Mannen en honden doen de ronde Ha weten we het dan.... NIEUW EN ANDERS WETENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN OVER RADIOACTIEVE STRALING Fraaie reproduktiekalender Frans of Russisch? Wekelijks toegevoegd aart alle edities van Haarlems Dagblad Oprechte Haarleinsche Courant en IJ muider Courant Wie is de eigenaar? ONVERMAKELIJK IN „WESTERN WORLD" een „onafhankelijlc internationaal maandblad, gewijd aan het behoud en de versterking van de Atlantische statengemeenschap" heeft J. W. Anderson een aantal uitspraken van vooraanstaande staatslieden en wetenschappelijke autoriteiten verzameld, die betrekking hebben op de gevaren van de „fall-out" (de radio-actieve neerslag uit de atmosfeer) na en tengevolge van proef explosies van kernwapens. Uit de tegenstrijdige meningen, in die uitspraken vervat, blijkt hoezeer zelfs de geleerden het oneens zijn over deze materie Sinds vorig jaar zoekt een Parijse uit gever een vermoedelijk Nederlandse kun stenaar, die op de Quai Montebello in Parijs uit een auto een map met tekeningen ver loor. De uitgever is de eerlijke vinder van deze map. Zij bevatte vele forse en aan trekkelijke architectuurtekeningen, blij kens de daarop vermelde plaatsnamen en data vermoedelijk vervaardigd tijdens een in 1956 gemaakte reis van Groningen naar Fontainebleau. Eén van die tekeningen brengt bijvoorbeeld de Oosterstraat in Groningen in beeld met de Martinitoren op de achtergrond. De uitgever gaf zich voor de opsporing van de eigenaar zoveel moeite, dat in het blad „Caractère Noël" een artikel met een reproductie van bo vengenoemde tekening werd opgenomen. Op verzoek van de uitgever van dit blad. Max Vox, in Parijs, besteedde ook het drukkersweekblad, uitgave van de Fede ratie van Werkgeversorganisatiën !n het Boekdrukkersbedrijf, aandacht aan de vondst in de hoop dat de verliezer of eige naar zich alsnog zal melden. Gastvrouwen op de we reldtentoonstelling in Brussel genieten een veelzijdige voorbereiding tot haar veeleisende taak. Wie daarover meer wil lezen, behoeft slechts deze bladzijde op te slaan: pagina 2 van „Er bij" zal voortaan de plaats van onze weke lijkse rubrieken „Voor de Vrouw" zijn. Op de laatste pagina is in het vervolg de puzzel „Wie wint de derby"' afge drukt met de bijbeho rende standenlijst. Te vens vindt men daar de eerste aflevering van „De parels van het parle ment" door Lizzy Sara May, een feuilleton voor jonge mensen. waar Fiep Westendorp de il lustraties bij maakt. Midden-Sumatra staat de laatste weken wel in het middelpunt der belangstel ling, nadat daar een Indonesische tegenregering was gevormd. Het is meest geen opwekkende lectuur, die wij in deze dagen over Midden-Sumatra onder ogen krijgen: bombardementen en dreigementenBovenstaande foto heeft niets met de revolutie te maken, wel met Midden-Sumatra: het is een vrouw, in de nationale volks dracht der Padangse benedenlanden. ÉÉN VAN DE fraaiste kalenders van dit jaar is voor mij de pas verschenen en dan ook met februari beginnende van de gra fische kunstinrichting „De Reproductie Compagnie" n.v. te Rotterdam. Meer en meer gaat Nederland meetellen bij de vervaardiging van kleurreproduk- ties. Het vak verstond men al lang goed genoeg vermoedelijk. Goede smaak speelt echter ook een rol, zeker wanneer het gaat om niet te duur werk. Dan moet men, waar toch al afgeweken wordt van het origineel, zelf durven ingrijpen om in ieder geval tot een aantrekkelijk resultaat te komen. De reprodukties van deze kalender zijn echter gericht op een zo groot mogelijke benadering van het gegeven. De prach tige resultaten zijn voor een deel zeker het gevolg van het feit, dat men zich be perkte tot werk dat al een zo glad moge lijk oppervlak heeft en waarbij het papier een