SOEP
discaucs.
Ernstig zoeken naar rare mannetjes
Bioscoopbezoek in V.S.
sterk teruggelopen
Roemrijk intermezzo
KRAAYKAMP
ZATERDAG 8 FEBRUARI 1958
Erbij
PAGINA TWEE
Nog vijf jaar exploraties
in zuidpoolgebied
Nederlands kamerorkest
met Paul Sacher
OVER
DOOR WYNCA LOOS
Wacht eens effe, jongenik
|H zal 'ns kijkenwaar is mijn boe-
kie nou?" Aldus horen we de ietwat
schorre stem van de door televisie
js| en radio in korte tijd bekend ge-
worden komiek Johnny Kraaykamp
aan de andere kant van de lijn, na-
dat we hem om een „interview" ge-
vraagd hebben. Maar we krijgen
met het „boekie" niets te maken,
want we horen ineens een vrouwen-
stem, die vriendelijk verkondigt „al-
les voor haar man te regelen". We
sip maken dus met haar de afspraak en
wanneer we het kleine bovenhuis
aan de Kinkerstraat te Amsterdam
binnenstappen, is Johnny inderdaad
thuis: hij zit aan een tafeltje in tijd-
schriften te bladeren, terwijl de ge-
dienstige het meubilair om hem heen
opstapelt en de atmosfeer met boen-
wasgeuren bezwangert. De drie-
jarige Johnny Kraaykamp II zit on-
der een stoel rare grimassen te trek-
kenvoorstudies om de „rare
mannetjes" van pa te imiteren.
WE BEGINNEN met de heer des huizes
te praten over allerlei dagelijkse zaken des
levens, terwijl de dienstmaagd met haar
werkzaamheden doorgaat, alsof zij alleen
in de kamer is. Neen we hadden niet
verwacht, dat Johnny ons geheel in zijn
kolderieke stijl zou ontvangen, door bij
voorbeeld over stoelen springend, de tong
uitstekend wegrennend te roepen: „Je
krijgt me lekker toch niet" maar het
frappeerde ons toch, dat hij zo ernstig kan
zijn. Het karakteristieke hoofd met het
borstelkuifje bood tijdens ons gesprek
eerder de suggestie aan een filosoof te be
horen, dan aan een komiek. Misschien
kwam dit ook mede door het feit, dat zijn
jonge charmante vrouw Riémalda in
de wandeling kortweg „Rim" genoemd,
een donkerogig, Italiaans aandoend type
juist op deze dag (zoals ons later bleek)
haar middenstandsexamen gedaan had en
dus onder „zware druk" gezet was
„Ja, het middenstandsexamen. Want
roem duurt toch niet eeuwig? We hebben
daarom het plan om een zaak te gaan op
zetten. Ik weet nog niet of we in sigaren,
eieren of iets anders gaan handelen". Wan
neer we Rim vragen, of zij inderdaad het
„administratieve geweten" van haar man
is, zegt ze: „Ja, dat moet wel. Eigenlijk
ben ik zelfs zijn impresario. Hij is zo slor
dig als een hond". Inmiddels zingt de
spruit van de familie, vrolijk op één been
dansend: „Oh Johnny, zing een liedje voor
mijWij wenden ons tot vader John
ny: „Een liedje hoeft niet, maar we wil
den gaarne een wat uitgebreider praatje.
Wat wilde u vroeger worden?"
„Ja, wat wilde ik vroeger worden? Ik
ben eerst naar de ambachtsschool gegaan
en dacht aan zoiets als machinebankwer-
KOPSTUKKEN van de Amerikaanse
filmindustrie hebben 1957 het slechtste jaar
genoemd in het proces van gedurige terug
gang voor het bioscoopbedrijf veroorzaakt
door de ontwikkeling van de televisie. Ter
illustratie diene het onder bioscoopdirec
teuren vertelde grapje van de man, die een
bekende bioscoop opbelde met de vraag
wanneer de voorstelling begon en die als
antwoord de wedervraag kreeg: „Hoe laat
kunt u hier zijn?"
