Ah de dagen
lengen
Bezadigd realisme
Gevoel voor proporties
en IJ mulder Courant
Haarlems Dagblad Oprechte Haarlemsche Courant
Het bezoek, dat Prinses Beatrix thans ook aan Suri
name brengt, zal er veel toe bijdragen dat tallozen
zich in gedachten soms even naar dat rijksdeel over
zee verplaatsen. Van de interne problemen daar
ginds zullen echter slechts weinigen zich ooit reken-
schap hebben gegeven. En dat is de reden, waarom
wij op deze bladzijde de verslagen afdrukken van
drie vraaggesprekken, die de Surinaamse journalist
Rudy R. Bedacht heeft gevoerd met aan Neder
landse universiteiten studerende landgenoten. Om OVER EEN NATIONALE CULTUUR
de aandacht te bepalen werden daarbij als werk- PRATEN IS ZINLOOS
formules gebruikt de begrippen: nationalisme, wel
vaart en cultuur, alsmede assimilatie en creolisering.
Doelmatig onderwijs zal Suriname boven het peil van intellectuele armoede
kunnen verheffen. Op de foto ziet men een districtsschool, die voornamelijk
door Indianen en Boslandcreolen wordt bezocht.
Hp mW00rd Sunname ka" allerhande associaties met
de meest uiteenlopende voorwerpen en zaken oproepen: sinaasappels, hout-
rykdommen, bauxiet, goud, majestueuze oerwouden, de reis van Prinses
Beatrix, die zich thans in dit ryksdeel bevindt. Wat wy echter anno 1958
nooit zullen mogen denken, is dat er in Suriname weldadige, tevreden rust
heerst, economisch-politieke en socioculturele rust. Suriname, het transatlan
tische ryksdeel, vyf keer de oppervlakte van Nederland met nauwelijks twee
honderd vijftigduizend inwoners lydt aan een voorlopig niet te temmen cri
sis. Wy behoeven daarvoor te schrikken noch bevreesd te wezen, want de daar
heersende intensieve bewegelijkheid heeft niets gemeen met bijvoorbeeld het
Algerynse wapengekletter. Neen, het is het onmiddellijke symptoom van de
geest des tyds, die krachtige impulsen toedient aan het nationalisme van alle
landen, die vooral tydens en na de tweede wereldoorlog uit de koloniale
slaap zijn ontwaakt.
Wie zich oriënteert op de rijkdommen aan hout en mineralen van Suriname
en zich daarbij nog welgemeend tevreden in de handen wryft om enkele gun
stige handelsbalansen, zal al gauw de indruk krijgen dat dit tropische land
er goed bij zit. Dit oordeel is echter verwerpelijk om zijn oppervlakkigheid,
want de Surinaamse geschiedenis spreekt een andere taal! Suriname is een
arm land. En wat erger is: een armlastig land. Primaire levensbehoeften, zoals
doelmatige kleding en schoeisel, goede behuizing, redelijke lonen en voldoende
sociale zorg, worden nog door talrijke Surinamers ontbeerd.
De beurs van de Surinaamse huishouding zit vol klein geld, dat zeer om
zichtig en met wys beleid moet worden uitgegeven. En dit kleine geld heeft
meestal ook een buitenlandse medebeheerder: de Amerikaanse Alcoamaat-
schappy wierp onlangs heel gul enkele miljoenen dollars in de Surinaamse
staatspot ter bevordering van het alomvermaarde Brokopondoproject, dat een
opleving in de binnenlandse werkverschaffing zal moeten bewerkstelligen. De
Nederlandse regering bewees een goedgemutste overzeese huismoeder te zijn,
toen ze Suriname met een vriendelijk gebaar veertig miljoen gulden cadeau
deed om het Welvaartsfonds in leven te houden. Wie niet rijk is, beseft de
gratie, maar ook de inhoud van dergelyke plichtplegingen, want deze ont
sluieren voor de hele wereld het geheim van de onafhankelijkheid, die Suri
name sedert 1954 door middel van het onvolprezen Statuut van Den Haag
heeft ontvangen. Suriname is dankbaar voor de buitenlandse hulp. Erbij stil
staan doet het echter niet. De materiële vooruitgang is voor elk land de drin
gende en niet te verwaarlozen factor van de geestelijke verheffing. En het
tweede hoofdprobleem van Suriname is: zo snel mogelijk een intellectuele
motor in elkaar te zetten, die de toekomstige welvaartsobjecten met gezonde
bezieling moet leiden.
