Minister wordt verwittigd van
het Haarlemse standpunt
gfl v.Empelen
Haarlem toont zich niet voldaan
met opheffing Haarlemmerliede
Haarlemse raad gaat
kascultuur bewesten
akkoord met
Lorentzkade
Woningbouwdebat in Haarlemse raad
Wethouder Happé: „Provinciale
directie was te optimistich"
Critische geluiden
Brief aan Gedeputeerden gewijzigd
Fors gesteld
Steun aan college
T egenstrijdigheid
Per Interflora
watersport-tentoonstelling
IN HET RAI-GEBOUW
AMSTERDAM
Motie over achterstand in woningverbetering naar Den Haag
Examens
DONDERDAG 13 MAART 1958
HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT
De Haarlemse raad heeft in zijn vergadering van woensdagmiddag en -avond
besloten B. en W. te machtigen de minister van Volkshuisvesting en Bouw
nijverheid een brief te sturen, waarin het beleid van B. en W. van Haarlem
wordt verdedigd tegenover het verwijt van ministeriële zijde, dat Haarlem
„weinig voortvarendheid" heeft betoond bij het indienen van plannen voor de
woningbouw in de eerste helft van 1957. Wethouder Happé had tevoren
in antwoord op talrijke dikwijls zeer critische opmerkingen van raadsleden
gezegd, dat dit ministeriële antwoord in belangrijke mate afwijkt van
mededelingen, die de minister in de Tweede Kamer heeft gedaan op 10 decem
ber in antwoord op vragen van het Kamerlid Van der Pcijl (C.H.U.), volgens
welke de teleurstelling van Haarlem en andere gemeenten over het goed-
keuringsbeleid veroorzaakt werd door de feitelijke beperking van het aantal
te subsidiëren woningen. De wethouder was van mening, dat de brief van
de minister aan B. en W. voor 99 percent een brief was van de provinciale
directie voor de Wederopbouw en Volkshuisvesting in Noordholland, die zich
bij haar advies ten aanzien van het goedkeuringsbeleid had laten leiden door
een achteraf ongerechtvaardigd gebleken gevoel van optimisme.
Critische opmerkingen werden onder
ineer gemaakt door de heer Schippers
(K.V.P.), die van mening was, dat B. en
W. konden volstaan met een ontvangst
bevestiging van het ministeriële schrijven.
„Er is geen behoefte aan verweer" zei hij.
Wel wilde de K.V.P.-woordvoerder er bij
de minister op aandringen de 176 woningen
voor St. Bavo-Oost af te trekken van het
contingent voor 1958. Voor de rest was
hij van oordeel, dat gebleken is, dat nog
diets was veranderd ten opzichte van het
tempo van de voorbereiding voor de wo
ningbouw. Hij bracht verwijten in her
innering, die aan de vroegere wethouder
van Volkshuisvesting waren gericht en
constateerde, dat de huidige wethouder ook
de belemmerende factoren niet geheel kon
overwinnen. De heer M e n s i n k (Arbeid)
verdedigde later de wethouder tegen deze
opmerking en zei, dat het aantal jaren,
dat nodig is voor de voorbereiding van de
plannen, in aanmerking genomen, inder
daad in 1956 een topjaar was bereikt. De
wethouder zelf zei later over deze kwestie,
dat het beleid steeds een zaak van het ge
hele college geweest is en dat overigens
de raad dat beleid steeds heeft goedge
keurd.
Tenslotte sprak de heer Schippers de
hoop uit, dat er een wijziging zou komen
in de waardering van B. en W. voor de
premiebouw.
Verontrust naar aanleiding van de brief
van de minister toonde zich ook de heer
Spek (A.R.), die zich veel moeite had
getroost overeenstemming te zoeken in de
cijfers, die de minister had genoemd en
die door B. en W. waren verstrekt. Hij
was hier niet in geslaagd en kwam aan
de hand van tal van voorbeelden tot de
slotsom, dat de regelmatig verstrekte over
zichten duidelijker dienen te zijn.
Uit het antwoord van de minister had
de antirevolutionaire spreker de indruk
gekregen, dat continubouw vaak een be
lemmering vormt voor het tydig verkregen
van de machtigingen van het rijk. „Als dit
inderdaad zo is, dan dienen wij andere
wegen van aanbesteding te zoeken",
meende hij. Ook vroeg hij aandacht voor
de premiebouw. Hij beklaagde zich over
het feit, dat hij op vragen over de nieuwe
subsidieregeling voor de premiebouw
welke vragen hij op 22 oktober 1957 had
gesteld nog geen antwoord had ge
kregen. Wat het antwoord aan de minister
betreft was de heer Spek van mening, dat
k"-t gehouden diende te worden.
