Arabië stelt „De grondvesten der Arabische ridderlijkheid
teÊen westerse inmemsSiii;
1
SCHOOLTELEVISIE WORDT REEDS IN VELE LANDEN BESCHOUWD ALS EEN WELKOME AANVULLING OP DE TRADITIONELE METHODEN VAN HET ONDERWIJS
Erbij
WIEROOKBESCAVINC
MOET PLAATSMAKEN
VOOR OLIECULTUUR
9 zijn besmeurd met olie en de monden der pre-
^lOJO. dilcers en Pr°feten worden gestopt met goud"
ZATERDAG 12 APRIL 195S
PAGINA VIEP
DE STAD ADEN met zijn drukke straten
en levendige haven is bekend aan veel
Westerlingen, die naar Zuid-Azië of Oost-
Afrika reisden. De stad is gebouwd op
twee schiereilandjes. Met een brokje
woestijn vormt zij de kolonie Aden, die
nog geen tweehonderd vierkante kilo
meter beslaat. Nauwelijks bekend echter
is het achterland van Aden, het protecto
raat, dat zich langs de zuidkust van Ara-
bië uitstrekt. Het is ongeveer driehon
derdduizend vierkante kilometer groot en
bestaat uit een aantal slaatjes. Met elk
dezer sloot de Britse regering een ver
drag. Zij zijn op binnenlands-politiek ge
bied geheel zelfstandig gebleken. Onder
hen zijn Hadramaut en Mahra, die in lang
vervlogen eeuwen het „Wierookland" bij
uitstek waren. Tot voor kort las men in de
pers maar zelden iets over dat gebied.
De laatste tijd echter verschenen er zo nu
en dan berichten over botsingen met
stammen, botsingen, die veelal gepaarci
gingen met doden en gewonden aan
beide zijden.
Nog niet zo lang geleden was de Brits-
Arabische vriendschap in het protectoraat
Aden hecht. Voor de Britten is die vriend
schap belangrijk gezien de strategische en
commerciële betekenis van dit gebied.
Nu de mogelijkheid van aardolievondsten
in het protectoraat Aden bestaat, is de
Arabische vriendschap van dubbele waar
de geworden. Deze kan alleen dan blij
ven bestaan, als de Arabieren de overtui
ging houden, dat hun zelfstandigheid
geen gevaar loopt.
DE ARABIER werd zich bewust van
zijn onafhankelijkheidszin, toen hij met
de Grieken en Romeinen in contact en la
ter in botsing kwam. Reeds de klassieke
schrijvers maakten melding van zijn liefde
"Voor de vrijheid. In de oudheid geloofden
de Arabieren, dat hun wierook spirituële
waarde had. Daar deze in die dagen zeer
in aanzien stond, waren andere volken be
reid om een goede prijs te betalen voor die
wierook. Met het aldus verworven geld
bouwden de Arabieren een beschaving op,
die voor een groot deel ontleend was aan
Perzische en Helleense bronnen. Nadat
zij eerst vergeefs gepoogd hadden om
Zuid-Arabië te veroveren, gingen de
Zuideuropeanen wierook over zee (dus
goedkoper) aanvoeren. De Arabische
„wierookbeschaving" ging ten onder en
de Arabieren keerden terug tot hun woes-
tijnbestaan.
De wierookperiode stempelde de gevoe
lens der Arabieren jegens het westen en
bepaalde tevens de aard van het Arabi
sche nationalisme. Dit verschilt namelijk
van het nationalisme elders in de wereld,
bij voorbeeld in Afrika: in Arabië is het
voor een groot deel een defensieve reac
tie, een verzet tegen de bedreiging van de
Arabische leefwijze en van de schamele
bestaansbronnen. Reeds in de zesde eeuw
had er jn Zuid-Arabië een nationalistische
opstand plaats. Toen had de Oostromein-
se keizer Justinianus de christelijke Ethio-
piërs aangezet om Jemen te veroveren.
De Arabieren richtten het oog op het oos
ten en vonden daar steun, want de Perzen
kwamen te hulp. Zij verdreven de Ethio-
piërs, doch bleven zelf in Zuid-Arabië.
