GASTVROUWEN VAN DE WERELD
ROLAND PETIT NEEMT REVANCHE
EN MAUCLAIR VERGIST ZICH
VCOIM
HET IS ALLEMAAL BEL WAT DE KLOK SLAAT
discaucz
Voor de
ZATERDAG 1 MAART 1958
Erbij
PAGINA TWEE
BIJ DE FOTO'S
Vindt u zichzelf te klein?
WEER BIJ HET TONEEL
VROECE MACNOLIA'S
G. Kromdijk
EEN LEUK EXPERIMENT op mode
gebied speelde zich deze week in Den Haag
af. Twaalf leerlingen van de hoogste klas
der mode-afdeling van de Haagse Acade
mie voor Beeldende Kunsten hebben van
een groot warenhuis in de binnenstad een
keur van nieuwe voorjaars- en zomerstof
fen ter leen gekregen, waarmee zij naar
hartelust zelf aan het ontwerpen mochten
gaan. De resultaten daarvan worden nu
in de lunchroom van dit warenhuis door
de leerlingen zelf „geshowd" en zij
mochten er wezen: vlotte strandpakjes,
die veelal gecombineerd worden met los
se jakjes en griezelig-korte rokken, die
met een brede band in de taille nauwslui
tend beginnen en van onderen beivormig
uitlopen. Erg practisch zijn deze krap
om de knieën sluitende ballonrokken niet
(fietsen erin is bijvoorbeeld vrijwel onmo
gelijk), maar in modekringen is men er
desondanks zeker van dat deze nieuwe lijn
ook in ons land grif ingang zal vinden en
dat het deze zomer bijna alles „bel" zal
zijn wat de klok slaat. Onder de verwerk-
te. nieuwe stoffen waren vooral rivoli-fi-
bran, no-iron „raffia," Zwitsers militair
poplin en Italiaanse „pura seta" favoriet;
waarvan de laatstgenoemde (veredelde
IN BRUSSEL
WACHT ONS EEN
CHARMANT WELKOM
katoen, die door een speciale wijze van
bewerking en dessinering vrijwel niet van
natuurzijde te onderscheiden zijn) grote
bijval oogstten. Om de rokken goed bol
te laten staan, hadden de jotige ontwerp
sters en ontwerpers hun modellen gevoerd
met no-iron poplin of er lange, soepele ba
leinen in verioerkt. Ook in de middag- en
avondtoiletten, waarvan vele eveneens
spoetnikachtig aandeden, waren veel raf
finement en speelse fantasie verdiscon
teerd. Hoogtepunt van de show was een
demonstratie „mouleren": het op de pop
De wekelijkse bespreking van nieuwe gram
mofoonplaten is ditkeer aan werken van
Johann Sebastian Bach gewijd: op Columbia
ML 5060 speelt Glenn Gould de aria met dertig
variaties (bekend als de Gold berg variaties)
en op Capitol PBR 8354 vertolkt Agi Jambor
zeven toccata's en vier fantasieën.
Met een correct „Arrivederci signor"
nam de kleine Gisèle afscheid van de
architect uit Ravenna. Een paar uur lang
had zij haar gast, rondgeleid over de
modderige Heyzelvlakte en hem in
vloeiend Italiaans nog wel alles verteld
over voorgespannen beton, vrijdragende
vlakken, zwaartepunten en soortgelijke
ingewikkelde zaken. Zij moet doodmoe
zijn geweest, maar toch was zij dadelijk
bereid ons iets van haar interessante
maar bijzonder zware taak te vertellen.
„Eigenlijk doen wij alles," zei ze met een
olijk glimlachje. „U kunt het zo gek niet
bedenken, of wij weten raad. Als de we
reldtentoonstelling straks op de zeventien
de april haar poorten opent, zullen de ver
wachte dertig miljoen bezoekers niet over
gebrek aan service te klagen hebben." Gi
sèle was het protoype van de „Fair-Hostes-
ses" die nu al een vertrouwde verschijning
zijn geworden in het stadsbeeld van Brus
sel. Zij was in alle opzichten een waardig
vertegenwoordigster van de tweehonderd
entachtig meisjes, aan wie de bezoekers
ongetwijfeld prettige herinneringen zullen
bewaren.