..Fors gesteld", noemde de heer Stof-
e 1 s (V.V.D.) de brief van de minister. Hij
'oonde zich in het ontwerp-antwoord van
B. en W. niet tevreden over de zinsnede
over de tijd, die het overleg zou kosten.
..Heeft men bij de provinciale directie ge
talmd, dan is de brief niet scherp genoeg
gesteld". Ook hij vroeg aandacht voor de
particuliere woningbouw, evenals de heer
Hen nevelt (Comm.), die vroeg welke
invloed B. en W. zouden kunnen uitoefenen
op de particuliere bouwers. Het antwoord
van de minister noemde de communistische
-preker een openbaring. „Altijd meenden
wij, dat B. en W. alles in het werk stelden
om de woningbouw te bevorderen en nu
horen wij van „gebrek aan voortvarend
heid". Hij was van mening, dat de conti
nuering in de woningbouw voor Haarlem
een ramp was geworden en pleitte voor
openbare aanbestedingen.
De heer W e n s i n g (C.H.U.) zei het wel
eens te betreuren, dat hij de motie aan
de minister indertijd had gesteund. „Nu
slaat het departement terug en hard".
Hij wilde de brief niet beantwoorden en
slechts aandringen op het in mindering
brengen van het contingent voor 1958 met
de 176 woningen voor St. Bavo-Oost.
Tot zover strekten zich de critische ge
iden uit. Steun aan het college gaven
de heren Pielage en Men sink (beiden
Arbeid). De eerste vroeg of het college
rekening hield met een eventuele wijziging
ten. goede in de mogelijkheden van het
verkrijgen van goedkeuringen voor de
tweede helft van 1958 en of er voldoende
bouwrijpe grond is.
De heer Mensink was van mening, dat
de raad zich niet moest laten beïnvloeden
door het antwoord van de minister, voor
dat men onderzocht zou hebben, of dit
antwoord wel juist was. Hy kon niet be-
Srypen, dat een in juli ingediend plan niet
'neer in aanmerking zou kunnen komen
voor het contingent voor 1957. Het goed-
reuringsbsleid van de minister zou zich
iaar zijn mening niet mogen richten naar
de vraag of al dan niet één aannemer de
bouw in zyn geheel uitvoert. Overigens
waren deze moeilijkheden niet specifiek
voor Haarlem. Wat de premiebouw betreft
vroeg de socialistische spreker zich af,
vaarom de minister geen gunstiger
'remieregeling maakt voor de particuliere
voningbouw.
Wethouder Happé ging in zijn ant
woord nog eens uitvoerig de voorgeschie
denis na. Hij stelde, dat er nog immer een
goede verstandhouding heerst tussen Haar
lem en het ministerie van Volkshuisvesting.
Er is wel geraaktheid gebleken bij de
provinciale directie, hoewel tijdens het
woningbouwdebat in de raad van 27 nov.
geen critiek is geoefend op deze directie.
Wel zijn in het algemeen critische opmer
kingen gemaakt, waarover de hoofd
ingenieur-directeur van de provinciale
directie in verscheidene kringen zijn ver
ontwaardiging heeft geuit. Deze uitlatin
gen worden, aldus de wethouder, terug
gevonden in de brief van de minister.
Ondanks een gesprek, dat de wethouder
later met de hoofdingenieur-directeur van
de provinciale directie heeft gehad, is
Minister Witte
men er niet in geslaagd elkaar te over
tuigen. Dank zij het feit, dat de hand ge
licht is met, de spelregels, hoopt men erin
te slagen de continuïteit ten aanzien van
de 312 woningen in Parkwijk te handhaven.
De wethouder sprak van een tegenstrij
digheid in het beleid van het departement.
Aan de ene kant werden aanvankelijk plan
nen naar de beschikbare bouwcapaciteit
toegestaan, aan de andere kant werd het
jaarlijks contingent gesplitst in twaalf
maandelijkse porties. Dit was niet te rijmen
met de continubouw van grote steden, die
uitdrukking vindt in vrij grote projec
ten, die tijd van uitwerking en voorberei
ding vragen. Hierbij is de enige mogelijk
heid van realisering: opsparen van maan
delijkse toewijzingen of voorschotten geven
op deze porties.
