Het oude nest verdwijnt
EEN TERUGBLIK
DIE GESCHIEDEN
DER OUDE FABRIEK
VAN BEIJNES
Invloeden op de overheid of
brute wilsoplegging
Wekelijks toegevoegd actn alle edities van
Haarlems DagbladOprechte Haarlemsche Courant
en IJmuider Courant
Nieuw land, nieuwe talen
Zo was het in I860
Congresverslag door
W. Langeveld
De mokers van- de slopers liggen, bij wijze van spreken, reeds klaar om voor de laatste keer
nog eens een luidruchtige bedrijvigheid te ontketenen in dat grimmige gebouw, dat zolang tegen
over het Haarlemse station de tegenzin van de Haarlemmers en hun gasten heeft opgewekt: de
fabriek van Beijnes. De spoorwegrijtuigenfabriek aan het Haarlemse Stationsplein is inderdaad
nooit een waardevolle bijdrage geweest tot het stadsschoon. Zij kwam tot stand in een tijd, dat
men daar nog weinig oog voor had. De kwade kanten van dit stedebouwkundig monstrum vie
len vooral na de verhuizing van het bedrijf, in 1950, steeds meer op, omdat toen elke bestaans
reden aan het gebouw was ontnomen. Men mag echter niet vergeten, dat de fabriek van Beijnes
voor de Haarlemse samenleving van grote betekenis is geweest. Zij heeft honderden handen werk
en tal van gezinnen brood verschaft. De kleine plaatjes met het fabrieksmerk Beijnes in de afge
leverde rijtuigen hebben ook de naam van de stad in het buitenland bekend gemaakt. Haarlem
werd daardoor in één adem genoemd met een fabrikaat dat om haar kwaliteit en zekerheid
befaamd werd. Daarom past ons bij het einde van de troosteloze fabriekshal aan het Stationsplein
zeker niet alleen een gevoel van opluchting en blijdschap over de mogelijk geworden reorgani
satie van dit plein, maar zeker ook een dankbare en eerbiedige terugblik op datgene wat door
bekwame industriëlen en hun personeel werd tot stand gebracht. Daarom ook hebben wij het hier
navolgende overzicht van de geschiedenis van Beijnes geschreven.
Doonntt-ttekenlng vin ttn rijtuig tweede kime, riinde een voor-ontwerp vin de eerite door J. J. Beijne» in 1855 en 'jS voor de
H.IJ.S.M. gebouwde spoorwegnituigen.
Hier kon men zelfs rechtop in staan, ie's vJcuvts voor die lijd
OP OUDEJAARSDAG van het jaar 1858
werd de nieuwe fabriek van Beijnes aan
het Stationsplein te Haarlem officieel ge
opend. Het gebouw had toen nog niet de
huidige vorm en bestond slechts uit twee
langgerekte hallen, met in het midden het
bescheiden woonhuis van de eigenaar.
Die officiële opening luidde een tijdvak
van bloei in, waarvoor in de toen afge
lopen twintig jaar de grondslagen werden
gelegd. Johannes Jacobus Beijnes begon in
1838 een wagenmakerij op de Riviervisch-
markt, waar hij met vier knechts rijtuigen
vervaardigde. De zaken gingen daar zo
goed, dat de jonge fabrikant moest omzien
naar een plaats welke hem meer armslag
bood. Deze uitbreiding was te meer nood
zakelijk omdat in 1839 de Hollandse IJze
ren Spoorwegmaatschappij was opgericht,
die in het begin weliswaar met buitenlands
materieel reed, maar toch langzamerhand
overschakelde op de in die tijd nog kleine
nationale industrie. En vooral toen Beijnes
in 1855 zijn eerste spoorwagons vervaardigd
had, rijtuigjes met een lengte van vijf
meter, een breedte van twee meter vijfen
zeventig en een hoogte van twee meter
twaalf men kon er dus rechtop in staan,
iets nieuws voor die tijd verstrekte de
H.IJ.S.M. steeds meer opdrachten aan hem.
De aandacht van Beijnes viel op het Sta
tionsplein, waar hij een terrein, zestig el
lang en zeventieneneenhalve el breed, van
de gemeente kocht, voor de somma van
vijftig cent per vierkante el. Beijnes moest
echter een groter stuk grond kopen, dan
hij van plan was: in totaal ging het om een
oppervlakte van 1330 vierkante meter.
