SOEP discaucs. Ernstig zoeken naar rare mannetjes Bioscoopbezoek in V.S. sterk teruggelopen Roemrijk intermezzo KRAAYKAMP ZATERDAG 8 FEBRUARI 1958 Erbij PAGINA TWEE Nog vijf jaar exploraties in zuidpoolgebied Nederlands kamerorkest met Paul Sacher OVER DOOR WYNCA LOOS Wacht eens effe, jongenik |H zal 'ns kijkenwaar is mijn boe- kie nou?" Aldus horen we de ietwat schorre stem van de door televisie js| en radio in korte tijd bekend ge- worden komiek Johnny Kraaykamp aan de andere kant van de lijn, na- dat we hem om een „interview" ge- vraagd hebben. Maar we krijgen met het „boekie" niets te maken, want we horen ineens een vrouwen- stem, die vriendelijk verkondigt „al- les voor haar man te regelen". We sip maken dus met haar de afspraak en wanneer we het kleine bovenhuis aan de Kinkerstraat te Amsterdam binnenstappen, is Johnny inderdaad thuis: hij zit aan een tafeltje in tijd- schriften te bladeren, terwijl de ge- dienstige het meubilair om hem heen opstapelt en de atmosfeer met boen- wasgeuren bezwangert. De drie- jarige Johnny Kraaykamp II zit on- der een stoel rare grimassen te trek- kenvoorstudies om de „rare mannetjes" van pa te imiteren. WE BEGINNEN met de heer des huizes te praten over allerlei dagelijkse zaken des levens, terwijl de dienstmaagd met haar werkzaamheden doorgaat, alsof zij alleen in de kamer is. Neen we hadden niet verwacht, dat Johnny ons geheel in zijn kolderieke stijl zou ontvangen, door bij voorbeeld over stoelen springend, de tong uitstekend wegrennend te roepen: „Je krijgt me lekker toch niet" maar het frappeerde ons toch, dat hij zo ernstig kan zijn. Het karakteristieke hoofd met het borstelkuifje bood tijdens ons gesprek eerder de suggestie aan een filosoof te be horen, dan aan een komiek. Misschien kwam dit ook mede door het feit, dat zijn jonge charmante vrouw Riémalda in de wandeling kortweg „Rim" genoemd, een donkerogig, Italiaans aandoend type juist op deze dag (zoals ons later bleek) haar middenstandsexamen gedaan had en dus onder „zware druk" gezet was „Ja, het middenstandsexamen. Want roem duurt toch niet eeuwig? We hebben daarom het plan om een zaak te gaan op zetten. Ik weet nog niet of we in sigaren, eieren of iets anders gaan handelen". Wan neer we Rim vragen, of zij inderdaad het „administratieve geweten" van haar man is, zegt ze: „Ja, dat moet wel. Eigenlijk ben ik zelfs zijn impresario. Hij is zo slor dig als een hond". Inmiddels zingt de spruit van de familie, vrolijk op één been dansend: „Oh Johnny, zing een liedje voor mijWij wenden ons tot vader John ny: „Een liedje hoeft niet, maar we wil den gaarne een wat uitgebreider praatje. Wat wilde u vroeger worden?" „Ja, wat wilde ik vroeger worden? Ik ben eerst naar de ambachtsschool gegaan en dacht aan zoiets als machinebankwer- KOPSTUKKEN van de Amerikaanse filmindustrie hebben 1957 het slechtste jaar genoemd in het proces van gedurige terug gang voor het bioscoopbedrijf veroorzaakt door de ontwikkeling van de televisie. Ter illustratie diene het onder bioscoopdirec teuren vertelde grapje van de man, die een bekende bioscoop opbelde met de vraag wanneer de voorstelling begon en die als antwoord de wedervraag kreeg: „Hoe laat kunt u hier zijn?" IN HET afgelopen jaar zijn meer dan twaalfhonderd bioscopen in de Verenigde Staten gesloten. Een der grote studio's van Hollywood, de RKO, kwam vrijwel stil te liggen. Het bioscoopbezoek, ook in de herfst, de drukste tijd, verminderde met vijftien procent in vergelijking met 1956. In 1947 gingen gemiddeld vijfenzeventig miljoen Amerikanen per week naar de bioscoop. Er waren toen honderdnegentig duizend bezitters van televisieontvangers Volgens de jongste