IN HET afgelopen jaar zijn meer dan
twaalfhonderd bioscopen in de Verenigde
Staten gesloten. Een der grote studio's van
Hollywood, de RKO, kwam vrijwel stil te
liggen. Het bioscoopbezoek, ook in de
herfst, de drukste tijd, verminderde met
vijftien procent in vergelijking met 1956.
In 1947 gingen gemiddeld vijfenzeventig
miljoen Amerikanen per week naar de
bioscoop. Er waren toen honderdnegentig
duizend bezitters van televisieontvangers
Volgens de jongste cijfers staan er naar
schatting zevenenveertig miljoen televisie
toestellen in de huizen en gaan slechts
tweeënveertig miljoen Amerikanen per
week naar de bioscoop. Dat betekent wat
het bioscoopbezoek betreft een verminde
ring van bijna vijfenveertig percent in tien
jaar. Opgemerkt wordt, dat in het afgelo
pen jaar ook de A-griep en de vrees voor
besmetting daarbij een rol hebben gespeeld.
Inmiddels is Hollywood de bakens aan het
verzetten. Men streeft daar nu naar uit
breiding van de markt overzee en ver
scheidene maatschappijen maken nu ook
films, die uitsluitend voor uitzending per
televisie bestemd zijn. Na de tweede we
reldoorlog poogde Hollywood zichzelf te
beveiligen door alleen heel oude films voor
vertoning via televisie vrij te geven. Thans
zijn alle films van voor 1948 van de grote
studio's, behalve Paramount, aan de tele
visiemaatschappijen verkocht. Men meent
te kunnen verwachten, dat films van na
1948 spoedig zullen volgen.
ker. Ik heb er overigens twee linkerhan
den van overgehouden, want ik kan nog
steeds geen spijker in een muur slaan. Als
ik het doe, hoor ik al gauw protesten van
de andere kant. Later kwam ik in een
suikerfabriek". Wat hij daar deed? „Nou,
gewoonze hadden daar van die bal
letjes
Nu is de stap van werkzaamheden bij
het vervaardigen van suikerballetjes naar
het veelgezongen „Agnus Dei" of het
„Standchen" van Schubert geen sinecure,
maar we moeten wel: Johnny vertelt
namelijk hierop aansluitend, dat hij reeds
vroeg „in de kunst" wilde. Hij was onge
veer vijftien jaar, toen hij zijn stem in het
openbaar verhief en in een Amsterdams
theater probeerde op te bieden tegen zijn
collega Willy Alberti, die „uit bluf steeds
hoger en hoger ging zingen". De strijd om
de hoogste toppen eindigde plotseling in
een bittere desillusie: op een avond schoot
Johnny namelijk onverwacht de baard in
de keel en moest hij overhaast van het
toneel verdwijnen. „En ik had wat een
mooi stemmetje!", verklaart Johnny thans
nog bedroefd.
SEDERT DE DAG, dat hij als vrijwel
onbekend bassist in een Amsterdamse ge
legenheid door zijn dwaze capriolen de
aandacht ging trekken, is er veel gebeurd.
Ook dit: hij zag op een avond, almaar zijn
instrument bedienend, ineens de donkere
ogen van de schone Riémalda toen nog
fotomodel. Hij werd verliefd, maar zijn
eerste offensief stuitte op een koel: „Je
doet me te gek". Er zou een tweede kans
volgen: hij ontmoette haar toevallig op
straat en ze bezweek ter hoogte van een
zonnig terrasje voor de verleidingen van
koffie met een groot stuk taart. Bij deze
gelegenheid kwam Johnny meteen maar
met een huwelijksaanzoek en hij commen
tarieert thans: „Ja, ik moest opschieten,
want anders was een ander me voor". Rim
glimlacht en zegt: „Ja, hij verdient goed
bij mij, want ik ben keihard in zaken doen
en dat is hij helemaal niet".