In de loop der eeuwen ontvingen de
Arabieren de westerlingen steeds gastvrij
en sloten zij vriendschap met hen, tenzij
zij hen verdachten van plannen tot in
menging. Zo namen de Arabieren in Na-
bataea (gelegen in het huidige Jordanië)
de Grieken en Romeinen in hun midden
op en onderhielden zij goede betrekkingen
met hen. totdat de Romeinen wilden gaan
„koloniseren" in hun land Iets dergelijks
doet zich thans in Zuid-Arabië voor. In
1839 namen de Britten bezit van Aden en
gaandeweg kregen de Arabieren begrip
voor hun aanwezigheid daar Zij begonnen
te beseffen, dat de Britten niet van plan
waren om zich te mengen in de Arabische
levensgewoonten. Wantrouwen maakte
plaats voor vertrouwen. Er groeide
een vriendschap, die een eeuw bleef be
staan.
IN ONZE TIJD verlangt het westen op
nieuw iets van de Zuid-Arabieren, en we
derom, als in de oudheid zijn de Arabie
ren bereid om het te vei kopen, mits zij
de prijs mogen noemen Opnieuw ont
luikt het nationalisme. Opnieuw zouden de
Arabieren in de verleiding kunnen komen
hun blik op het oosten tc richten om hulp,
ook al zouden de gebeurtenissen in de zes
de eguw een waarschuwing kunnen zijn.
Eén verschil is er echter met vroeger.
Ditmaal wordt de Arabische onafhanke
lijkheid niet bedreigd en ontvangen de
Arabieren miljoenen gouds voor hun aard
olie. Niettemin zijn de betrekkingen van
het westen met de Arabische wereld zo,
dat zij geen reden tot tevredenheid geven.
De moeilijkheid is, dat hoewel er geen
bedreiging is de Arabieren van mening
zijn, dat er wèl een bedreiging bestaat.
Dit komt, omdat de westerse invloeden
zich meer en meer doen gevoelen en zicht
baar worden. Men denke slechts aan de
grote veranderingen, die de stad Aden
sedert de oorlog onderging. Als gevolg van
de nieuwe grote olieraffinaderij en van de
oprichting van tal van andere bedrijven
is de bevolking nu driemaal zo groot als
twintig jaar geleden. Een industrieel pro
letariaat is bezig te ontstaan. Bovendien
wordt er veel meer aandacht besteed aan
het onderwijs dan vroeger. Enige onrust
is dientengevolge onvermijdelijk.
De onrust in de klein^ Arabische staten
echter vindt haar oorzaak voornamelijk in
de pogingen van het westen om de levens
voorwaarden en omstandigheden te ver
beteren. Na de oorlog hebben de Britten
zich veel meer dan voordien bemoeid met
de gang van zaken, ja, hebben zij getracht
om het protectoraat Aden op gelijke wij
ze te reorganiseren als sommige achter
gebleven Afrikaanse gebieden. Er zijn
thans meer Europeanen dan ooit tevoren
in hét protectoraat. Mede hierdoor is de
„defensieve reactie" der Arabieren tot
nieuw leven gewekt Toen enige tijd ge
leden het plan werd geopperd om te komen
tot een Arabische federatie, wekte dit
hoewel het plan niet slecht was veel on
gerustheid en wantrouwen. De Arabieren
willen nu eenmaal zichzelf zijn en blijven!
IK GING naar Zuid west-Arabië in 1934.
Het best leerde ik de Zuid-Arabieren in
Hadramaut kennen. Tevoren hadden er
nooit Europeanen gewoond en weinig wes
terlingen'slechts het iand bezocht. Ik wist,
dat de Arabieren vertrouwen hadden in dc
Britse oogmerken. Hun opvatting van on
afhankelijkheid maakte echter eer
vreemde indruk op mij. Ik had mij voor
gesteld, dat de gemeenschap daar rustif
en ordelijk zou zijn met een democratise]
bestuur, dat steunen kon op de sympathie
des volks. Maar al spoedig bemerkte ik.
dat ieder stamlid zichzelf als een sultan
beschouwde. Er heerste anarchie. Het le
ven was er lelijk, brutaal en veelal kort
Hadramaut had een tenminste duizendja
rige geschiedenis van stamoorlogjes ach
ter zich. Het volk wenste vrede en rust
Nadat enige rovers gevangen genomen en
veroordeeld waren, gelukte het mij met
hulp van enige Arabische vrienden om
dertienhonderd a veertienhonderd stam
groepen te bewegen een vredesverdrag te
ondertekenen. Nadien hielp ik de heer
sers met de organisatie van hun bestuur.