cijfers staan er naar schatting zevenenveertig miljoen televisie toestellen in de huizen en gaan slechts tweeënveertig miljoen Amerikanen per week naar de bioscoop. Dat betekent wat het bioscoopbezoek betreft een verminde ring van bijna vijfenveertig percent in tien jaar. Opgemerkt wordt, dat in het afgelo pen jaar ook de A-griep en de vrees voor besmetting daarbij een rol hebben gespeeld. Inmiddels is Hollywood de bakens aan het verzetten. Men streeft daar nu naar uit breiding van de markt overzee en ver scheidene maatschappijen maken nu ook films, die uitsluitend voor uitzending per televisie bestemd zijn. Na de tweede we reldoorlog poogde Hollywood zichzelf te beveiligen door alleen heel oude films voor vertoning via televisie vrij te geven. Thans zijn alle films van voor 1948 van de grote studio's, behalve Paramount, aan de tele visiemaatschappijen verkocht. Men meent te kunnen verwachten, dat films van na 1948 spoedig zullen volgen. ker. Ik heb er overigens twee linkerhan den van overgehouden, want ik kan nog steeds geen spijker in een muur slaan. Als ik het doe, hoor ik al gauw protesten van de andere kant. Later kwam ik in een suikerfabriek". Wat hij daar deed? „Nou, gewoonze hadden daar van die bal letjes Nu is de stap van werkzaamheden bij het vervaardigen van suikerballetjes naar het veelgezongen „Agnus Dei" of het „Standchen" van Schubert geen sinecure, maar we moeten wel: Johnny vertelt namelijk hierop aansluitend, dat hij reeds vroeg „in de kunst" wilde. Hij was onge veer vijftien jaar, toen hij zijn stem in het openbaar verhief en in een Amsterdams theater probeerde op te bieden tegen zijn collega Willy Alberti, die „uit bluf steeds hoger en hoger ging zingen". De strijd om de hoogste toppen eindigde plotseling in een bittere desillusie: op een avond schoot Johnny namelijk onverwacht de baard in de keel en moest hij overhaast van het toneel verdwijnen. „En ik had wat een mooi stemmetje!", verklaart Johnny thans nog bedroefd. SEDERT DE DAG, dat hij als vrijwel onbekend bassist in een Amsterdamse ge legenheid door zijn dwaze capriolen de aandacht ging trekken, is er veel gebeurd. Ook dit: hij zag op een avond, almaar zijn instrument bedienend, ineens de donkere ogen van de schone Riémalda toen nog fotomodel. Hij werd verliefd, maar zijn eerste offensief stuitte op een koel: „Je doet me te gek". Er zou een tweede kans volgen: hij ontmoette haar toevallig op straat en ze bezweek ter hoogte van een zonnig terrasje voor de verleidingen van koffie met een groot stuk taart. Bij deze gelegenheid kwam Johnny meteen maar met een huwelijksaanzoek en hij commen tarieert thans: „Ja, ik moest opschieten, want anders was een ander me voor". Rim glimlacht en zegt: „Ja, hij verdient goed bij mij, want ik ben keihard in zaken doen en dat is hij helemaal niet". Johnny is thans avond aan avond al dan niet in combinatie met zijn vriend Rijk de Gooyer, met wie hij samen onder de titel „Nederlands twee zingende dwazen" reeds grammofoonplaten maakte vol geboekt: hij zwerft van het ene podium naar het andere. Daarbij brengen de repe tities voor radio en televisie hem vaak in tijdnood. En bij deze drukte kan een in strument als de telefoon soms erg lastig worden vooral, wanneer allerlei onbe kende grappenmakers het oor van John ny zoeken om er met verdraaide stem metjes onzin in te toeteren. „Spreek ik met die nar van de televisie?" werd er enige tijd geleden gevraagd. En toen kwam er een heel verhaal, dat natuurlijk afgesne den werd door de hoorn op de haak te hangen. Men vergeet, dat Kraaykamp- privé het liefst met rust gelaten wordt en thuis zeer stil is. ook al omdat hij moet nadenken over nieuwe „creaties". Toen zijn vader nog bij het jonge gezin inwoon de, sloot hij zich soms hele avonden ook wel nachten met zijn schrijfmachine in de keuken op. Hij is een serieus werker een man, die ieder woord en ieder ge baar weegt. Soms rammelt hij midden in de nacht aan zijn vrouw: „Word eens wakkerdaar schiet me juist iets te binnenik zal het je voorspelen.... kijk eens even". „Ja" zegt zij „dan gaat hij ineens aan de gang en dan moet ik met mijn slaperige hoofd meteen maar critiek geven. Nou, dat valt niet mee, maar vaak moet TAT JJfp ik ook verschrikkelijk lachen". Met veel „affijns" begint hij voor de ver andering over „lekker daas" te praten, over het genot van het vissen, zijn afschuw van drank en de gewoonte om zeer matig te roken. Hij toont ons een folder, die ons de vele mogelijkheden van een kleine kampeer-aanhangwagen achter de auto bewijst: „Dat ding hebben we nu gekocht en volgende week gaan we nu met vakan tievia België en Frankrijk naar Spanje DE TWEE op deze plaat vastgelegde werken zijn beide door jonge componis ten geschreven: Bizet was zeventien jaar oud toen hij zijn Symfonie in C schreef, twee jaar vóórdat hij de Prix de Rome aan het Parijse conservato rium verwierf en nog lang vóór hij de meester van „Carmen" werd. (Het is overigens altijd moeilijk zich een be roemd componist te denken zonder het werk waarmee zijn naam en zijn per soon door het nageslacht vrijwel ge ïdentificeerd zullen worden. Wij kun nen ons een Bach bijna niet voorstellen die de Matthaus Passion nog niet ken de.) De „klassieke symfonie" is het werk van de vijfentwintigjarige Prokovjev en dateert uit 1916, dus nog vóór de revo lutie, waaruit het regime zou voort komen dat ook de inspiratie van deze componist menigmaal zou keuren op ideologische bruikbaarheid. Het zijn dus allebei jonge werken en dat in de ruimste zin des woords. Bij Bizet vindt men een elan, waaruit me lodieën in verliefde, oosterse, pastorale en circusachtige toon opwellen. De ver gelijking met een werkstuk dat een componist, die één generatie ouder was, op dezelfde leeftijd schreef, ligt voor de hand: in de ouverture tot „Een Mid- zomernachtdroom" van Mendelssohn beweegt de muziek zich met eenzelfde joyeuze lichtvoetigheid voort, die echter bij deze componist helaas later het hoofd moest buigen voor de opgeheven vinger van het academisme. (In tegenstelling tot Bizet, die getuige „Carmen" Naar aanleiding van: „Symfonie in C" door Georges Bizet en „Symphonie Classique" in D opus 25 door Serge Prokovjev, respectie velijk uitgevoerd door het Orchestre de la Suisse Romande en het Orchestre de la Société du Conservatoire onder leiding van Ernest Ansermet op Decca LXT 5380. deze toon zuiverder heeft weten te be waren en zelfs bij het klimmen zijner jaren met meer resonans wist te ver rijken.) Wat. betreft dit academisme bij Bizet in zijn symfonie is het de limiet, het markeert het gebied waarbinnen zijn fantasie spelen mag. Prokovjev's symfonie speelt zich juist in deze grens zone zelf af, hij jongleert met de ge blokte paaltjes, de borden met „Halt, douane" en de barrière-hefbomen. Hij doet dat, om een aanwijzing uit de par tituur over te nemen, con eleganza, waardoor wij zijn kunststukken geamu seerd en geboeid meemaken. De foto op de hoes geeft nogal raak de teneur van het stuk aan: over de.leuning van een modern zwartgelakt stoeltje hangt een roodfluwelen overjas met goudgalons en kanten jabot, op de grond liggen twee pumps met rode hakken en gespen. Van deze „klassieke symfonie" kan men zeg gen dat Haydn haar had kunnen schrij ven, of Philip Emmanuel, de zoon van de grote Bach, wanneer zij, onder het genot van een goede fles wijn, de