Mannen en honden doen de ronde
Ha weten we het dan....
NIEUW EN ANDERS
WETENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN
OVER RADIOACTIEVE STRALING
Fraaie reproduktiekalender
Frans of Russisch?
Wekelijks toegevoegd aart alle edities van
Haarlems Dagblad Oprechte Haarleinsche Courant
en IJ muider Courant
Wie is de eigenaar?
ONVERMAKELIJK
IN „WESTERN WORLD" een „onafhankelijlc internationaal
maandblad, gewijd aan het behoud en de versterking van
de Atlantische statengemeenschap" heeft J. W. Anderson
een aantal uitspraken van vooraanstaande staatslieden en
wetenschappelijke autoriteiten verzameld, die betrekking
hebben op de gevaren van de „fall-out" (de radio-actieve
neerslag uit de atmosfeer) na en tengevolge van proef
explosies van kernwapens. Uit de tegenstrijdige meningen,
in die uitspraken vervat, blijkt hoezeer zelfs de geleerden
het oneens zijn over deze materie
Sinds vorig jaar zoekt een Parijse uit
gever een vermoedelijk Nederlandse kun
stenaar, die op de Quai Montebello in Parijs
uit een auto een map met tekeningen ver
loor. De uitgever is de eerlijke vinder van
deze map. Zij bevatte vele forse en aan
trekkelijke architectuurtekeningen, blij
kens de daarop vermelde plaatsnamen en
data vermoedelijk vervaardigd tijdens een
in 1956 gemaakte reis van Groningen naar
Fontainebleau. Eén van die tekeningen
brengt bijvoorbeeld de Oosterstraat in
Groningen in beeld met de Martinitoren
op de achtergrond. De uitgever gaf zich
voor de opsporing van de eigenaar zoveel
moeite, dat in het blad „Caractère Noël"
een artikel met een reproductie van bo
vengenoemde tekening werd opgenomen.
Op verzoek van de uitgever van dit blad.
Max Vox, in Parijs, besteedde ook het
drukkersweekblad, uitgave van de Fede
ratie van Werkgeversorganisatiën !n het
Boekdrukkersbedrijf, aandacht aan de
vondst in de hoop dat de verliezer of eige
naar zich alsnog zal melden.
Gastvrouwen op de we
reldtentoonstelling in
Brussel genieten een
veelzijdige voorbereiding
tot haar veeleisende
taak. Wie daarover meer
wil lezen, behoeft slechts
deze bladzijde op te
slaan: pagina 2 van „Er
bij" zal voortaan de
plaats van onze weke
lijkse rubrieken „Voor
de Vrouw" zijn. Op de
laatste pagina is in het
vervolg de puzzel „Wie
wint de derby"' afge
drukt met de bijbeho
rende standenlijst. Te
vens vindt men daar de
eerste aflevering van „De
parels van het parle
ment" door Lizzy Sara
May, een feuilleton voor
jonge mensen. waar
Fiep Westendorp de il
lustraties bij maakt.
Midden-Sumatra staat de laatste weken
wel in het middelpunt der belangstel
ling, nadat daar een Indonesische
tegenregering was gevormd. Het is
meest geen opwekkende lectuur, die
wij in deze dagen over Midden-Sumatra
onder ogen krijgen: bombardementen
en dreigementenBovenstaande
foto heeft niets met de revolutie te
maken, wel met Midden-Sumatra: het
is een vrouw, in de nationale volks
dracht der Padangse benedenlanden.
ÉÉN VAN DE fraaiste kalenders van dit
jaar is voor mij de pas verschenen en dan
ook met februari beginnende van de gra
fische kunstinrichting „De Reproductie
Compagnie" n.v. te Rotterdam.
Meer en meer gaat Nederland meetellen
bij de vervaardiging van kleurreproduk-
ties. Het vak verstond men al lang goed
genoeg vermoedelijk. Goede smaak speelt
echter ook een rol, zeker wanneer het gaat
om niet te duur werk. Dan moet men,
waar toch al afgeweken wordt van het
origineel, zelf durven ingrijpen om in ieder
geval tot een aantrekkelijk resultaat te
komen.
