Gesprek met ir. Vegter ZATERDAG 19 APRIL 1958 Esfbij De Haagse Comedie met „De goede mens van Sezuan" Ft —3 tn Bü de illustraties Jiesta, lan, Sacdaita iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiii Een kort verhaal door Gerth van Zanten iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitnii Subsidie voor catalogus van werken van W. Pijper Vakantiebrief uit Spanje door H. B. Fortuin "O PAGINA V IJ F (Vervolg van pagina 1) seizoenen te kunnen zien, om met het gezin hèt groeien en bloeien mee te be leven, om een eigen vertrouwde plek te hebben waar het goed is zich uit het woe lige maatschappelijke leven op terug te trekken. Wij spreken over de wijze waarop de architectuur op het ogenblik in Neder land beoefend wordt, over het algemeen architectonische peil wat daarmede be reikt wordt. Voorop stelt hij grote waar dering te hebben voor de serieuze wijze waarop gewerkt wordt, voor de ernstige wijze waarop de meeste vakgenoten trachten, zij het een ieder op zijn manier, op een wijze die zij met volle overtuiging als de juiste zien, naar een gave en kunst zinnige oplossing van de hem toevertrouw de opgaven te streven. DE ALGEMENE RICHTING irj de Ne derlandse architectuur besprekend wijst hij op een zijn inziens niet te weerspreken feit, dat de verschillende architectuurstro mingen, gevolg van de meer beredenerende kunstbeschouwingen, in het huidige tijds bestel elkaar beginnen te naderen. Hij be toogt, dat er een naar elkaar toe groeien is van in beginsel nogal diametraal ten opzichte van elkaar gestelde begrippen, dat ten slotte moet en zal resulteren in een bouwkunst, waaraan het begrip eenheid van stijl niet meer te ontzeggen zal zijn. En dat uit al deze, om een tijdslimiet te noemen, na omstreeks 1900 met veei elan en veel heftigheid, met veel argumenten, doch ook veel woordenpraal uitgedragen „ismen" en dogmata iets begint te dagen wat met recht de naam „bouwkunst" zou kunnen dragen. Het constructivisme, door Berlage bele den, met de Haagse voorbeelden het Mu seum en het kantoorgebouw van de Ne derlanden van 1845, de stijlperiode met namen als Oud en Wils, het uitbundige ex pressionisme van de Amsterdamse School, de nieuwe zakelijkheid met een man als ir Van Tijen al deze richtingen hebben elkaar achtereenvolgens en dikwijls in be ginsel onbewust, beïnvloed. Zie bijvoor beeld hoe ver het V.C.L. aan de Goudo- bloemlaan in Den Haag of het kantoorge bouw van de Shell, beide van architect Oud, afstaan van zijn woningbouw in Hoe* van Holland, hoe aan het klooster van ar chitect Nix aan de Troelstrakade, in eer ste opzet doortrokken van de Granpré- Molière-geest uit de Delftse school, toch ook andere invloeden niet voorbij gegaan zijn. Of zie hoe een Van de Broek te Rot terdam zocht en gelukkig ook vond een samengaan van zijn vormwil en een dui delijk constructivisme. Ook ir. Vegter meent in zijn eigen werk deze ontwikkelingsgang te kunnen aanwij zen. Hij is begonnen als Delfts ingenieur met uitingen welke (verontschuldigend haast door hem erbij gezegd) „uiteraard" daarvan alle kenmerken droegen. De ban van de zogenaamde Delftse school is door hem echter verbroken door een eigen ont wikkeling, door een bewust verwerken van de grote spirituele stromingen welke het architectonisch gebied doorspoeld hebben en nog doen. Zijn grootste werk tot op heden en tevens het meest spectaculaire is het Provinciehuis te Arnhem. Het lijkt mij echter gevaarlijk mislei dend de figuur van Vegter alleen te zien verbonden aan dit, de verbeelding van het grote publiek zo sterk aansprekende pronkstuk. Plan en opbouw doen welis waar duidelijk de grote mogelijkheden voor hem als ontwerper kennen, doch, maar dit dan als een sterk persoonlij kv> mening dezerzijds, er is zo vermoeiend veel, de esthetica is er zo enerverend emo tioneel bedreven! Dan is mij veel liever, veel