Ik deed ook veel om het onderwijs op gang
te brengen. Op een gebied van meer dan
tweehonderdduizend vierkante kilometer
waren slechts tweehonderd vierkante
kilometer bouwgrond. De mensen waren
dus voor hun bestaan geheel afhankelijk
van de woestijn. We pasten onze onder
wijsplannen bij die omstandigheden aan
en richtten bijzondere scholen op voor de
diverse groepen.
Toen ik met dit alles begon, ontketen
de de pers in het Midden-Oosten een cam
pagne. Weldra beseften de mensen even
wel, dat mijn werk niet bedoeld was als
inmenging. Ik had geen enkele uitvoeren
de bevoegdheid. Ik leefde en werkte met
de mensen. Ik probeerde de dingen met
hun ogen te zien. Ik geloof, dat zij in een
betere wereld leefden dan wij. Zij geno
ten meer vrede en waren stellig niet min
der zelfstandig. Er was toen geen sprake
van betaling in enigerlei vorm. De Britse
regering hielp vóór er enige sprake was
van aardolie.
Gedurende de tien iaren, die ik in Zuid-
Arabië doorbracht, ging ik begrijpen,
waarom de Arabische opvatting van on
afhankelijkheid zo sterk verschilt van de
onze. Dat komt, omdat wij in vruchtbare
gebieden wonen en dus een scheppende,
opbouwende levensvisie moeten hebben,
gepaard aan eerbied voor wet en orde.
De Grieks-Romeins-christelijke bescha
ving, waarvan wij de erfgenamen zijn,
is ontloken op die „produktieve" bodem.
De woestijn brengt vrijwel niets voort en
de Arabieren zijn (dus) niet scheppend van
aard. Lawrence wees er reeds op: zij kun
nen vlam vatten voor een idee, zij hebben
politiek talent en moed. maar zij zijn veel
te individualistisch om iets blijvends te
wrochten. In de woestijn neemt men wat
men krijgen kan. Hebzucht is daar een
In „Erbij" van verleden week hebben wij in een grote reportage
aandacht geschonken aan de winning van aardolie in het eigen
land, speciaal in Zuid-Holland, welke provincie „het Texas van
Nederland" werd genoemd en in welke beschouwing men
indrukwekkende cijfers heeft kunnen lezen. Voor een groot deel
van de olievoorziening blijven wij echter aangewezen op de
vreemde produktiegebieden, waarbij die in het rumoerige nabije
oosten in het centrum van de belangstelling liggen. Daarom
publiceren wij heden een artikel van Harold Ingrams, die de
heersende problemen tengevolge van deze belangstelling in het
zuiden van Arabië uiteenzet. Ingrams heeft gedurende vele jaren
in Hadramaut ook door zijn actieve aandeel in de pacificatie de
verhoudingen van nabij kunnen bestuderen.
sterk op de voorgrond tredende eigen
schap. Vrijheid, die aan wetten is gebon
den, spreekt niet tot die mensen en is voor
hen niet aantrekkelijk. Een bekende Ara
bische wijsgeer zei in de veertiende eeuw:
„Iedere Arabier beschouwt zichzelf waar
dig om te regeren, maar slechts uiterst
zelden vindt men een hunner bereid om
zich vrijwillig te onderwerpen aan iemand
anders, ongeacht of die andere zijn va
der, zijn oroeder of het hoofd van de clan
is. Een Arabier onderwerpt zich slechts
morrend of uit angst voor de openbare
mening".
DE WESTERLINGEN hebben stellig
succes gehad, als het gold volken te lei
den en voort te stuwen op de weg naar
zelfbestuur. Ik vrees echter, dat het voor
ons moeilijk is om te denken over zelfbe
stemming en zelfbestuur in andere ter
men dan die van onze parlementaire de
mocratie en andere westerse instellingen.