Johnny is thans avond aan avond al
dan niet in combinatie met zijn vriend Rijk
de Gooyer, met wie hij samen onder de
titel „Nederlands twee zingende dwazen"
reeds grammofoonplaten maakte vol
geboekt: hij zwerft van het ene podium
naar het andere. Daarbij brengen de repe
tities voor radio en televisie hem vaak in
tijdnood. En bij deze drukte kan een in
strument als de telefoon soms erg lastig
worden vooral, wanneer allerlei onbe
kende grappenmakers het oor van John
ny zoeken om er met verdraaide stem
metjes onzin in te toeteren. „Spreek ik met
die nar van de televisie?" werd er enige
tijd geleden gevraagd. En toen kwam er
een heel verhaal, dat natuurlijk afgesne
den werd door de hoorn op de haak te
hangen. Men vergeet, dat Kraaykamp-
privé het liefst met rust gelaten wordt en
thuis zeer stil is. ook al omdat hij moet
nadenken over nieuwe „creaties". Toen
zijn vader nog bij het jonge gezin inwoon
de, sloot hij zich soms hele avonden ook
wel nachten met zijn schrijfmachine in
de keuken op. Hij is een serieus werker
een man, die ieder woord en ieder ge
baar weegt. Soms rammelt hij midden in
de nacht aan zijn vrouw: „Word eens
wakkerdaar schiet me juist iets te
binnenik zal het je voorspelen....
kijk eens even".
„Ja" zegt zij „dan gaat hij ineens
aan de gang en dan moet ik met mijn
slaperige hoofd meteen maar critiek geven.
Nou, dat valt niet mee, maar vaak moet TAT JJfp
ik ook verschrikkelijk lachen".
Met veel „affijns" begint hij voor de ver
andering over „lekker daas" te praten,
over het genot van het vissen, zijn afschuw
van drank en de gewoonte om zeer matig
te roken. Hij toont ons een folder, die ons
de vele mogelijkheden van een kleine
kampeer-aanhangwagen achter de auto
bewijst: „Dat ding hebben we nu gekocht
en volgende week gaan we nu met vakan
tievia België en Frankrijk naar
Spanje
DE TWEE op deze plaat vastgelegde
werken zijn beide door jonge componis
ten geschreven: Bizet was zeventien
jaar oud toen hij zijn Symfonie in C
schreef, twee jaar vóórdat hij de Prix
de Rome aan het Parijse conservato
rium verwierf en nog lang vóór hij de
meester van „Carmen" werd. (Het is
overigens altijd moeilijk zich een be
roemd componist te denken zonder het
werk waarmee zijn naam en zijn per
soon door het nageslacht vrijwel ge
ïdentificeerd zullen worden. Wij kun
nen ons een Bach bijna niet voorstellen
die de Matthaus Passion nog niet ken
de.) De „klassieke symfonie" is het werk
van de vijfentwintigjarige Prokovjev en
dateert uit 1916, dus nog vóór de revo
lutie, waaruit het regime zou voort
komen dat ook de inspiratie van deze
componist menigmaal zou keuren op
ideologische bruikbaarheid.
Het zijn dus allebei jonge werken en
dat in de ruimste zin des woords. Bij
Bizet vindt men een elan, waaruit me
lodieën in verliefde, oosterse, pastorale
en circusachtige toon opwellen. De ver
gelijking met een werkstuk dat een
componist, die één generatie ouder was,
op dezelfde leeftijd schreef, ligt voor de
hand: in de ouverture tot „Een Mid-
zomernachtdroom" van Mendelssohn
beweegt de muziek zich met eenzelfde
joyeuze lichtvoetigheid voort, die echter
bij deze componist helaas later het hoofd
moest buigen voor de opgeheven vinger
van het academisme. (In tegenstelling
tot Bizet, die getuige „Carmen"
Naar aanleiding van: „Symfonie in C" door
Georges Bizet en „Symphonie Classique" in
D opus 25 door Serge Prokovjev, respectie
velijk uitgevoerd door het Orchestre de la
Suisse Romande en het Orchestre de la
Société du Conservatoire onder leiding van
Ernest Ansermet op Decca LXT 5380.