„De animo voor dit werk was enorm,"
ging zij opgewekt voort. „Uit heel België
kwamen meer dan driehuizend sollicitaties.
De meesten hebben de eerste strenge schif
ting niet overleefd. Na het eerste toe
latingsexamen bleven er twaalfhonderd
vijftig over. Iets meer dan het zesde deel
van :dit restje kreeg tenslotte de eervolle
taak de gasten van "België op een waardige"
en kundige manier te ontvangen."
Gisèle is niet zonder reden trots op haar
uitverkiezing. De examens en de testst die
zij moest afleggen, waren bijzonder moei
lijk.
„Om te beginnen moesten wij natuurlijk
volkomen vertrouwd zijn met het Frans en
het Nederlands en daarnaast dienden wij
ons in nog minstens een taal vlot te kun
nen uitdrukken. Onze cheffin spreekt vijf
talen. Ik zelf ben aardig thuis in het Ita
liaans en het Spaans en ben als dochter
van een bouwkundige goed op de hoogte
van de architectonische vaktaal. Daarom
werd ik aangewezen om die mijnheer uit
Ravenna rond te leiden."
Gisèle duwde een paar weerbarstige
krullen onder haar hoedje. „Op het eerste
examen werd onze algemene ontwikkeling
aan de tand gevoeld. Wij moesten weten
wie Bourguiba was; in welke stijl het raad
huis van Leuven was gebouwd en hoeveel
opera's Mozart had geschreven. Men vroeg
ons wanneer de Titanic was vergaan, wat
een gospelsong is en wanneer de draad
loze telegrafie was uitgevonden. Gelukkig
wist ik op de meeste vragen het juiste ant
woord, anders zou ik nu dit uniform niet
dragen."
Daarbij is het echter niet gebleven. De
tweehonderdentachtig meisjes die na de
laatste selectie overbleven, hebben zich on
der leiding van specialisten bekwaamd in
geschiedenis, aardrijkskunde, kunst, econo
mie, folklore, bewegingsleer enschoon
heidsverzorging.
Het Welkomstcomité dat de stoot heeft
gegeven tot de oprichting van het hostes-
senkorps, heeft voor dit typisch vrouwe
lijke aspect een open oog gehad. De meis
jes moesten hun zware taak ook met ple
zier uitoefenen en daarom werd aan de
kleding en het voorkomen van de gast
vrouwen alle mogelijke zorg besteed. Een
vooraanstaand couturier ontwierp het gra
cieuze mantelpakje en het was Baron
Moens de Fernig, de commissaris-generaal
van de Wereldtentoonstelling in eigen per
soon die de dieprode kleur koos.
Bij meer dan een gelegenheid heeft hij de
nadruk gelegd op de charme van de Bel
gische gastvrouwen en zijn streven is met
succes bekroond. De meisjes weten niet
alleen alles wat er van de Wereldtentoon
stelling te weten is: ook als mensen maken
zij een bijzonder prettige indruk.
„Maar daarvoor hebben zij ons ook gron
dig laten studeren," vervolgde Gisèle. „In
een vooraanstaande schoonheidssalon zijn
wij stuk voor stuk onder de loupe geno
men en hebben wij geleerd, van welke
make up wij het meeste plezier zouden
voor spiegels geoefend. De schoonheids
hebben. Urenlang hebben wij op elkaar en
verzorging en de bewegingsleer vinden wij
de leukste vakken van onze opleiding."
Op het toch al overladen programma
hebben turn- en gymnastieklessen niet
Geheel boven: de gastvrouwen van de
wereldtentoonstelling zijn al vertrouw
de verschijningen in het Brussels
stadsbeeld.