De reprodukties van deze kalender zijn
echter gericht op een zo groot mogelijke
benadering van het gegeven. De prach
tige resultaten zijn voor een deel zeker
het gevolg van het feit, dat men zich be
perkte tot werk dat al een zo glad moge
lijk oppervlak heeft en waarbij het papier
een rol kon spelen: gouaches, aquarellen,
tekeningen en grafiek. De aquarel blijkt
dan geschikter dan de gouache. Dit blijkt
uit een vergelijking tussen de aquarel van
Verwey een Spaarnegezicht en die
van Van der Spoel, winnaar van de laatste
verzetsprijs van beeldende kunst. Zelfs al
zou Verwey's aquarel dan toch even anders
van kleur zijn, zoals een collega vond, dan
toch is er een resultaat bereikt dat Ver
wey zelve gewild zou hebben. De doffe
materie van de gouache verliest in dit
soort reprodukties iets van eigen aard.
Moeilijk overigens kan ik oordelen over
Perdoks mooie reproduktie, daar ik van
deze kunstenaar tot nu toe nog geen
gouaches zag.» Het meer glanzende was-
krijt, gebruikt door Jan Gregoor lijkt niet
ongeschikt voor reproduktie. Daar waar in
Berseriks ets de koperen plaat het diepst
was uitgevreten heeft men bij de repro
duktie gezorgd voor enig reliëf om de
werkelijkheid te benaderen. Van Piet
Nieuwenhuys reproduceerde men een litho,
van de door de Duitsers gefusilleerde
Groningse drukker-schilder H. N. Werk
man één van diens kleurige druksels, van
Erb een werkstuk in plakkaatverf en
pastel, estetisch verantwoord als altijd,
van Paul Citroen een getekend portret van
Chagall, van Jan Batterman een gouache,
die wat betreft de kleur te veel van het
goede al meekreeg in het origineel ver
moedelijk en van Lotte Ruting een teke
ning van pratende en dansende jonge
kunstenaars, onder wie ik haar echtgenoot,
de dichter Jan Elburg, herken. Pieter Gil-
tay uit Zandvoort tenslotte leverde een
fijne tekening, die hem stempelt tot een
onzer belangrijkste figuren op dit gebied.
De kalender ging vergezeld van een
boekje, waarin over alle artiesten iets ver
teld wordt. Het werd van een inleiding
van Hans Redeker voorzien: „Over onze
omgang met kunstwerken of de lof van
beeldende kunst op papier". Laat ik be
sluiten met lof aan de uitgever voor zijn
aandacht voor Nederlandse kunst.
Bob Buys
ER gaan in Zweden steeds meer stem
men op om de kinderen op middelbare
scholen Russisch in plaats van Frans te
leren. Het gaat er niet om het Russisch
perfect te kunnen spreken en schrijven,
maar meer om de vaklitteratuur te kun
nen volgen. In de toekomst zal menigeen
in staat moeten zijn, de verschillende
wetenschappelijke, vooral technische bla
den, die in de Russische taal worden uit
gegeven, te kunnen lezen.
„RECENTE metingen van de gammastra
ling van grote monsters voedingsmiddelen
in Zweden hebben aangetoond, dat het
grootste deel van ons voedsel (melk, vlees,
graan en groenten) tegenwoordig kunst
matige radio-actieve elementen bevat. Na
een kernexplosie kan radioactief jodium-
131 gemakkelijk aangetoond worden in de
schildklieren van grazend vee".
(R. M. Sievert in een rapport van
het Stockholmse Karolinska Hos
pitaal, januari 1957.)
„DE VOORTZETTING der proefexplosies
van waterstofbommen in de huidige om
vang brengt volgens het meest-nuchtere en
verantwoorde wetenschappelijke oordeel,
de gezondheid der mensheid niet in ge
vaar".
(President Eisenhower in een ver
klaring van 23 oktober 1956.)
„DE TEGENWOORDIGE omvang (van de
proefexplosies) zou geen aanwijsbare toe
neming in het vóórkomen van ziektever
schijnselen veroorzaken. Toch is het dui
delijk dat wij thans in een vrij snel tempo
radioactief strontium accumuleren en dat
een nauwlettende controle op deze toe
neming geboden is".
(De Engelse Medische Onderzoe-
kingsraad in een rapport aan het
parlement van juni 1956.)
„RADIOACTIEVE straling veroorzaakt
mutaties. Mutaties beïnvloeden de erfelijke
eigenschappen die de mens aan zijn kinde
ren en aan de navolgende generaties door--
geeft. Iedere hoeveelheid straling, hoe
gering ook, kan een of meer van zulke
mutaties tevoorschijn roepen. Er is geen
minimumdosis straling die zekerheid zou
bieden omtrent het uitblijven van enigerlei
schadelijke mutaties".