Het Intellectuele apparaat van Suriname wordt zowel binnenslands als bui
tenslands opgebouwd en geperfectioneerd. Sedert 1876, twintig jaar vóór
Nederland nota bene, is in Suriname de leerplichtwet van kracht. En nóg is
dit land arm aan deskundige en geschoolde krachten, die de topfuncties dienen
te bezetten. Met de éne middelbare school, die Paramaribo ryk is, staat of valt
het middelbaar onderwijs. Academische opleidingen zyn slechts aan de me
dische en juridische (hoge)school mogelijk. Ook in dit opzicht is Suriname dus
afhankelijk van buitenlandse „suiker"-relaties, die gaarne hun universiteiten
openen voor de idealistische Surinaamse student, die primair streeft naar ver
betering van sociaal aanzien en secundair naar opheffing van de culturele
achterstand in zyn vaderland. Amerika en voornamelijk Nederland bergen
talrijke Surinaamse studenten binnen hun grenzen.
De Surinaamse student in Nederland kan zowel voor zichzelf als voor zijn
land een probleem worden. Het omgekeerde is ook mogelijk. Dit is te wijten
aan het feit, dat het aanpassingsproces in de Nederlandse samenleving de stu
dent dikwijls voor een grimmig alternatief plaatst: volkomen assimilatie aan
de Nederlandse levenshouding of starre handhaving van de Surinaamse men
taliteit, waarin krachtige tendensen van koloniale oordelen sluimeren. Het is
door deze strijd, dat de voedingsbodem voor een dualistisch nationalisme gun
stige sappen krijgt toegediend, want wanneer het vaderland uit de verte een
ander perspectief biedt, voltrekt de heroriëntering op de eigen cultuur en op
de welvaart van de eigen bakermat zich pijnlijk en gewaagd-agressief.
De Surinaamse studenten blijven niet in Nederland, over het algemeen. Zij
studeren af en voegen zich bij de intelligentsia in hun land. Behalve een Hol
landse vrouw (verbroedering tussen de rijksdelen!) nemen ze naar de West
mee een zee van kennis, waarvan de golven gevormd worden door de tover
spreuken „cultuur" en „welvaart". Die begrippen zijn de onruststokers in het
brein van de intellectuele Surinamer, die hartstochtelijk verlangt naar een
eigen cultuur en niet naar een karikatuur van het Europese of Amerikaanse
denkleven, die voorts een autonoom beheerde welvaart wenst.
hun
ALS DE DAGEN lengen, kunnen in
derdaad de nachten nog wel gaan stren
gen. Op het ogenblik dat dit stukje
wordt geschreven, heeft het er echter
weinig van weg! Winteraconieten,
sneeuwklokjes en krokussen staan in
volle glorie. En tegen de tijd dat u dit
leest, zullen vermoedelijk de eerste
bloemen van de kleine blauwe sterhya
cinten ofwel Scilla's er zijn. Onder
wijl klinkt nu overal de „zagende"
voorjaarsroep van de koolmezen: „ti-
t.i-tjuu, ti-ti-tjuu" met twee heel korte
hoge toontjes, gevolgd door een veel
langere en lagere. Zanglijster en merel
gaan steeds duidelijker neigingen tot
hun lenteconcerten vertonen en met
strootjes en pluisjes vliegende mussen
verraden door deze activiteit, dat ze al
aan de nestbouw zijn begonnen.
Het is allemaal even feestelijk voor
jaarsachtig en alleen doorgewinterde
pessimisten zullen u misschien trach-
Kokmeeuwen_ in de winter en in
jroed'rcoLonies.
