GASTVROUWEN VAN DE WERELD ROLAND PETIT NEEMT REVANCHE EN MAUCLAIR VERGIST ZICH VCOIM HET IS ALLEMAAL BEL WAT DE KLOK SLAAT discaucz Voor de ZATERDAG 1 MAART 1958 Erbij PAGINA TWEE BIJ DE FOTO'S Vindt u zichzelf te klein? WEER BIJ HET TONEEL VROECE MACNOLIA'S G. Kromdijk EEN LEUK EXPERIMENT op mode gebied speelde zich deze week in Den Haag af. Twaalf leerlingen van de hoogste klas der mode-afdeling van de Haagse Acade mie voor Beeldende Kunsten hebben van een groot warenhuis in de binnenstad een keur van nieuwe voorjaars- en zomerstof fen ter leen gekregen, waarmee zij naar hartelust zelf aan het ontwerpen mochten gaan. De resultaten daarvan worden nu in de lunchroom van dit warenhuis door de leerlingen zelf „geshowd" en zij mochten er wezen: vlotte strandpakjes, die veelal gecombineerd worden met los se jakjes en griezelig-korte rokken, die met een brede band in de taille nauwslui tend beginnen en van onderen beivormig uitlopen. Erg practisch zijn deze krap om de knieën sluitende ballonrokken niet (fietsen erin is bijvoorbeeld vrijwel onmo gelijk), maar in modekringen is men er desondanks zeker van dat deze nieuwe lijn ook in ons land grif ingang zal vinden en dat het deze zomer bijna alles „bel" zal zijn wat de klok slaat. Onder de verwerk- te. nieuwe stoffen waren vooral rivoli-fi- bran, no-iron „raffia," Zwitsers militair poplin en Italiaanse „pura seta" favoriet; waarvan de laatstgenoemde (veredelde IN BRUSSEL WACHT ONS EEN CHARMANT WELKOM katoen, die door een speciale wijze van bewerking en dessinering vrijwel niet van natuurzijde te onderscheiden zijn) grote bijval oogstten. Om de rokken goed bol te laten staan, hadden de jotige ontwerp sters en ontwerpers hun modellen gevoerd met no-iron poplin of er lange, soepele ba leinen in verioerkt. Ook in de middag- en avondtoiletten, waarvan vele eveneens spoetnikachtig aandeden, waren veel raf finement en speelse fantasie verdiscon teerd. Hoogtepunt van de show was een demonstratie „mouleren": het op de pop De wekelijkse bespreking van nieuwe gram mofoonplaten is ditkeer aan werken van Johann Sebastian Bach gewijd: op Columbia ML 5060 speelt Glenn Gould de aria met dertig variaties (bekend als de Gold berg variaties) en op Capitol PBR 8354 vertolkt Agi Jambor zeven toccata's en vier fantasieën. Met een correct „Arrivederci signor" nam de kleine Gisèle afscheid van de architect uit Ravenna. Een paar uur lang had zij haar gast, rondgeleid over de modderige Heyzelvlakte en hem in vloeiend Italiaans nog wel alles verteld over voorgespannen beton, vrijdragende vlakken, zwaartepunten en soortgelijke ingewikkelde zaken. Zij moet doodmoe zijn geweest, maar toch was zij dadelijk bereid ons iets van haar interessante maar bijzonder zware taak te vertellen. „Eigenlijk doen wij alles," zei ze met een olijk glimlachje. „U kunt het zo gek niet bedenken, of wij weten raad. Als de we reldtentoonstelling straks op de zeventien de april haar poorten opent, zullen de ver wachte dertig miljoen bezoekers niet over gebrek aan service te klagen hebben." Gi sèle was het protoype van de „Fair-Hostes- ses" die nu al een vertrouwde verschijning zijn geworden in het stadsbeeld van Brus sel. Zij was in alle opzichten een waardig vertegenwoordigster van de tweehonderd entachtig meisjes, aan wie de bezoekers ongetwijfeld prettige herinneringen zullen bewaren. „De animo voor dit werk was enorm," ging zij opgewekt voort. „Uit heel België kwamen meer dan driehuizend sollicitaties. De meesten hebben de eerste strenge schif ting niet overleefd. Na het eerste toe latingsexamen bleven er twaalfhonderd vijftig over. Iets meer dan het zesde deel van :dit restje kreeg tenslotte de eervolle taak de gasten van "België op een waardige" en kundige manier te ontvangen." Gisèle is niet zonder reden trots op haar uitverkiezing. De examens en de testst die zij moest afleggen, waren bijzonder moei