In Noordholland heeft men niet genoeg
speling hiervoor gehad. Men is, naar de
mening van B. en W., bij de provinciale
directie te optimistisch geweest bij de toe-
wijzigingen in de eerste helft van 1957, om
dat men geloofde, dat later ondermeer
voor Haarlem ook nog wel toewijzingen
zouden loskomen. Er zou echter toen van
het departement de order zijn uitgegaan
de toewijzingen te remmen en aangezien
in Noordholland geen reserve van het con
tingent aanwezig was. is Haarlem de dupe
geworden.
De wethouder bleef zich voorstander
tonen van continubouw, omdat deze grote
voordelen heeft ten aanzien van onder
meer de curveprijs. De particuliere woning
bouw ondervond in Haarlem niet minder
belangstelling dan in andere plaatsen en
B. en W. zullen evenals in het verleden
alles blijven doen om deze particuliere
bouw te blijven bevorderen, waarbij men
niet te zeer wil vasthouden aan zaste per
centages in de verdeling tussen woning-
wetbouw en premiebouw.
Mede met het oog op de werkloosheid
is er enige kans, dat de minister de wo-
ningwetbouw in de eerste helft van 1958
zal versnellen. „Dat is juist wat wij nodig
hebben", aldus de heer Happé, die eraan
toevoegde, dat een aanvrage om vergroting
van het contingent geen schijn van kans
maakt. De bouwrijpe grond is enigszins be-
ADVERTENTIE
verzorgen wij uw bloemengroet
in geheel Nederland en over de
gehele wereld.
Bloemensierkunst
Binnenweg 18
Heemstede - Tel. 3-80-80
Causerie over West-Afrika. Maandag
avond 17 maart zal de heer A. A. Tadema
in het kerkgebouw van de Nederlandse
Protestantenbond aan de Postlaan in
Heemstede een voordracht met lichtbeel
den houden over een onlangs door hem ge
maakte reis langs de westkust van Afrika.
perkt, hoewel B. en W. hopen op tijd ge
reed te zijn om in het najaar met bouwen
te kunnen beginnen. De late beantwoording
van vragen speet de wethouder, hoewel hij
van mening was, dat op sommige vragen
geen steekhoudend antwoord kan worden
gegeven op korte termijn.
In tweede instantie bleven de meeste
sprekers bij hun reeds eerder geuite
meningen. Op verzoek van de heren Schip
pers, Spek, Stoffels en Wensing werd be
sloten de concrete cijfers en feiten over
de situatie in de woningbouw niet in de
brief aan de minister te zetten, maar als
bijlage apart toe te voegen. Hiermee kon
de raad zich verenigen, waarna besloten
werd het antwoord van B. en W. vóór ver
zending ter inzage van de raadsleden te
leggen.
ADVERTENTIE
7 t/m 16 maart 1958
Geopend van 10-17 u. en van 19.30-22.30u.
'i zondags uitsluitend van 10-18 u.
entree I 1.50
De Haarlemse raad bleek het gister
avond in grote trekken wel eens te zijn
met de brief die B. en W. zich voorne
men met betrekking tot het grondgebied
der gemeente Haarlemmerliede en
Spaarnwoude aan Gedeputeerde Staten te
schrijven. De inhoud daarvan is reeds eer
der in ons blad bekend gemaakt. Wél zijn
er inmiddels een paar wijzigingen in ge
komen die stellig van betekenis zijn voor
de verhouding ten opzichte van de huidi
ge en de 'mogelijke toekomstige buurge
meente. Zo werd vóór de behandeling van
het concept door B. en W. zelf al voorge
steld de uitdrukking „met voldoening"
weg te halen uit de zinsnede, waarin de
raad „met belangstelling en voldoening"
kennis zegt te hebben genomen van de
door Gedeputeerde Staten aan hem voor
gelegde ontwerpregeling, met toelichting,
tot toevoeging van het grondgebied der ge-
De Haarlemse gemeenteraad heeft woensdagmiddag onder voorzitterschap van loco
burgemeester D. J. A. G e I u k de burgemeester was met vakantie een aantal
voorstellen besproken, waarvan naast die over de woningbouw en grenswijziging
waarvan elders in dit blad een verslag voorkomt het belangrijkste was dat van
de bestemming van het terrein ten westen van de Lorentzkade en ten noorden van
de Vlaamseweg tot tuinbouwgebied met de mogelijkheid van kascultuur. Dit voorstel
droeg het karakter van een compromis, omdat aan de ene kant de belangen van de
tuinders moesten worden in geacht genomen en aan de andere kant het landschaps-
schoon tussen Haarlem en Bloemendaal moest worden gehandhaafd.