Het falen der westerse democratie in
Arabische landen is goeddeels aan
het intensieve individualisme der Ara
bieren te wijten. Democratie vereist
sociaal geweten en sociaal bewustzijn,
dus dingen, die misschien alleen kun
nen ontstaan in vruchtbare landen. Ik ben
voorts van oordeel, dat wij zowel als de
Arabieren teveel verwachten van onder
wijs en opvoeding naar westerse trant.
De heer Creech Jones zei in 1948 reeds
dat, zodra men in een land met onderwijs
en opvoeding begon, niets de verwarring
en de onrust kon stuiten, die daarvan het
gevolg zouden zijn. Verstrekking van on
derwijs kan inderdaad ontbindend wer
ken, maar dc revolutie die het ontketent,
kan ook in opbouwende zin worderj geleid
Het onderwijs in een land als Zuid-Ara
bië moet nauw aansluiten bij het leven,
dat de mensen daar leiden. Doet het zulks
niet, dan brengt het een uit de koers ge
slagen en ontevreden volk voort.
')e afbeeldingen bij dit artikel stellen
•oor: Mukalla, de hoofdstad van de staat
"fuaiti in Hadramaut, het oostelijk deel
•an het protectoraat Aden, waar eveneens
üieboortorens zijn opgericht, vreemde
verschijningen in het landschap van zanc'
cn steen, waar hier en daar tenten sM-n
van Europese voormannen in de 1--
strijding van sprinkhanenplagen. Tensln*'<
ziet men een ontvangst van enige blank s
officieren van medische diensten voor
namelijk, die een beleefdhei^ ón e
brengen, door een emir van Saoedi-
Arabië.
Ditmaal wenst het westen aardolie. De
ze stof behoorde een zegen te zijn, daar
zij zoveel en zo grote verbeteringen zou
kunnen bewerkstelligen Zij brengt ech
ter een grof materialisme teweeg. De Ara
bische hebzucht draai* op volle toeren
Het schandaal van Saoedi-Arabië is we
reldbekend. De heer Phi'.by zei het op wel
haast oud-testamentische wijze: „De
grondvesten der Arabische ridderlijkheid
zijn besmeurd met olie en de monden dei-
predikers en profeten zijn gestopt met
goud".
OMTRENT aardolievondsten in het
protectoraat Aden is tot dusverre weinig
met stelligheid bekend. Worden zij ge
daan, dan zullen de moeilijkheden nog
groter worden, ook al. omdat de Britse re
gering zich verantwoordelijk acht voor
die staatjes en weet, dat zij leiding behoe
ven. Zelfs in de onder Brits protectoraat
staande gebieden langs de Perzische Golf
leidt de ongedroomde olierijkdom tot
moeilijkheden. Er is veel te veel geld!
De huidige „aardoliebeschaving" is, als
de „wierookbeschaving" van weleer,
goeddeels aan vreemde broniten, ditmaal
dan aan Europese en Amerikaanse ont
leend. Een blijvend karakter heeft zij
niet. Vreemde beschavingen schieten
nooit echt wortel in Arabië.
IK GELOOF NIET, dat westerse instel
lingen de Zuid-Arabieren van veel nut
zullen zijn. De stappen, die nodig zijn om
ze in te voeren, kunnen slechts moeilijk
heden veroorzaken. Men zegt, dat het
individualisme der Arabieren ten grond
slag ligt aan hun streven om hun welspre
kendheid te ontwikkelen. Zij aanvaarden
slechts een leider, die hen overtuigend
kan toespreken of hen in bedwang kan
houden. Zij, die hun kracht tonen en zich
zo weinig mogelijk bemoeien met de
interne Arabische zaken, zijn gezagheb
bend in Arabische kring en bovendien
beter dan anderen in staat om de Arabie
ren te helpen. Lawrence achtte het de
beste politiek om een „ringmuur om
Arabië" te bouwen en het verder „zijn
eigen moeilijke bestemming te laten zoe
ken". Arabië moest vond Lawrence
„een reservaat voor het Arabische indivi
dualisme" zijn. Dit geldt ook thans nog en
belooft ook nu nog succes Ik ben van
oordeel, dat de Britse regeering door die
gedragslijn te volgen de beste kansen
heeft om de vriendschap der Arabieren
te behouden en aardolie te verwerven.