rol kon spelen: gouaches, aquarellen, tekeningen en grafiek. De aquarel blijkt dan geschikter dan de gouache. Dit blijkt uit een vergelijking tussen de aquarel van Verwey een Spaarnegezicht en die van Van der Spoel, winnaar van de laatste verzetsprijs van beeldende kunst. Zelfs al zou Verwey's aquarel dan toch even anders van kleur zijn, zoals een collega vond, dan toch is er een resultaat bereikt dat Ver wey zelve gewild zou hebben. De doffe materie van de gouache verliest in dit soort reprodukties iets van eigen aard. Moeilijk overigens kan ik oordelen over Perdoks mooie reproduktie, daar ik van deze kunstenaar tot nu toe nog geen gouaches zag.» Het meer glanzende was- krijt, gebruikt door Jan Gregoor lijkt niet ongeschikt voor reproduktie. Daar waar in Berseriks ets de koperen plaat het diepst was uitgevreten heeft men bij de repro duktie gezorgd voor enig reliëf om de werkelijkheid te benaderen. Van Piet Nieuwenhuys reproduceerde men een litho, van de door de Duitsers gefusilleerde Groningse drukker-schilder H. N. Werk man één van diens kleurige druksels, van Erb een werkstuk in plakkaatverf en pastel, estetisch verantwoord als altijd, van Paul Citroen een getekend portret van Chagall, van Jan Batterman een gouache, die wat betreft de kleur te veel van het goede al meekreeg in het origineel ver moedelijk en van Lotte Ruting een teke ning van pratende en dansende jonge kunstenaars, onder wie ik haar echtgenoot, de dichter Jan Elburg, herken. Pieter Gil- tay uit Zandvoort tenslotte leverde een fijne tekening, die hem stempelt tot een onzer belangrijkste figuren op dit gebied. De kalender ging vergezeld van een boekje, waarin over alle artiesten iets ver teld wordt. Het werd van een inleiding van Hans Redeker voorzien: „Over onze omgang met kunstwerken of de lof van beeldende kunst op papier". Laat ik be sluiten met lof aan de uitgever voor zijn aandacht voor Nederlandse kunst. Bob Buys ER gaan in Zweden steeds meer stem men op om de kinderen op middelbare scholen Russisch in plaats van Frans te leren. Het gaat er niet om het Russisch perfect te kunnen spreken en schrijven, maar meer om de vaklitteratuur te kun nen volgen. In de toekomst zal menigeen in staat moeten zijn, de verschillende wetenschappelijke, vooral technische bla den, die in de Russische taal worden uit gegeven, te kunnen lezen. „RECENTE metingen van de gammastra ling van grote monsters voedingsmiddelen in Zweden hebben aangetoond, dat het grootste deel van ons voedsel (melk, vlees, graan en groenten) tegenwoordig kunst matige radio-actieve elementen bevat. Na een kernexplosie kan radioactief jodium- 131 gemakkelijk aangetoond worden in de schildklieren van grazend vee". (R. M. Sievert in een rapport van het Stockholmse Karolinska Hos pitaal, januari 1957.) „DE VOORTZETTING der proefexplosies van waterstofbommen in de huidige om vang brengt volgens het meest-nuchtere en verantwoorde wetenschappelijke oordeel, de gezondheid der mensheid niet in ge vaar". (President Eisenhower in een ver klaring van 23 oktober 1956.) „DE TEGENWOORDIGE omvang (van de proefexplosies) zou geen aanwijsbare toe neming in het vóórkomen van ziektever schijnselen veroorzaken. Toch is het dui delijk dat wij thans in een vrij snel tempo radioactief strontium accumuleren en dat een nauwlettende controle op deze toe neming geboden is". (De Engelse Medische Onderzoe- kingsraad in een rapport aan het parlement van juni 1956.) „RADIOACTIEVE straling veroorzaakt mutaties. Mutaties beïnvloeden de erfelijke eigenschappen die de mens aan zijn kinde ren en aan de navolgende generaties door-- geeft. Iedere hoeveelheid straling, hoe gering ook, kan een of meer van zulke mutaties tevoorschijn roepen. Er is geen minimumdosis straling die