In de debatten werd ook op dit compromiskarakter gewezen, waarbij met name de
heer Stoffels (V.V.D.) het handhaven van het landschappelijk schoon zo zwaar
liet wegen, dat hy niet met het voorstel van B. en W. kon meegaan.
De heer VanderVeldt (K.V.P.) toon
de zich een warm voorstander van het
standpunt, dat door het college werd in
genomen. In een zeer uitvoerig betoog
wees hij op het belang, dat de tuinders bij
een tuinbouwgebied met kascultuur hebben
en was hij van mening, dat de gemeente
verplichtingen heeft ten opzichte van
deze mensen, die al „sinds eeuwen daar de
tuinbouw beoefenen". De K.V.P.-spreker
toonde zich niet beducht, dat ten westen
van de Lorentzkade een nieuw Westland
zou ontstaan. Hij was voor het toelaten
van kascultuur, óók ten zuiden van de
Vlaamseweg in bepaalde door B. en W. aan
te wijzen zones. Eén der weinige punten
van critiek, die de heer Van der Veldt naar
voren bracht, was het voorstel van B. en
W. om hagen te doen plaatsen rondom de
kassen. „Dit is bedrijfstechnisch gesproken
absurd", meende hij, „omdat een hoge haag
de zon wegneemt en een lage haag geen
zin heeft."
Niet enthousiast voor het voorstel was
de heer Stoffels (V.V.D.), die van me
ning was, dat glascultuur het landschaps-
schoon ernstig zou schaden. Er zou gezocht
moeten worden naar een compromis, vol
gens welk de huizenzee van Haarlem ge
leidelijk zou overgaan in het recreatie
gebied van Bloemendaal, zonder dat het
landschap daarvan esthetisch gesproken
nadeel van zou ondervinden.
Ook de V.V.D.-woordvoerder was van
mening, dat het plaatsen van hagen rond
de kassen onmogelijk zou zijn.
De heer Hennevelt (Comm.) ver
klaarde zich akkoord met het voorstel, om
dat hij het betrokken gebied van groot
belang achtte voor de Haarlemse groente
voorziening. De communistische spreker
vroeg in tegenstelling tot de heer Wensing,
of het gebied niet voor uitbreiding in aan
merking kan komen.
Ook de heer Pielage (Arb.) steunde
het voorstel. „Als er geen kascultuur komt,
wat zal er dan komen?" vroeg hij zich af.
„Als er volkstuinen worden aangelegd, is
de schoonheid van het landschap er ook
niet mee gebaat."
De heer Schippers (K.V.P.) vroeg of
niet eerder woningbouw in aanmerking zou
moeten komen voor het gebied in Haarlem-
West.
In zijn antwoord zei wethouder Happé
(Arb.) dat voor de woningbouw in Haar
lem-West nog enige terreinen worden uit
gegeven. onder meer bij de Jan van Galen
straat, Vlaamseweg en Zijlweg. Hij gaf toe,
dat er gevaar kan zijn, dat men te ver gaat
bij bestemming van het gebied tot tuin-
bouwgrond met kascultuur, maar was ver
der van mening, dat met het aannemen
van het principebesluit toch ergens een
grens zal moeten worden vastgesteld, al
achtte hij het in ontwerp zijnde uitbrei
dingsplan wel geschikt voor het doen aan
trekken van enkele bedrijven meer dan de
zeven, die nu reeds voor kascultuur in
aanmerking komen. Wat de hagen rondom
de kassen betreft, zei de wethouder toe
deze zaak nog eens te zullen bestuderen.
Na deze verdediging van het voorstel kon
iedereen met uitzondering van de heer
Stoffels, die verklaarde geacht te willen
worden te hebben tegengestemd zich
met het voorstel verenigen.
Naar aanleiding van de kredietaanvrage
voor het inrichten van een secretarie-afde
ling voor centrale documentatie en regi
stratuur vroeg de heer W e n s i n g zich af,
of dit een uitbreiding van het aantal amb
tenaren met zich mee zou brengen en of al
dan niet een centrale archief-opbergruimte
nodig zou zijn.
De heer Schippers was eveneens be
nieuwd of er nieuwe ambtenaren in dienst
genomen zouden moeten worden en als dat
niet het geval was, waarom er dan nieuwe
bureaus gekocht moesten worden.