klaarder en duidelijker bijvoorbeeld het gebouw van de Arbeiderspers te Rot terdam. DE FUNCTIE van rijksbouwmeester is een ambtelijke! Weliswaar de hoogste waartoe een architect in Nederland be noemd kan worden, doch onweerspreke lijk toch een ambtenaar. Zijn vborganger ir. Friedhoff kende, ook toen hij benoemd werd, reeds de typerende mogelijkheden en onmogelijkheden die dit ambtelijk ver band mee kan brengen. Dit verband heeft, vooral voor een creatief werkend en eigen geestelijke potentie bezittend kunstenaar, zeer merkwaardige facetten. Zal onze nieuwe rijksbouwmeester erin slagen boven deze facetten welke voor een buitenstaander dikwijls evenzovele onbe grijpelijkheden vormen, uit te stijgen'' Zal de zo stroeve arbeid in ambtelijk verband met zijn papiermolen een arbeid, din maar al te zeer en al te vaak doet den ken aan roeren in een vat met stroop niet veel van zijn inderdaad aanwezige sti mulerende krachten doen verzanden? Dit is een gevaar waarbij komt dat, volkomen identiek met meer in het bestuurlijke vlak l egendo departementen, men ook van hel bureau van de rijksbouwmeester kan stellen: ,.De kapitein wisselt, doch de of ficieren en manschappen blijven". Zal de nieuwe kapitein erin slagen het schip een nieuwe koers te doen varen, zijn koers'' Ir. Friedhoff is er inderdaad in geslaagd zijn zeer persoonlijke stempel op deze diens* en haar uiterlijke activiteitten te drukken Gezien het verschil tussen deze beide fi guren zal er, alleen uit dien hoofde al. in de koers uit architectonisch standpunt be zien. een ombuiging moeten komen. Dit zo! noodzakelijk zijn wil het werk het niveau behouden hetwelk van dit belangrijke hu reau verwacht mag worden, namelijk garf persoonlijk, een eigen karakter dragend werk. Een eigen niveau, anders weliswaa» dan dat van zijn voorganger, doch ontwü felbaar, gezien zijn reeks van belangrijk' werken, doortrokken van een grote crea tieve en stimulerende geest, het hoge amb' van rijksbouwmeester waardig. Dit hopen wij voor het algemeen cultu reel peil van de Nederlandse samen leving. Dit verwachten, met recht en reden, alle Nederlandse collega's-architecten. Dit wensen wij toe aan Ir. 3. 3. M. Vegter, opdat hij nog lang en veel voldoening moge vinden in deze mooie taak. De Haagse Comedie geeft zaterdag avond 26 april in de Koninklijke Schouw burg in Den Haag de première van „De goede mens van Sezuan" van Bertolt Brecht. De regie is van Joris Diels, die ter voorbereiding geruime tijd bij het „Berliner Ensemble" heeft doorgebracht. Ln lette op het landschap. „Ik geloof dat u geen bezwaar: „Ik zal u een officieel ont vangstbewijs geven." Hij vroeg om naam en adres. Wij keken zwijgend toe hoe de zakenman vier biljetten uit zijn porte feuille haalde en die inwisselde tegen een ingevuld papier. Ik dacht aan mijn zusje en aan de heerlijke paasdagen, die ons met dit zomerse weer hadden gewacht. Ik zag ons zitten op het terras bij hun huis, uit kijkend over de wijde polder. „Ik doe het ook!" riep ik plotseling. „Ik geef ook een borg van vierhonderd." Meteen bloosde ik weer. Ik was bang dat de rechercheurs me niet zouden vertrou wen, dat zij zouden weigeren mij die gunst te verlenen. Het viel mee. Wel keek de warenhuisman mij lang en ernstig aan, maar toen begon hij toch te schrijven. Voorzichtig telde ik de biljetten na. Ge lukkig was ik juist 's morgens naar de bank geweest en had daar voor alle zeker heid vijfhonderd gulden opgenomen. Ik dankte hem zenuwachtig, toen ik het ont vangstbewijs in mijn handen voelde glij den. Dat betekende vrijheid, vrijheid om met Pasen te gaan waarheen ik wilde. De zakenman wreef in zijn handen. Hij stak een sigaar op. De geestelijke zat ter neergeslagen in zijn hoek en prevelde iets over telefoneren naar Groningen. Wij schonken geen aandacht aan hem. In Zwolle ging hij samen met de