REEDS TWEE DAGEN na de goedkeu
ring van deze transactie door Gedeputeer
de Staten werd door Beijnes' oudste zoon,
Johannus Jacobus Franciscus, de eerste
steen gelegd. Met één steenlegging was
men echter niet tevreden, zodat door een
neefje Johannus Wilhelmus Antonius, de
tweede steen gelegd werd. De bouw vor
derde snel en nog vóór de winter stond de
kap op het gebouw. Men richtte de fabriek
in met draaibanken, boormachines en al
lerlei andere werktuigen, die echter alle
door SDierkracht in beweging gebracht
moesten worden. Het is typerend voor het
zakentalent van Beijnes, dat hij op de dag
van de officiële opening zijn oude werk
plaats op de Riviervischmarkt voor acht
honderd gulden van de hand doet. Zelf had
hij er nog geen zeshonderd voor betaald.
Op zaterdag 2 januari 1859 begon het
werk in de nieuwe fabriek. Tot 1863 werkte
men alleen met handkracht, in maart van
dat jaar maakte de eerste stoommachine
haar entree. Men had een jaar nodig gehad
om de gemeentelijke goedkeuring te ver
krijgen. In diezelfde tijd verzocht Beijnes
aan de gemeenteraad om de fabriek te
mogen uitbreiden, waarvoor hij meer grond
aan het Stationsplein wilde kopen.
De verwezenlijking van deze plannen
werd echter vertraagd door de onzekerheid
over de spoorbreedte. De spoorwegmaat
schappijen wachtten met het plaatsen van
orders totdat men tot overeenstemming vermoedelijk in 1870 afgebroken zijn om
was gekomen en men besloten had om de plaats te maken voor de wagenmakerij,
spoorbreedte van twee meter terugtebren- In de zomer van 1866 werd de fabriek
gen tot de huidige spoorbreedte van een opnieuw uitgebreid, maar nu aan de west
meter vijfenzeventig. zijde Daar verlengde men de gevel in de
Pas in augustus van hel volgend jaar richting van de Kruisstraat met bijna veer-
had de aanbesteding plaats voor een nieu- tien meter. Achter deze gevel richtte men
we vleugel aan de oostzijde van het ge- de draaierij in en later ook de smederij. En
bouw, waardoor de lengte van de fabriek ondanks alle uitbreiding van het gebouw
zou komen op bijna drieënvijftig meter, de was er nog steeds geen machinale houtbe-
breedte van de fabriek bleef'twintig meter, werking. Een stoomhamer ontbrak even-
behalve daar waar het ketelhuis stond, eens, zodat de zware smeedstukken lange
Deze uitbouw reikte tot aan de Molen- tijd onder de hamer bleven. Toch stelde
straat, waar veertien huizen stonden, die de nieuwe fabrieksoutillage Beijnes in
Hier kan men zelfs in schrijven, niets bijzonders no or deze tijd.
dergelijke maatregelen genomen. In de
Molenstraat brak men verschillende huizen
af en werd de fabriek tot aan die straat
doorgetrokken. Oorspronkelijk had Beijnes
aan de westzijde willen uitbreiden^ maar
bouwspeculanten die de grond aan die kant
bezaten, stelden zulke buitensporige eisen,
dat hij daar niet op kon ingaan.
Behalve de doortrekking tot. aan de
Molenstraat werd de smederij vergroot en
kwam er een nieuwe werkplaats voor de
spoorwagons met een lengte van zevenen-
zeventig meter en een breedte van twintig
meter, waarin vier stellen rails kwamen te
liggen. Er werd voorts een stoomhamer
van zes centenaars aangeschaft.
E Voor deze verbouwing gaf Beijnes ruim
vijftien mille uit: het hoogste bedrag dat
ooit voor een verbouwing was gebruikt.
Daarmede brak een kort tijdperk van grote
bloei aan. Het aantal arbeiders steeg tot
tweehonderdvijftig. Men werkte dertien tot
veertien uur per dag en er werden soms
arbeidsweken gemaakt van meer dan
negentig uur! Ook uit het buitenland ble
ven de orders toestromen. Deze hausse
duurde echter maar kort.