deze toon zuiverder heeft weten te be
waren en zelfs bij het klimmen zijner
jaren met meer resonans wist te ver
rijken.) Wat. betreft dit academisme bij
Bizet in zijn symfonie is het de limiet,
het markeert het gebied waarbinnen
zijn fantasie spelen mag. Prokovjev's
symfonie speelt zich juist in deze grens
zone zelf af, hij jongleert met de ge
blokte paaltjes, de borden met „Halt,
douane" en de barrière-hefbomen. Hij
doet dat, om een aanwijzing uit de par
tituur over te nemen, con eleganza,
waardoor wij zijn kunststukken geamu
seerd en geboeid meemaken. De foto op
de hoes geeft nogal raak de teneur van
het stuk aan: over de.leuning van een
modern zwartgelakt stoeltje hangt een
roodfluwelen overjas met goudgalons en
kanten jabot, op de grond liggen twee
pumps met rode hakken en gespen. Van
deze „klassieke symfonie" kan men zeg
gen dat Haydn haar had kunnen schrij
ven, of Philip Emmanuel, de zoon van
de grote Bach, wanneer zij, onder het
genot van een goede fles wijn, de schone
affecten en de gedistingeerde gevoelig
heid van hun tijd met wat zelf-ironie
hadden beschouwd.
De uitvoeringen van beide werken
zijn, onder Ansermet's leiding, in de
beste zin „to the point". De technische
kwaliteit van de plaat is iets minder
goed en men moet de timbre-regelaar
tamelijk „dof" afstellen om niet gehin
derd te worden door de scherpe klank
van de violen.
Sas Bunge
Plan van de S.C.A.R.
Geleerden uit twaalf landen hebben op
een driedaagse conferentie, die woensdag
in Den Haag werd besloten, plannen op
gesteld voor een voortzetting van het zuid-
pool-onderzoek na afloop van het Interna
tionale Geophysisch Jaar. Men. hoopt nog
minstens vijf jaar te kunnen doorgaan met
de onderzoekingen, die thans als gevolg
van de internationale samenwerking op
wetenschappelijk gebied zijn begonnen.
Een van de belangrijkste projecten daar
bij is de inrichting van nog een tiental
waarnemingsstations aan de rand van het
Zuidpoolgebied waardoor onder andere
een betere berichtgeving over de weers
gesteldheid in dit gebied zal worden ver
kregen.
De conferentie, die in het paleis Noord
einde werd gehouden, was de eerste bij
eenkomst van de Special Comittee on Ant
arctic Research, de S.C.A.R., die door de
International Confederation of Scientific
Unions het hoogste internationale or
gaan op wetenschappelijk gebied is in
gesteld om te komen tot een voorzetting
van het zuidpoolonderzoek.
Het Nederlands Kamerorkest heeft met
ingang van 1 februari zijn werkzaamhe
den hervat. Voor de eerste periode is de
Zwitserse dirigent Paul Sacher geënga
geerd. Onder zijn leiding zal het orkest
optreden in Alkmaar, Den Haag, Hoorn,
Lochem en Amsterdam (in de grote zaal
van het Concertgebouw op zondag 9 fe
bruari). Op deze concerten wordt het na
volgende uitgevoerd: het Concerto Grosso
op. 6 nr. 4 van Handel, het Concert voor
drie violen van Telemann, de Tweede
symfonie van Carl Philip Emanuel Bach
en „Apollon Musagete" van Strawinsky.
De telefoon rinkelt en wanneer Johnny
opneemt, krijt een duidelijk hoorbare stem
van de andere kant: „waar blijf je nou?"
