GENERATIES NEGERS STONDEN VIJFHONDERD JAAR LANG VOOR GELUK VAN DIE GOUDKUST LETTERLIJK „IN DE BRANDING" pim De strijd tegen de verveling HONGARIJE Enkele nieuwe boeken over ZATERDAG 8 FEBRUARI 1958 Erbij PAGINA DRIE in Engeland Speurtocht naar het oudste verleden van Deventer S. M. O ONGEVEER vijfhonderd jaar geleden kregen de Westafrikanen aan de Goudkust - thans Ghana - het eerste schip uit Europa in zicht. De opvarenden waren Portugezen op avon tuur en op zoek naar mid delen om hun rijkdommen le vergroten. Mei hen is de handel begonnen, die de Goudkust welvaart heeft gebracht. Gedurende vijf eeuwen heeft die handel kunnen bloeien, vooral dank zij de Westafri- kaanse roeiers, die bereid waren zich steeds als een schip uit Europa goederen van Europa kwam brengen en produkten voor Europa kwam halen met hun smalle boten in de bran ding te wagen. Zij hebben van het begin af de onmis bare schakel tussen „schip en ka" gevormd, want er was nergens langs de kust een plaats waar een zee schip kon binnenlopen. Die roeiers kwamen en komen nog uit Cape Coast: voor generaties van hen is de „brandingvaart" een dage lijkse bezigheid geworden, vijfhonderd jaar lang. Maar nu de kustplaats Takoradi een geschikte kunstmatige haven heeft en sinds kort ook in Tema een haven is aangelegd, waarlangs Gha na het voornaamste deel van de handel kan ver werken, zijn de roeiboten in de branding minder no dig geworden. Zij zullen langzaam aan verdwijnen, op enkele na, die met klei ne ladingen tussen de kust plaatsen heen en weer blij ven varen, maar een be- Iangryke>schakel tussen de snelle ontwikkeling van het land en de zeehandel vor men zij van nu af niet meer. Zij zullen terug keren naar de visvangst, dat het dagelijks werk was van hun voorouders voor dat de Goudkust door Eu ropa werd ontdekt. VOOR REIZIGERS wa ren zij ook meer dan pitto resk alleen. Zij vergeten niet het moment, dat zij de boten voor het eerst op het water rond de vrachtsche pen op de rede van Accra zagen krioelen, deinend op het groene water, terwijl de mannen aan boord wachtten tot de lading naar beneden kwam. Wie wel eens bij Accra aan land is gegaan, kent de vreemde ervaring in zo'n roeiboot te zijn neergela ten, als een kostbaar stukje van de lading. Hij herin nert zich ook de blauwe kielen en de rooie petten, die zij ter ere van de pas sagiers droegen en de mooie witte boten, die zij speciaal voor de gasten be voeren. De mooiste her innering is evenwel die aan de roeiers met hun boten in volle actie, zwoe gend in de branding. In iedere boot staan tien roei ers, vijf aan elke zijde. Op de achterpunt staat een stuurman, die over hun hoofden de bewegingen van de golven in de gaten houdt en aanwijzingen geeft. De boot drijft aan vankelijk op de stroom naar het strand en de roei ers houden hun peddels „in de aanslag" tot zij van de stuurman in de vorm van een schreeuw een com- allen tegelijk wordt uitge- mando krijgen, dat door voerd. Met grote kracht slaan zij de riemen in het water en tornen uit alle macht door de kolkende waterslag door tot de stuur. Evenmin zijn er boot op het strand staat, zitplaatsen. De tien pedde- Ilun merkwaardig ge- laars zitten op de rand. vormde vaartuigen met Iedere roeier heeft één hoogopgesneden stevens grote teen door een leren herinneren aan de klas- lus op de bodem gestoken. r Meer houvast heeft hij niet, al gaat het met de golf slag nu nog zo hard toe. De peddels zijn ook naar traditionele vormen ver vaardigd. Zij hebben brede bladen, die aan het uit einde in een geplette drie tand uitlopen. De boten worden op de stranden bij Accra gebouwd door in- heemsen. Wie de Westafri- kaanse botenbouwers wel eens aan het werk heeft gezien kent hun ijver en vaardigheid. Zij gebruiken hout van eigen bodem. De United Africa Company of Ghana, één van de twee bedrijven die de bouw van de „brandingvaartuigen" exploiteert, heeft ongeveer veertig houtsnijders en zeven' smeden in vaste dienst. Soms