zekerheid zou bieden omtrent het uitblijven van enigerlei schadelijke mutaties". (Rapport van de Amerikaanse Na tional Academy of Sciences, 4 juni 1956.) van de vroegere proefnemingen (of hun equivalent), zullen naar het zich laat aan zien in de volgende orde van grootte ge rangschikt moeten worden: a. 3,5 tot 9 strontium-eenheden als de stratosferische radio-actieve neerslag uniform is; b. 5 tot 12 strontium-eenheden als het neerslagpatroon gehandhaafd blijft; c. 1025 strontium-eenheden als de voorspelde toeneming van „samenklonte- rende" stratosferische neerslagdeeltjes in bepaalde gebieden van de noordoostelijke Verenigde Staten werkelijkheid zou wor den. De maximaal toelaatbare gemiddelde dosis strontium 90 is, zoals men weet, honderd strontium-eenheden". (Rapport van de subcommissie voor radio-actieve straling van het Amerikaanse Congres in augustus 1957.) „BLOOTSTELLING aan radioactieve stra ling als een vaag, onbewezen gevaar voor nog ongeboren generaties, moet worden afgewogen tegen het directere en oneindig veel grotere gevaar, verslagen en misschien uitgeroeid te te worden door een vijand. Ons programma van proefexplosies ver oorzaakte geen „vergiftiging van de atmos feer". (Admiraal Lewis I. Strauss, voor zitter van de Amerikaanse Com missie voor Atoomenergie. 19 ok tober 1956.) „HET TOLERANTIECIJFER van honderd zonneschijn-eenheden (dat zijn strontium- eenheden, of micro-micro-Curies stron- tium-90 per gram calcium in ons lichaam) dat nu wordt opgegeven (als ongevaarlijk voor de mens) is ongeveer tweehonderd keer het huidige peil voor nieuw gebeente in de Verenigde Staten en het zal niet worden overschreden door radioactieve neerslag van proef-explosies, in welke voorzienbare omstandigheden ook". (Dr. Willard F. Libby. lid van de Amerikaanse Commissie voor Atoomenergie. 26 april 1957.) „VOORSPELLING: de toekomstige con centraties van radio-activiteit in de been deren van jeugdige Amerikanen, als resul taat van alle strontium-90, geproduceerd vóór 1957, vermeerderd met een gelijke hoeveelheid die in de eerstvolgende jaren wordt voortgebracht door een herhaling „HET LIJKT waarschijnlijk, dat een aan zienlijk aantal mensen beenkanker zou kunnen krijgen van strontium90, zelfs als geen van hen de „maximaal toelaatbare" dosis ontvangen zou hebben. Een „toelaat bare" dosis is niet noodzakelijk een „vei lige" dosis. Het is mogelijk uit de beschik bare" dosis is niet noodzakelijk een „vei- aantallen mensen een „toelaatbare" dosis zouden krijgen en als de „proportionele theorie" juist is, ongeveer één op de dui zend mensen vroeger of later beenkanker zal krijgen (Dr. Walter I. Selove vari de Uni versiteit van Pennsylvania in een krantenartikel van 5 mei 1957.) „DE BEREKENINGEN in het aanhangsel van dit rapport tonen aan, dat een water stofbom van het type, dat in 1954 bij een proefexplosie op Bikini gebruikt werd, beenkanker zou kunnen veroorzaken bij duizend personen per miljoen ton explosie kracht. (Dit is het equivalent van de ver nietigende kracht van een ontploffing van een miljoen ton trinitrotoluol (TNT). De waterstofbommen, die totnutoe tot ontplof fing gebracht zijn, worden gezamenlijk gelijkwaardig geacht wat hun produktie van strontium-90-neerslag betreft aan vijftig miljoen ton T.N.T.)" (Rapport van de Britse Vereniging van Atoomgeleerden, 16 april 1957.) „ALLEEN in het licht van meer kennis kunnen er beslissingen genomen worden met betrekking tot een nauwkeuriger de finitie van de maximale dosis straling, waaraan individuen en bevolkingen bloot gesteld kunnen worden zonder gevaar voor ernstige schade (voor hun gezondheid en hun nageslacht).... Alle kunstmatige radio-actieve straling moet uit erfelijk heidsoverwegingen als schadelijk voor de mens