lijk. „Om te beginnen moesten wij natuurlijk volkomen vertrouwd zijn met het Frans en het Nederlands en daarnaast dienden wij ons in nog minstens een taal vlot te kun nen uitdrukken. Onze cheffin spreekt vijf talen. Ik zelf ben aardig thuis in het Ita liaans en het Spaans en ben als dochter van een bouwkundige goed op de hoogte van de architectonische vaktaal. Daarom werd ik aangewezen om die mijnheer uit Ravenna rond te leiden." Gisèle duwde een paar weerbarstige krullen onder haar hoedje. „Op het eerste examen werd onze algemene ontwikkeling aan de tand gevoeld. Wij moesten weten wie Bourguiba was; in welke stijl het raad huis van Leuven was gebouwd en hoeveel opera's Mozart had geschreven. Men vroeg ons wanneer de Titanic was vergaan, wat een gospelsong is en wanneer de draad loze telegrafie was uitgevonden. Gelukkig wist ik op de meeste vragen het juiste ant woord, anders zou ik nu dit uniform niet dragen." Daarbij is het echter niet gebleven. De tweehonderdentachtig meisjes die na de laatste selectie overbleven, hebben zich on der leiding van specialisten bekwaamd in geschiedenis, aardrijkskunde, kunst, econo mie, folklore, bewegingsleer enschoon heidsverzorging. Het Welkomstcomité dat de stoot heeft gegeven tot de oprichting van het hostes- senkorps, heeft voor dit typisch vrouwe lijke aspect een open oog gehad. De meis jes moesten hun zware taak ook met ple zier uitoefenen en daarom werd aan de kleding en het voorkomen van de gast vrouwen alle mogelijke zorg besteed. Een vooraanstaand couturier ontwierp het gra cieuze mantelpakje en het was Baron Moens de Fernig, de commissaris-generaal van de Wereldtentoonstelling in eigen per soon die de dieprode kleur koos. Bij meer dan een gelegenheid heeft hij de nadruk gelegd op de charme van de Bel gische gastvrouwen en zijn streven is met succes bekroond. De meisjes weten niet alleen alles wat er van de Wereldtentoon stelling te weten is: ook als mensen maken zij een bijzonder prettige indruk. „Maar daarvoor hebben zij ons ook gron dig laten studeren," vervolgde Gisèle. „In een vooraanstaande schoonheidssalon zijn wij stuk voor stuk onder de loupe geno men en hebben wij geleerd, van welke make up wij het meeste plezier zouden voor spiegels geoefend. De schoonheids hebben. Urenlang hebben wij op elkaar en verzorging en de bewegingsleer vinden wij de leukste vakken van onze opleiding." Op het toch al overladen programma hebben turn- en gymnastieklessen niet Geheel boven: de gastvrouwen van de wereldtentoonstelling zijn al vertrouw de verschijningen in het Brussels stadsbeeld. Vervolgens: vijf van de honderdentach tig „f air-hostesses". Tenslotte: gracieus lopen met de stok. of op levend model ontwerpen van een ja pon met een of twee lappen stof van zes a acht meter, die niet verknipt mogen wor den. De mouleersters (of is het mouleu- ses?) moeten dus alle beschikbare stof in het model verwerken door opspelden, dra peren en wegplooien. Hoe handig zij daar in waren toont ons plaatje, waarin een der modekoninginnen-in-spe op een klasgeno te een zomerjurk ontwerpt: een bezigheid, die haar welgeteld vier minuten kostte. Hoewel het werkelijk niet zo erg is, klein van postuur te zijn, komt het voor, dat er dames zijn die graag een paar centimeter „toevoegen" aan hun lengte. In de eerste plaats denken wij aan een hogere hak. Maar hier moet men voorzich tig zijn, want overdrijving van de hak- hoogte kan nooit een elegante loop tot ge volg hebben. Er bestaan trouwens tal van andere foef jes, die een verlengende indruk geven, zon der speciaal op te vallen. Eén daarvan is een rechte knoopsluiting, midden op man tel of japon. Vooral geen a-symmetrische grapjes, die een verbredende werking heb- ,ben. Voorts kleine, lage kragen en zoveel mogelijk v-vormige decollettés. Geen al te wijde rok bij een avondtoilet. Rechte mouwen, weinig of geen manchetten. Ook opvallende