ffggggf VOGELEILAND, ZELDZAME OASE VAN RUST, KIND VAN DE INDUSTRIALISATIEREKENING discaacs De huid van De Beer is verdeeld Techniek overwon Natuur 1 Erbij In Noorbeek is geen verkiezing nodig ZATERDAG 19 APRIL 1958 PAGINA VI E{; ::iï" WE WANDELEN al twintig minuten over de smalle, in het begin nog geasfal teerde, nu ruw bestrate weg zonder dat we nog iemand zijn tegengekomen. Maar een zaam is het hier desondanks niet: bij elke stap die wij doen ritselt er iets onder het nog vrij kale struweel van duindoorn, li guster of vlier. Dan snort er plotseling een goudgele veren bal uit de takken en om hoog in de voorjaarslucht, waar, hoog bo ven ons, andere vogels krijsend klapwie ken. Het zijn kapmeeuwen en scholek sters, die smetteloos witte kringen trek ken om de plaatsen waar ze straks gaan broeden. Terwijl we geboeid naar dat luchtverkeer opzien, strijkt een goudgele fazant ergens verderop weer neer in de struiken, waar hij zich veilig weet en van zijn rust geniet. Wij zijn trouwens één van de laatsten die de gevederde bevolking van dit verlaten plekje nog stoorden voor dat, op 1 april, de broedtijd officieel begon. Sindsdien is dit natuurreservaat De Beer, op het uiterste puntje van het eiland Ro zenburg, een maand lang voor alle be zoek gesloten en is de door de zon gebruin de en door de buitenlucht verweerde ge stalte van de opzichter Korfmaker het eni ge menselijke wezen dat ze te zien krij gen. En die vogelvriend is vele dieren wel zo vertrouwd geworden, dat ze niet in pa niek raken, wanneer ze zijn voetstappen horen naderen. Opzichter Korfmaker hoort in gedachten echter andere schreden log en zwaar lang zaam naderbij komen. Het zijn de slopers van zijn witte huis, dat met zijn rieten dak in het vlierbos verscholen ligt op een hoog duin vanwaar men de tankers voor Pernis, de passagiersschepen uit Harwich en de vrachtboten uit alle zeehavens ter wereld met hun rijke lading dag en nacht op de Nieuwe Waterweg voorbij ziet glij den. Men weet het: Rotterdam heeft Ro zenburg voor zijn Europoort nodig. Straks komen de waterbouwers met hun drag lines en bulldozers, met hun heimachines, hun betonmolens, hun hijslieren, hun to renkranen, hun centrifugaalpompen, hun zuigers en alles wat er maar meer in stel ling gebracht zal moeten worden om de vierde petroleumhaven met een fikse hap in de vette Rozenburgse klei te graven. De aanloop, de insteek, daarvoor gaat dwars door de witte bewakerswoning. De heer Korfmaker gelooft niet dat hij het volgend jaar nog op deze plek de motorvlet van Prins uit Hoek van Holland puffend zal zien aanleggen aan het tweehonderd me ter lange plankier, dat hoog boven het strand en het water naar de vaarweg leidt. Daaroverheen twinkelen 's avonds de lichtjes van Hoek van Holland, van de be woonde wereld, die hier, hoewel zicht baar, zo ver weg lijkt. De Beer vormt in derdaad nog een opmerkelijk stukje stilte terzijde van het roezemoes van westelijk Nederland. Die rust tezamen met de gevarieerde begroeiing en de nabijheid van een voed selrijk water hebben dit stuk domeingrond de bijnaam „Vogeleiland" geschonken. Kenners onderscheiden er bijna zeventig broedende vogelsoorten, welke grote ver scheidenheid te danken is aan de vele landschapstypen, die op De Beer zijn waar te nemen: strand, schelplagen en bij eb droogvallende slikvlakten, zilte schor ren, rietgorsen, kreken en jonge duintjes, zompen en vennen, met gras begroeid duinland en bosjes. DE HUID van de De Beer is echter, nog voordat de Rotterdamse jagers geschoten hebben, al verdeeld zonder dat het natuur reservaat