beschouwd worden." Rapport van 24 januari 1957 van de Wereldgezondheidsorganisatie. „WORDT GIJ vooral geïmponeerd door een relatief cijfer of meer door een abso luut getal? De relatieve toeneming van de gevaren der kernproeven is klein. Vele mensen zullen zeggen, dat één, gedeeld door vijfduizend, maar een nietige fractie oplevert. „Als ik de gevaren voor mijn kinderen met slechts één vijfduizendste vergroot, dan geloof ik niet dat er voor mij, of voor wie dan ook, erg veel reden Ik moet vrij jong geweest zijn toen ik voor het eerst mee-uit genomen werd, want ik liep nog niet goed en moest aldoor opgetild worden en een endje gedragen. Toch weet ik zelf niet meer te achterhalen of deze weinig vlot te gang van zaken voornamelijk aan mijn jeugd en de dus ongeoefende poot jes, dan wel aan het overweldigende van de gebeurtenis toegeschreven moet wor den. Vóórdien immers was ik wel buiten geweest, binnen de veilige muren van de kleine stadstuin en reken maar dat ik daar mijn hartje opgehaald had aan de wonderen van kiezels, zand, gras en het groen der struiken. Ik wist dus wat „het huis verlaten" betekende én had het adembenemende van al buitenlucht om je heen reeds dikwijls ervaren. Maar die nieuwe keer, waar ik het over had, verlieten we het huis aan de andere kant en toen stonden we op stenen. Ik werd vastgehouden door een lijn en naast me stapten de twee vertrouwde broekspijpen, waar ik dagelijks meer malen tegenop klom, dat was dus wel in orde. Verder was er geen orde, maar enkel ruimte en hoogte en het verruk kende van volstrekte vreemdheid. Ja, ik was in de buitenlucht, maar die was anders dan in de tuin, die rook naar mezelf en de bewoners van ons huis, maar deze rook naar anderen, andere mensen, andere soortgenoten. Toen we wat gelopen baden, door wat straat heet, rook ik weer een tuin, een andere waar, heel vreemd, een hek helemaal omheen stond. Deze naam leerde ik la ter, want toen merkte ik enkel: koud! aan weerszijden van mijn snuit, toen ik in de tuin wilde kijken en ernaar rui ken. Daarna ben ik cp de arm genomen en uit die hoogte werd ik iets nog veel Bij de onlangs door de sociëteit Teisterbant gehouden pwzaiced- strijd werd het verhaal „Op door reis" van Maria Schröder-Van Gogh met, de eerste prijs bekroond. Wij hebben dat verleden week in deze kolommen afgedrukt. Nu vragen wij de aandacht voor een der eer vol vermelde inzendingen, even eens van een vrouwelijke auteur. hogers gewaar (zelf heel laag zijnde be nadert men het hogere moeilijk of in het geheel niet) een boom. De boom, de kastanje van het Prinsenhof, dat is alles van die keer en dat was onverge telijk. Sommigen begrijpen het, als ik erover praat met ze, jullie kunt dat toch nooit. De wandelingen werden uitgestrekter, eerst hielden ze het karakter van on derzoekingstochten, later van herken ningen. Ik wist al gauw „de weg" dat wil zeggen de Koningstraat is heel wat anders dan de Grote Markt, dat zie je ook wel, maar vooral je voelt het aan: ruimteverschil. dus andere geur. Het duurde ook niet- lang of ik leerde dat ik in Haariem woonde, dat nam ik aan zoals ik ook eertijds mijn eigen naam aanvaardde. Dat is dan eenmaal zo, maar onderwijl ben je er blij mee en trots op, je weet niet waarom, maar je spitst je oren als je naam genoemd wordt en je komt hard aanlopen. Maar Haarlem dan? Eerst dacht ik dat het heerlijke leven van wakker worden, zon en regen, eten, geliefkoosd zijn en mee-uitgaan Haarlem was. Later hoorde ik van visite van buiten de stad, dat er ook Amsterdam bestond en Utrecht en toen ik eindelijk eens mee- mocht naar zo'n andere stad, want dat is het, toen begreep ik opeens heel veel meer. Ik begreep dat het Prinsenhof, de Koningstraat en de Grote Markt en die andere heerlijke