Imro Kambel
WIJ ZITTEN tegenover een goedge
bouwde jongeman. De rust en kalmte die
van hem uitgaan, ontroeren enerzijds, juist
omdat ze een oprechte dramatische inslag
doen vermoeden. Ze wekken verbazing
anderzijds om hetgeen ze zo hermetisch
verborgen houden: een dosis realistisch
nationalisme, die later meer dan voldoen
de blijkt voor een gesprek van twee uur.
Het is negen uur 's avonds, wanneer dit
gesprek begint in de tropisch verwarmde
studentenkamer van de heer Kambel aan
de Leidsekade in de hoofdstad. De heer
Kambel is voorin de dertig, sinds 1951 in
Nederland, heeft aanvankelijk medicijnen
gestudeerd en volgt thans colleges aan de
juridische faculteit van de universiteit.
Hij bleek met een verheugende welwil
lendheid zijn diepste nationalistische ge
voelens prijs te geven, overtuigd als hij is,
dat de gemiddelde Nederlander nog van
vele misverstanden ten opzichte van Suri
name afstand moet doen.
„Bent u van mening dat de heterogeni
teit van de Surinaamse bevolking de
grootste sta-in-de-weg vormt voor het op
bloeien van een eigen, algemene en uni
forme Surinaamse cultuur? Of zal de toe
neming van de materiële welvaart de
voornaamste factor zijn in de bevordering
van de culturele eenheid en saamhorig
heid?"
„Ja, de heterogeniteit is wel een grote
handicap, maar toch niet de grootste. De
materiële armoede én de heterogeniteit
vormen samen het voornaamste struikel
blok voor de culturele eenwording in mijn
land". Imro Kambel, de toekomstige ju
rist, lichtte zijn beknopte uitspraak toe
door te benadrukken, dat culturele een
wording in Suriname primair een kwestie
is van biologische assimilatie en secun
dair het materiële aspect het bren
gen van de Boslandcreolen en Indianen
in de directe invloedssfeer van de Wester
se opvattingen. Dit laatste behoeft niet al
leen door onderwijs te geschieden. De uit-
Edgar Tjoe-Nye, die zich nog dit jaar
doctorandus in de sociografie zal mogen
noemen.
voering van het tegenwoordig dikwijls in
het nieuws opduikend Brokopondoplan zal
de ontsluiting van het binnenland mogelijk
maken door onder meer het aanleggen van
wegen en vliegtuigverbindingen, waardoor
ook de wetenschap haar zegetocht door
het oerwoud kan volvoeren. Hiervan uit
gaande kwam de heer Kambel tot een ori
ginele, frappante uitspraak. Hij betoogde:
„culturele bewustwording begint bij het
individu, daar waar hij zegt: die man is
mijn landgenoot".
Het nationalisme heeft bij hem een con
templatief karakter. Doch de heer Kam
bel formuleert bewust en is nooit tevreden
met gemeenplaatsige algemeenheden. Hij
is een stoicijnse realist, die beseft, dat de
problemen van zijn land nog lang, lang
zullen voortwoekeren. Wij vragen: „Denkt
ten voor te houden dat we toch in maart
en april, als het moet zelfs in mei, nog
een heleboel koude narigheid kunnen
krijgen. Laat ze maar het is hun
misschien niet gegeven de dag te pluk
ken en te genieten van de dingen die
er op een bepaald ogenblik zijn. Gaat
u maar in de Hout of op het Bolwerk,
in 't Vogelenzangse bos of in de Heren
duinen van alle kostelijke lentegedoe
lopen genieten. En., vergis u dan niet
bij het zoeken naar een verklaring voor
dit alles! Want de verleiding om zowel
die fleurige bloemen als de levendig
heid van de vogels aan de uitzonder
lijke zachte nawinter toe te schrijven, is
bijzonder groot maar helemaal ver
keerd.
VOOR DE BLOEMEN is inderdaad
de temperatuur van het grootste be
lang, al zou ik niet graag willen bewe
ren, dat niet ook het lengen van de da
gen een woordje meespreekt. Bij de vo
gels daarentegen is het alleen de dage
lijks groter wordende hoeveelheid licht,
die bepaalde inwendige en hiermee
nauw samenhangend ook uiterlijke
veranderingen teweeg brengt. Het regel
matig langer worden van de dagen
heeft bij hen namelijk een voortschrij
dende ontwikkeling van de geslachts-
klieren tot gevolg. Vandaar de zingen
de lijsters en de zagende mezen, die
evenals de andere vogels van ons kli
maat een periode van geslachtelijke
rust en daarmee samenhangende zwijg
zaamheid achter de rug hebben.