De buitenlandse concurrentie door vaak
beter toegeruste bedrijven nam toe en tot
overmaat van ramp schafte de Nederlandse
regering de invoerrechten op wagons uit
het buitenland af, waardoor een bescher
ming wegviel. Het aantal arbeiders daalde
tot tachtig en inplaats van veertien werk
uren per dag maakte men er nog „maar"
elf. Een in 1873 van Koning Willem III
ontvangen opdracht tot het bouwen van
drie spoorwagons, gaf in deze moeilijke
jaren enige voldoening. Deze bevielen de
koning zo goed, dat hij nog een salonrijtuig
bestelde. Beijnes werd daarmee hofleve
rancier en voert sindsdien het predicaat
„koninklijke".
DE OPKOMST van de tramwegen voor
lokaal en regionaal verkeer gaf Beijnes
echter een nieuwe stimulans. Zo leverde
Beijnes bijna het gehele materieel voor de
stad Amsterdam. Waarna vele andere ste
den nog volgden. Tussen 1876 en 1883
werden er jaarlijks honderdvijftig tram
rijtuigen vervaardigd voor vijfentwintig
maatschappijen. Bovendien bleek deze
specialiteit ook voor het buitenland aan
trekkelijk. Nederlandse tramrijtuigen reden
weldra in Frankrijk en België, welke bloei
andermaal leidde tot de plaatsing van
nieuwe stoommachines en stoomketels.
Met de waardevermeerdering van de
fabriek hield die van de grond gelijke tred.
De prijs per vierkante beter bedroeg nu, nog
geen twintig jaar na de bouw, tien tot
twintig gulden. Het oudste stuk grond had
zevenhonderd gulden gekost. In 1878 be
droeg de waarde van het veertienhonderd-
veertig vierkante meter grote terrein, met
de gebouwen, maar zonder de inventaris
veel meer dan een ton.
OP 5 MAART 1888 stierf de stichter van
het bedrijf. Zijn zoon en zijn neef werden
als vennoten in de zaak opgenomen en
namen de leiding van de fabriek op zich.
Zij werden algauw voor de noodzaak van
een nieuwe uitbreiding geplaatst, omdat
de afmetingen en het gewicht van de spoor
wagons steeds groter werden. De nieuwste
uitbreiding werd in 1891 ingeleid met het
aanleggen van een verbindingsspoor tussen
de fabriek en het station.
Op 23 mei brandde de eerste elektrische
lamp in het bedrijf, waardoor het mogelijk
werd om ook 's avonds te werken. In 1895
breidde men de oostelijke vleugel van het
gebouw uit voor het vergroten van de
wagenmakerij. En tenslotte kwam met de
uitbreiding in het jaar 1896 het gebouw tot
hand, zoals wij zolang hebben gekend. De
oenmalige fabriek werd tot aan de Jans-
weg doorgetrokken, waarbij de grote twee-
ünghal werd gebouwd, die de fabriek aan
de oostkant afsloot.
Verleden week werd het zevende congres van de Sociale Interacade
miale te Amsterdam gehouden. De Sociale Interacademiale is een
federatie van studieverenigingen van verschillende universiteiten en
faculteiten, die in 1951 werd opgericht en thans ongeveer tweeduizend
leden telt. Deze federatie stelt zich ten doel, het bevorderen van een
geregeld contact tussen de studenten van de verschillende sociaal
wetenschappelijke richtingen, het behartigen van de belangen van de
aangesloten studenten in de ruimste zin van het woord, bijvoorbeeld
door het geven van voorlichting over de verschillende studiemogelijk
heden in de sociale wetenschappen, evenals over beroepsmogelijk
heden, het leggen van contact met het buitenland, het organiseren van
een jaarlijks congres en van eventuele lezingen en excursies. Geduren
de de laatste jaren zijn herhaaldelijk congressen gehouden, waarvan de
inleidingen sinds 1956 in boekvorm bij de uitgeverij „Het Spectrum"
te Utrecht verschijnen. Verheugend is, dat dit jaar de lang nagestreefde
associatie met het tijdschrift „De Sociologische Gids" ot stand is geko
men, zodat studenten in de sociale wetenschappen nu een eigen
medium hebben, waarin zij zich zullen kunnen uitspreken over problemen
van vak en studie. Het thans gehouden congres mag bijzonder geslaagd
genoemd worden, hetgeen voor een belangrijk deel is toe te schrijven
aan het gekozen onderwerp: „Pressure Groups" een aan de Ameri
kaanse litteratuur ontleende term, die we wellicht het best met „pressie
groepen" kunnen vertalen. Dit onderwerp heeft tot dusver in Nederland
nog slechts in geringe mate de belangstelling van de sociale weten
schappen gehad en het is te hopen, dat dit congres voor velen een
stimulans zal zijn tot verdere studie van deze groepen hier te lande.