straten, grachten en huizenrijen Haarlem zijn en dat die allemaal apart en met elkaar onverge lijkelijk beter zijn dan welke andere stad ook, want ze ruiken beter. En als je tot zo'n niet te overtreffen levenservaring gekomen bent, zodat je niet verder kunt, dan mag je je weer laten vallen en uit eigen wijsheid zeg gen: Haarlem is hetzelfde als mijn eigen naam, het is het heerlijke leven van wakker worden, zon en regen, eten en geliefkoosd worden en mee-uitgaan. Het is het verrukkende van volstrekte be kendheid. Begrijpen jullie dat? Ja, ik geloof wel ten dele. Op een avond dat de Damiaatjes luidden, de enige muziek waar ik niet zenuwachtig van word, stonden we op de stoep van het stadhuis. Ik keek voor uit en dacht aan niets. Opeens pakte de baas me op, heel hoog en ik zag die grote man op dat voetstuk en achter hem het onoverzienbare dak van de Grote Kerk, waar maanlicht over viel en de toren stond stil te zingen in het maanlicht. „Jongen, dit is Haarlem!" zei de baas. En sindsdien geloof ik dat jullie er, waarschijnlijk weinig, maar toch iets van begrijpen. Hans van Zijl tot ongerustheid bestaat," zo redeneren zij. Maar als ge die factor toepast op een zeer groot aantal geboorten, dan is toch de uitkomst daarvan, dat een aanzienlijk groot aantal baby's straks (lichamelijk en/of geestelijk) gehandicapt zullen zijn. Over de gehele aarde gerekend, zijn da; ongeveer zesduizend nog ongeboren baby's. (Dr. Warren Weaver, voorzitter van de commissie voor erfelijke invloe den der radio-actieve straling van de Amerikaanse National Acade my of Sciences, in een verklaring voor een subcommissie van de Se naat in Washington.) „HET IS DUIDELIJK dat tegen de tijd, dat het wereldgemiddelde van strontium- concentratie in menselijke wezens drie percent van de „maximaal-toelaatbare dosis" bedraagt, er enige streken op aarde zullen zijn, waar de strontium-concentratie de grens van deze „maximaal-toelaatbare dosis" bereikt, of zelfs overschreden zal hebben." (Verklaring van de Federation of American Scientists van 25 okto ber 1956.) „OP DIT OGENBLIK kan de aanwezig heid van strontium-90 vastgesteld worden in ieder menselijk wezen, ongeacht zijn leeftijd of verblijfplaats." (Rapport van een vorsingsploeg van Columbia University van 8 februari 1957.) „HET IS TE verwachten dat de radio actieve neerslag enige schade, hoe licht misschien ook, zal veroorzaken aan de hui dige en de komende generaties. Schattin gen van het aantal individuen die in de loop van de tijd zulke schade zouden kunnen opdoen (vele generaties ingeval van erfe lijke beschadigingen) zijn hoog in absolute zin. Of zij als gering beschouwd worden in vergelijking tot de onvermijdelijke schade, veroorzaakt door spontane muta ties en de thans als noodzakelijk aanvaar de risico's van het leven, hangt af van de ethische en emotionele instelling van de individuele beoordelaar, zodat er omtrent deze vraag eerlijke meningsverschillen kunnen bestaan. Het is echter een feit, dat wij dood en verminking als uitvloeisels van vermijdbare ongevallen aanvaarden." (Rapport van de adviescommissie voor biologie en medicijnen van de Amerikaanse Commissie voor Atoomenergie van 19 oktober 1957. „ALS DE blootstellling aan radio-actieve straling ononderbroken voortduurt, zou het dertig tot vijftig generaties (ongeveer dui zend jaar) kunnen duren voordat de maxi male uitwerking bereikt wordt. Bij bloot stelling aan een enkele dosis zal het even veel, of wellicht minder generaties duren voor de gevolgen geheel verdwenen zullen zijn." (Rapport van de subcommissie voor radio-actieve straling van het Congres der Verenigde Staten, augustus 1957.) GRONINGEN, maart. Dit stuk je stuur ik u uit Groningen, waar ik een paar dagen moet verblijven. Hoewel zeker een