Wethouder Bakker (A.R.) zei, dat geen
belangrijke uitbreiding van het secretarie-
personeel nodig was. Wel had men iemand
die met de nieuwe methodes op de hoogte
was, moeten aannemen. Een centrale
archief-opbergruimte komt er niet: de
stukken worden op iedere afdeling afzon
derlijk opgeborgen.
Een voorstel voor de vaststelling van een
nieuw salaris voor de gemeente-ontvanger
werd aangenomen met de stemmen van de
communisten tegen.
De heer Schippers (K.V.P.) werd be
noemd tot voorzitter van de commissie van
onderzoek van de gemeenterekening voor
1956.
Het voorstel tot intrekking van het raads-
den gesteld voor de aankoop van magne
tische verkeersborden voor de gemeente
lijke lagere scholen, ontlokte de opmerking
aan mej. B o 1 s i u s (K.V.P.), dat de rijks
inspecteur destijds dus toch gelijk had
gehad toen hij deze voorziening ontraadde,
ook al was hem dan ondeskundigheid ver
weten.
De heer Voogd (Arb.) stelde naar aan
leiding hiervan, dat B. en W. bij verschil
van inzichten tussen deskundigen eenvou
dig het advies van de eigen deskundige
hebben te volgen, hetgeen ook hier is ge
schied. Het is trouwens zo, dat deze ver
keersborden als leermiddelen niet ondeug
delijk zijn gebleken, maar dat er alleen
voor de klassen, waarin zij zijn geprobeerd,
een andere uitvoering van bepaalde figuren
nodig bleek.
Wethouder Geluk (Arb.) zei, dat er
destijds geen sprake was van een advies
van de rijksinspecteur, maar van een uit
lating, waarin deze er zijn twijfel over
uitsprak. „B. en W. zien geen reden de
deskundigheid van de rijksinspecteur hoger
te stellen dan die van hun eigen adviseur",
aldus de wethouder. Hij vestigde even de
aandacht op een thans drie maanden in
gebruik zijnde school, waaraan als gevolg
van het opvolgen van adviezen van de
rijksinspecteur nu alweer op drie punten
veranderingen noodzakelijk zijn gebleken.
Ook andere gevallen hebben zijns inziens
aangetoond, dat de rijksinspecteur in wezen
wél ondeskundig is.
Omstreden begrip
De heer W e n s i n g (C.H.) vond het
prettig, dat de instellingen van weldadig
heid, zoals voorgesteld is, worden vrijge
steld van de verordening op de verzorgings
huizen en de verpleeghuizen, maar de voor
waarde van toezicht door een van ge
meentewege aaangestelde arts stemde hem
niet behaaglijk. Het voorstel komt er zo
volgens hem op neer dat de verordening
van deze instellingen niet wordt toegepast,
maar dat er door een achterdeur toch be
moeiingen worden mogelijk gemaakt. Daar
door weten deze nog minder waar zij aan
toe zijn dan onder een verordening en
bovendien wordt de mogelijkheid van be
roep kleiner.
Het woord „toezicht" was ook voor de
heer Vissers (K.V.P.) onaanvaardbaar.
Daartegenover zag mevrouw Kerkhof-
Pet (Arb.) er allerminst bezwaar in even
min als een dezer instellingen, welke door
haar in dit verband was opgebeld.
Wethouder Bakker (A.R.) antwoordde,
dat het woord toezicht hier niet stringent
moet worden opgevat. De arts heeft inder
daad geen zeggenschap over de gang van
zaken, maar moet wel in de gelegenheid
zijn met de directie te spreken over dingen,
die hij noodzakelijk acht. Dan kan de
directie uiteraard een door hem nodig ge
achte voorziening weigeren te treffen. Of
schoon de redenering zeer theoretisch is,
aangezien het wederzijds vertrouwen tus
sen de gemeente en de onderhavige instel
lingen zeer goed is, zou de arts in zo'n
geval de zaak aan B. en W. kunnen rap
porteren, die daarop de raad zouden kun
nen vragen, de vrijstelling van de verorde
ning van zo'n instelling ongedaan te maken.
De verklaring maakte volgens de heren
Wensing en Vissers het woord toe
zicht niet toepasselijk en de eerstgenoemde
stelde voor dit te wijzigen in een „toelaten,
teneinde zich van de gang van zaken op de
hoogte te stellen".
Als men echter dat nauwkeurig zou gaan
interpreteren, zoals de heer W e n s i n g
„toezicht", zouden de directies de artsen
van de zijde der gemeente slechts in de
spreekkamer van de directie hoeven toe te
laten.