schouderpassen of inzet- stukken rond de taille zijn taboe. Rijk gedrapeerde ceintuurs werken ook tegen in het streven naar meer lengte. Wanneer u een japon past, wandel dan van en naar de spiegel toe, opdat u zelf het verlengende effect kunt controleren. Een paar centimeters te veel of te weinig aan de zoom kunnen immers alles bederven. De grootmoeder van Prins Rainier van Monaco heeft met groot succes haar toneelcarrière hervat. Ghislaine, de acht envijftigjarige vrouw van Rainier's grootvader Louis II, kreeg veel applaus voor de vertolking van haar rol in het nieu we toneelstuk „Mevrouw april", dat dezer dagen in Nice in première is gegaan. De vrouw, die in 1946 Prinses Ghislaine van Monaco werd toen zij huwde met Prins Louis II (daarvoor was zij Marie Frangoise Demanget) zegt dat zij het nietsdoen moe is. Prins Louis II, Rainier's voorganger op de troon van Moraco, overleed in 1949. Ghislaine, de enige naam die zij thans gebruikt, zei, dat zij aan Rainier toestem ming had gevraagd alvorens haar toneel carrière te hervatten, welke zij een dozijn jaren geleden onderbroken had. DE HERONTDEKKING van het werk van J. S. Bach, in de vorige eeuw be gonnen met de uitvoering in 1829 onder Mendelssohn's leiding van de Matthaus- Passion, had plaats in een tijd die zich wel in een geheel andere klanksfeer be woog dan die welke men aanduidt met iiet begrip „muzikale barok". Een van de gevolgen daarvan was, dat Bach's oeuvre voor toetsinstrumenten in han den van de pianisten kwam en alge mene verspreiding kreeg op een instru ment, dat Bach slechts in zijn primi tiefste staat gekend heeft. Vermoede lijk heeft hij daarvoor zelfs nooit een noot geschreven. De hieruit voort vloeiende controverse speelde zich aan vankelijk af tussen de opportunisten en de puristen. De eerste groep was van mening, dat de middelen door het doel gehei ligd werden en dat men van de be staande muzikale situatie moest uit gaan om Bach zo spoedig mogelijk in gang te doen vinden. Daartegenover stelden zich de voorstanders der abso lute auhenticiteit, die zich met weten schappelijke ijver op onderzoek inzake stijlgetrouwheid van uitvoeringswijze toelegden. Aanvankelijk kende men slechts het eerste, onhistorische stand punt. Nog in het eerste kwart van onze eeuw maakte een Bach-speler als Bu- soni furore met transcripties van or gelstukken op de piano. In zuidelijker lhnden kan een pianist met deze be- bcwerkingen, die uitmunten door een ruisend-pompeuze klank, trouwens nog wel eens succes hebben. Inmiddels is onze gevoeligheid voor de kunst van Bach toch wel heel anders gericht en dit is zeker een gevolg van het streven der historisch georiënteerden. waardoor allereerst het oorspronkelijke instru mentarium van Bach's tijd, dus ook het clavecimbel, weer als volwaardige speeltuigen werden erkend. Dit heeft mede tot gevolg gehad dat alle moge lijke bewerkingen en stijlvervalsingen geleidelijk tot het verleden zijn gaan behoren. (Al is een populair pianostuk als „Jesu, joy of men's desiring" een Bach-essence dan essentie van Bach). De piano is echter als uitvoerend me dium niet geheel van het terrein ver drongen en dit houdt mijns inziens ver band met de betekenis die de muziek van Bach voor onze generatie heeft. Hierbij speelt namelijk de kwestie der klankkleur een rol, die ondergeschikt is aan de meer fundamentele waarden van beweging in ruimte en tijd (melodie en ritme). De talloze woningen waarin de zes Brandenburgse concerten en de vier orkestsuites tot het klinkend meu bilair behoren, bewijzen dat Bach een functie heeft voor onze binnenhuisde coratie, omdat hij de behoefte vervult van epp bewegend lijnenspel, met een armzalig woord „abstract" genoemd, dat vrijblijvend is maar zich laat laden met alle spanningen en aldus weer elektri serend op ons terugwerkt. Bach is, in het kort gezegd, de componist wiens muziek het sterkst met onze