Tegelijk met het opleven van hun
activiteit groeien bij heel wat vogels
ook hun mooie voorjaarsveren sterk
uit. Zij komen in hun lentepak te zit
ten, een kostuum dat bij vele soorten
een grote rol speelt in de omgang tus
sen de beide geslachten. Daar moeten
we het beslist nog eens uitvoeriger over
hebben. Houdt u voor het ogenblik ech
ter die heerlijke kwajongens van spreeu
wen en voorts onze stedelijke meeuwen
bevolking eens goed in de gaten. Nog
is zwartachtig de hoofdtint van een
spreeuw, maar het zal niet lang meer
duren of hij is bepareld met lichte vlek
jes (de toppen van uitgegroeide veren).
Dan liggen over zijn hele kleed de kos
telijkste groene en violette glanzen.
Dan is hij een en al pracht en praal
en het lijkt wel of hij daar een massa
schik in heeft. En wat de meeuwen be
treft, let eens terdege op de kwieke en
sierlijke kokmeeuwtjes, die zo fel zijn
op stukjes brood en waarvan men al
tijd binnen een paar dagen sommige
zo „mak" kan krijgen dat ze het brood
in de vlucht uit de hand komen gris
sen. In volledig wintertenue zijn hun
koppen gesierd door een kleine, nage
noeg zwarte vlek achter ieder oog, als
of ze een koptelefoontje op hebben.
Tegelijk met het lengen van de dagen
en het doorzetten van de geslachtsrijp
heid wordt dat koptelefoontje snel gro
ter. En het slot zal zijn dat de hele kop
donkerbruin wordt, bij zwart af. Dan
zult u die kokmeeuwen kunnen bewon
deren, gesteld al dat ze er nog zijn.
Want ongemerkt trekken ze in het
voorjaar weg naar de plaatsen, waar
ze in grote gezelschappen broeden. Dat
kan ergens aan de kust zijn, maar ook
wel heel diep het binnenland in, aan
de oevers van plassen op de Veluwse
of de Drentse heiden. Daar wordt de
grote kokmeeuwenbruiloft gevierd, met
bruidsboeketten van lila Engels gras
óf van stralend gele brem, al naar de
broedkolonie aan zee dan wel in de
heide ligt. En onveranderlijk is het
vreugdegekrijs er zeer groot en zeer
wild.
Kees Hana
DE HEER FRITS MOLL woont sedert
1946 in Nederland, is er ook gehuwd en
studeert sociologie aan de gemeentelijke
universiteit van Amsterdam, waar hij nu
de doctorale colleges volgt. Vooral door
zijn oratorisch talent is hij een populaire
figuur geworden, ook in andere dan stu
dentenkringen. Van dit talent gaf hij ons
enkele eclatante staaltjes: „Ik zoek hele
maal niet naar één nationale cultuur. Over
één nationale cultuur praten is zinloos.
De bevolkingsgroepen in Suriname moe
ten eikaars cultuur respecteren en trach
ten te begrijpen. Ik ben het culturele di
lemma waarin de Creool zich bevindt al
lang te boven: de Afrikaanse cultuur is
voor mijn gevoel voor Suriname niet de
enigzaligmakende. En wanneer wij cul
tuur gaan realiseren, moeten wij geen stap
achteruit doen door bijvoorbeeld histo
rische situaties, die nu anachronismen
zijn, als motief te nemen. Neen, wij moe
ten pogen een synthese te vinden met de
Europese cultuur".
Ten aanzien van de materiële welvaart
van Suriname stelde de spreker bondig:
„Men zegt dat alle Hindoestanen in Suri
name hun geld onder de grond bewaren,
omdat ze geen enkele bankinstelling ver
trouwen. Men zegt verder dat ze allemaal
rijk zijn. Wie heeft dat ooit onderzocht?