rechercheurs de coupé uit. De zakenman en ik liepen nog even naast elkaar op het perron. „We zijn er toch nog goed afgekomen, niet?" riep hij luidruchtig. Ik knikte en zei: „Ik vèrtrouwde die geestelijke niet. Ik geloof vast dat hij zich verkleed had." Ik meen de het. DE DAGEN bij mijn zuster waren be ter en gezelliger dan ik me had durven voorstellen. Ik bleef er ruim een week. Terug in Amsterdam vond ik nog geen bericht van de recherchedienst van het warenhuis. Dat verbaasde me eigenlijk een beetje, want ik dacht dat zij de daders nu toch langzamerhand wel op het spoor zouden zijn. Zodra mijn onschuld vast stond, zouden zij mijn vierhonderd gulden toch moeten retourneren. Ik belde eens op. Ik sprak met vijf mensen, maar niemand wist iets van het incident af. Ik belde de spoorwegrecherche en sprak met zes men sen, maar niemand wist ervan. Toen ik de hoorn neerlegde, begreep ik dat de bont mantel een lokmiddel was geweest om naar paasvakantie hunkerende mensen geld uit hun zak te kloppen. Ik heb me nog dikwijls afgevraagd: wat zouden die ver klede rechercheurs toch met die echte geestelijke hebben gedaan?*' Als je de grauwe middeleeuwse burcht van Carcassone bezocht hebt en je hebt verlustigd in de ongedeerde muren en schietgaten een compleet bewaarde stad van vóór het buskruit met wachtto rens uitziend over een golvend stuk Frans land tussen Middellandse Zee in het oos ten en oceaan in het westen (het land tus sen de twee zeeën bij Toulouse, waar de wijn vandaan komt) en je daarna langs de kathedraal van Narbonne getourd hebt en één warme nacht in de auto hebt gesla pen in het hart van Perpignan, omdat er geen hotelkamer meer te krijgen was, wanneer je dan dankbaar uit de stad weg rijdt, kun je langs de kronkelende kustweg Spanje inrijden. Kustweg klinkt bemoedi gend maar de auto klimt zuchtend en soms triomfantelijk en je moet oppassen niet een paar honderd meter naar beneden te duikelen de zee in, waar witte schuim koppen tegen de rotsen pletsen. Spaanse douanes kijken je streng aan en spelen dictatuur en dan daal je af en dan klim je weer en dan draai je links een bergrug om en rechts een bergrug om en de zee ligt aldoor beneden te bruisen, blauw, groen, wit. Er liggen vissersdorpjes tussen de bergkammen de angst van bedloosheid deed ons meteen in het tweede dorpje een onderdak zoeken. Llansa heeft een kerk, een plein, stijgende straatjes en een haven tje, een kilometer er vandaan. Het is toe ristenoord met twee of drie hotels, maar gelukkig toch nog meer vissersdorp dan pleisterplaats. We zijn er niet meer van daan gekomen. De Spaanse valuta kun je thuis voordelig krijgen en je leeft er goed koop. PICASSO - I.A SARDANE l)E LA PAK De illustraties bij deze reisbrief zijn uit het onlangs verschenen, bijzonder belangwekkende boek „La Sardane" door Henry Pépratx-Saisset overge nomen. De muzikant bij het opschrift is meester Albert Manyach, de tekening in de tekst werd als „De Sardana van de vrede" door Pablo Picasso vervaar digd en de beide foto's onderaan tonen Catalaanse dansers bij het maken van hun révérence en een dansdemon- stratie op een marktplein voor een betrekkelijk klein publiek. Llansa combineert zeggen de inwo ners de voordelen van Middellandse Zee en de droge bergwind, die van noorden en noordoosten over de Pyreneeën strijkt. Het landschap is droog en spaarzaam, ontbost door de burgeroorlog, een kleine baai met een hart van blauwe en groene zee gezet in een krans van groene bergrug gen, die aan de top bruin en kaal tegen de blauwe hemel rijzen. Een havenbuurtje kruipt tegen de zuidelijke helling op, een blokkendoos van witte huizen en rode da ken. Daarvoor liggen de blauwgeteerde vissersbootjes op het strand getrokken rnet de bruine netten drogend in de zon. Maar wat mooier is dan dit alles, heilza mer dan het zwemmen en zonnebaden, eten