Enfin, met de uitdrukkelijke toezegging
van de wethouder, dat het „toezicht" niet
zou zijn, wat hij er onder verstond, wilde
de heer Wensing dan wel akkoord gaan.
De heer Vissers (K.V.P.) wenste ech
ter stemming en zijn fractie steunde hem
in zijn verwerping van het voorstel, dat
door de raad met 26 stemmen voor en 9
tegen werd aangenomen.
De balansen der Haarlemse Stichting
voor Woningverbetering over 1956 leidden
tot verscheidene verontruste commentaren.
Dubieus schilderwerk
Mevrouw Smit z-P e p e r (Arb.) opende
de rij met de vraag aan B. en W. hoe het
mogelijk was, dat van een krediet van een
miljoen in 1956 ten behoeve van deze
woningverbetering tot dusver slechts aan
besluit, waarbij gelden beschikbaar wer- 85 woningen werkzaamheden zijn verricht.
Vooral de heer Hennevelt (Comm.)
beklaagde zich in bittere termen over de
achterstand in dit onderhoudswerk en
citeerde een buurtorgaan, „De Driehoek",
waarin de vraag werd gesteld, waarom
men nu schilderwerk ging verrichten aan
vensters, die half uit elkaar hingen. „Moet
het zover komen, dat er binnenkort weer
376 onbewoonbaar verklaarde woningen
bijkomen?", zo vroeg hij.
„Deze situatie kan niet langer geduld
worden", zei de heer Spek (A.R.), die
herinnerde aan een destijds nog nét niet
ingediende motie van hem, mede onder
tekend door de raadsleden Wensing. Stof
fels en mevrouw Smitz-Peper, waarin de
raad haar verontrusting zou uitspreken
over deze vertraging in het achterstallig
onderhoud van deze woningen. Zij was
aangehouden om wethouder Happé ge
legenheid te verschaffen deze zaak eerst
nog eens ten departemente ter sprake te
brengen. Maar aangezien er nu nog niets
is gebeurd, zeide hij deze motie van 27
november van het vorig jaar thans in te
willen dienen. Hij hoopte, dat de heer
Schippers (K.V.P.), die toen de steun
van zijn fractie had voorbehouden, thans
bereid zou zijn, de motie te steunen.
De laatstgenoemde zei thans volkomen
achter de inhoud van de motie te staan,
ofschoon hij zich afvroeg of de indiening
ervan thans wel opportuun is.
Motie overgenomen
In zijn antwoord verklaarde wethouder
Happé (Arb.), dat men hem destijds op
het departement had toegezegd, dat er een
regeringsvoorstel op komst was voor de
financiering van twintig complexen van
deze aard in het gehele land. Inderdaad is
er in 1956 een krediet beschikbaar gesteld
door de raad, maar het departement gaf
toen geen medewerking op grond van de
toestand op de arbeidsmarkt. Bovenaan op
de urgentielijst stonden 85 woningen in „De
Driehoek' Toen de spanningen op de ar
beidsmarkt verdwenen, kwamen er de
financieringsmoeilijkheden voor in de
plaats. Sindsdien is er nog steeds geen
overeenstemming met de provinciale direc
tie bereikt over de kosten van de zo drin
gend nodige voorzieningen. En tot nu toe
is van deze zijde geen enkel positief be
richt ontvangen. De heer Happé zeide dat
B. en W de motie graag over zouden
nemen en een telegram van deze inhoud
naar de minister zouden zenden. Dit zou
ook de betreffende minister een ruggesteun
kunnen geven tegenover zijn ambtgenoot
van Financiën.
De heer Spek (A.R.) las vervolgens de
inhoud van de motie voor:
„De raad der gemeente Haarlem, gehoord
de discussies over de vertraging in de uit
voering van het achterstallig onderhoud
van de woningen der Haarlemse Stichting
voor Woningverbetering, overtuigd van de
dringende noodzakelijkheid om aan de door
deze vertraging ontstane onhoudbare toe
stand van woningverwaarlozing zo spoedig
mogelijk een einde te maken, spreekt over
deze situatie zijn grote verontrusting uit en
besluit B. en W. uit te nodigen deze motie
ter kennis te brengen van de minister voor
de Volkshuisvesting en Bouwnijverheid".
De motie werd met algemene stemmen
aangenomen.