HOE OUD wordt een paling? vroeg ik
aan een van mijn zoons, toen ik deze
jeugdherinnering ging opschrijven. Drie
honderd jaar, zei hij. Doch al spoedig
bleek, dat hij zich vergwt had met een pa
pegaai. Er volgde een wal verward ge
sprek. Mijn zoon hield vol, dat palingen
toch wel oud moesten worden wegens hun
reis naar de Sargossaze" Doch het kwam
niet uit de doeken of dn de vijftig jaar
zouden zijn. die ik nodig heb voor mijn wal
bizarre fantasie. Ik weenamelijk nu nog
niet of de paling, die ik zo lang geleden
heb moetev he ken en die ten gevolge
van mijn plichtsverzuim heeft kunnen
vluchten, die nooit terecht is gekomen en
dagenlang de vrouwelijke huisgenoten in
paniek heeft gehouden, of die paling nu
misschien toch nog ergens in mijn geboor
tehuis schuilt en zich op een dag tussen
de lakens van een der huidige bewoners
zal manifesteren. Aancenomen althans,'
dat een paling op het droge kan leven, het
geen je wel zou zeggen als je langs een
visboer komt.
WIJ KONDEN in de beneden-achterka
mer van ons huis in Deljt aan de vissport
doen. Je deed een bover.deurtje open en
het viswater lag voor je. Een smalle
gracht met aan de overkant een witge-
verfd stevig ijzeren hek ter bescherming
van het verkeer in de ivinkelstraat daar
achter. Aan onze kant kwam het water tot
aan de achtergevel. In dit water nu werd
gevist. Wij waren met vier broers. Ik rvas
de jongste. Het is duidelijk dat ik, wat het
fijnere werk betrof, er niet aan te pas
kwam. Ik kon dus toekUken. En als ik wal
al te vervelend werd, belastte men mij met
de bewaking van de teil waarin de vis zou
komen. Meestal werd ei niets gevangen.
Het was namelijk zo, dat de gracht werd
gebezigd voor het laten verdwijnen van
velerlei ongerechtigheden ondanks de ton-
nenman, die eens per week zijn tocht door
de wateren van de stad maakte. Daarbij
lag de bodem van de gracht bezaaid met
gebroken en afgedankt vaatwerk. Dat kon
je zien, toen een keer alle grachten droog
vielen ten gevolge van een dijkbreuk of "o
iets in' het nabij gelegen Kethel.
Vissen met enig benul ten aanzien van
hun eerste levensvoorwaarde pasten er
voor zich in deze troebele, prut te begeven.
DE AAP, de noot en ons aller maar in
tussen wel wat ouder geworden Miesje
hebben him beste tijd gehad. Allerwegen
praat men over onderwijsvernieuwing en
hoewel velen de invoering hiervan niet
vlug genoeg gaat, is het toch bepaald niet
zo dat er hier van stilstand kan worden ge
sproken. Schoolradio bijvoorbeeld is al
uitgegroeid tot een niet meer weg te den
ken instituut. En zo is schooltelevisie
sinds enkele jaren al geen onderwerp
meer waarover alleen gepraat wordt. In
de Verenigde Staten bijvoorbeeld wordt
ook deze zaak groots aangepakt.
In Engeland, dat in televisie-opzicht
aan de spits staat in Europa, verzorgen
zowel de B.B.C. als de commerciële televi
sie schoolprogramma's, die door de leer
lingen van ongeveer twaalfhonderd scho
len worden gevolgd.
Jongens en meisjes van niet minder dan
tweeduizend Franse scholen zien ook al op
vaste tijden televisielessen. Hier heeft
men zich al zeer intensief met dit onder
werp bezig gehouden en de daarbij naar
voren komende pedagogische problemen
diepgaand bestudeerd. De Italiaanse tele
visie verzorgt al sinds 1954 speciale school-
uitzendingen. De programma's zijn de af
gelopen jaren aanzienlijk uitgebreid.