en drinken wat ons tot geestdrift bekoorde boven alles, was het vierdaagse feest van de plaatselijke heilige. In de nau we straatjes hoor je de schelle klanken van klarinetachtige instrumenten, gekl in ker van koper en schelle fluittonen, ge steund door contrabas. De muzikanten zit ten voor de oude kerk op het plein, voor de huizen of onder de romaanse bogen, waar schaduw is. De jongens en meisjes, grijs aards en kleuters staan in groepen op het plein te luisteren. In het midden troont een machtige plataan. Als do vijftien man van 't orkest het he le stuk eenmaal doorgespeeld hebben, be ginnen de dorpelingen te dansen. Ze vor men kringen, hand in hand. Op het pa troon der muziek voeren ze hun passen uit, de linkervoet neer, eerst de teen dan de voet, de rechter, de teen en plat, de linker weer, dan twee snelle passen naar links en dezelfde figuur opnieuw met twee passen naar rechts. Dan komt de muziek in het geagiteerde middenmotief. De dansers huppelen, zoals ik me het springen der an tieken voorstel. Beurt om beurt nemen de instrumenten het thema op. Het is oude muziek, de stijl lijkt Bach of Scarlatti en het wordt door de muzikanten met diepe aandacht gespeeld. De dansers kijken ern stig. Misschien omdat dit de jaarlijkse plechtige feestelijkheid is, misschien om dat ze van binnen hard moeten tellen om de correcte figuren uit te voeren. Het lijkt niet moeilijk, maar het eist een leven lang. Grijsaards kijken scherp toe, critise- ren en adviseren jongeren. Want elke fi guur heeft zijn betekenis, elke dans zijn verhaal, zijn bedoeling In onafgebroken rei van de voor-Griek se beschaving zijn deze heidense rituele dansen door de eeuwen tot ons gekomen. Hun magische uitwerking stamt van een magisch verleden, dat Bacchus of een go din der vruchtbaarheid eerde. Van het oosten kwamen de dansen tot Sardinië en de Sardaanse veroveraars brachten ze tot Catalonië, waar ze hun kolonies stichtten, een apart ras, dat zich niet tot Spanje re kent en ook door de Spanjaarden als vreemd wordt ervaren. Hun dans, draagt hun naam: de „Sardanas" en vier da gen 's morgens en 's middags vergaderen we met de inwoners om de plataan bij de hoge trap naar de kerk. Omstreeks het aangekondigde uur, maar altijd iets la ter, komen de musici. Ze spelen twee dan sen, niet meer. Het thema herhaalt zich tien, twaalf keren en tussen Iedere herha ling speelt de leider op zijn blokfluitje en slaat op het trommeltje, dat aan zijn linkerpols is gebonden. Voort gaat het weer. Iedere bijeenkomst duurt een half uur. Het plein is een veld van draaiende en huppelende kringen, waarin iedereen, van jong tot oud, mooi en lelijk, soepel en stram, met heilige aandacht danst. Het orkest speelt 's avonds symfo nieën met andere instrumenten en te gen theetijd is het een dansorkest. Maar het wordt pas ontroerend en hartverove- rend als de plechtige en vrolijke tonen van de Sardanas tegen de gevels klinken en tussen de klimmende straatjes echoën. De kerkklok slaat er zinderend doorheen, uan de pomp zwengelt een oude vrouw pie pend een emmer water. Uit de huizen leu nen omwoners en op het plein vormen zich langzaam de kringen, aarzelend dan dui delijker kleinere kringen en wijdere cir kels. totdat over het hele plein honderden hoofden en schouders ritmisch rijzen en •.wenken en de voeten de simpele en toch ingewikkelde passen der Sardanas uitvoe ren. Kinderen van drie, vier jaar vormen hun reidansje, net als de groten. Een oud man in een rood hemd geeft boos aanwij zingen aan zijn kleinkinderen. Vissers, winkeliers, de knappe modiste en de kap ster, de wijnboer en hun vrouwen en kin- el. ren dansen statig en met diepe bevredi ging de aloude passen en figuren. In Noord-Spanje bij de kust is het warm en goedkoop. Maar er is een diepe oude schoonheid die gelukkig maakt. HET WAS de dag vóór Pasen en warm weer. In