eigen le venssfeer verweven is en van daaruit moet men dan ook het feit beschouwen dat, naast de historisch uiteraard meer verantwoordde interpretaties op clave cimbel, zijn klavierwerken afgezien van het oeuvre voor orgel meesten tijds op het toetsinstrument van onze tijd worden gespeeld en beluisteid. En dat dit met aanmerkelijk meer respect voor de tekst en aandacht voor het de tail geschiedt dan vroeger, is mede te danken aan de zuiverder invloed van het onderzoek „aan de bron". DEZE WAT UITVOERIGE inleiding diene allereerst ter aankondiging van een door Columbia uitgebrachte opname van de Goldbergvariaties door de drie ëntwintigjarige Canadese pianist Glenn Gould, een meester op zijn instrument, dat hij bespeelt met alle denkbare schakeringen in de aanslag tussen „le gato" en „staccato". Daarbij is het dui delijk dat hij een volledige innerlijke voorstelling heeft van de muziek die hij speelt, hetgeen hem in staat stelt iedere noot van tevoren op de juiste manier te „timen" en te kleuren. De conversatie der stemmen, bij Bach het meest we zenlijke element in de interpretatie, heb ik nog nooit op één instrument zo be heerst horen voeren. Al naar de be tekenis van hun muzikale rol schuift Gould de acteurs naar het eerste, twee de of derde plan en het resultaat van deze voortdurende plaatsveranderingen dit „opkomen" en „afgaan" is in al zijn subtiliteit buitengewoon boeiend. Vergeleken hierbij is de uitvoering die de Hongaars-Amerikaanse pianiste Agi Jambor geeft van de zeven toc cata's en vier fantasieën van Bach aan merkelijk vlakker. Deze pianiste (die voor Capitol ook opnamen maakte van de zes partita's, de Chromatische Fan tasie en Fuga, het „Italiaans Concert" enzovoorts) heeft een minder genuan ceerd toucher dan Gould, hetgeen haar interpretatie iets rechtlijnigs geeft. Daarbij komt dat de toccata's, die alle uit Bach's jongere jaren dateren, be paald niet uitsluitend muziek van het hoogste niveau bevatten. Er is heel wat leeg passagewerk bij, dat zich binnen de formules van die tijd afspeelt. Voor vurige Bach-adepten (en hun aantal is niet gering tegenwoordig) zijn echter ook deze twee platen, voorzien van een uitvoerige inleiding door de Bach-ex- pert prof. Karl Geiringer schrijver van het rijk gedocumenteerde werk „Hun naam was Bach" de moeite waard. Ondanks het genoemd voor behoud getuigt het spel van de pianiste van besef voor de structuur van deze muziek, al weet zij ons dit misschien niet zo duidelijk voor te toveren als Gould in de Goldbergvariaties. Sas Bunge Magnolia's bloeien al vroeg in het voor jaar en sommige in de voorzomer. Het zijn algemeen bekende sierheesters, die soms tot kleine bomen kunnen opgroeien. On juist is het ze tulpenboom te noemen. De echte tulpenboom is Liriodendron tuli- pifera, een hoog opgroeiende boom, die voor kleine tuintjes niet in aanmerking kan komen. Magnolia's kan men bestellen met grote en met kleine bloemen; de rose en witte kleuren worden het meest ge vraagd. Ze verlangen een veenachtige grondsoort. Als u wat heidegrond in het plantgat kan werken verdient dat aanbe veling. Sommige soorten bloeien zo vroeg in het voorjaar, dat de open bloemen wel eens last van de vorst hebben; ze kleuren dan bruin. U moet daarom voor een beschut te standplaats zorgen en eigenlijk zo, dat de ochtendzon de open bloemen niet kan bereiken. Snoeien is vrijwel niet nodig; groeit de struik op den duur wat breed uit dan kunt u enkele van die ver uitstekende takken wegnemen, maar doe dat dan di rect na de bloei en in geen geval vlak voor die tijd. ontbroken. Onder de critische blikken van een leraar hebben de meisjes geleerd hoe zij moesten lopen; hoe zij correct dienden te zitten; hoe zij hun houding moesten verbeteren en hoe zij trappen op en af moesten gaan. Dikwijls waren zij aan het einde van de dag geradbraakt maar zij begrepen, dat alleen een hostess in perfecte