(Rapport van de Amerikaanse Na
tional Academy of Sciences, 4 juni
1956.)
van de vroegere proefnemingen (of hun
equivalent), zullen naar het zich laat aan
zien in de volgende orde van grootte ge
rangschikt moeten worden:
a. 3,5 tot 9 strontium-eenheden als de
stratosferische radio-actieve neerslag
uniform is;
b. 5 tot 12 strontium-eenheden als het
neerslagpatroon gehandhaafd blijft;
c. 1025 strontium-eenheden als de
voorspelde toeneming van „samenklonte-
rende" stratosferische neerslagdeeltjes in
bepaalde gebieden van de noordoostelijke
Verenigde Staten werkelijkheid zou wor
den.
De maximaal toelaatbare gemiddelde
dosis strontium 90 is, zoals men weet,
honderd strontium-eenheden".
(Rapport van de subcommissie
voor radio-actieve straling van het
Amerikaanse Congres in augustus
1957.)
„BLOOTSTELLING aan radioactieve stra
ling als een vaag, onbewezen gevaar voor
nog ongeboren generaties, moet worden
afgewogen tegen het directere en oneindig
veel grotere gevaar, verslagen en misschien
uitgeroeid te te worden door een vijand.
Ons programma van proefexplosies ver
oorzaakte geen „vergiftiging van de atmos
feer".
(Admiraal Lewis I. Strauss, voor
zitter van de Amerikaanse Com
missie voor Atoomenergie. 19 ok
tober 1956.)
„HET TOLERANTIECIJFER van honderd
zonneschijn-eenheden (dat zijn strontium-
eenheden, of micro-micro-Curies stron-
tium-90 per gram calcium in ons lichaam)
dat nu wordt opgegeven (als ongevaarlijk
voor de mens) is ongeveer tweehonderd
keer het huidige peil voor nieuw gebeente
in de Verenigde Staten en het zal niet
worden overschreden door radioactieve
neerslag van proef-explosies, in welke
voorzienbare omstandigheden ook".
(Dr. Willard F. Libby. lid van
de Amerikaanse Commissie voor
Atoomenergie. 26 april 1957.)
„VOORSPELLING: de toekomstige con
centraties van radio-activiteit in de been
deren van jeugdige Amerikanen, als resul
taat van alle strontium-90, geproduceerd
vóór 1957, vermeerderd met een gelijke
hoeveelheid die in de eerstvolgende jaren
wordt voortgebracht door een herhaling
„HET LIJKT waarschijnlijk, dat een aan
zienlijk aantal mensen beenkanker zou
kunnen krijgen van strontium90, zelfs als
geen van hen de „maximaal toelaatbare"
dosis ontvangen zou hebben. Een „toelaat
bare" dosis is niet noodzakelijk een „vei
lige" dosis. Het is mogelijk uit de beschik
bare" dosis is niet noodzakelijk een „vei-
aantallen mensen een „toelaatbare" dosis
zouden krijgen en als de „proportionele
theorie" juist is, ongeveer één op de dui
zend mensen vroeger of later beenkanker
zal krijgen
(Dr. Walter I. Selove vari de Uni
versiteit van Pennsylvania in een
krantenartikel van 5 mei 1957.)
„DE BEREKENINGEN in het aanhangsel
van dit rapport tonen aan, dat een water
stofbom van het type, dat in 1954 bij een
proefexplosie op Bikini gebruikt werd,
beenkanker zou kunnen veroorzaken bij
duizend personen per miljoen ton explosie
kracht. (Dit is het equivalent van de ver
nietigende kracht van een ontploffing van
een miljoen ton trinitrotoluol (TNT). De
waterstofbommen, die totnutoe tot ontplof
fing gebracht zijn, worden gezamenlijk
gelijkwaardig geacht wat hun produktie
van strontium-90-neerslag betreft aan
vijftig miljoen ton T.N.T.)"
(Rapport van de Britse Vereniging
van Atoomgeleerden, 16 april 1957.)
„ALLEEN in het licht van meer kennis
kunnen er beslissingen genomen worden
met betrekking tot een nauwkeuriger de
finitie van de maximale dosis straling,
waaraan individuen en bevolkingen bloot
gesteld kunnen worden zonder gevaar voor
ernstige schade (voor hun gezondheid en
hun nageslacht).... Alle kunstmatige
radio-actieve straling moet uit erfelijk
heidsoverwegingen als schadelijk voor de
mens beschouwd worden."