Amersfoorst stond de trein voor Zwolle al klaar. Ik liep zo'n moderne wa gon binnen, met compartimenten die wel kleine wachtkamers lijken. Er zat nog geen sterveling in de coupé. Ik gooide mijn koffer in het rek. Een paar Engelse tijd schriften beloofden op de lange reis naar de Noordoostpolder een beetje ontspan ning. Het is misschien een vreemd idee om de paasvakantie in de Polder te willen doorbrengen, maar dat is te verklaren om dat mijn jongste zuster er woont. Ik had drie jaar lang in Afrika doorgebracht. Terug in Holland merkte ik dat zij het oudernest had verlaten. Zij was, als een goede vrouw, haar man tot in de Polder gevolgd. Waarom kom je met Pasen niet „Spoorwegrecherche," zei de man die het eerst was binnen gekomen. „Mijn collega hier is rechercheur in een groot waren huis in Amsterdam en daar werd van middag een bontmantel gestolen." Hij keek ons dreigend aan, alsof hij de trein wilde laten stoppen en ons het weiland injagen. „De diefstal is geen kwartier later ontdekt. Er wordt daar de laatste tijd ontzettend veel gestolen en het goed verdwijnt on middellijk uit Amsterdam. Daarom hebben ze vanmiddag meteen de Spoorwegrecher che ingeschakeld." De geestelijke glimlachte meewarig. „En moet die bontmantel in dat pak zitten?" vroeg hij. „Inderdaad, dat lijkt ons heel waarschijnlijk. We weten bijna zeker dat deze winkeldieven de sneltrein naar het een vergissing maakt. Ik geloof dat een ander dit pak in het net van onze coupé heeft gezet. U zou eigenlijk de hele trein moeten arresteren." „We houden de hele wagon in het oog. Maar op u rust een speciale verdenking. Er is niets aan te doen. U zult Pasen in Zwolle moeten doorbrengen." „Luister" zei de handelsman. „De waar de van het gestolen goed is drie-en-een- half honderd. Ik geef u een borg van vier honderd. Ben ik dan vrij om te gaan en staan waar ik wil?" De rechercheurs keken elkaar aan. Zij begonnen te fluisteren. De geestelijke en ik voelden ons, alsof we in de steek wer den gelaten door een trouw kameraad. De warenhuisdetective had na enig nadenken Belangrijke uitgave voor de muziekwetenschap De Nederlandse Organisatie voor Zui ver Wetenschappelijk Onderzoek heeft de heer W. C. M. Kloppenburg, doctorandus in de muziekwetenschap, een subsidie ver leend voor de uitgave van een thematisch- bibliografische catalogus van de werken van Willem Pijper. De heer Kloppenburg, die directeur van de stichting Leeuwarder Muziekschool en hoofdleraar in de muziekgeschiedenis, de cultuurgeschiedenis en de pianomethodiek aan het conservatorium van Toonkunst in Utrecht is, heeft vier jaar aan de samen stelling van deze catalogus besteed. Met de voorbereiding van de druk is al een aanvang gemaakt. Het werk, dat ruim tweehonderd pagina's zal tellen, komt te gen het einde van dit jaar van de pers. noorden gebruiken. In Amsterdam heeft een van onze mensen iemand zien lopen met een verdacht groot pak. Het is in deze trein verdwenen." „Maakt u het open" zei de handelsman en wij mompelden instemmend. Dus maak ten wij het pak open. Er kwam een bont mantel uit. Op de lippen van de recher cheurs speelde een glimlach van mensen, die het altijd al wel gezegd hebben. „U ziet het, heren" zeiden zij. „Laten we nou verder geen moeilijkheden maken. Wie van u heeft dit pak in het rek ge legd?" Wij voelden ons weer als jongetjes op de lagere school, maar niemand stak zijn vinger op. De rechercheurs staken een sigaret aan. „Oké" zeiden zij. „Als nie mand van u schuld wil bekennen, dan zul len wij u alle drie moeten inrekenen. We zullen in Zwolle uitstappen en u aan de politie overgeven." Zelfs de overigens zeer bedaarde geestelijke droeg zijn steentje bij in het tumult van protesten, dat los brak. Wij zagen allemaal onze paasvakan tie verprutst. „Ongehoord" riep de zakenman. „Ik zou naar mijn getrouwde zoon in Coevorden