen van plattelanders, die zich in de steden willen vestigen, vijfenzeventigdui zend ten behoeve van de bevolkingsaanwas, honderddertigduizend ter vernieuwing van vervallen en onbewoonbaar huizenbezit en tenslotte nog honderdtwintigdui zend om de achterstand in te lopen, die sinds 1914 werd veroorzaakt. Samen drie honderdveertigduizend woningen per jaar gedurende ten minste dertig jaar. Dat cijfer ligt echter ruim honderdduizend boven het aantal woningen, dat de laatste jaren werd gebouwd en waarin dan ook nog begrepen zijn de buitenhuizen en villa's die slechts een deel van het jaar door beter gesitueerde stedelingen worden bewoond. Het is dan ook veel voorzichtiger om aan te nemen, dat de woningcrisis, die nu al dramatisch genoemd mag worden, de komende jaren in Frankrijk voortdurend in ernst zal toenemen. DE OORZAKEN zjjn velerlei en van politieke, economische en psychologische orde. Sedert een halve eeuw heeft de Franse staat een ware roofbouw gepleegd op het particuliere huizenbezit. Om het volk de illusie te verschaffen, dat de levens- kosten toch wel dragelijk bleven, werd de huiseigenaars verboden de huren in redelijke verhouding met de waarde van hun eigendommen en de onderhoudskosten 'e brengen. De laatste jaren werden de huren enigszins opgetrokken. Maar nog altijd liggen die ongeveer vijfenzeventig percent onder het peil, dat de overige prijzen hebben bereikt. Zolang deze verschillen niet zijn gecorrigeerd, kan dus ook niet worden verwacht, dat de aanbouw van doorsnee-woningen een project wordt, waarvoor het particuliere initiatief zich zal willen interesseren. En de staat als aannemer? De regering heeft zich juist genoodzaakt gezien door de bestedingsbe perking aanzienlijk te bezuinigen op de subsidies, waarop eigenbouwers vroeger aanspraak konden maken. Een andere ongunstige omstandigheid is nog, dat de techniek van het bouwen in Frankrijk sinds Lodewijk XIV zich vriiwel niet ont wikkeld heeft. Ook in het bouwleven viert het individualisme in Frankrijk nog altijd hoogtij, terwijl alleen met de Amerikaanse methoden van seriebouw met geprefabriceerde onderdelen, de modernisering op economische basis een hogere vlucht zou kunnen maken. Bovendien valt het de aannemers, ondanks de zeer hoge lonen, nog altijd bijzonder moeilijk de benodigde arbeiders aan te trekken. Deze werken liever in ploegverband in de fabrieken. DE voornaamste oorzaak van deze trieste toestand mag vermoedelijk echter wel worden gezocht in de mentaliteit en de aspiraties van de Fransen zélf. Men heeft vastgesteld dat veertien percent van de veertien miljoen Franse huizen „overbe volkt" is en dat betekent dat daar minstens drie personen in één kamer leven. Slechts één op de veertien huizen is jonger dan tien jaar en ruim een kwart van het Franse woningbezit werd vóór 1800 gebomvd. Over het algemeen voldoen die woningen dan ook niet aan zeer bescheiden eisen van comfort of hygiëne. Ongeveer de helft is slechts voorzien van waterleiding en in een stad als Limoges bezit één op de vijf huizen zelfs niet een toilet. Enige maanden geleden zjjn wij op een reis -'oor het westen van het land bij een gloednieuw café-restaurant uitgestapt, waar radio, televisie en pickup-installatie aanwezig waren, géén closet. Men mag dus wel aannemen, dat de behoefte aan elementair sanitair en hygiëne door het Franse publiek over het algemeen nog niet al te knellend wordt gevoeld. Eén op de vier Fransen bezit heden ten dage een eigen auto, in Nederland één op de elf. De ver koop van televisie-apparaten, ijskasten en andere moderne verworvenheden stijgt de laatste maanden, ondanks duurte en bezuiniging, nog zienderogen. Natuurlijk is het toe te juichen, dat ook in Frankrijk de tekenen des tijds worden verstaan, maar in die ontwikkeling is de schakel van de meest elementaire gemakken blijk baar voor vele Fransen overgeslagen. Zolang de behoefte aan beter en hygiënischer wonen door de brede lagen van het volk niet eerst zélf wordt gevoeld, behoeft men er niet op te rekenen, dat de staat het goede voorbeeld geeft. En tot nader orde schijnt Frankrijk er dan ook vrede mee te hebben, dat de woningcrisis, die de mensen noopt te leven op een wijze, die vaak nauwelijks menswaardig meer kan kan heten, nog zeker ruim honderd jaren zal worden geprolongeerd. DE COLLECTIE „Affiches uit vele landen" tot 17 februari te zien in het Amsterdamse Museum Fodor is eigenlijk alléén bijzonder door de hoge kwaliteit van het door de heer I. Brat- tinga Jr. bijeengebrachte. En dat is ook wel voldoende, al ware een vergelijken met wat hier gemaakt wordt wel interessant misschien. Of overal in de vertegenwoordigde landen de aan- plakplaatsen er nu per se beter uit zien dan hier, blijft nog een vraag. De wanden van de Parijse metro-stations konden ons vx-oeger enthousiast maken. Tegenwoordig is dat iets minder het geval, al zien we dan toch steeds weer opvallende, van geest getuigende zaken. Plezierig doen het ook in het stadsbeeld, aan de muur en op de schuttingen, die grote lappen, die wij hier maar heel weinig ontmoeten.. Onlangs viel me er zo één op bij het Koningsplein in de hoofdstad. Het was er een van een aperitief van Nederlands fabrikaat en was naar alle waarschijnlijkheid voor het buitenland ontworpen. Van een andere wereldvermaarde drank, van Amerikaanse origine, ziet men hier wel meer aanprijzingen in grote for maten. Blijkbaar kan dit drankje in Frankrijk en Zwitserland echter verkocht worden met een kunstzinniger pi-opaganda. Heeft ons volk dan alleen oog voor banale zaken of wox-dt de nationale smaak onderschat? Het antwoord is niet aan mij, maar aan de leiders van verkoop en publiciteit, bijgestaan door researchbux-eaus, die toch wel zullen bepalen hoe men het beste verkoopt! De Nederlandse propaganda van het drankje doet ons naar uiterlijk Amerikaans aan. Maar dat we nu niet mogen genex-aliseren bewijzen hier enige prachtige affiches van Amerikaanse dagbladen en tijdschriften. In ieder geval zullen verschillende Nederlandse gx-afische ont werpers op deze tentoonstelling de vex-zuchting slaken: „kregen wij maar eens kansen". Zouden ze het aankunnen? Er zijn er in ieder geval. Tex-echt werd jaren geleden Jans Bons bekroond voor zijn UNO-affiche. Men moet verder ook lex-en door eigen werk eens op de schuttingen te zien. Soms wordt er ook wel iets bijzonders aangeplakt. Echter geeft deze expositie mij het gevoel dat het met onze aanplakborden toch nog maar droevig gesteld is. Bob Buys

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 15