Zijn er cijfers over?" De heer Moll is zeer
gesteld op cijfers. Hij bleek een heel arse
naal van op allerhande zaken betrekking
hebbende cijfers in zijn hoofd te hebben,
waarmee hij zijn betoog op verbluffende
wijze kracht bijzette.
Öf hij vóór de creolisering in Suriname
is? „Neen, ik zie er het nut ook niet van
in. Ik ben er tegen dat dit bewust bevor
derd wordt door bijvoorbeeld assimilatie-
politiek van de regering. Het is belang
rijker dat men de groepen in staat stelt
zich zelfstandig te ontwikkelen. Een der
gelijke uitspraak zal bij mijn mede-creo
len misschien in slechte aarde vallen,
maar dan komt dit doordat wij onze
negercultuur als minderwaardig hebben
leren beschouwen. Waarom mag de Hin-
u, dat Suriname zich als afro-aziatisch
land zal kunnen handhaven, of zal het
assimilatieproces zich voltrekken ten gun
ste van de creolisering?" Hij antwoordt na
enige weifeling vastberaden: „De radicale
tegenstelling zal blijven. Er komt nooit
een gunstige wijziging in het ethnologisch
patroon ten opzichte van de creolisering.
Het zijn met name vooral de Surinamers
van Hindoestaanse afkomst die zich tegen
biologische en daaruitvoortvloeiend cultu-
hele assimilatie zullen blijven verzetten.
Dit is een kwestie van religie. Ik heb niet
veel hoop op een vreedzame assimilatie.
Deze zal geschieden door verdringing, door
numeriek overwicht. Het sterkste ras zal
de overwinning boeken".
Suriname is een land van bijbel en ko
ran, een duidelijk voorbeeld van een land
waarin grondwettelijke godsdienstvrijheid
conflicten oproept. Een aanverwant on
derwerp is de taal. Deze kan ook belem
merend werken op de nationale econo
mische vooruitgang. Wij stelden daarom
de vraag of het aanbeveling verdient Su
riname drastisch aan te passen aan zijn
eigen neolatijnse omgeving op het Zuid-
amerikaanse continent of dat men van
mening moest zijn dat de handhaving van
het Nederlands in Suriname op de onaf
hankelijkheid van dit -land weinig of geen
invloed zal hebben.
„Neen, de taal heeft geen invloed op
Suriname's drang naar zowel binnenland
se als buitenlandse onafhankelijkheid.
Neem Brazilië, waar men Portugees
spreekt. Ik ben wel van mening, dat men
op de leerprogramma's van de Surinaamse
scholen een grotere plaats voor het Spaans
moet inruimen".
De heer Kambel meent, dat het nü de
tijd is dat er verandering komt in de juri-
disch-politieke status van Suriname ten
opzichte van het Koninklijk der Neder
landen: „Als toekomstig jurist zou ik
voorstander zijn van de verandering van
de strafrechtelijke procedures. Het Neder
landse rechtsstelsel moet in ons land
plaatsmaken voor een rechtspleging die
aangepast is aan de eigenaardige mentali
teit van het Surinaamse volk. En deze
aanpassing zou ik gaarne zien als onder
deel van de „dominion"-stutus voor Suri
name, nü!!"
VOORDAT WIJ van hem afscheid na
men, vertelde de heer Kambel ons hoe hij
tijdens de zeven jaren van zijn studiever
blijf in Holland zijn nationalistische denk
beelden uitdraagt. In zijn vrije tijd be
oefent hij de dramatische kunst. Op het
toneel, voor de Nederlandse televisie en
radio voert hij uiteraard in samenwer
king met Nederlandse artiesten-stukken op
die met het neger vraagstuk, de culturele
emancipatie van Westindische volkeren
en in het bijzonder de Surinaamse f 'klore
te. maken hebben. Dat zijn werk vruchten
afwerpt, merkt hij aan de goede recensies
in de Nederlandse pers en aan de aan
vragen tot deelneming aan toneelopvoe
ringen, die nog steeds zijn brievenbus
gelukkig binnenstromen. Maar hij blijft
een bezadigde realist, omdat hij weet, dat
de culture el-economische vooruitgang van
zijn land nog lang niet aan haar gunstig
perspectief toe is.
doestaan in Paramaribo wél dansen en
de Creool niet? Het heet dat de Afrikaan
se dansen onzedelijk zijn. Is dit wel on
aanvechtbaar?"