Rapport van 24 januari 1957 van
de Wereldgezondheidsorganisatie.
„WORDT GIJ vooral geïmponeerd door
een relatief cijfer of meer door een abso
luut getal? De relatieve toeneming van de
gevaren der kernproeven is klein. Vele
mensen zullen zeggen, dat één, gedeeld
door vijfduizend, maar een nietige fractie
oplevert. „Als ik de gevaren voor mijn
kinderen met slechts één vijfduizendste
vergroot, dan geloof ik niet dat er voor
mij, of voor wie dan ook, erg veel reden
Ik moet vrij jong geweest zijn toen
ik voor het eerst mee-uit genomen
werd, want ik liep nog niet goed en
moest aldoor opgetild worden en een
endje gedragen. Toch weet ik zelf niet
meer te achterhalen of deze weinig vlot
te gang van zaken voornamelijk aan
mijn jeugd en de dus ongeoefende poot
jes, dan wel aan het overweldigende van
de gebeurtenis toegeschreven moet wor
den. Vóórdien immers was ik wel buiten
geweest, binnen de veilige muren van
de kleine stadstuin en reken maar dat
ik daar mijn hartje opgehaald had aan
de wonderen van kiezels, zand, gras en
het groen der struiken. Ik wist dus wat
„het huis verlaten" betekende én had
het adembenemende van al buitenlucht
om je heen reeds dikwijls ervaren. Maar
die nieuwe keer, waar ik het over had,
verlieten we het huis aan de andere
kant en toen stonden we op stenen. Ik
werd vastgehouden door een lijn en
naast me stapten de twee vertrouwde
broekspijpen, waar ik dagelijks meer
malen tegenop klom, dat was dus wel in
orde. Verder was er geen orde, maar
enkel ruimte en hoogte en het verruk
kende van volstrekte vreemdheid. Ja,
ik was in de buitenlucht, maar die was
anders dan in de tuin, die rook naar
mezelf en de bewoners van ons huis,
maar deze rook naar anderen, andere
mensen, andere soortgenoten. Toen we
wat gelopen baden, door wat straat
heet, rook ik weer een tuin, een andere
waar, heel vreemd, een hek helemaal
omheen stond. Deze naam leerde ik la
ter, want toen merkte ik enkel: koud!
aan weerszijden van mijn snuit, toen ik
in de tuin wilde kijken en ernaar rui
ken. Daarna ben ik cp de arm genomen
en uit die hoogte werd ik iets nog veel
Bij de onlangs door de sociëteit
Teisterbant gehouden pwzaiced-
strijd werd het verhaal „Op door
reis" van Maria Schröder-Van Gogh
met, de eerste prijs bekroond. Wij
hebben dat verleden week in deze
kolommen afgedrukt. Nu vragen
wij de aandacht voor een der eer
vol vermelde inzendingen, even
eens van een vrouwelijke auteur.
hogers gewaar (zelf heel laag zijnde be
nadert men het hogere moeilijk of in
het geheel niet) een boom. De boom,
de kastanje van het Prinsenhof, dat is
alles van die keer en dat was onverge
telijk. Sommigen begrijpen het, als ik
erover praat met ze, jullie kunt dat toch
nooit.
De wandelingen werden uitgestrekter,
eerst hielden ze het karakter van on
derzoekingstochten, later van herken
ningen. Ik wist al gauw „de weg"
dat wil zeggen de Koningstraat is heel
wat anders dan de Grote Markt, dat zie
je ook wel, maar vooral je voelt het
aan: ruimteverschil. dus andere geur.
Het duurde ook niet- lang of ik leerde
dat ik in Haariem woonde, dat nam ik
aan zoals ik ook eertijds mijn eigen
naam aanvaardde. Dat is dan eenmaal
zo, maar onderwijl ben je er blij mee en
trots op, je weet niet waarom, maar je
spitst je oren als je naam genoemd
wordt en je komt hard aanlopen.
Maar Haarlem dan? Eerst dacht ik
dat het heerlijke leven van wakker
worden, zon en regen, eten, geliefkoosd
zijn en mee-uitgaan Haarlem was. Later
hoorde ik van visite van buiten de stad,
dat er ook Amsterdam bestond en
Utrecht en toen ik eindelijk eens mee-
mocht naar zo'n andere stad, want dat
is het, toen begreep ik opeens heel veel
meer. Ik begreep dat het Prinsenhof, de
Koningstraat en de Grote Markt en die
andere heerlijke straten, grachten en
huizenrijen Haarlem zijn en dat die
allemaal apart en met elkaar onverge
lijkelijk beter zijn dan welke andere
stad ook, want ze ruiken beter.