Nog een lening
In dezelfde raadsvergadering was ter elf
der ure nog een voorstel ingediend tot aan
vaarding van een lening van een miljoen
tegen een rente van zes percent uit de op
brengst van de tweede Nationale Woning
bouwlening, maar de heren W e n s i n g
(C.H.) en Prikkel (Arb.) vonden de rente
in verhouding tot. de huidige rentevoet zo
hoog, dat zij voor de lening niets meer
voelden, temeer daar de gemeente er hun
ner inziens niet meer moreel aan gebonden
was.
De heer Schippers (K.V.P.) achtte dit
laatste wel degelijk het geval. De Bank
voor Nederlandse gemeenten heeft gepro
beerd er uit te halen wat erin zat en tegen
over haar heeft de gemeente nu ook de
plicht deze lening af te nemen.
Wethouder Bakker (A.R.) stelde voor
op dat B. en W, het volmaakt eens zijn
met alle bezwaren, die hiertegen naar
voren worden gebracht, maar zij willen er
toch niet onderuit trachten te komen.
Waarschijnlijk is dit het laatste aanbod
tegen deze hoge rente.
Als alle gemeenten hun vlottende schuld
(tesamen twee miljard) op de kapitaal
markt hadden gebracht, dan zou deze
ernstig zijn ontwricht. Uit een juist binnen
gekomen brief van Binnenlandse Zaken
over de bestemming van deze lening blijkt
dat deze luidt: consolidatie van de woning
bouwleningen, voorzover deze nog niet
geconsolideerd zijn. Wanneer men nagaat,
dat Haarlem nog beneden de 25 percent is
met haar vlottende schuld in dit opzicht
(deze blijft onder de 15 miljoen), dan kan
dit er mogelijk toe bijdragen dat een deel
van de lening voor kapitaalswerken kan
worden gebruikt.
Na deze uiteenzetting handhaafde de
heer W e n s i n g zijn bezwaar: hij wilde
geacht worden te hebben tegen gestemd.
Overigens werd de lening met algemene
stemmen goedgekeurd.
meente Haarlemmerliede en Spaarnwou
de aan zijn gemeente en aan Haarlemmer
meer.
De heer Blokdijk (Arb.) die uitvoe
rig op het concept reageerde vroeg voorts
of het wel nut had in de brief „te betwij
felen of het thans wel gewenst is tot op
heffing van de gemeente Haarlemmerlie
de en Spaarnwoude over te gaan." Hij
dokterde met zijn fractiegenoten nog aan
een andere zegswijze maar er werd geen
bevredigende gevonden en B. en W. von
den het niet eens erg de gehele zin zon
der meer te laten vervallen.
Een ander bezwaar tegen de tekst kwam
van de neer Schippers (K.V.P.), die
het onjuist achtte dat B. en W. in reactie
op de jongste Velsense aspiraties naar het
gebied ten zuiden van het Noordzeekanaal
tot aan zijkanaal F. het volgende stelden:
„In dit verband zij in de eerste plaats ge
wezen op de voor Haarlem zo belangrijke
verbinding met het Noordzeekanaal en via
dit kanaal met de Noordzee. De coaster
is reeds lang geen onbekende verschijning
in de Haarlemse wateren en ook voor de
Haarlemse Scheepsbouwindustrie, welke
in haar ontplooiing ernstig wordt belem
merd door de capaciteit van de sluizen in
Spaarndam, is een dergelijke verbinding
van levensbelang."
Die verwijzing naar het sluisje vond hij
niet ter zake doen, daar de scheepsbouw
industrie in Haarlem zelfs bij vergroting
ervan nog geen grote ontplooiing te zien
zou geven door de beperktheid van het in
dustrieterrein, waarvan wethouder Hap-
p als voorzitter van de Industriestichting
toch wel degelijk op de hoogte is. Beter
achtte hij het met voorbijzien van het
sluisje te wijzen op de mogelijkheid van
nieuwe scheepsbouwindustrie ten noorden
ervan. De wethouder wilde hier ook wel
mee akkoord gaan.