de gelegenheid kreeg tot volle dige ontplooiing te komen. Het is immers nog geen kwart eeuw oud en in die tijd stond het nog vijf jaar bloot aan de ver woestende activiteit der Duitse bezetters. Daarvan zijn de sporen nog steeds niet uitgewist. Ook al werden ze soms met de dekmantel van Moeder Natuurs liefde ver huld: die aardige duintoppen die we om ons heen zien zijn vaak niet anders dan ondergestoven bunkers. Waar de weg naar het zuiden ombuigt ontsieren hoge houten staketsels op een militair bastion het uit zicht over de uitmonding van de Nieuwe Waterweg en links van ons verheft zich een burcht dreigend boven ruig landschap. De bestemming van dat fort is nu even vreedzaam als nuttig. De stichting Vakan tieverblijven voor de lagere schooljeugd laat er 's zomers telkens tachtig steedse bleekneusjes logeren en er worden ook wel conferenties gehouden. Maar De Beer is niet in de eerste plaats recreatiegebied, ook al werd het natuurreservaat in het af gelopen jaar door bijna vijftigduizend mensen bezocht. De opvattingen omtrent het onverenigbaar zijn van natuurweten schap en openluchtontspanning zijn onder de druk van de toegenomen recreatiebe hoeften van de bevolking der grote steden echter aanzienlijk gewijzigd en dit heeft ertoe geleid, dat het bestuur van De Beer een gedeelte van het hem toevertrouwde terrein voor een massaal bezoek heeft ontsloten. Met uitzondering van april, in welke maand geen enkele onbevoegde het reservaat binnenkomt, is in de rest van de tot 15 juli durende broedtijd een vijf entachtig hectaren in de noordwesthoek voor het publiek zonder geleide toeganke lijk. Verder worden er in die maanden excursies gehouden langs de broedplaat sen, waaraan de opzichter en zijn assis tent twee keer per dag de handen vol heb ben, want er nemen enige duizenden be langstellende vogelvrienden aan deel. Na 15 juli kan men vrij over de hele De Beer zwerven en vooral op de weekeinden ziet veerman Prins zijn schuitje tjokvol opva renden lopen. Het veer naar Hoek van Holland is trouwens niet de enige moge lijkheid om het natuurreservaat te berei ken. Wie een auto heeft of fietst zal bij Maassluis oversteken om via de Beerweg naar West-Rozenburg te gaan. Tenslotte kan men ook nog langs Brielle en Oost- voorne naar de nieuwe dam door de Briel- se Maas rijden en vandaar over de Vogel- weg de staart van De Beer binnengaan. Men heeft daar bovendien een doorgang naar het Noordzeestrand onmiddellijk voor zich liggen. DAAR DE BEER echter voor alles na tuurwetenschappelijk qjDservatiegebied blijft dient men zich wel enige beperkin gen op te leggen. Zo mag men er niet kamperen, geen tenten of parasols op het strand opzetten en eigenlijk ook niet zwem men of baden. Zou men dat officieel toe staan, dan moest men ook verantwoorde lijkheid gaan dragen voor de openbare or de en veiligheid, hetgeen op de uitoefening van een compleet strandbedrijf neerkomt, wat de bedoeling van het bestuur beslist niet is. Tegenover deze beperkingen staan echter ook niet te verwaarlozen compensa ties in de vorm van minder rumoer en meer rust en daardoor meer échte ont spanning. Het bezoek aan De Beer wordt trouwens ook geremd door de afstand: van Rotterdam af vierendertig, van Den Haag af achttien kilometer tot Hbek Van Holland, het bootje en de toegangsprijs. Men is voor de overvaart en de toegangs kaart toch altijd tenminste één gulden tien per persoon kwijt ongeacht de overige reiskosten en dat is voor grotere gezin nen een bedrag, waarover nog eens wordt nagedacht. DE VOGELS nemen dus op de De Beer de eerste