schone affecten en de gedistingeerde gevoelig heid van hun tijd met wat zelf-ironie hadden beschouwd. De uitvoeringen van beide werken zijn, onder Ansermet's leiding, in de beste zin „to the point". De technische kwaliteit van de plaat is iets minder goed en men moet de timbre-regelaar tamelijk „dof" afstellen om niet gehin derd te worden door de scherpe klank van de violen. Sas Bunge Plan van de S.C.A.R. Geleerden uit twaalf landen hebben op een driedaagse conferentie, die woensdag in Den Haag werd besloten, plannen op gesteld voor een voortzetting van het zuid- pool-onderzoek na afloop van het Interna tionale Geophysisch Jaar. Men. hoopt nog minstens vijf jaar te kunnen doorgaan met de onderzoekingen, die thans als gevolg van de internationale samenwerking op wetenschappelijk gebied zijn begonnen. Een van de belangrijkste projecten daar bij is de inrichting van nog een tiental waarnemingsstations aan de rand van het Zuidpoolgebied waardoor onder andere een betere berichtgeving over de weers gesteldheid in dit gebied zal worden ver kregen. De conferentie, die in het paleis Noord einde werd gehouden, was de eerste bij eenkomst van de Special Comittee on Ant arctic Research, de S.C.A.R., die door de International Confederation of Scientific Unions het hoogste internationale or gaan op wetenschappelijk gebied is in gesteld om te komen tot een voorzetting van het zuidpoolonderzoek. Het Nederlands Kamerorkest heeft met ingang van 1 februari zijn werkzaamhe den hervat. Voor de eerste periode is de Zwitserse dirigent Paul Sacher geënga geerd. Onder zijn leiding zal het orkest optreden in Alkmaar, Den Haag, Hoorn, Lochem en Amsterdam (in de grote zaal van het Concertgebouw op zondag 9 fe bruari). Op deze concerten wordt het na volgende uitgevoerd: het Concerto Grosso op. 6 nr. 4 van Handel, het Concert voor drie violen van Telemann, de Tweede symfonie van Carl Philip Emanuel Bach en „Apollon Musagete" van Strawinsky. De telefoon rinkelt en wanneer Johnny opneemt, krijt een duidelijk hoorbare stem van de andere kant: „waar blijf je nou?" Het is Rijk de Gooyer: Johnny moet weer gaan repeteren. Ook Johnny II begrijpt, wie er opbelt, want hij jubelt: „Dat is ome Lijk". SINDS de reclame een toegepaste we tenschap is geworden, behoeft men zich nergens meer over te verbazen. Een na dere uiteenzetting van deze stelling lijkt nauwelijks noodzakelijk, want de lezers van de courant kunnen zich daarvan da gelijks opwindend overtuigen. De adver tenties geven voor het belangrijkste nieuws van eeuwen in de stijl van het sen sationele feuilleton aan de vrouw te bren gen, het aan de redacties overlatend de internationale snufjes van de wereldpoli tiek aan de man te verstrekken. Boven dien wijzigen ze totaal onze zeden en ge woonten. Weet u nog, oudere vriend, hoe Jaap Stigter vroeger alle zuilen en muren in onze be mind stadsbeelden beplakt waren met affiches, waarop een radeloze man stond geportretteerd, druk bezig zich de weelde rige haren uit het mistekende hoofd te rukken. Daaronder kon men de slagzin lezen: „Wat denkt AdriaanHad ik maar telefoon!" Het is achteraf een geluk bij een ongeluk want die telefoon blijft een voortdurende schreeuwlelijk van rin kelende ellende dat de P.T.T. thans zelf met de meeste narigheid als gevolg van deze eigen teelt van behoefte zit opge scheept, omdat er geen kabels genoeg zijn om alle mensen, die niets van bete kenis hebben te zeggen, met elkaar te ver binden en nog minder mannetjes om de toestellen te monteren, zodat de slagzin nu zou moeten luiden: „Wat denkt Tante Pos Had ik maar een Adriaan" EN ZO IS ER ook een nieuw soort letter kundigen ontstaan, de zogenaamde copy