Het is Rijk de Gooyer: Johnny moet weer
gaan repeteren. Ook Johnny II begrijpt,
wie er opbelt, want hij jubelt: „Dat is ome
Lijk".
SINDS de reclame een toegepaste we
tenschap is geworden, behoeft men zich
nergens meer over te verbazen. Een na
dere uiteenzetting van deze stelling lijkt
nauwelijks noodzakelijk, want de lezers
van de courant kunnen zich daarvan da
gelijks opwindend overtuigen. De adver
tenties geven voor het belangrijkste
nieuws van eeuwen in de stijl van het sen
sationele feuilleton aan de vrouw te bren
gen, het aan de redacties overlatend de
internationale snufjes van de wereldpoli
tiek aan de man te verstrekken. Boven
dien wijzigen ze totaal onze zeden en ge
woonten. Weet u nog, oudere vriend, hoe
Jaap Stigter vroeger alle zuilen en muren in onze be
mind stadsbeelden beplakt waren met
affiches, waarop een radeloze man stond
geportretteerd, druk bezig zich de weelde
rige haren uit het mistekende hoofd te
rukken. Daaronder kon men de slagzin
lezen: „Wat denkt AdriaanHad ik
maar telefoon!" Het is achteraf een geluk
bij een ongeluk want die telefoon blijft
een voortdurende schreeuwlelijk van rin
kelende ellende dat de P.T.T. thans zelf
met de meeste narigheid als gevolg van
deze eigen teelt van behoefte zit opge
scheept, omdat er geen kabels genoeg
zijn om alle mensen, die niets van bete
kenis hebben te zeggen, met elkaar te ver
binden en nog minder mannetjes om de
toestellen te monteren, zodat de slagzin
nu zou moeten luiden: „Wat denkt Tante
Pos Had ik maar een Adriaan"
EN ZO IS ER ook een nieuw soort letter
kundigen ontstaan, de zogenaamde copy
writers, voor welke term geen Nederlands
WE ZITTEN weer volop in het
huiswerk. Ik tel öp en trek af met
Peter en leg „beredeneer"-som-
men uit aan Brigitte, die er alles
aan doet behalve beredeneren,
want als ik de uitkomst twee
maal onderstreept onder ogen
krijg, blijkt dat ze even vlot vijf
tien harde guldens voor één liter
melk, als drie luttele centen voor
een héle hectare grond betaalt.
Brigitte is beslist geen reken
genie en ik troost me met de ge
dachte, dat in de praktijk het
boekje van de melkboer wel niet
zóveel problemen zal opleveren,
dat Brigitte uiteindelijk de vijf
tien gulden voor een fles melk zal
neertellen, om van de hectaren
gronds tegen spotprijs maar te
zwijgen. Wat niet wegneemt, dat
haar beredeneersommen naar be
horen beredeneerd dienen te wor
den. Gelukkig heeft ze een nieuw
vak, dat méér haar interesse
heeft: geschiedenis. En terwijl ik
Peters obligate vier rijtjes som
men nakijk, die hij dagelijks als
huiswerk mee van school krijgt,
doet Brigitte met het onstuitbaar
enthousiasme, waarmee ze ieder
nieuw vak begint, een omslachtig
verhaal over een zekere Marcus,
die door het speciale soort ont
aarde vaders, dat destijds geleefd
blijkt te hebben, verdobbeld werd.
Het hele verhaal kabbelt schier
eindeloos voort, Brigitte begeeft
zich teveel in details als vuurste
nen en leempotten en het werkt
bovendien verwarrend dat ze af
en toe tegen haar pop spreekt, die
ze onderwijl met lange halen
het haar zit te kammen.
„En toen zeiden de Romeinen
„Aha, de Romeinen, zo zo. Peter,
hier is een fout. Hoeveel is zeven
tien min negen?"