zijn er echter om en nabij de tachtig mannen op de „werf" be zig. Zij maken ongeveer honderd boten per jaar. Over één boot doen zij normaal vijfendertig da gen. Iedere groep arbei ders, die er korter over doet. krijgt een premie. De bedragen honderdvijftig bedragen honderd vijf tig pond sterling. Als ze in Engeland zouden worden gebouwd en later naar Ghana zouden worden ver scheept zou er tweehon derdvijftig pond sterling per stuk mee gemoeid zijn. DE MANNEN die de bo ten bevaren zijn vrijwel allen afkomstig uit Cape Coast, een gebied, dat se dert eeuwen bekend staat om zijn bekwame en on verschrokken zeevissers. Zij zijn bij wijze van spre ken op het water groot ge worden. Zij zwemmen, dui ken en peddelen met het zelfde gemak. Ze weten waar de gevaarlijke stro mingen zitten en kennen de eigenaardigheden van het tij en de golfslag. Ze weten waar de zandbanken zitten en wanneer de wind gaat liggen of een storm op steekt, voordat een „leek" enige verandering in het weer heeft opgemerkt. Zij zijn stevig en sterk ge bouwd, vlug ter been en zien sneller dan wie ook in moei lijke situaties op zee hoe zij moeten handelen. Met ken nelijk gemak en niet af latende zekerheid leiden zij hun zware boten door de branding, maar hun spie ren staan gezwollen en hun lichamen glimmen van in spanning. Hoewel er een grote rivaliteit bestaat tussen de bemanningen van de boten onderling, zullen zij elkaar stuk voor st.uk helpen als de nood dat vraagt. Verder zijn ze zeer opgewekt en geestrijk. Als zij in de pau zen tussen het werk door een beetje spelevaren kan men hen meestal horen zingen. En soms, als ze wachten lot de vrachtsche pen op hun beurt lading hebben overgenomen, im proviseren ze gauw even een kleine voorstelling met wat muziek en dans ten behoeve van de passagiers aan dek en om een extra fooi te krijgen. Om een boot goed in de vaart te hou den zijn dertien mannen nodig. Op de kant staat de opdrachtgever. Zijn titel is bootsman en hij regelt het laden en lossen. Dan is er de stuurman, die tien roei ers onder zich heeft. De dertiende is de kok. Hij staat ook op de kant en zorgt ervoor, dat alle man nen, van wie hij smaakjes en voorkeuren als van zijn eigen familieleden kent, precies het voedsel krijgen dat ze verlangen. ZOALS OPGEMERKT werd zijn er twee onder nemingen, die dit werk ex ploiteren. De ene heet United Africa Company of Ghana en heeft zestig bo ten in dienst bij het strand van Accra, de andere, El- der Dempster Agencies, werkt met ongeveer tach tig boten. Dit betekent, dat voor beide ondernemingen samen meer dan achttien honderd mensen voortdu rend in de weer zijn. De recrutering van werkkrach ten verloopt op een onge wone en interessante ma nier. De United Arica Com pany heeft in Cape Coast een mannetje zitten, die de roeiers aanbeveelt. In Ac cra hpeft dit bedrijf nog een man, die met de aan- bevolenen onderhandelt en sieke vorm der Portugese vissersboten, maar ook aan de volgens oeroude vormen uitgeholde boomstammen, die nog overal langs de goudkust worden gebruikt. De boten, die nu in Ghana in de „brandingvaart" dienst doen, zijn evenwel geen uitgeholde boomstam men meer. Men ziet een standaardtype, gebouwd volgens de karveelcon structie. Zo'n vaartuig is ongeveer zesentwintig voet lang, zeven voet breed en drie voet diep. Voorsteven en achtersteven zijn aan elkaar gelijk. Derhalve hoeft de boot nooit te worden gekeerd, als de roeiers van het strand af weer zee kiezen. Aan de onderzijde is de boot, zo danig gesneden, dat hij als het ware op de golven „rijdt". Maar de vorm voorkomt tevens, dat hij door de golven op het strand wordt geworpen. Een roer is er niet, een grote spaan dient als indien mogelijk een con tract sluit. Voor de beteke ning en goedkeuring van dat contract heeft de on derneming een derde man in dienst. Volgens zo'n con tract wordt per bootbe manning een bedrag van driehonderd pond sterling betaald. De onderneming eist daarvoor