gaan." De geestelijke moest met Pasen een dienst leiden in Groningen en ik hing een romantische schildering op van het weer zien tussen een Afrikareiziger en zijn pas getrouwde jongste zuster. De rechercheurs bleven ijzig voor zich uit staren. De man van het warenhuis zei wel dat het hem speet. Hij keek ons om beurten aan. „Het spijt ons dat de dader te laf is om zich aan te geven. Wij zijn allemaal de dupe op deze manier." Ik begon te blozen. De ogen van de han delsman bleven even op mij gericht. Toen hij de kleur op mijn wangen zag, begon hij me onderzoekend aan te kijken. Ik begreep dat de schijn tegen me was. Per soonlijk vertrouwde ik de geestelijke niet. Eigenlijk was ik ervan overtuigd dat zijn zwarte kledij zonder meer als vermom ming diende. De handelsman vroeg: „Hoeveel kostte dat ding?" Als antwoord vernamen wij, dat de prijs driehonderdvijftig gulden be droeg. Daarop vervolgde hij: „Dan heb ik een idee. Mag ik uw legitimatie even zien?" De rechercheurs haalden een paar documenten tevoorschijn, die zorgvudig door de handelsman werden nagezien. „Ik heb een idee!" zei hij weer, terwijl hij de papieren teruggaf. „U wilt ons in Zwolle laten vasthouden, totdat er is uitgemaakt wie van ons iets met de diefstal te maken heeft?" De politiemannen hoorden hem zwijgend aan. Buiten zag ik vaag het station van Nunspeet voorbij flitsen, maar niemand logeren? schreef zij uitnodigend. Ik had haar, uiteraard, in geen jaren gezien en verheugde me erg op het weerzien. ER KWAM IEMAND de coupé binnen. Hij groette stug en smeet wat liente bagage in het rek. Aan de andere kant van het per ron was een trein binnen gelopen, zodat het voorbij mijn raampje plotseling een ge draaf van mensen was. Ik had al visioe nen van te moeten staan tot Zwolle, maar zoiets valt altijd mee. Eerst kwam er een geestelijke onze ruimte binnen, toen een nogal dikke zakenman (tenminste, daar hield ik het op) en daarbij bleef het. Ik bekeek de reisgezellen met een aandacht, die een man gewoonlijk over heeft voor een winkel in dameskleding en keerde naar mijn Engelse blaadjes terug. Geen minuut later gleed het perron on der ons weg. Voorbij de overkapping werd het uitzicht ruim. In de verte zag ik de lange toren van Amersfoort als een een zame wolkenkrabber in de lucht prikken. De wielen ratelden luid over de wissels. Langzaam losten de laatste huizen zich op in het polderland. Onwillekeurig bleef ik kijken naar het bekende thema van wei landje, slootje, weilandje, af en toe onder broken door een boerenerf. Plotseling werd de deur van ons com partiment open gerukt. Het gebeurde zo wild, dat wij allen tegelijk die kant op keken, als dansmeisjes in een revue. Wij zagen twee mannen binnen komen. Met arrogante gebaren bleven zij in het mid den staan, keken onderzoekend de bagage rekken na. Toen sloegen zij met een ver rast gezicht hun handen tegen een grote papieren zak. „Van wie is dit pak?" vroegen zij in koor. Wij keken naar boven en toen naar elkaar, maar niemand zei iets. „Kom, kom, heren. Het is toch maar niet zo in het rek gekomen. Wie heeft het ei'in gelegd?" Bui ten raasde Nijkerk voorbij. Ik stond op om het pak beter te bekijken. „Is het van u?" vroeg een van de man nen. Ik schudde mijn hoofd, neen. De ge zichten betrokken. De man, die ik voor een handelsreiziger had aangezien, begon zich te roeren. „Neem me niet kwalijk, heren" zei hij. „Maar waar bemoeit u zich eigenlijk mee?" ,,'t Is zeker van u, hè?" vroeg een van de indringers. Ik geloofde dat plotseling ook. Deze man was met behoorlijk veel bagage binnen gekomen en het leek me waarschijnlijk dat hij dat grote pak onder zijn arm had gehouden. Maar de reiziger knikte smalend van neen. ,,'t Is niet van mij!" antwoordde hij scherp. „Maar ik zou nou toch wel es willen weten

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 17