Dat is ook de reden, waarom wij er thans uitvoerig aandacht aan
schenken. Daarbij moet voorop worden gesteld de vraag: wat hebben
we nu onder het begrip pressiegroep te verstaan De beantwoording
daarvan bleek niet zo eenvoudig. Het had er vooral in het begin van het
congres alle schijn van, dat er een babylonische begripsverwarring
heerste, maar gelukkig kwam er allengs wat klaarheid aan de weten
schappelijke hemel. Toch was er aan het einde zeker nog lang geen
communis opinio over een definitie onder de vier inleiders, maar in
ieder geval waren hun standpunten meer tot elkaar gekomen. Overigens
is het doel van een congres als het hier gehoudene, natuurlijk aller
minst in het oplossen van allerlei gecompliceerde vraagstukken
gelegen dat is met ongeveer honderdzeventig deelnemers vrijwel
onmogelijk. Het wil slechts tot verdere studie aansporen. Voorlopig
zouden wij „pressiegroep" willen definiëren als een belangengroep,
die er op tal van manieren naar streeft toegang tot de overheid te
DE EERSTE spreker was prof. dr. J. J. de
Jong, hoogleraar in de wetenschap der
politiek aan de Vrije Universiteit te Am
sterdam, over: „Het opereren der ver
banden in het politiek proces".
Het optreden van „verbanden" in de poli
tieke arena is naar sprekers mening niets
nieuws. Lang voor het ontstaan van de
politieke partijen kende men landbouw-
verkrijgen om de politieke besluitvorming
op een voor haar gunstige manier te be
ïnvloeden. Zo gezien zijn er dus tal van
pressiegroepen. De A.N.W.B. is er bij voor
beeld één. Maar de industrie, de vakbon
den, de omroepverenigingen zijn ook dui
delijke voorbeelden. Pressiegroepen kun
nen werkzaam zijn bij de centrale over
heid, maar ook op gemeentelijk of pro
vinciaal niveau, zowel als in de publiek
rechtelijke bedrijfsorganisatie. Het aantal
mogelijke pressiegroepen is dus buiten
gewoon groot en de manieren, waarop zij
hun invloed trachten uit te oefenen zijn
zeer verschillend. Iedere spreker heeft
dus geprobeerd zoals het de goede
wetenschappen betaamt een zekere
ordening in deze veelheid aan studie
materiaal aan te brengen.
;taat zich ook voor de internationale markt
e gaan interesseren.
Als eerste stap op dit gebied kwam hij
i 1867 in Parijs op een internationale ten-
oonstelling uit, waar hij met zijn luxe
poorwagon de bronzen medaille verwierf.
Veer komt hier het zakentalent van de
icer Beijnes om de hoek kijken, want vóór
le tentoonstelling was hij met de H.IJ.S.M.
overeengekomen, dat deze maatschappij de
spoorwagon zou kopen, indien deze op de
tentoonstelling in Parijs niet zou worden
verkocht. Hoe het ook zij, Beijnes ging
meer produceren en kreeg er behalve de
H.IJ.S.M. ook nog de Nederlands-Indische
Spoorweg als vaste afnemer bij, welke
maatschappij vele opdrachten verstrekte.
De produktie van onderstellen klom in
enkele jaren op tot driehonderd. Een en
ander deed de behoefte aan een modern
machinepark toenemen.
In augustus 1870 plaatste men de eerste
stoomhamer, terwijl ook de stoomketel ver
groot werd. In 1870 werden nog meer van
De fabriek gold toen als uiterst modern.