driehonderd vijftien tochten tussen „schip en ka". Iedere trip wordt dan met negentien shilling betaald. Hoe de bemanning het resterende vijftien-negentiende deel van het totale loon per tocht onderling verdeelt is een van de geheimen van Afrika, maar een feit is, dat alle partijen de indruk ma ken tevreden te zijn. De U.A.C. zal één van de wei nige bedrijven op aarde zijn. die hun werknemers vooruit betalen. Maar ge durende alle jaren, dat dit systeem wordt toegepast, is het vrijwel niet voorgeko men, dat een werknemer er misbruik van maakte, bij voorbeeld door lijn te trek ken of na betaling te ver dwijnen. De roeiers van Cape Coast hebben een groot eergevoel en ze zijn trouwens trots op hun werk. Overigens zouden zij er geen ogenblik aan den ken meer tochten te maken dan hun contract voor schrijft. Als zij dat con tract zijn nagekomen wil len ze meteen naar huis en slapen. ELKE GROEP vervoert per dag gemiddeld zes a zeven bootladingen. Als het weer gunstig is worden er wel acht of negen tochten gemaakt. Om die driehon derd pond sterling te kun nen verdienen, werkt iedere groep ongeveer veertig dagen. Elke werknemer verdient dan ongeveer tien of elf shilling per dag en krijgt daarbij nog twee shilling als vergoeding voor de omstandigheid, dat hij niet bij zijn familie is. Bo vendien heeft hij alles vrij. Het bedrijf betaalt zijn reis van Cape Coast naar Accra en terug en zorgt voor zijn levensonderhoud. Wat de onderneming niet verstrekt zijn de peddels. De roeiers nemen die zelf mee van huis. Zij roeien nu een maal het liefst met de rie men die ze zelf hebben. Als er een ongeluk zou gebeu ren op zee weet elke roeier wat hem te doen staat. Mocht de boot kapseizen, dan weet ieder zijn taak. Een deel van de beman - ning zorgt voor de beveili ging van de passagiers, een ander deel neemt de red ding der peddels voor zijn rekening en de overigen proberen de boot weer overeind te krijgen of als dat niet lukt zoveel moge lijk te redden van de la ding. Overigens behoren ongevallen tot de hoge uit zondering. De weinig keren, dat een roeier bij zijn werk het leven heeft gelaten, werd door alle bemannin gen van alle boten voor de rest van de dag het werk neergelegd. Een kwestie van piëteit. Een opgewek ter voorbeeld van dezelfde verbondenheid krijgt men te zien, wanneer een be paalde groep de driehon derdvijftiende vaart heeft volbracht en het contract dus is afgelopen. Dan wordt er een peddel met een ge kleurde doek in het zand gestoken en helpt iedereen mee om te zorgen, dat de desbetreffende mannen zo vlug mogelijk naar Cape Coast, naar huis kunnen gaan. EN DAN ZIJN ER ook nog de jaarlijkse bootraces. Deze worden centraal ge organiseerd en vormen een waar festijn. De deelnemers worden streng geselecteerd. Voorschrift is, dat de roeiers die aan de race meedoen nooit met elkaar in één vaartuig mogen heb ben gewerkt. Zoals één der bijgaande foto's (evenais het artikel ontleend aan het maandblad „Progress" van Unilever in Londen) duide lijk laat zien, worden de boten vóór de start met de zijkant naar zee op het strand gelegd. Als het start sein klinkt rollen de deel nemers hun vaartuigen het water in en klimmen aan boord. Dan is de strijd be gonnen, die zowel bij deel nemers als toeschouwers een enthousiasme ont ketent, dat zich met geen pen laat beschrijven. Reden waarom het stuk hier ten einde loopt. Slechts zij nog vermeld, dat de winnende ploeg een verkleind, in zil ver uitgevoerd, exemplaar van zo'n roeiboot als prijs in bezit krijgt en naar huis gaat in de overtuiging, dat er nergens ter wereld een beter roeiteam bestaat wat waarschijnlijk nog waar is ook. ZEVEN JONGE SCHRIJVERS en een schrijfster hebben aan een boek getiteld Declaration hun opvattingen over de En gelse litteratuur en maatschappij bijge dragen, in de vorm van een reeks beginsel verklaringen. Het stuk van Doris Lessing, de schrijfster, staat er als eerste in, een gelukkige keuze omdat de lezer dan