writers, voor welke term geen Nederlands WE ZITTEN weer volop in het huiswerk. Ik tel öp en trek af met Peter en leg „beredeneer"-som- men uit aan Brigitte, die er alles aan doet behalve beredeneren, want als ik de uitkomst twee maal onderstreept onder ogen krijg, blijkt dat ze even vlot vijf tien harde guldens voor één liter melk, als drie luttele centen voor een héle hectare grond betaalt. Brigitte is beslist geen reken genie en ik troost me met de ge dachte, dat in de praktijk het boekje van de melkboer wel niet zóveel problemen zal opleveren, dat Brigitte uiteindelijk de vijf tien gulden voor een fles melk zal neertellen, om van de hectaren gronds tegen spotprijs maar te zwijgen. Wat niet wegneemt, dat haar beredeneersommen naar be horen beredeneerd dienen te wor den. Gelukkig heeft ze een nieuw vak, dat méér haar interesse heeft: geschiedenis. En terwijl ik Peters obligate vier rijtjes som men nakijk, die hij dagelijks als huiswerk mee van school krijgt, doet Brigitte met het onstuitbaar enthousiasme, waarmee ze ieder nieuw vak begint, een omslachtig verhaal over een zekere Marcus, die door het speciale soort ont aarde vaders, dat destijds geleefd blijkt te hebben, verdobbeld werd. Het hele verhaal kabbelt schier eindeloos voort, Brigitte begeeft zich teveel in details als vuurste nen en leempotten en het werkt bovendien verwarrend dat ze af en toe tegen haar pop spreekt, die ze onderwijl met lange halen het haar zit te kammen. „En toen zeiden de Romeinen „Aha, de Romeinen, zo zo. Peter, hier is een fout. Hoeveel is zeven tien min negen?" „Aftrekken met lénen!" zegt Petei vol afgrijzen. „O jakkes, dat kan ik nooit, zal ik straks wel ver beteren. Wat zeiden die Romeinen, Brigitte?" Want ook hij is volledig geïnteresseerd in Brigitte's nieuwe vak en heeft het verhaal over de verdobbelde Marcus nauwlettend gevolgd. Maar Brigitte zet haar pop met een ruk overeind op haar schoot en zegt vinnig: „Lies, nu moet je ophouden met altijd op je dufrn te zuigen, ik geef er een flinke tik op, hoor!" „Je bent een hardvochtige moe der!" zeg ik. „Iedere baby zuigt op z'n duim." Brigitte kijkt me ernstig aan en schudt dan langzaam en ontken nend het hoofd. „Aatje", zegt ze Aatje is haar andere pop „Aatje heeft het nooit gedaan. Nóóit, voor zover ik me herinner". „En wat zeiden die Romeinen?" dringt Peter aan. Waarop Brigit te haar verhaal met veel „en toens" vervolgt. IK HEB EENS gelezen, dat ons oor eenvoudig weigert alle gelui den om ons heen op te nemen of dóór te seinen naar onze hersens, die in beslag genomen zijn door andere dingen. Iets dergelijks on dervind ik tijdens Brigitte s uit voerig verslag over de Romeinen' ik denk aan de andijvie, die lang zamerhand óp moet, aan de man chetten van een windjack, die vernieuwd moeten worden, aan de stereotiepe fout, die Peter maakt in z'n aftrekkingen.... en vang zo nu en dan woorden op als be- rehuid en speer, die niet eens volledig tot me doordringen. Tot dat er plotseling een zin valt, die als een concreet begrip naar m'n hersens wordt doorgeseind. „En toen kwamen de Batavieren in holle boomstammen de Rijn af zakken". Ik zie opeens, volkomen scherp, de platen aan de muur van mijn eigen schoollokaal, het zwarte bord, de aanwijsstok met. hel rubber dopje en in een flits: m'r bank met het kastje voor de lei, dc grijze griffels, die éne melkwittr zachte Fabergrift, de sponzedoo.1- met de uitlopende boon, ik ruik zelfs één ogenblik de ondefinieer bare geur ervanHoe vér is dat alles. Hoe ver en ongelooflijk lang geleden. En ieder jaar, ieder jaar opnieuw heeft in duizenden Peter ongelovig. „Weet je zeker dat het geen vlot was, Brigitte?" „Nee", zegt Brigitte