plaats in. Het landschap ontstaan uit een zandbank in de monding van het vroegere Scheur en pas in 1872 met het eiland Rozenburg verbonden, was altijd al als broedplaats bekend, maar pas in 1921 kregen de vogels beveiliging toen de Ne derlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels ging optreden tegen het roven van eieren, dat voor die tijd op afschuwelijke schaal plaats vond. De gevolgen zijn niet uitgebleven, niet alleen waarneembaar in de vogelrijkdom van De Beer, maar de dieren zijn ook makker geworden, zoals opzichter Korfmaker ons vertelt. Vijfen twintig jaar geleden waren de eenden al opgevlogen wanneer men ze op driehon derd meter was genaderd, nu blijven ze n^' zitten, wanneer de voorbijganger nog maar tachtig meter verwijderd is. Wie zijn die gevleugelde bewoners nu zo al? In de eerste plaats de grote sterns, waarvan er dit jaar niet minder dan twaalfduizend paren op De Beer broeden. De visdiefjes kan men al opmerken wan neer men de Nieuwe Waterweg oversteekt, omdat ze daar, met vooruitgestoken sna vel in het water duikende, hun naam eer aan doen. Na de sterns zijn vooral hun be schermers, de kapmeeuwen, goed verte genwoordigd: er broeden zeker zesduizend paren, vooral op en bij het zogenaamde Groene Strand, de tweeënhalve kilometer lange strook tussen de zee en het lage duinland, dat door een dijkwal wordt be schut. Wandelend in de richting van Voor- ne ontmoet men de heel wat kleinere broedkolonies van de elegante kluut, van de dwergsterns, de scholeksters en de strandplevieren. De schelpvlakten op het strand zijn bij deze vogels als nestplaats zeer in trek. Kievit, tureluur die bij el kaar behoren zoals de stern en de kap- meeuw grutto en kemphaan bevolken het natuurreservaat al evenzeer als de bergeend, die bij voorkeur de konijnen holen gebruikt om te nestelen. NU MOET MEN NIET geloven, dat De Beer alleen het uitverkoren domein is van strand- en weidevogels, die blijkbaar bij zonder goed in de gaten hebben, dat de Noordzee ten zuiden van de strekdammen van de Nieuwe Waterweg aanzienlijk meer spek voor hun bek bevat, dan ten noorden daarvan. Men kan namelijk ook wel dertig soorten zangvogels aantreffen, vooral nu er een zestig hectaren met loof bos beplant is, het Jacob Bakkerbos, dat genoemd is naar de eerste, zeer actieve voorzitter van het natuurreservaat. Dat herbergt de tjiftjaf, de bosrietzanger, de braamsluiper, de putter, de sijs en de staartmees. De fazanten kwamen we al tegen, of liever ze maakten dat ze weg kwamen. En wanneer we goed opletten dan kunnen we ook de houtduiven en de kust, waar geen jacht op deze schadelijke veelvraat behoefde tè worden gemaakt. Overigens zijn er nog insecten genoeg op De Beer en zelfs heel bijzondere soor ten, die eigenlijk nergens anders voorko men. De geïsoleerde ligging eigenlijk pas sinds enkele jaren minder geworden door de totstandkoming van de dam naar Oostvoorne heeft ertoe geleid, dat de overige fauna van De Beer weinig specta culair is, zij het dat dat niet betekent dat er geen verrassingen zijn te beleven. De hazen zijn er natuurlijk op eigen erf, er is ook wel eens een hermelijn en een bunzing te zien. Het konijn daarentegen is door de myxomatose zeldzaam geworden. Op de zuidwestelijke punt van het Vogeleiland kan men 's zomers de zee honden op de Robbenplaat zien zonnen, genietend van de rust welke de nabijheid van De Beer hen nu nog garandeert en die De hierboven gereproduceerde beelden, waarin het natuurmonument EEE De Beer in onze herinnering zal blijven voortleven: de aanlegsteiger aan de Nieuwe