niet dadelijk op de gedachte komt het boek als alleen maar werk van de „Angry Young Men" af te doen. De term „A.Y.M." in gebruik sinds kort na de première van John Osborne's toneelstuk „Look Back in An ger" in Nederland vertoond als „Omzien in wrok" kan alleen in afkeurende zin gebruikt worden, zowel door de critici van rechts die van oordeel zijn dat de jongelui beter een goede betrekking konden zoeken, als door de critici van links, die de sociale reorganisatie niet gediend achten met de eigenaardigheden van onrijpe auteurs. Als de auteurs, die „boos" worden geacht, een groep vormden, zou die de scheldnaam als erenaam kunnen aannemen, in navolging van de Geuzen en de Impressionisten en andere historische kringen. Maar op het ogenblik is er weinig samenhang en voor zichzelf voelen allen dat zij meer waard zijn dan zo'n dwaze titel. Er is in hun „Declaration" dan ook weinig samenhang. Tom Maschler, de inleider, bericht dat ver- scheidenen van hen hun onwil hebben moe ten overwinnen om met sommigen van de anderen in één boek te staan. Kingsley Amis, misschien het beroemdste mikpunt voor de titel, hoewel hij lang niet zo boos is als bijvoorbeeld John Osborne, heeft onverbiddelijk geweigerd, omdat hij niet houdt van het gekwebbel over „de toe stand der beschaving" en „de rol van de schrijver in de maatschappij." MEN KAN de overeenstemming tussen de acht medewerkers dan tenslotte ook beter zoeken in hun verveling dan in hun boosheid. John Osborn is boos, en Lindsay Anderson is nog tamelijk boos. Als men de anderen erbij wil betrekken, kan men inderdaad alleen zeggen dat zij zich allen vervelen in Engeland zoals het zich aan hun voordoet en dat zij dus zouden willen, dat er een ander soort leven geleid werd. Het valt vervolgens in hun teksten op, dat zij allen positieve en constructieve be doelingen hebben met de maatschappij en de gemeenschap, maar dat onderscheidt hen niet van hun lezers of van andere groepen, want negatieve, sceptische, indi vidualistische opvattingen staan in onze tijd in gering intellectueel aanzien. John Wain, romancier en litterair criticus, is de meest sceptische van de acht auteurs en presenteert als voornaamste gedachte, dat de dingen in de laatste vijftig jaar veel minder veranderd zijn dan wij graag be- f ER ZIJN in de laatste maanden drie boeken over Hongarije verschenen. Onte genzeggelijk is daarvan de levensroman van Alexander Petöfi, de dichter en vrij heidsheld, het beste geschreven. Deze bio grafie „Berg niet in de bruidskist je sluier" door Arnold Krieger is uit het Duits vertaald door C. J. Kelk en bij de uitgeverij Kosmos te Amsterdam en Ant werpen verschenen. „Sein Leben war Lie- be" heette dit werk oorspronkelijk. De Ne derlandse, merkwaardig klinkende titel is de vertaling van een regel uit een van Pe- töfi's bekendste gedichten. Al is het altijd de vraag in hoeverre de historische figuur van een volksheld tot haar recht komt in een geromantiseerde biografie, als de le gende een eeuw de tijd heeft gehad om de ware toedracht te verhullen, in dit geval zijn er enige waarborgen. In de eerste plaats die van nationaliteit: de auteur is geen Hongaar. Ten tweede die van zelf- critiek: Krieger herschreef zijn werk, dat tijdens het Hitlerregime tot stand kwam, na de oorlog. Tenslotte die van de verge lijkende studie: de schrijver heeft de na gelaten biografische aantekeningen van Petöfi's vrouw zeer critisch onderzocht. Ondanks al die voorzorgen is een levens echte roman ontstaan, die met vaart en verve is geschreven en die dichterlijk is afgestemd op de onstuimige levensloop van de jonge poëet, die sneuvelde in de korte Hongaarse vrijheidsstrijd van 1848 tegen de Oostenrijkse hegemonie, waar van hij de bezieler is geweest. Het tweede bock, waarvan de titel duidt op een verbinding aan de Hongaars-Oosten rijkse grens, waarover twintigduizend Hon garen vluchtten, namelijk „De brug bij Andau" door J. A. Michener, is gebaseerd op