In West-Duitsland, waar vijfenzeventig
percent van alle inrichtingen van onder
wijs de programma's van de schoolradio
volgen, heeft men nog geen praktische
proeven met schooltelevisie genomen.
Herstel van de in de oorlog beschadigde
en de oprichting van nieuwe gebouwen
hadden voorrang, maar dat neemt niet
weg dat de mogelijkheden van schooltele
visie al grondig in studie zijn. Bij onze zui
derburen, in België, is men al een
hele stap verder. Daar hadden in 1956 de
eerste proefuitzendingen plaats, die door
tachtig scholen werden gevolgd. Het mi
nisterie van Onderwijs maakte dit experi
ment mogelijk door het beschikbaar stel
len van ontvangers. Bij deze proef waren
zowel rijksscholen als neutrale onderwijs
inrichtingen ingeschakeld. Dit jaar gaat
men er dan ook tweetalig experimenteren.
Maar als de grachten eindelijk weer eens
werden gespuid, waren er van die waag
halzen, die het stadsleven opzochten, een
avontuur dat ze met de dood moesten be
kopen, als ze het geluk niet hadden gauw
te worden gevangen, om dan in een teil
het bestaan nog enkele dagen te kunnen
rekken.
ER WERD GEVIST met een schepnetje.
Op zekere dag haalde mijn broer met dit
netje een paling op. Het was maar een
heel jonge paling, want hij was niet. lan
ger dan twintig of vijfentwintig centime
ter, maar het was zo'n buitengewone ge
beurtenis, dat ik het nu een eer vond met
de bewaking belast te zijn In die bewa
king heb ik gefaald. Nu was het roei waar
dat het water in de teil erg hoog stond
zodat ik telkens met een vinger het uitge
laten jonge dier naar beneden moest du
wen als het aan de oppervlakte kwam en
te dicht bij de rand, maar ook juist r-ar-
om had ik zeker niet naar het deurt je moe
ten snellen, toen mijn broer een jwcl eet
slaakte en ik dacht dat er weer een pa
ling op komst was. Het bleek iets an rs
te zijn, zelfs geen ander soort vis' Toen
ik naar mijn taak terugkeerde, was de pa
ling verdwenen.
HIJ WAS BOVENDIEN onvindbaar. Hij
kon niet in de gracht geglipt zijn, want de
onderdeur was stevig gesloten. Maar hij
was nergens te zien. Niet in de kamer,
niet in het kleine vertrekje-van-de-ton, dat
aan de kamer grensde, niet in het gange
tje voor de trap naar hoven. Mijn broers
zochten de meiden zochten, toen kwam
ook nog mijn moeder er aan te pas en ik
zocht mee, schuldig en met rode oren.
Wij hebben de paling nooit gevonden.
Die nacht meende de keukenmeid beet te
hebben en wel tussen de lakens van haar
bed. Doch ze bleek te hebben gedroomd.
We waren wel allemaal wakker geworden,
want ze had een goed stemgeluid en het
huis was wat gehorig. Ik dacht overigens,
dat een paling niet kon klimmen, maar
het werd me duidelijk gemaakt, dat ik mij
hierin vergiste. Palingen klommen wel
over duinen en dijken om in zee te komen.
Mijn paling was dus potentieel overal in
het huis aanwezig. De meiden zeiden geen
nacht meer te kunnen slapen. Mijn moe
der zei niets, maar ik verbeeldde mij dat
zij de eerste avond toch wel even tussen
de lakens keek, voor ze me onderstopte.
Mijn broers waren wel aardig. Ze verze
kerden m e, dat het maa een pest palinkje
geweest was en dat ze later voor moeder
uit de polder een heel maaltje zouden weg
halen.
ZO ZWAKTE deze kleine palingoproer
gauw af. Toch blijf ik eer beetje nieuws
gierig hoe het met die paling verder ge
gaan is. Je kunt nooit weten. Laatst in mijn
geboortehuis, bij een gastvrije neef loge
rend, dacht ik er toch even aan toen ik tus
sen de lakens schoof.
Spero