van de aardigste provinciesteden van Nederland, is dit toch geen echt opwin dende stad. Persoonlijk vind ik deze tijd van het jaar het somberst van alle seizoe nen. Anderen klagen over de donkere da gen voor Kerstmis, zij zullen mij niet naast zich vinden. De zogenaamde donke re dagen van november zijn niet zo triest als die uitdrukking wel aangeeft. We zitten dan allemaal nog met de herinnering aan zon en zomer vrij vers in de herinnering en de winter lijkt nog wel mee te vallen. Dat we daarbij vergeten, dat het meestal pas in februari winter wordt en dat het haast normaal is om in november nog eens een middag op een terrasje te zitten, is menselijk. Dat alles hebben we nu niet. Het is echt winter. Ik ben haast vergeten hoe het voelt om in de zon te liggen niksen en buiten sneeuwt het. Buiten sneeutvt het in Gronin gen, dat vaal en goor ligt te bewijzen, dat het heus een stad is want in een dorp kan de sneeuw nog wel eens mooi zijn. Een uurtje geleden ben ik naar de Martini toren gaan kijken in de hoop, dat die een fraai beeld zou geven van de zogenaamde witte wade. Maar daar ivas het nu juist van afgewaaid. De stadsbussen van deze stad daarentegen, die een onbestemde, onaantrekkelijke kleur hebben zien er nu vuil-wit-bespat uit. Het ivas koud op het Martsinikerkhof en uit de steegjes er om heen kivam een kille, gemene wind de at mosfeer nog verder verkillen. Waarom is het toch, dat op een groot plein de wind nooit eerlijk uit de lucht komt, gewoon vlak over de grond en zo, maar altijd uit steegjes die men er toch volgens de weerkundigen niet direct aan sprakelijk voor kan stellen? In de bar van mijn hotel zitten wat za kenlieden en handelsreizigers, die er voor vandaag geen zin meer in hebben. Zij scheppen nu tegen elkaar op over de me thoden, die zij dit jaar weer hebben toege past om door hun superieuren tijdens het carnaval naar Zuid-Nederland te worden gestuurd en over de halsbrekende avontu ren, die zij daar voor zichzelf hebben ge arrangeerd. Eén van hen heb ik toevallig vorig jaar in Maastricht gezien, toen ik daar ivas om over het carnaval te schrij ven. Hij bleek een geboren sombere klein- tjes-koffie-drinker, die naar ander boven- Moerdijks gezelschap zoekt om. samen zuur te kunnen zijn over het Limburgse plezier. Ik kan me niet voorstellen, dat hij sindsdien ingrijpend gewijzigd is. Maar hij schept ook op. Blijkbaar heeft de helft van alle Maastrichtse schonen (en dat zijn er zéér velen) smekend om zijn gezelschap aan zijn voeten gelegen. Hij heeft hen zorgvuldig geselecteerd en is toen „de hort op gegaan". In gedachten zie ik hem, nuk kig „Okido" lezed, in zijn hotelbed liggen. Maar nu zijn ze dan allemaal weer in Groningen. Het is hier vervelend en ver van huis. Morgenochtend zullen ze alle maal alleen aan ontbijttaf eitjes zitten, Als er dan een opstaat, zeggen de anderen „goeie zaken" ze menen daar niets van en vragen om de rekening. Buiten zal het dan nog steeds wel sneeuwen. In hun kleine auto's moeten ze dan, zorgvuldig sturend, verder op reis. Honderden kilometers tus sen de besneeuwde klei door. Groningen, de stad, zijn ze dan weer even vergeten. Ik ook, hoop ik. Want echt, u behoeft me geen brieven te schrijven om me de attracties van Gro ningen in detail te onthullen. Ik weet het al. Maar dit is een trieste tijd van het jaar. Overal hoor ik weer dat sombere grapje van dertig jaar terug: „De zomer valt dit jaar op een dinsdag, heeft De Bilt gezegd". Dat is zó droevig en deze stad is zó onver makelijk, dat ik u er over wilde vertellen. Gedeelde droefenis is halve. En als de Groningse lezers van dit blad er op staan, dan zal ik er van de zomer nog eens heen gaan. Om te lachen. E. Romayn

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 15