lichamelijke conditie tegen de vermoeienissen van hun gastvrouwe lijke taak bestand kon zijn. En daarom hebben zij geturnd, lenigheidsoefenin gen gedaan, op de tenen gelopen, met een stok achter de schouders gemar cheerd, in looppas gelopen, een ballet school bezocht „En toen alle stoomcursussen met succes waren doorlopen, werd ons de discipline van ons vak nog eens onder het oog ge bracht. Bij een correct optreden hoort: niet roken, geen kauwgum kauwen, geen ju welen dragen en geen uitdagende make up gebruiken." En goede gastvrouw zal haar hoedje niet afzetten en haar handschoenen niet uit trekken. Zij zal geen alcohol drinken en altijd afstand bewaren van de bezoekers, die een beroep doen op haar bijna encyclo pedische kennis. Wat dat betreft behoeven gasten met amoureuze neigingen zich geen enkele illusie te maken. Wie zo'n charman te ambassadrice na afloop van de dag zou uitnodigen tot een bezoek aan de kermis, zal gegarandeerd van een koude kermis thuiskomen. Wie straks met Gisèle en haar mede gastvrouwen kennis wil maken, behoeft niet ver te zoeken. Zij verwelkomen de vreemdeling op alle grensposten, op de stations, de vliegvelden, het unieke lo- giesbureau en natuurlijk ook op de exposi tie zelf. Met engelengeduld zullen zij op alle verstandige en domme vragen ant woord geven en zelfs wanneer u weten wilt wanneer het eerste vliegtuig naar Bei roet vertrekt, zullen zij u aan de gewenste gegevens helpen. „Wij weten natuurlijk niet alles," beken de Gisèle openhartig. „Maar er is een ver nuftig systeem ontworpen dat ons in staat stelt in de meeste gevallen de antwoorden op de meest onwaarschijnlijke vragen te verstrekken.Want wij stellen er als gast vrouwen een eer in de buitenlander al dadelijk bij zijn aankomst het gevoel te geven dat hij werkelijk welkom is. Alleen kunnen wij hem niet beloven dat wij hem persoonlijk over de tentoonstellingsterrei nen rond zullen leiden. Bij een verwacht bezoek van honderdduizenden vreemdelin gen per dag zou dat ook onbegonnen werk zijn. Wij zullen daarom voorlopig alleen als gids worden toegevoegd aan de BBB's". „Hoe zegt u?" „De Bijzonder Belangrijke Bezoekers," verduidelijkte Gisèle lachend. Wij konden op dat moment de gelukki gen die tot deze categorie behoorden, alleen maar benqden. Maar ook degenen die niet tot de maatschappelijke topklasse worden gerekend, kunr.en er zeker van zijn dat de gastvrouwen van de wereld zich ook tegen over gewone mensen voortreffelijk van hun taak zullen kwijten. (Van onze correspondent in Parijs HOEWEL het Parijse seizoen tot op dit moment in de zone van het toneel nog vrijwel niets belangrijks heeft opgeleverd en in de muzikale sector - met uitzonde ring van een sympathiek en interessant concert van de blinde Duitse componist Wolfgang Teuscher - nauwelijks meer, in het domein van de dans kan de verheu gende terugkeer worden gemeld van Ro land Petit, aan het hoofd van een troep, waarmee hij tot zijn vroegere formule is teruggekeerd. De drie gebieden mogen hier in vogelvlucht worden overschouwd om de lezer ten naastebij een indruk te kunnen geven van de uithuizigheden, die in Parijs te beleven zijn. DE PREMIèRES der voornaamste trek pleisters hebben tot dusver als opgemerkt nog geen sensaties voortgebracht. Over Marcel Aymé's persiflage op Amerika „La Mouche Bleue" heb ik in een vori ge toneelbrief al mogen berichten. Sedert dien hebben de verdere grote en klinken de namen nog verstek laten gaan. De avantgardist Arthur Adamov, die zich een jaar of wat geleden met zijn „ping-Pong" een nauwe geestverwant van Ionesco en Beckett toonde, is echter omgezwaaid naar een meer „geëngageerde" uitdrukkings vorm van toneel door zich als een volge ling van Bert Brechts sociale aanklacht theater te ontpoppen. Zijn „Paolo-Paolo" vertoont in opzet en constructie wel ge lijkenis met „De Kaukasische Krijt- kring" van Brecht. Ook hier wordt