getuigenissen van vluchtelingen, die de auteur in Oostenrijk heeft ondervraagd. Het berust op gecontroleerde en aan de hand van het UNO-rapport controleerba re feiten, waarbij het zijn verklaarde be doeling is de praktijken van het Russische communisme voor het voetlicht te bren gen. Hij geeft een aantal korte schetsen over het leven in Hongarije, die eindigen met de revolutie en de vlucht. Het draagt alle kenmerken van een gelegenheidswerk waarin aan de reeds bekende verschrikkin gen enige nieuwe worden toegevoegd. Het is uit het Engels vertaald door J. F. Klip huis voor de uitgeverij Scheltens en Gil- tay te Amsterdam. Het derde boek „Het drama Honga rije" door Tibor Kovacs is geschreven door een Hongaar, die op weg naar Cana da daarmee de wachttijd heeft gekort in een Nederlands doorgangskamp. Deze be schouwing over oorzaken en achtergrond van de gebeurtenissen vormt in meer dan één opzicht een belangwekkend boek. Ten eerste omdat het geschreven is door een filosoof, die als rector van een gymnasium werd afgezet, vijf jaar metaaldraaier was en bij het uitbreken van de revolutie de trouw aan zijn arbeidskameraden beloond zag. Zij kozen hem eerst tot voorzitter van hun revolutionaire arbeidersraad en hiel pen hem later ontvluchten. Ten tweede omdat deze arbeider-intellectueel het pro bleem aansnijdt in welke richting het Eu ropese sociaal-economische bestel zich moet ontwikkelen als Oost-en West Euro pa in de toekomst weer zullen samengaan Tenslotte omdat de rooms-katholieke schrijver een voortreffelijke sociaal-psy chologische analyse geeft van de wijze, waarop een volk en zijn vertegenwoordi gers zich schikken onder een opgelegd communistisch regime. Hij spaart daarbij geen der vroegere leiders, ook de geeste lijkheid niet. Achtereenvolgens beschrijft hij: de klassen in de klassenstrijd. De intellectueel en het regime. Kerk en staat. De jeugd en de leugen. Arbeiders en uit buiters. De geestelijke weerstand van de boer. De devaluatie der morele waarden. En tenslotte: wezen en resultaat der revo lutie. Het boeiendst is het hoofdstuk over de boer, die het communisme niet klein heeft gekregen, of hij moest dood zijn. Het meest interessant is het slothoofdstuk, waarin hij de Hongaarse revolutie schetst als een fase in de doorlopende gisting naar een nieuwe sociale vorm waarin de wereld verkeert. Hij verklaart de revolutie uit sluitend uit de innerlijke tegenstrijdighe den van het marxisme zelf, dat geen men selijk socialisme, maar een staatskapita- lisme heeft gebracht, erger dan het kwaadaardigste kapitalisme van de zelf standige ondernemer ooit is geweest. De revolutie tegen de dictatuur, zo betoogt hij, is het werk geweest van de communisten zelf. Het communistisch regime werd ver nietigd door de trouwe volgelingen van dat regime. Marxistische ideologen, voort gekomen uit het proletariaat, bereidden de revolte voor met de studerende zo nen van het proletariaat. En samen met andere proletariërs vernietigden ze de dic tatuur van het proletariaat. Zijn beschrijving het werk is in een vertaling uit het Italiaans door drs. J. Ne- lcmans als „Prisma"-boek bij Het Spec trum te Utrecht verschenenvan de revo lutie is niet louter descriptief. Ze is een re cept voor elke revolutie tegen Russische overheersing: het stichten van een neutra le, nationale volksdemocratie, naar het Joegoslavische voorbeeld. Hij zegt dat de geknechte volken bij hun eventuele ver lossing geen genoegen zullen nemen met de sublieme ethische principes, waartoe de sociale leer van het christendom zich tot dusver heeft beperkt. Deze waarschu wing slaat wel op de kerk van Rome, die in Hongarije haar sociale taak in de voor- communistische tijd schromelijk heeft verwaarloosd, maar zij houdt ook een ern stig vermaan in voor alle kerken van West Europa, die er goed aan zouden doen zich onverwijld los te maken uit hun zelfge noegzaamheid en zich te bezinnen op een veranderende wereld, waarin op sociale