Vervolgens: vijf van de honderdentach
tig „f air-hostesses".
Tenslotte: gracieus lopen met de stok.
of op levend model ontwerpen van een ja
pon met een of twee lappen stof van zes
a acht meter, die niet verknipt mogen wor
den. De mouleersters (of is het mouleu-
ses?) moeten dus alle beschikbare stof in
het model verwerken door opspelden, dra
peren en wegplooien. Hoe handig zij daar
in waren toont ons plaatje, waarin een der
modekoninginnen-in-spe op een klasgeno
te een zomerjurk ontwerpt: een bezigheid,
die haar welgeteld vier minuten kostte.
Hoewel het werkelijk niet zo erg is, klein
van postuur te zijn, komt het voor, dat er
dames zijn die graag een paar centimeter
„toevoegen" aan hun lengte.
In de eerste plaats denken wij aan een
hogere hak. Maar hier moet men voorzich
tig zijn, want overdrijving van de hak-
hoogte kan nooit een elegante loop tot ge
volg hebben.
Er bestaan trouwens tal van andere foef
jes, die een verlengende indruk geven, zon
der speciaal op te vallen. Eén daarvan is
een rechte knoopsluiting, midden op man
tel of japon. Vooral geen a-symmetrische
grapjes, die een verbredende werking heb-
,ben. Voorts kleine, lage kragen en zoveel
mogelijk v-vormige decollettés. Geen al
te wijde rok bij een avondtoilet. Rechte
mouwen, weinig of geen manchetten.
Ook opvallende schouderpassen of inzet-
stukken rond de taille zijn taboe.
Rijk gedrapeerde ceintuurs werken ook
tegen in het streven naar meer lengte.
Wanneer u een japon past, wandel dan
van en naar de spiegel toe, opdat u zelf het
verlengende effect kunt controleren. Een
paar centimeters te veel of te weinig aan
de zoom kunnen immers alles bederven.
De grootmoeder van Prins Rainier van
Monaco heeft met groot succes haar
toneelcarrière hervat. Ghislaine, de acht
envijftigjarige vrouw van Rainier's
grootvader Louis II, kreeg veel applaus
voor de vertolking van haar rol in het nieu
we toneelstuk „Mevrouw april", dat dezer
dagen in Nice in première is gegaan. De
vrouw, die in 1946 Prinses Ghislaine van
Monaco werd toen zij huwde met Prins
Louis II (daarvoor was zij Marie Frangoise
Demanget) zegt dat zij het nietsdoen moe
is. Prins Louis II, Rainier's voorganger op
de troon van Moraco, overleed in 1949.
Ghislaine, de enige naam die zij thans
gebruikt, zei, dat zij aan Rainier toestem
ming had gevraagd alvorens haar toneel
carrière te hervatten, welke zij een dozijn
jaren geleden onderbroken had.
DE HERONTDEKKING van het werk
van J. S. Bach, in de vorige eeuw be
gonnen met de uitvoering in 1829 onder
Mendelssohn's leiding van de Matthaus-
Passion, had plaats in een tijd die zich
wel in een geheel andere klanksfeer be
woog dan die welke men aanduidt met
iiet begrip „muzikale barok". Een van de
gevolgen daarvan was, dat Bach's
oeuvre voor toetsinstrumenten in han
den van de pianisten kwam en alge
mene verspreiding kreeg op een instru
ment, dat Bach slechts in zijn primi
tiefste staat gekend heeft. Vermoede
lijk heeft hij daarvoor zelfs nooit een
noot geschreven. De hieruit voort
vloeiende controverse speelde zich aan
vankelijk af tussen de opportunisten en
de puristen.