Er werd betrekkelijk weinig handenarbeid
verricht. Cirkelzagen en steekbanken deden
het ruwe werk. Vierkante gaten werden op
een grote machine in één beweging geponst
in zware stalen platen, met een snelheid,
die de verbazing der tijdgenoten opwekte.
Grote indruk maakte de wagenmakerij,
waar op een ombouw, ongeveer vijf meter
boven de begane grond, het fijne betimme-
ringswerk werd geleverd, zodat het on
middellijk in de wagons daar beneden kon
worden aangebracht. De elektriciteit werd
toen nog alleen gebruikt als lichtbron.
Voor het leveren van machinale arbeid
beschikte men over twee stoommachines,
waarvan één een capaciteit had van 80 pk.
In deze tijd had Beijnes ongeveer drie
honderdvijftig man personeel in dienst.
OMTRENT de eeuwwisseling deed ander
maal een nieuwe vervoerstechniek zich ook
in de werkplaatsen van Beijnes gelden: het
elektrische tramverkeer. De allereerste
groeperingen, gilden en dergelijke, die
druk oefenden op de overheid om hun
doeleinden te verwezenlijken. Dr. Abra
ham Kuyper heeft lang voor de eerste
wereldoorlog opgemerkt, dat men zonder
overdrijving mag zeggen, dat de Neder
landse regering in handen van het Alge
meen Handelsblad en de Nieuwe Rotter-
damsche Courant zou liggen. De actuele
populariteit van het begrip pressiegroepen
is zeker ook een modeverschijnsel, maar
toch is wetenschappelijke belangstelling
gerechtvaardigd.
Prof. De Jong onderscheidt nu drie cate
gorieën:
1) de a-politieke verbanden, die op het
politiek proces van de besluitvorming
generlei invloed trachten te oefenen, zo
als bijvoorbeeld de schaakclub en de gei-
tenfokvereniging,
2) de politiek actieve verbanden en
3) de constitutionele verbanden, die hun
activiteitsrecht danken aan grondwet, wet
of verordening. Deze verbanden vinden we
op alle niveaus tussen overheid en onder
daan.
Van belang voor het onderwerp is nu spe
ciaal de relatie tussen de groepen onder
punt twee en drie genoemd. Hoe trachten
de politiek actieve verbanden invloed uit
te oefenen op de overheidsorganen? Ener
zijds is er de onderhandeling, die leidt tot
het tot stand komen van een overeen
komst, of wel overleg in de zin van het
geven van advies en voorlichting, ander
zijds is er het pogen om in allerlei or
ganen te penetreren, in de volksvertegen
woordiging, in de Sociaal-Economische
Raad en in de ministeries. Hoe meer een
bepaald verband geïntegreerd is in het
politiek proces hoe meer men tracht er
in door te dringen. Een typisch voorbeeld
hiervan leverde het Duitse leger, waarin
de nationaal-socialisten penetreerden om
langs dit kanaal de regeringen te be
ïnvloeden.
Met overleg en penetratie gaat altijd een
elektrische tramrijtuigen welke in Neder
land reden die van de Haarlemse Cein
tuurbaan werden door de fabriek aan
het Stationsplein geleverd. Sindsdien heeft
Beijnes voor vrijwel alle belangrijke elek
trische trambedrijven in Nederland rollend
materieel gefabriceerd. De jongste, zeer
geroemde prestatie betrof de vijfentwintig
gelede tramstellen voor het Amsterdamse
stadsnet. Met het elektrische en dieselelek-
trische spoorwegmaterieel is het niet an
ders gegaan. In 1907 vervaardigde Beijnes
zijn eerste elektrische treinstellen voor de
Zuid-Hollandsche Electrische Spoorweg
maatschappij, de lijn Rotterdam (Hofplein)
Den HaagScheveningen (Kurhaus). Ook
die rijtuigen werden de eerste van een
lange reeks. De stijgende lijn in de produk
tie heeft niet alleen betrekking op de
afgeleverde aantallen, maar ook op de
kostprijzen. Het eerste spoorwegrijtuig
werd voor nog geen tweeduizend gulden
geleverd, een rijtuig anno 1958 komt ge
makkelijk op twee ton.
grote publiciteit gepaard, die dus als een
bepaalde vorm van pressie kan worden
gezien en een kenmerkend middel is voor
pressiegroepen. Naast deze middelen treft
men in Nederland gelukkig zeer zeld
zaam ook wel brute wilsoplegging door
het gebruik van geweld aan. Voorbeelden
hiervan zijn staking en uitsluiting, chan
tage en andere vormen van corruptie.