„Aftrekken met lénen!" zegt Petei
vol afgrijzen. „O jakkes, dat kan
ik nooit, zal ik straks wel ver
beteren. Wat zeiden die Romeinen,
Brigitte?" Want ook hij is volledig
geïnteresseerd in Brigitte's nieuwe
vak en heeft het verhaal over de
verdobbelde Marcus nauwlettend
gevolgd. Maar Brigitte zet haar
pop met een ruk overeind op haar
schoot en zegt vinnig: „Lies, nu
moet je ophouden met altijd op
je dufrn te zuigen, ik geef er een
flinke tik op, hoor!"
„Je bent een hardvochtige moe
der!" zeg ik. „Iedere baby zuigt
op z'n duim."
Brigitte kijkt me ernstig aan en
schudt dan langzaam en ontken
nend het hoofd. „Aatje", zegt ze
Aatje is haar andere pop
„Aatje heeft het nooit gedaan.
Nóóit, voor zover ik me herinner".
„En wat zeiden die Romeinen?"
dringt Peter aan. Waarop Brigit
te haar verhaal met veel „en
toens" vervolgt.
IK HEB EENS gelezen, dat ons
oor eenvoudig weigert alle gelui
den om ons heen op te nemen of
dóór te seinen naar onze hersens,
die in beslag genomen zijn door
andere dingen. Iets dergelijks on
dervind ik tijdens Brigitte s uit
voerig verslag over de Romeinen'
ik denk aan de andijvie, die lang
zamerhand óp moet, aan de man
chetten van een windjack, die
vernieuwd moeten worden, aan de
stereotiepe fout, die Peter maakt
in z'n aftrekkingen.... en vang
zo nu en dan woorden op als be-
rehuid en speer, die niet eens
volledig tot me doordringen. Tot
dat er plotseling een zin valt, die
als een concreet begrip naar m'n
hersens wordt doorgeseind. „En
toen kwamen de Batavieren in
holle boomstammen de Rijn af
zakken".
Ik zie opeens, volkomen scherp,
de platen aan de muur van mijn
eigen schoollokaal, het zwarte
bord, de aanwijsstok met. hel
rubber dopje en in een flits: m'r
bank met het kastje voor de lei, dc
grijze griffels, die éne melkwittr
zachte Fabergrift, de sponzedoo.1-
met de uitlopende boon, ik ruik
zelfs één ogenblik de ondefinieer
bare geur ervanHoe vér is
dat alles. Hoe ver en ongelooflijk
lang geleden. En ieder jaar, ieder
jaar opnieuw heeft in duizenden
Peter ongelovig. „Weet je zeker
dat het geen vlot was, Brigitte?"
„Nee", zegt Brigitte met kennis
van zaken. „In holle boomstam
men".
„Niet zoiets als de Kon-Tiki?"
„Nee Peter, mijnheer heeft het
duidelijk gezegd: in hólle boom
stammen".
„En toen?"
„Nou, verder zijn we nog niet ge
komen. Dit is het einde".
min negen", herhaal ik in het
grauwste zwart-wit.
„Mambegint hij voorzichtig
„je zult natuurlijk zeggen: je
bent nog veel te klein, maar als
ik nouIk weet natuurlijk wel,
dat het helemaal niet mag, maal
ais ik nou.... Verbeeld je nou
toch eens, dat ik met zo'r. vlot,
helemaal alleenZoiets als de
Kon-Tiki, waar Pappa dat boek
van heeft. Weet u die tekeningen?
klassen diezelfde zin geklonken,
totdat nu eindelijk mijn eigen
dochter hem als de toorts bij
de Olympia doorgeeft: „Toen
kwamen de Batavieren in holle
boomstammen de Rijn afzakken".