De eerste groep was van mening,
dat de middelen door het doel gehei
ligd werden en dat men van de be
staande muzikale situatie moest uit
gaan om Bach zo spoedig mogelijk in
gang te doen vinden. Daartegenover
stelden zich de voorstanders der abso
lute auhenticiteit, die zich met weten
schappelijke ijver op onderzoek inzake
stijlgetrouwheid van uitvoeringswijze
toelegden. Aanvankelijk kende men
slechts het eerste, onhistorische stand
punt. Nog in het eerste kwart van onze
eeuw maakte een Bach-speler als Bu-
soni furore met transcripties van or
gelstukken op de piano. In zuidelijker
lhnden kan een pianist met deze be-
bcwerkingen, die uitmunten door een
ruisend-pompeuze klank, trouwens nog
wel eens succes hebben. Inmiddels is
onze gevoeligheid voor de kunst van
Bach toch wel heel anders gericht en
dit is zeker een gevolg van het streven
der historisch georiënteerden. waardoor
allereerst het oorspronkelijke instru
mentarium van Bach's tijd, dus ook het
clavecimbel, weer als volwaardige
speeltuigen werden erkend. Dit heeft
mede tot gevolg gehad dat alle moge
lijke bewerkingen en stijlvervalsingen
geleidelijk tot het verleden zijn gaan
behoren. (Al is een populair pianostuk
als „Jesu, joy of men's desiring" een
Bach-essence dan essentie van Bach).
De piano is echter als uitvoerend me
dium niet geheel van het terrein ver
drongen en dit houdt mijns inziens ver
band met de betekenis die de muziek
van Bach voor onze generatie heeft.
Hierbij speelt namelijk de kwestie der
klankkleur een rol, die ondergeschikt
is aan de meer fundamentele waarden
van beweging in ruimte en tijd (melodie
en ritme). De talloze woningen waarin
de zes Brandenburgse concerten en de
vier orkestsuites tot het klinkend meu
bilair behoren, bewijzen dat Bach een
functie heeft voor onze binnenhuisde
coratie, omdat hij de behoefte vervult
van epp bewegend lijnenspel, met een
armzalig woord „abstract" genoemd, dat
vrijblijvend is maar zich laat laden met
alle spanningen en aldus weer elektri
serend op ons terugwerkt. Bach is, in
het kort gezegd, de componist wiens
muziek het sterkst met onze eigen le
venssfeer verweven is en van daaruit
moet men dan ook het feit beschouwen
dat, naast de historisch uiteraard meer
verantwoordde interpretaties op clave
cimbel, zijn klavierwerken afgezien
van het oeuvre voor orgel meesten
tijds op het toetsinstrument van onze
tijd worden gespeeld en beluisteid. En
dat dit met aanmerkelijk meer respect
voor de tekst en aandacht voor het de
tail geschiedt dan vroeger, is mede te
danken aan de zuiverder invloed van
het onderzoek „aan de bron".
DEZE WAT UITVOERIGE inleiding
diene allereerst ter aankondiging van
een door Columbia uitgebrachte opname
van de Goldbergvariaties door de drie
ëntwintigjarige Canadese pianist Glenn
Gould, een meester op zijn instrument,
dat hij bespeelt met alle denkbare
schakeringen in de aanslag tussen „le
gato" en „staccato". Daarbij is het dui
delijk dat hij een volledige innerlijke
voorstelling heeft van de muziek die hij
speelt, hetgeen hem in staat stelt iedere
noot van tevoren op de juiste manier
te „timen" en te kleuren. De conversatie
der stemmen, bij Bach het meest we
zenlijke element in de interpretatie, heb
ik nog nooit op één instrument zo be
heerst horen voeren. Al naar de be
tekenis van hun muzikale rol schuift
Gould de acteurs naar het eerste, twee
de of derde plan en het resultaat van
deze voortdurende plaatsveranderingen
dit „opkomen" en „afgaan" is in
al zijn subtiliteit buitengewoon boeiend.