„Velsen géén partij"
Uit de discussie bleek overigens, dat de
raad verrast was door het voorstel van
G.S. om de gemeente Haarlemmerliede
en Spaarnwoude maar geheel op te hef
fen. De heer Blokdijk zei, dat dit geen
gevolg kon zijn geweest van een suggestie
van de zijde van Haarlem of van de Haar
lemmermeer, in welke laatste gemeente
men, gezien het karakter daarvan, niet
eens enthousiast is geweest over toewij
zing van een deel van dit gebied. Hij acht
te het schrijven van Velsen aan G.S. pre
matuur aangezien Velsen geen partij is
in deze aangelegenheid, maar zag in het
aanduiden van zekere Haarlemse belan
gen in het gebied bewesten zijkanaal F.
toch wel degelijk een reactie op deze as
piraties. Verlies van agrarische gronden
achtte hij niet zo erg als verlies van re-
creatiegronden, want ondanks de vermin
dering van het landbouwareaal blijven de
landbouw-opbrengsten in Nederland stij
gen. De heer Schippers (K.V.P.)
meende dat er over het opheffingsvoorstel
van de genoemde gemeente in het parle
ment nog wel een hartig woordje zou wor
den gezegd. De toewijzing van het stuk
grond ten oosten van de Lagedijk aan
Haarlemmermeer met het oog op de hand
having van het agrarische karakter ervan
vond hij niet sympathiek omdat de Haar
lemmermeer niet onverdeeld agrarisch is
en met name niet in 't gebied van Halfweg
en Zwanenburg. Wat dit betreft zou hij het
voortbestaan van Haarlemmerliede en
Spaarnwoude liever bevorderen.
De heer W e n s i n g (C.H.) vroeg zich
af of de bouw van Parkwijk nu toch weer
niet als het eind werd gezien van de stads
uitbreiding gezien de zinsnede in de brief
betreffende mogelijke nieuwe bestemmin
gen voor het gebied langs zijkanaal F. De
heer Spek (A.R.) was dit niet met hem
eens en zeide geheel met B. en W. te kun
nen meegaan.
Geen maxima
Naar de mening van de heer Stoffels
(V.V.D.) hebben B. en W. terecht nu de
westzijde van de Lagedijk ook door G.S.
wordt voorbestemd tot recreatiegrond als
nog aanspraak op deze strook laten gel
den. De bedenkingen van de heèr Wen
sing tegen een gemeentelijk plan voor
het stuk tussen de zijkanalen tegenover de
Velsense aspiraties kon hij niet volgen.
Als men in dit opzicht van maxima in de
gemeentelijke uitbreiding gaat spreken,
zou men ook Amsterdam moeten ophef
fen, meende hijDe heer Proper
(Comm.) meende, dat B. en W. een twee
de raadsverkiezing voor de bewoners van
de gemeente toch niet zouden moeten af
raden.
In zijn antwoord zei wethouder Happé
(Arb.) dat B. en W. hun adviseurs op
dracht hebben gegeven eventuele verdere
ontwikkelingsmogelijkheden na de afslui
ting van de huidige uitbreiding omstreeks
1980 te onderzoeken. Die zouden ook het
gebied benoorden het Spaarne moeten gel
den, al is het nog moeilijk daar iets con
creets van te zeggen. Maar B. en W. me
nen, dat de Velsense wensen indien zij ge
hoor zouden vinden, een dergelijke verde
re ontwikkeling zouden afgrendelen.
Hij ging voorts op de bezwaren tegen
enkele formuleringen in, waarvan wij hier
boven reeds verslag gaven, en zei tenslot
te, dat nieuwe verkiezingen ten behoeve
van de Haarlemmers wordende ingezete
nen van Haarlemmerliede en Spaarnwou
de niet staatsrechtelijk vereist zijn en dat
de rompslomp, welke dit zou geven niet
opweegt tegen het belang ervan.
De brief werd na de genoemde wijzigin
gen zonder hoofdelijke stemming goedge
keurd.
Amsterdam. (Gemeente Universiteit). Geslaagd
tot arts: mej. J. Besijn en de heren J. Th. G. F.
M. Hanckx, H. J. G. H. Oosterhuis, J. M. Schoo
en A. Zwaan, allen te Amsterdam. Artsexamen
le gedeelte: mej. H. M. Meilink, Haarlem; A. M.
Smit en J. Staal, beiden te Amsterdam.
Amsterdam. (Gemeente Universiteit. Geslaagd
voor het doctoraalexamen Duits: mej. H. A. A.
Damave, Haarlem.
Delft. Gepromoveerd tot doctor in de techni
sche wetenschap op een proefschrift getiteld „De
kinetica van oxidatiereacties op vanadiunihou-
dende katalysatoren" de heer P. Mars.
TENTOONSTELLING
In de kunstzaal Ten Bruggen-Cate aan
de Reitzstraat in Haarlem-Noord wordt
van 15 maart tot 7 april een tentoonstelling
gehouden van schilderijen, aquarellen en
tekeningen van Henriëtte Marcus en beeld
houwwerk van Nel Bakema.