vragen nieuwe antwoorden gevonden moe ten worden. Ab Boerma De gemeente-archivaris en bibliotheca ris van Deventer, dr. A. C. F. Koch, heeft de laatste tijd onderzoekingen ingesteld naar het oudste verleden van deze stad. Daarbij kon allereerst de ligging worden bepaald van de versterkte kern, de burcht, die tot nu toe in het zuiden van de bin nenstad op de Berg werd gezocht. Thans is gebleken, dat deze versterking in het huidige centrum van de stad heeft gelegen, tussen Lange Bisschopstraat en Enge- slraat. Het was een Koningshof, die mede blijkens de rechthoekige vorm, nog uit de Karolingische tijd stamt. Zelfs zijn er aan wijzingen dat met de aanleg tijdens de eerste regeringsperiode van Karei de Groóte (768-814) werd begonnen. Het ge noemde onderzoek heeft in zoverre ook tastbaar resultaat opgeleverd, dat van deze hof heden nog iets blijkt overeind te staan. weren. „Aan de bovenkant is het leven snel veranderd, maar de kern ervan was al vernieuwd omstreeks 1912 en zal niet veel veranderen tot de volgende grote stap voorwaarts is gedaan, over een eeuw of twee misschien pas, als het ooit gebeurt." Wain klaagt over een nieuw type intellec tuele lastpost, namelijk de kruisridder van het modernisme, die bereid is om tien treden in één sprong te nemen, zelfs als hij er een kuil voor moet graven." De verdere zeven medewerkers tonen allen enige trekken van de kruisridder van het modernisme. Drie van hen hebben hun hoop gevestigd op een religieuze herleving, niet bij voorkeur in een bestaand christe lijk verband, maar in het algemeen, als een intensivering van het leven en een uit braak uit pragmatisme en wetenschappe lijkheid. Dat kan vooral in een kort artikel niet. anders dan slordig en tamelijk voos geformuleerd worden, door Colin Wilson evenmin al is hij beroemd geworden door zijn studie van de revolte in „The Outsider" als door Bill Hopkins en Stuart Holroyd: zij rechtvaardigen allen hun religieuze behoefte met het argument, dat de beschaving het niet buiten religie kan stellen. Misschien hebben zij daar gelijk in, maar de gedachte aan een boven menselijke waarheid verliest er meer in spirerende kracht door dan zij erbij wint, temeer doordat wij ook niet helemaal ver geten zijn dat er juist twee eeuwen lang betoogd is dat de beschaving alleen zonder religie vooruit kon komen. In de andere bijdragen wordt de oplos sing gezocht in de richting van het socia lisme. De romancière Doris Lessing gaat het verst in haar verwachtingen van een bevrijde mensheid. John Osborne is vooral boos over de onbenulligheid van het open bare leven. Hij heeft meer een wereld zonder onkruid voor ogen dan een duide lijke vrije en ideale wereld. Lindsay An derson, de cineast en filmcriticus, verlangt van een socialistische maatschappij mense lijker, mannelijker verhoudingen en op vattingen (hij is zelf van nogal goeden huize en versmaadt die afkomst). Kenneth Tynan tenslotte, de toneelrecensent, is de enige die op zo korte afstand zijn lezer met zijn opvattingen kan verwarmen: hij is vrolijker, grappiger, vinniger en interes santer dan de anderen, met zijn verge lijking van het oorspronkelijke protestan tisme en het oorspronkelijke socialisme, die beide een nieuwe hoop op plezier in het leven brachten en het respect voor ver veling en verdriet ondermijnden, waarmee de voorafgaande levensleren hun positie probeerden te handhaven. DE LEZER wordt dus waarschijnlijk van dit bij Mc Gibbons Kee te Londen ver schenen boek niet veel wijzer over het leven in het algemeen, maar wel in het bijzonder: over de pogingen die de Engel sen doen om van een verveling verlost te raken, die in Nederland ook niet onbekend is. Hun overwegingen zijn hier te lande vaak toepasselijk. Als de conclusies het maar zelden zijn, kan men zich daartegen troosten met de gedachte dat werkelijke conclusies in het oeuvre van de auteurs gevonden zullen moeten worden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 19