Vergeleken hierbij is de uitvoering
die de Hongaars-Amerikaanse pianiste
Agi Jambor geeft van de zeven toc
cata's en vier fantasieën van Bach aan
merkelijk vlakker. Deze pianiste (die
voor Capitol ook opnamen maakte van
de zes partita's, de Chromatische Fan
tasie en Fuga, het „Italiaans Concert"
enzovoorts) heeft een minder genuan
ceerd toucher dan Gould, hetgeen haar
interpretatie iets rechtlijnigs geeft.
Daarbij komt dat de toccata's, die alle
uit Bach's jongere jaren dateren, be
paald niet uitsluitend muziek van het
hoogste niveau bevatten. Er is heel wat
leeg passagewerk bij, dat zich binnen
de formules van die tijd afspeelt. Voor
vurige Bach-adepten (en hun aantal
is niet gering tegenwoordig) zijn echter
ook deze twee platen, voorzien van een
uitvoerige inleiding door de Bach-ex-
pert prof. Karl Geiringer schrijver
van het rijk gedocumenteerde werk
„Hun naam was Bach" de moeite
waard. Ondanks het genoemd voor
behoud getuigt het spel van de pianiste
van besef voor de structuur van deze
muziek, al weet zij ons dit misschien
niet zo duidelijk voor te toveren als
Gould in de Goldbergvariaties.
Sas Bunge
Magnolia's bloeien al vroeg in het voor
jaar en sommige in de voorzomer. Het zijn
algemeen bekende sierheesters, die soms
tot kleine bomen kunnen opgroeien. On
juist is het ze tulpenboom te noemen.
De echte tulpenboom is Liriodendron tuli-
pifera, een hoog opgroeiende boom, die
voor kleine tuintjes niet in aanmerking
kan komen. Magnolia's kan men bestellen
met grote en met kleine bloemen; de rose
en witte kleuren worden het meest ge
vraagd. Ze verlangen een veenachtige
grondsoort. Als u wat heidegrond in het
plantgat kan werken verdient dat aanbe
veling.
Sommige soorten bloeien zo vroeg in het
voorjaar, dat de open bloemen wel eens
last van de vorst hebben; ze kleuren dan
bruin. U moet daarom voor een beschut
te standplaats zorgen en eigenlijk zo, dat
de ochtendzon de open bloemen niet kan
bereiken. Snoeien is vrijwel niet nodig;
groeit de struik op den duur wat breed uit
dan kunt u enkele van die ver uitstekende
takken wegnemen, maar doe dat dan di
rect na de bloei en in geen geval vlak voor
die tijd.
ontbroken. Onder de critische blikken
van een leraar hebben de meisjes geleerd
hoe zij moesten lopen; hoe zij correct
dienden te zitten; hoe zij hun houding
moesten verbeteren en hoe zij trappen
op en af moesten gaan. Dikwijls waren
zij aan het einde van de dag geradbraakt
maar zij begrepen, dat alleen een hostess
in perfecte lichamelijke conditie tegen
de vermoeienissen van hun gastvrouwe
lijke taak bestand kon zijn. En daarom
hebben zij geturnd, lenigheidsoefenin
gen gedaan, op de tenen gelopen, met
een stok achter de schouders gemar
cheerd, in looppas gelopen, een ballet
school bezocht
„En toen alle stoomcursussen met succes
waren doorlopen, werd ons de discipline
van ons vak nog eens onder het oog ge
bracht. Bij een correct optreden hoort: niet
roken, geen kauwgum kauwen, geen ju
welen dragen en geen uitdagende make up
gebruiken."
En goede gastvrouw zal haar hoedje niet
afzetten en haar handschoenen niet uit
trekken. Zij zal geen alcohol drinken en
altijd afstand bewaren van de bezoekers,
die een beroep doen op haar bijna encyclo
pedische kennis. Wat dat betreft behoeven
gasten met amoureuze neigingen zich geen
enkele illusie te maken. Wie zo'n charman
te ambassadrice na afloop van de dag zou
uitnodigen tot een bezoek aan de kermis,
zal gegarandeerd van een koude kermis
thuiskomen.