met kennis van zaken. „In holle boomstam men". „Niet zoiets als de Kon-Tiki?" „Nee Peter, mijnheer heeft het duidelijk gezegd: in hólle boom stammen". „En toen?" „Nou, verder zijn we nog niet ge komen. Dit is het einde". min negen", herhaal ik in het grauwste zwart-wit. „Mambegint hij voorzichtig „je zult natuurlijk zeggen: je bent nog veel te klein, maar als ik nouIk weet natuurlijk wel, dat het helemaal niet mag, maal ais ik nou.... Verbeeld je nou toch eens, dat ik met zo'r. vlot, helemaal alleenZoiets als de Kon-Tiki, waar Pappa dat boek van heeft. Weet u die tekeningen? klassen diezelfde zin geklonken, totdat nu eindelijk mijn eigen dochter hem als de toorts bij de Olympia doorgeeft: „Toen kwamen de Batavieren in holle boomstammen de Rijn afzakken". „In holle boomstammen?" vraagt Zeventien min negen....", help ik herinneren. Maar Peter is nog volkomen in de sfeer van Romei nen, Batavieren, holle boomstam men en een vlot. Het dringt niet eens tot hem door, dat ik hem iets vraag. Ik moet altijd denken aan Danny Kaye als ik hem zo zie wegdromen. Aan die film over het dubbele leven Walter Mitty; tech nicolor in alle gedroomde held haftigheden, nuchter zwart-wit in de grauwe werkelijkheid. Op het ogenblik zit Peter in de meest fantastische technicolor op een vlot, of in een holle boomstam. Ik zie het aan zijn ogen. „Zeventien Nou, als ik nou met zo n zelfge maakt vlot de Rijn kwam afzak ken „De Rijn?" zegt Brigitte spinnig. „Je haalt de hele boel weer door elkaar, dat was de Rijn niet, dat was de oceaan, nog al een ver schil". „Tuurlijk, 'tuurlijk", tempert Pe ter, „de oceaan. Als ik nou de oce- aén kwam afzakken....". Stilte. Brigitte kamt onafgebroken haar pop. „Nou?" vraagt ze. „En?" Maar Peter staart in onzichtbare verten. Er glijdt langzaam een verheerlijkte glimlach over zijn gezicht. Avonturen, weet ik, strip verhalen, heldhaftigheden. „Als ik dan aankwam" zegt hij ein delijk langzaam „als ik dan aankwamzou u dan tróts op me zijn? Als ik hier op de laan aénkwamzou u dan de vlag uitsteken?" „Op de laangrinnikt Bri gitte „zeker een vlot op wiel tjes". „Maar natuurlijk!" zeg ik. „De vlag en de wimpel en de hoera- vlaggetjes en al papa's pavoiseer- vlaggen „En de buren?" vraagt Peter met stijgend enthousiasme. „Zouden die ook vlaggen? Zou de hele laan vlaggen en de school? En mijn heer! Wat zou mijnheer wel zeg gen?" Mijnheer, tout court, is het hoofd van de school. „Mijnheer zou zeggen: Waar heb je al die tijd gezeten?" veronder stelt Brigitte, maar Peter hoort het niet eens, hij slaat een hand voor z'n mond en roept met schit terende ogen: „En juffrouw Dom burg. O, wat zou juffrouw Dom burg wel zeggen? En Petra! En het zou natuurlijk in de krant ko men en misschien wel op de tele visie „Welja", zegt Brigitte. „En in de bioscoop gingen we er allemaal heen, ik zou je wel eens willen zien op je vlot, Als je er maar om denkt om die touwen goed vast te knopen.... En je eten7 Hoe wou je dat doen met je eten?" Tja, dat is een teer punt, Peter is nogal kieskeurig wat z'n maal tijden betreft. „Weet je wat ik geloof?" vervolgt Brigitte. „Dat je dat eten hele maal zou vergeten. Echt iets voor jou om op reis te gaan zonder eten mee te nemen. Stel je dat eens voor! Zat je na drie dagen dood op het vlot. Denk het je eens in, zat je na drie dagen je léven lang dood op dat vlot, je léven lang dood en alleen op die oce aan!" Nu is het genoeg. De technicolor- dromen vervagen uit Peters ogen. Ik zie de verheerlijkte glimlach langzaam wegebben van z'n ge zicht „Tjaa..a..a" zegt hij met een diepe zucht en glijdt geleide lijk weer in het nuchtere zwart wit. Brigitte's pop heeft eindelijk een paardestaart. „Zeventien