„In holle boomstammen?" vraagt
Zeventien min negen....", help
ik herinneren. Maar Peter is nog
volkomen in de sfeer van Romei
nen, Batavieren, holle boomstam
men en een vlot. Het dringt niet
eens tot hem door, dat ik hem iets
vraag. Ik moet altijd denken aan
Danny Kaye als ik hem zo zie
wegdromen. Aan die film over het
dubbele leven Walter Mitty; tech
nicolor in alle gedroomde held
haftigheden, nuchter zwart-wit in
de grauwe werkelijkheid. Op het
ogenblik zit Peter in de meest
fantastische technicolor op een
vlot, of in een holle boomstam. Ik
zie het aan zijn ogen. „Zeventien
Nou, als ik nou met zo n zelfge
maakt vlot de Rijn kwam afzak
ken
„De Rijn?" zegt Brigitte spinnig.
„Je haalt de hele boel weer door
elkaar, dat was de Rijn niet, dat
was de oceaan, nog al een ver
schil".
„Tuurlijk, 'tuurlijk", tempert Pe
ter, „de oceaan. Als ik nou de oce-
aén kwam afzakken....". Stilte.
Brigitte kamt onafgebroken haar
pop. „Nou?" vraagt ze. „En?"
Maar Peter staart in onzichtbare
verten. Er glijdt langzaam een
verheerlijkte glimlach over zijn
gezicht. Avonturen, weet ik, strip
verhalen, heldhaftigheden. „Als
ik dan aankwam" zegt hij ein
delijk langzaam „als ik dan
aankwamzou u dan tróts op
me zijn? Als ik hier op de laan
aénkwamzou u dan de vlag
uitsteken?"
„Op de laangrinnikt Bri
gitte „zeker een vlot op wiel
tjes".
„Maar natuurlijk!" zeg ik. „De
vlag en de wimpel en de hoera-
vlaggetjes en al papa's pavoiseer-
vlaggen
„En de buren?" vraagt Peter met
stijgend enthousiasme. „Zouden
die ook vlaggen? Zou de hele laan
vlaggen en de school? En mijn
heer! Wat zou mijnheer wel zeg
gen?" Mijnheer, tout court, is het
hoofd van de school.
„Mijnheer zou zeggen: Waar heb
je al die tijd gezeten?" veronder
stelt Brigitte, maar Peter hoort
het niet eens, hij slaat een hand
voor z'n mond en roept met schit
terende ogen: „En juffrouw Dom
burg. O, wat zou juffrouw Dom
burg wel zeggen? En Petra! En
het zou natuurlijk in de krant ko
men en misschien wel op de tele
visie
„Welja", zegt Brigitte. „En in de
bioscoop gingen we er allemaal
heen, ik zou je wel eens willen
zien op je vlot, Als je er maar om
denkt om die touwen goed vast
te knopen.... En je eten7 Hoe
wou je dat doen met je eten?"
Tja, dat is een teer punt, Peter
is nogal kieskeurig wat z'n maal
tijden betreft.
„Weet je wat ik geloof?" vervolgt
Brigitte. „Dat je dat eten hele
maal zou vergeten. Echt iets voor
jou om op reis te gaan zonder
eten mee te nemen. Stel je dat
eens voor! Zat je na drie dagen
dood op het vlot. Denk het je eens
in, zat je na drie dagen je léven
lang dood op dat vlot, je léven
lang dood en alleen op die oce
aan!"
Nu is het genoeg. De technicolor-
dromen vervagen uit Peters ogen.
Ik zie de verheerlijkte glimlach
langzaam wegebben van z'n ge
zicht „Tjaa..a..a" zegt hij met
een diepe zucht en glijdt geleide
lijk weer in het nuchtere zwart
wit. Brigitte's pop heeft eindelijk
een paardestaart.