Wie straks met Gisèle en haar mede
gastvrouwen kennis wil maken, behoeft
niet ver te zoeken. Zij verwelkomen de
vreemdeling op alle grensposten, op de
stations, de vliegvelden, het unieke lo-
giesbureau en natuurlijk ook op de exposi
tie zelf. Met engelengeduld zullen zij op
alle verstandige en domme vragen ant
woord geven en zelfs wanneer u weten
wilt wanneer het eerste vliegtuig naar Bei
roet vertrekt, zullen zij u aan de gewenste
gegevens helpen.
„Wij weten natuurlijk niet alles," beken
de Gisèle openhartig. „Maar er is een ver
nuftig systeem ontworpen dat ons in staat
stelt in de meeste gevallen de antwoorden
op de meest onwaarschijnlijke vragen te
verstrekken.Want wij stellen er als gast
vrouwen een eer in de buitenlander al
dadelijk bij zijn aankomst het gevoel te
geven dat hij werkelijk welkom is. Alleen
kunnen wij hem niet beloven dat wij hem
persoonlijk over de tentoonstellingsterrei
nen rond zullen leiden. Bij een verwacht
bezoek van honderdduizenden vreemdelin
gen per dag zou dat ook onbegonnen werk
zijn. Wij zullen daarom voorlopig alleen
als gids worden toegevoegd aan de BBB's".
„Hoe zegt u?"
„De Bijzonder Belangrijke Bezoekers,"
verduidelijkte Gisèle lachend.
Wij konden op dat moment de gelukki
gen die tot deze categorie behoorden, alleen
maar benqden. Maar ook degenen die niet
tot de maatschappelijke topklasse worden
gerekend, kunr.en er zeker van zijn dat de
gastvrouwen van de wereld zich ook tegen
over gewone mensen voortreffelijk van
hun taak zullen kwijten.
(Van onze correspondent in Parijs
HOEWEL het Parijse seizoen tot op dit
moment in de zone van het toneel nog
vrijwel niets belangrijks heeft opgeleverd
en in de muzikale sector - met uitzonde
ring van een sympathiek en interessant
concert van de blinde Duitse componist
Wolfgang Teuscher - nauwelijks meer, in
het domein van de dans kan de verheu
gende terugkeer worden gemeld van Ro
land Petit, aan het hoofd van een troep,
waarmee hij tot zijn vroegere formule is
teruggekeerd. De drie gebieden mogen
hier in vogelvlucht worden overschouwd
om de lezer ten naastebij een indruk te
kunnen geven van de uithuizigheden, die
in Parijs te beleven zijn.
DE PREMIèRES der voornaamste trek
pleisters hebben tot dusver als opgemerkt
nog geen sensaties voortgebracht. Over
Marcel Aymé's persiflage op Amerika
„La Mouche Bleue" heb ik in een vori
ge toneelbrief al mogen berichten. Sedert
dien hebben de verdere grote en klinken
de namen nog verstek laten gaan. De
avantgardist Arthur Adamov, die zich een
jaar of wat geleden met zijn „ping-Pong"
een nauwe geestverwant van Ionesco en
Beckett toonde, is echter omgezwaaid naar
een meer „geëngageerde" uitdrukkings
vorm van toneel door zich als een volge
ling van Bert Brechts sociale aanklacht
theater te ontpoppen. Zijn „Paolo-Paolo"
vertoont in opzet en constructie wel ge
lijkenis met „De Kaukasische Krijt-
kring" van Brecht. Ook hier wordt in een
reeks (van twaalf) tableaus, die nauwe
lijks door een intrige worden verbonden,
een beeld geprojecteerd van een kleine
groep mensen tegen de achtergrond van
de maatschappelijke en politieke gebeur
tenissen van hun tijd. Die tijd is hier het
Franse belle époque, waarvan de schrij
ver wilde aantonen dat achter al het glin
sterende goud en de uitbundige weelde en
de patriottische frasen over Frankrijks
macht en glorie, transacties van nogal
grof geschut verborgen werden. Die de
monstratie wordt door Adamov geleverd
aan de hand van projectiebeelden van
voormalige roemruchte staatslieden en
veldheren en citaten uit hun redevoerin
gen en proclamaties, waardoor de tafre-
len uit de kantoren en de binnenhuizen
worden afgewisseld. Het procédé, zoals het
hier gevolgd wordt, is zeker niet van ori
ginaliteit gespeend, maar de langdurig
heid en dientengevolge de nadrukkelijk
heid van de operatie, gevoegd bij het ge
ringe reliëf dat Adamov zijn personages
weet te geven, stempelen tezamen dit
tijdsbeeld toch maar tot een dramatisch
experiment waarvan het effect beschei
den blijft.