En als je tot zo'n niet te overtreffen
levenservaring gekomen bent, zodat je
niet verder kunt, dan mag je je weer
laten vallen en uit eigen wijsheid zeg
gen: Haarlem is hetzelfde als mijn eigen
naam, het is het heerlijke leven van
wakker worden, zon en regen, eten en
geliefkoosd worden en mee-uitgaan. Het
is het verrukkende van volstrekte be
kendheid. Begrijpen jullie dat? Ja, ik
geloof wel ten dele.
Op een avond dat de Damiaatjes
luidden, de enige muziek waar ik niet
zenuwachtig van word, stonden we op
de stoep van het stadhuis. Ik keek voor
uit en dacht aan niets. Opeens pakte
de baas me op, heel hoog en ik zag die
grote man op dat voetstuk en achter
hem het onoverzienbare dak van de
Grote Kerk, waar maanlicht over viel
en de toren stond stil te zingen in het
maanlicht.
„Jongen, dit is Haarlem!" zei de baas.
En sindsdien geloof ik dat jullie er,
waarschijnlijk weinig, maar toch iets
van begrijpen.
Hans van Zijl
tot ongerustheid bestaat," zo redeneren zij.
Maar als ge die factor toepast op een
zeer groot aantal geboorten, dan is toch de
uitkomst daarvan, dat een aanzienlijk
groot aantal baby's straks (lichamelijk
en/of geestelijk) gehandicapt zullen zijn.
Over de gehele aarde gerekend, zijn da;
ongeveer zesduizend nog ongeboren baby's.
(Dr. Warren Weaver, voorzitter van
de commissie voor erfelijke invloe
den der radio-actieve straling van
de Amerikaanse National Acade
my of Sciences, in een verklaring
voor een subcommissie van de Se
naat in Washington.)
„HET IS DUIDELIJK dat tegen de tijd,
dat het wereldgemiddelde van strontium-
concentratie in menselijke wezens drie
percent van de „maximaal-toelaatbare
dosis" bedraagt, er enige streken op aarde
zullen zijn, waar de strontium-concentratie
de grens van deze „maximaal-toelaatbare
dosis" bereikt, of zelfs overschreden zal
hebben."
(Verklaring van de Federation of
American Scientists van 25 okto
ber 1956.)
„OP DIT OGENBLIK kan de aanwezig
heid van strontium-90 vastgesteld worden
in ieder menselijk wezen, ongeacht zijn
leeftijd of verblijfplaats."
(Rapport van een vorsingsploeg
van Columbia University van 8
februari 1957.)
„HET IS TE verwachten dat de radio
actieve neerslag enige schade, hoe licht
misschien ook, zal veroorzaken aan de hui
dige en de komende generaties. Schattin
gen van het aantal individuen die in de
loop van de tijd zulke schade zouden kunnen
opdoen (vele generaties ingeval van erfe
lijke beschadigingen) zijn hoog in absolute
zin. Of zij als gering beschouwd worden
in vergelijking tot de onvermijdelijke
schade, veroorzaakt door spontane muta
ties en de thans als noodzakelijk aanvaar
de risico's van het leven, hangt af van de
ethische en emotionele instelling van de
individuele beoordelaar, zodat er omtrent
deze vraag eerlijke meningsverschillen
kunnen bestaan. Het is echter een feit, dat
wij dood en verminking als uitvloeisels van
vermijdbare ongevallen aanvaarden."
(Rapport van de adviescommissie
voor biologie en medicijnen van
de Amerikaanse Commissie voor
Atoomenergie van 19 oktober 1957.
„ALS DE blootstellling aan radio-actieve
straling ononderbroken voortduurt, zou het
dertig tot vijftig generaties (ongeveer dui
zend jaar) kunnen duren voordat de maxi
male uitwerking bereikt wordt. Bij bloot
stelling aan een enkele dosis zal het even
veel, of wellicht minder generaties duren
voor de gevolgen geheel verdwenen zullen
zijn."
(Rapport van de subcommissie
voor radio-actieve straling van het
Congres der Verenigde Staten,
augustus 1957.)