min negen...." pro beer ik opnieuw. „Hoeveel is ze ventien min negen?" equivalent bedacht behoeft te worden, om dat de werkzaamheden van deze lieden in feite neerkomt op het kwansuis vertalen van wat hun opdrachtgevers uit Engelse en Amerikaanse tijdschriften hebben ge knipt. Zij werken samen met schilderach tige broeders in Apollo, die de blikvan gers ontwerpen. De laatste uitdrukking heeft burgerrecht verkregen sinds dg meeste artikelen in blik worden verkocht, welk aanbod opgevangen moet worden door de klant, die koning is gemaakt in het rijk der verblinden. Het gemeenschappelij ke beginsel van alle reclame is de auto suggestie, dat wil zeggen: het uitoefenen van zoveel suggestie op de koper, dat de leverancier zich een auto kan aanschaffen. Het wordt in de praktijk gebracht door het produceren van illusies, in het bijzonder van wanstaltige beelden- binnen ieders be reik, met behulp van dichterlijke overdrij ving in woord en beeld. Het merkwaar dige is, dat het argeloze publiek zich door deze kliederpartijen met kostbare ingre diënten behagelijk laat misleiden. Ver moedelijk denkt men in momenten van op perste nuchterheid zoiets als: nu ja, ze blazen het wel op, maar er zal toch wel een kern van echtheid in steken. Ook brood dronken mensen spreken de waarheid. En zo komt het, beminden, dat wij onze zol ders en kelders en kasten vol hebben ge stopt met nodeloze artikelen, die slechts in zoverre levensmiddelen zijn, dat zij anderen voedsel geven. MAAR SOMS begrijpt men de schrij vers van reclameteksten werkelijk niet. Ook onder hen bevinden zich „abstracte" of „experimentele" kunstenaars, die zien en zien wat wij niet zien. Zo is er een fir ma, die gedroogde soep heeft u het ooit zo zout gegeten? in zilverpapier ver koopt onder het motto: „Deze lekkernij smaakt naar méér!" Zelfs als men uitgaat van het hier volkomen ontoepasselijke principe, dat ook poedersoep nooit zo heet wordt gegeten als ze volgens de vuurvast stralende huisvrouw in de advertentie voor het juichende huisgezin wordt op gediend, dan nog achten wij dit een on verstandige mededeling. Want in feite be weert men dan toch maar, dat men er nooit genoeg van krijgt en met hongeren de ogen in een waterhoofd aan tafel blijft zitten rammelen met een onvoldane maag. En dan de ballpointpen! In een brochu re uit de Verenigde Staten las ik, dat er een nieuwe wonderpen op de markt is ge bracht (geslingerd mag men wel zeggen). Als men die met water vult, kan men er zonder inkt mee schrijven! Een concurre rende firma lanceerde daarop een stift, waarmee men vijftien jaar onafgebroken kan doorgaan dingen zwart op wit te zet ten. Wat er echter niet bij staat, is of bij de garantie ook een vergoeding wordt in begrepen wegens geneeskundige hulp voor verstijfde vingers en ontzette polsge wrichten OM TENSLOTTE de thema's van dit op stel in een apotheose te verenigen volgen hier enige aardige opmerkingen uit een verzameling van Jerry Lieberman over soep en service en automobielen. Als u ze kent, moet u het zeggen dan schrijf ik niet verder. Hier is de eerste: „Deze nieu we wagen gaat sneller dan het geluid voor u de motor hoort, ligt u al in het zie kenhuis". Nummer twee: „Lieveling, ik heb de wa gen achtex-gelaten op de rijksweg, want het was te donker om alle onderdelen bij elkaar te zoeken". Nummer drie: „Mijn zoontje krijgt auto rijles. Ik vind hem nog te jong en onerva ren om hem als voetganger op straat te sturen". Nummer vier: „Vroeger leefde men tot men stierf, niet tot men overreden werd". Als deze ongebonden soep naar meer smaakt, moet u het maar zeggen. Ko B rugbier

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 16