Het scheppen van een tijdsbeeld," in dit
geval dan een karikatuur, is ook het doel
geweest dat de begaafde regisseur Jacques
Mauclair die men in het laatste Hol
land Festival in „De Stoelen" van Iones
co kon bewonderen zich met „Oncle
Otto" voor ogen had gesteld. Hiermee de
buteerde hij nu dus als auteur. Geen ge
lukkig debuut. Mauclair heeft het naoor
logse Duitsland op de korrel willen nemen
en in een gezin, waarvan papa, ondanks
alle moeite, maar steeds niet door zijn
denazificatie-examen kan komen, introdu
ceert hij een verfomfaaide landloper,
waarin alleen de familie rond de nationa
le zuurkool de voormalige Führer niét her
kent. Omdat al die „goede Duitsers" dat
verleden van een paar jaren geleden nu
eenmaal allang weer zijn vergeten. De
onderduiker, die door het gezinshoofd als
oom Otto uit Berlijn wordt voorgesteld,
weet zich met allerlei huiselijke karweitjes
nog wel verdienstelijk te maken en zo
loopt het verhaal dan voort, terwijl de
woordspelingen en andere grapjes bijna
stuk voor stuk in het water vallen als klap
op de vuurpijl volgt de ontknoping, waar
bij blijkt dat de oom Hitier toch weer
niét was, maar een Britse spion, die des
vaders intiemste gedachten omtrent de de
mocratische regeringsvorm achterhalen
moest. Ook al geen voltreffer dit stuk
dus, ofschoon Mauclair zichzelf dan ook
gelegenheid kon geven een griezelig-gelij-
kende Adolf op de planken te zetten met
al zijn tics en hysterische explosies. Maar
in het vervolg deed Mauclair er, dunkt
ons, toch beter aan zich alleen aan de regie
en het acteren te houden, want daar zijn
zijn talenten zeker niet aan discussie on
derhevig.
DE MEEST VERHEUGENDE gebeur
tenis van het Parijse seizoen is tot op he
den toch wel geweest de wederverschij
ning van Roland Petit en zijn balletgroep
in een programma, dat naast „Car
men" drie nieuwe aanwinsten op mu-
zieken van Marius Constant, Darius Mil-
haud en Jean Francaix vermeldde. De
geïnteresseerde lezer zal zich herinne
ren dat de jonge Franse choreograaf de
laatste jaren werd geobsedeerd door het
denkbeeld de klassieke danskunst met
aan de Amerikaanse Broadway-shows ont
leende elementen te regeneren, een stre
ven dat in 1946 beslist géén succes was
gebleken. Petit heeft het roer nu weer ra
dicaal omgeworpen of beter terugge
wend. De drie nieuwe stukken zijn dan ook
ontsproten aan een bron van inspiratie,
die al eerder werken als „Le Loup" en
„Les demoiselles de la nuit" had voortge
bracht. En een niet minder blijde rentrée
heeft daarbij Renée (ZiZi) Jeanmaire ge
maakt, die samen met haar echtgenoot in
„La rose des Vents", naar een Bretonse
legende, gelegenheid kreeg opnieuw te
bewijzen welk een fenomenale danseres
in de gevierde revuester verloren dreigde
te gaan.
i