GRONINGEN, maart. Dit stuk
je stuur ik u uit Groningen, waar ik een
paar dagen moet verblijven. Hoewel zeker
een van de aardigste provinciesteden van
Nederland, is dit toch geen echt opwin
dende stad. Persoonlijk vind ik deze tijd
van het jaar het somberst van alle seizoe
nen. Anderen klagen over de donkere da
gen voor Kerstmis, zij zullen mij niet
naast zich vinden. De zogenaamde donke
re dagen van november zijn niet zo triest
als die uitdrukking wel aangeeft. We zitten
dan allemaal nog met de herinnering aan
zon en zomer vrij vers in de herinnering
en de winter lijkt nog wel mee te vallen.
Dat we daarbij vergeten, dat het meestal
pas in februari winter wordt en dat
het haast normaal is om in november nog
eens een middag op een terrasje te zitten,
is menselijk.
Dat alles hebben we nu niet. Het is echt
winter. Ik ben haast vergeten hoe het voelt
om in de zon te liggen niksen en buiten
sneeuwt het. Buiten sneeutvt het in Gronin
gen, dat vaal en goor ligt te bewijzen, dat
het heus een stad is want in een dorp
kan de sneeuw nog wel eens mooi zijn. Een
uurtje geleden ben ik naar de Martini
toren gaan kijken in de hoop, dat die een
fraai beeld zou geven van de zogenaamde
witte wade. Maar daar ivas het nu juist
van afgewaaid. De stadsbussen van deze
stad daarentegen, die een onbestemde,
onaantrekkelijke kleur hebben zien er nu
vuil-wit-bespat uit. Het ivas koud op het
Martsinikerkhof en uit de steegjes er om
heen kivam een kille, gemene wind de at
mosfeer nog verder verkillen.
Waarom is het toch, dat op een groot
plein de wind nooit eerlijk uit de lucht
komt, gewoon vlak over de grond en zo,
maar altijd uit steegjes die men er toch
volgens de weerkundigen niet direct aan
sprakelijk voor kan stellen?
In de bar van mijn hotel zitten wat za
kenlieden en handelsreizigers, die er voor
vandaag geen zin meer in hebben. Zij
scheppen nu tegen elkaar op over de me
thoden, die zij dit jaar weer hebben toege
past om door hun superieuren tijdens het
carnaval naar Zuid-Nederland te worden
gestuurd en over de halsbrekende avontu
ren, die zij daar voor zichzelf hebben ge
arrangeerd. Eén van hen heb ik toevallig
vorig jaar in Maastricht gezien, toen ik
daar ivas om over het carnaval te schrij
ven. Hij bleek een geboren sombere klein-
tjes-koffie-drinker, die naar ander boven-
Moerdijks gezelschap zoekt om. samen
zuur te kunnen zijn over het Limburgse
plezier. Ik kan me niet voorstellen, dat hij
sindsdien ingrijpend gewijzigd is. Maar hij
schept ook op. Blijkbaar heeft de helft van
alle Maastrichtse schonen (en dat zijn er
zéér velen) smekend om zijn gezelschap
aan zijn voeten gelegen. Hij heeft hen
zorgvuldig geselecteerd en is toen „de hort
op gegaan". In gedachten zie ik hem, nuk
kig „Okido" lezed, in zijn hotelbed liggen.
Maar nu zijn ze dan allemaal weer in
Groningen. Het is hier vervelend en ver
van huis. Morgenochtend zullen ze alle
maal alleen aan ontbijttaf eitjes zitten,
Als er dan een opstaat, zeggen de anderen
„goeie zaken" ze menen daar niets van en
vragen om de rekening. Buiten zal het dan
nog steeds wel sneeuwen. In hun kleine
auto's moeten ze dan, zorgvuldig sturend,
verder op reis. Honderden kilometers tus
sen de besneeuwde klei door. Groningen,
de stad, zijn ze dan weer even vergeten.
Ik ook, hoop ik.
Want echt, u behoeft me geen brieven te
schrijven om me de attracties van Gro
ningen in detail te onthullen. Ik weet het
al. Maar dit is een trieste tijd van het jaar.
Overal hoor ik weer dat sombere grapje
van dertig jaar terug: „De zomer valt dit
jaar op een dinsdag, heeft De Bilt gezegd".
Dat is zó droevig en deze stad is zó onver
makelijk, dat ik u er over wilde vertellen.
Gedeelde droefenis is halve.
En als de Groningse lezers van dit blad
er op staan, dan zal ik er van de zomer
nog eens heen gaan. Om te lachen.
E. Romayn