Hoe staat u als toekomstig socioloog
tegenover de juridisch-politieke status
van Suriname ten opzichte van het Ko
ninkrijk der Nederlanden?
„Ik wil hierop een politiek antwoord
geven. Ik druk me heel voorzichtig uit:
Ik zie deze verhouding als het begin van
de staatkundige ontwikkeling van Suri
name, anderen zien het alseindpunt!"
De heer Moll zette uiteen dat de staats
rechtelijke ondergeschiktheid van zijn
land blijkt uit de artikelen 3, 43 en 51 van
het thans alom bekende Statuut voor het
Koninkrijk der Nederlanden: „Een voor
beeld. De Antillen wijzen een journalist
uit. Ik laat buiten beschouwing de aan
gelegenheid der persvrijheid. De procu
reur-generaal nu benoemd en ontsla
gen door Den Haag weigert of kan wei
geren hieraan gevolg te geven. Is de An
tilliaanse regering dan baas in eigen
huis?"
Men is gewend tegenwoordig mensen,
die op allerlei, ook artistieke manieren
propaganda voor hun land maken, ge
wild of ongewild, de eretitel van „cultu
rele ambassadeur" te geven. De heer Moll
zegt ironisch: „Er zijn in Nederland zeker
meer dan duizend Surinamers, wat een
weelde van ambassadeurs....! Neen, ik
heb tijdens mijn verblijf in Holland op
recht en gewoon mijn best gedaan om de
Surinaamse zaak te dienen".
Frits Moll met wat hij noemt „een levend
symbool van rijkseenheid".
Edgar Tjoe-Nye
„IK ZAL NIET antwoorden op recht
streeks-politieke vragen". Zo begon de
heer Tjoe-Nye het gesprek dat wij met
hem voerden. De heer Tjoe-Nye, geboren
te Paramaribo in 1927, kwam in 1949 naar
Nederland, waar hij zich, na het voltooien
van zijn middelbare opleiding, aan de
Amsterdamse gemeentelijke universiteit
liet inschrijven voor de studie in de socio
grafie. Nog dit jaar hoopt hij zijn docto
raal examen te doen, waarna hij naar Su
riname zal terugkeren. Merkwaardig is,
dat mét deze academicus de eerste Suri
namer na professor Van Lier een studie
in de sociale wetenschappen aan een Ne
derlandse universiteit zal hebben voltooid.
De heer Tjoe-Nye betoogde, dat het
moeilijk gaat bij een bezinning op Suri
name's culturele eenwording prioriteit te
verlenen aan óf de heterogeniteit óf de
materiële achterstand van zijn vaderland.
Armoede en cultuur kan men niet direct
tegenover elkaar stellen. Zeker, welvaart is
inderdaad nodig voor de bevordering van
cultuur, maar ze behoeft er niet expliciet
toe te leiden. Vooral in een land als Suri
name, waar de volkenkundige tegenstel
lingen groot zijn, is het culturele normbe
sef van zeer verschillende aard. De ene
groep zoekt bijvoorbeeld zijn culturele as
piraties lucht te geven door openbare ma
nifestaties, de andere groep tracht door
een steeds beter materieel en geestelijk le
ven (goed eten en individuele ontwikke
ling) tot efficiënt cultuur-bewustzijn te
komen. In dit verband herinnerde de heer
Tjoe-Nye aan het onderscheid dat de so
ciologische wetenschap maakt tussen gees
telijke en materiële vormen van cultuur
beleving. In het vuur van zijn betoog
kwam hij tot de slotsom, dat vele Suri
namers het woord cultuur eenzijdig be
zigen, waardoor verwarring kan ontstaan
in streven en waardebeoordeling: „Cultuur
is litteratuur, muziek, maar ook een in-
heemö gebruiksvoorwerp, kleding, een
straatweg, een gebouwAan cultuur
Zie verder pagina 2