in een reeks (van twaalf) tableaus, die nauwe lijks door een intrige worden verbonden, een beeld geprojecteerd van een kleine groep mensen tegen de achtergrond van de maatschappelijke en politieke gebeur tenissen van hun tijd. Die tijd is hier het Franse belle époque, waarvan de schrij ver wilde aantonen dat achter al het glin sterende goud en de uitbundige weelde en de patriottische frasen over Frankrijks macht en glorie, transacties van nogal grof geschut verborgen werden. Die de monstratie wordt door Adamov geleverd aan de hand van projectiebeelden van voormalige roemruchte staatslieden en veldheren en citaten uit hun redevoerin gen en proclamaties, waardoor de tafre- len uit de kantoren en de binnenhuizen worden afgewisseld. Het procédé, zoals het hier gevolgd wordt, is zeker niet van ori ginaliteit gespeend, maar de langdurig heid en dientengevolge de nadrukkelijk heid van de operatie, gevoegd bij het ge ringe reliëf dat Adamov zijn personages weet te geven, stempelen tezamen dit tijdsbeeld toch maar tot een dramatisch experiment waarvan het effect beschei den blijft. Het scheppen van een tijdsbeeld," in dit geval dan een karikatuur, is ook het doel geweest dat de begaafde regisseur Jacques Mauclair die men in het laatste Hol land Festival in „De Stoelen" van Iones co kon bewonderen zich met „Oncle Otto" voor ogen had gesteld. Hiermee de buteerde hij nu dus als auteur. Geen ge lukkig debuut. Mauclair heeft het naoor logse Duitsland op de korrel willen nemen en in een gezin, waarvan papa, ondanks alle moeite, maar steeds niet door zijn denazificatie-examen kan komen, introdu ceert hij een verfomfaaide landloper, waarin alleen de familie rond de nationa le zuurkool de voormalige Führer niét her kent. Omdat al die „goede Duitsers" dat verleden van een paar jaren geleden nu eenmaal allang weer zijn vergeten. De onderduiker, die door het gezinshoofd als oom Otto uit Berlijn wordt voorgesteld, weet zich met allerlei huiselijke karweitjes nog wel verdienstelijk te maken en zo loopt het verhaal dan voort, terwijl de woordspelingen en andere grapjes bijna stuk voor stuk in het water vallen als klap op de vuurpijl volgt de ontknoping, waar bij blijkt dat de oom Hitier toch weer niét was, maar een Britse spion, die des vaders intiemste gedachten omtrent de de mocratische regeringsvorm achterhalen moest. Ook al geen voltreffer dit stuk dus, ofschoon Mauclair zichzelf dan ook gelegenheid kon geven een griezelig-gelij- kende Adolf op de planken te zetten met al zijn tics en hysterische explosies. Maar in het vervolg deed Mauclair er, dunkt ons, toch beter aan zich alleen aan de regie en het acteren te houden, want daar zijn zijn talenten zeker niet aan discussie on derhevig. DE MEEST VERHEUGENDE gebeur tenis van het Parijse seizoen is tot op he den toch wel geweest de wederverschij ning van Roland Petit en zijn balletgroep in een programma, dat naast „Car men" drie nieuwe aanwinsten op mu- zieken van Marius Constant, Darius Mil- haud en Jean Francaix vermeldde. De geïnteresseerde lezer zal zich herinne ren dat de jonge Franse choreograaf de laatste jaren werd geobsedeerd door het denkbeeld de klassieke danskunst met aan de Amerikaanse Broadway-shows ont leende elementen te regeneren, een stre ven dat in 1946 beslist géén succes was gebleken. Petit heeft het roer nu weer ra dicaal omgeworpen of beter terugge wend. De drie nieuwe stukken zijn dan ook ontsproten aan een bron van inspiratie, die al eerder werken als „Le Loup" en „Les demoiselles de la nuit" had voortge bracht. En een niet minder blijde rentrée heeft daarbij Renée (ZiZi) Jeanmaire ge maakt, die samen met haar echtgenoot in „La rose des Vents", naar een Bretonse legende, gelegenheid kreeg opnieuw te bewijzen welk een fenomenale danseres in de gevierde revuester verloren dreigde te gaan. i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 16