„Zeventien min negen...." pro
beer ik opnieuw. „Hoeveel is ze
ventien min negen?"
equivalent bedacht behoeft te worden, om
dat de werkzaamheden van deze lieden in
feite neerkomt op het kwansuis vertalen
van wat hun opdrachtgevers uit Engelse
en Amerikaanse tijdschriften hebben ge
knipt. Zij werken samen met schilderach
tige broeders in Apollo, die de blikvan
gers ontwerpen. De laatste uitdrukking
heeft burgerrecht verkregen sinds dg
meeste artikelen in blik worden verkocht,
welk aanbod opgevangen moet worden
door de klant, die koning is gemaakt in het
rijk der verblinden. Het gemeenschappelij
ke beginsel van alle reclame is de auto
suggestie, dat wil zeggen: het uitoefenen
van zoveel suggestie op de koper, dat de
leverancier zich een auto kan aanschaffen.
Het wordt in de praktijk gebracht door het
produceren van illusies, in het bijzonder
van wanstaltige beelden- binnen ieders be
reik, met behulp van dichterlijke overdrij
ving in woord en beeld. Het merkwaar
dige is, dat het argeloze publiek zich door
deze kliederpartijen met kostbare ingre
diënten behagelijk laat misleiden. Ver
moedelijk denkt men in momenten van op
perste nuchterheid zoiets als: nu ja, ze
blazen het wel op, maar er zal toch wel
een kern van echtheid in steken. Ook brood
dronken mensen spreken de waarheid. En
zo komt het, beminden, dat wij onze zol
ders en kelders en kasten vol hebben ge
stopt met nodeloze artikelen, die slechts
in zoverre levensmiddelen zijn, dat zij
anderen voedsel geven.
MAAR SOMS begrijpt men de schrij
vers van reclameteksten werkelijk niet.
Ook onder hen bevinden zich „abstracte"
of „experimentele" kunstenaars, die zien
en zien wat wij niet zien. Zo is er een fir
ma, die gedroogde soep heeft u het ooit
zo zout gegeten? in zilverpapier ver
koopt onder het motto: „Deze lekkernij
smaakt naar méér!" Zelfs als men uitgaat
van het hier volkomen ontoepasselijke
principe, dat ook poedersoep nooit zo heet
wordt gegeten als ze volgens de vuurvast
stralende huisvrouw in de advertentie
voor het juichende huisgezin wordt op
gediend, dan nog achten wij dit een on
verstandige mededeling. Want in feite be
weert men dan toch maar, dat men er
nooit genoeg van krijgt en met hongeren
de ogen in een waterhoofd aan tafel blijft
zitten rammelen met een onvoldane maag.
En dan de ballpointpen! In een brochu
re uit de Verenigde Staten las ik, dat er
een nieuwe wonderpen op de markt is ge
bracht (geslingerd mag men wel zeggen).
Als men die met water vult, kan men er
zonder inkt mee schrijven! Een concurre
rende firma lanceerde daarop een stift,
waarmee men vijftien jaar onafgebroken
kan doorgaan dingen zwart op wit te zet
ten. Wat er echter niet bij staat, is of bij
de garantie ook een vergoeding wordt in
begrepen wegens geneeskundige hulp
voor verstijfde vingers en ontzette polsge
wrichten
OM TENSLOTTE de thema's van dit op
stel in een apotheose te verenigen volgen
hier enige aardige opmerkingen uit een
verzameling van Jerry Lieberman over
soep en service en automobielen. Als u ze
kent, moet u het zeggen dan schrijf ik
niet verder. Hier is de eerste: „Deze nieu
we wagen gaat sneller dan het geluid
voor u de motor hoort, ligt u al in het zie
kenhuis".
Nummer twee: „Lieveling, ik heb de wa
gen achtex-gelaten op de rijksweg, want
het was te donker om alle onderdelen bij
elkaar te zoeken".
Nummer drie: „Mijn zoontje krijgt auto
rijles. Ik vind hem nog te jong en onerva
ren om hem als voetganger op straat te
sturen".
Nummer vier: „Vroeger leefde men tot
men stierf, niet tot men overreden werd".
Als deze ongebonden soep naar meer
smaakt, moet u het maar zeggen.
Ko B rugbier