Spreker ziet de weigering van een bedrijf
om zich te onderwerpen aan een door de
regering opgelegde prijsstop, met de drei
ging om in geval van handhaving van
deze stop de produkten te zullen gaan
exporteren, als een vorm van chantage en
hij vindt hierin een rechtsgrond voor na
tionalisatie van een dergelijke industrie.
Prof. De Jong heeft zich vervolgens af
gevraagd, of men een politieke partij als
„pressuregroup" moet zien en komt tot de
conclusie, dat het gehele begrip pressie
groep wetenschappelijk onhanteerbaar is,
omdat men er teveel verschillende ver
banden onder samenvat. Ook is het begrip
te geladen, zoals de woorden „kapitalis
ten" en „bonzen" dat ook zijn. Maar al te
vaak ziet men alleen negatieve kanten
van de actie der pressiegroepen belicht,
bijvoorbeeld doordat hun werkwijze en
hun werkelijke invloed aan de openbaar
heid zijn onttrokken. Dit is inderdaad een
gevaar voor de democratie. Anderzijds wil
spreker niet nalaten te wijzen op posi
tieve factoren, welke in Nederland in de
sociaal-economische sfeer een belangrijke
rol spelen. Er ligt namelijk een goede kans
in het optreden van deze groepen voor de
overheid om ze te betrekken in het over
leg en daarmee het evenwicht in de strijd
tussen de belangengroepen te herstellen
en deze strijd zelf langs bepaalde, aan de
openbaarheid prijs gegeven kanalen, te
laten verlopen. In de vooroorlogse toe
stand op sociaal-economisch gebied zag
men dikwijls eenzijdige invloed van werk
geverszijde, tegenwoordig van alle zijden.
Er is daarmee weliswaar geen statisch
evenwicht bereikt hetgeen ook on
mogelijk is, maar de verhoudingen z.jn
thans veel harmonischer dan vroeger.
In deze mogelijkheid tot formalisatie van
de pressiegroepen ziet spreker een manier
om de problemen op te lossen, hoewel
deze zelf weer een aantal vraagstukken
met zich zal brengen. Men moet er echter
steeds naar streven een zo goed mogelijke
aanpassing in de strijd der belangen te
bereiken.
Een overzicht van het behandelde
door de andere sprekers tijdens het
congres over „Pressiegroepen" kan
men aantreffen op pagina 3 van dit
nummer van „Erbij".
In 1950 heeft Beijnes Haarlem verlaten.
Het jonge en energieke Beverwijk heeft de
komst van de befaamde fabriek, voor de
huisvesting waarvan men in Haarlem niet
tot een oplossing kon komen, hartelijk be
groet. Toch is in dat van de modernste
bedrijfsmiddelen voorziene complex nog
een herinnering aan de Haarlemse tijd te
zien: een beproefde stoompomp bewijst
daar nog dagelijks uitstekende diensten.
Joh. Ratsma
Een patiënt in een Tsjechische psycho
logische kliniek heeft, blijkens het in Praag
verschijnende blad „Svobodne Slovo" zes
tien nieuwe idiomen met grammatica en
woordenschat samengesteld. Enkele van
deze verzonnen talen hebben tot tiendui
zend woorden. De patiënt heeft de idiomen
genoemd naar denkbeeldige planeten, de
ze in kaart gebracht en ze steden gegeven
met gefantaseerde namen. Volgens de
krant, die de naam van de patiënt voor
zich hield, heeft de man ook een gedeelte
van de bijbel vertaald in de denkbeeldige
spraak van de „Ishows". De republiek, die
hij „hesperia" noemde werd door hem
voorzien van een spoorboekje, bankbiljet
ten, postzegels en spoorbiljetten. Volgens
de geneesheer-directeur van de kliniek, dr.
Jaroslav Stuchlik, spreekt zijn patiënt
vrijwel alle Europese talen en Japans.