Waterweg en het witte huis De Blencken, de naam van het zestiende-eeuw se zandbankje waaruit later De Beer zou ontstaan. Op- zichter Korfmaker slaat de gevleugelde bewoners van De Beer gade, zoals de groenpootruiter, de lachstern, de bergeend en het visdiefje. Na de myxomatose huppelt er nog maar een enkel konijn in dit ruige duin- =5 landschap, vanwaar men op sommige punten van een magnifiek uitzicht over de Nieuwe Waterweg kan genieten. De Rotterdamse gemeenteraad heeft de eerste kredieten voor de aanleg van de vierde petroleumhaven op het eiland Rozenburg verleend. Dat betekent de feitelijke verdwijning van het natuurreservaat De Beer. De =E belangen bij deze beslissing in het geding zijn zo veelomvattend en ver- strekkend, dat men zich bij zijn commentaar hierop voor eenzijdigheid, zowel naar de ene als naar de andere kant, moet hoeden. De Rotter- =5 damse projecten vormen een levensbelang niet alleen voor de Maasstad, =E maar onze gehele nationale economie. Daaruit vloeit evenwel geenszins voort, dat men „dus" De Beer maar moet offeren. Het natuurreservaat vertegenwoordigt in ons overbevolkte land een andere, maar evenzeer =E noodzakelijke functie als ons industrieel en commercieel apparaat. Bij de keuze tussen de Europoort en De Beer ging het om twee gelykwaar- dige grootheden waarbij geen compromis mogelijk is, wegens de vol- strekt aan elkaar tegengestelde uitgangspunten en doelstellingen van beide. De techniek heeft deze keer gezegevierd over de natuur, laten we ervoor zorgen dat het bij een volgende gelegenheid eens omgekeerd =Ej is om te tonen dat wij niet bereid zijn ons gehele leven in dienst te stel- len van de industriële moloch met opoffering van alle waarden welke ons bestaan zin en achtergrond verlenen. Bij ons laatste bezoek aan de ongerepte Beer hebben we ons vooral laten leiden door het door de stichting „Natuurmonument De Beer" uitgegeven boekje over het reser- vaat en door een artikel van de rentmeester, ir. C. N. A. de Voogd, in het herfstnummer 1957 van Natuur en Landschap. De illustraties zijn reprodukties van foto's van F. P. J. Koojjmans. Simon de Waard en Fotex welke verzameld zijn in een door de stichting uitgegeven mapje. J. H. Bartman W= kanen, is trouwens welsprekend genoeg. Doch ook voor wie de botaniseertrommel nu niet zot'eel aantrekkingskracht bezit, maar wel gevoel heeft voor natuurschoon in zijn algemeenheid en totaliteit, is De Beer de moeite van een verbeten verdedi ging waard, zelfs als dat een hopeloze strijd is, want de aanspraken van Rotter dam zijn bepaald niet aan een modegril toe te schrijven, doch slechts verklaarbaar uit een harde economische noodzaak. Des ondanks doet het pijn afscheid te moeten nemen van dit heerlijk oord, dat nu ver loren dreigt te gaan. Dc verandering zal zich wel geleidelijk voltrekken, maar juist dat het hapje voor hapje aanvreten van dit eiland der stilte door verkeer en in dustrie zal ook de overblijvende delen, een trieste achtergrond gaan verlenen. Rotter dam hoopt dc vogelbroedplaatsen te kunnen sparen. Dat is best mogelijk, want vogels zijn banger van mensen dan van machi nes. Wanneer de broedplaatsen afgeslo ten zouden worden zouden de vogels, vooral ook wegens de voedselrijke Noordzee, mis schien toch wel blijven, hoewel het werk aan de dam naar Voorne enige jaren gele den heeft geleerd, dat er soorten zijn die voor rumoer zo gevoelig zijn, dat ze lie ver naar elders uitwijken. Voor de bewoners van de Randstad Holland echter betekent het verdwijnen van het natuurmonument een oase minder in hun haastige leven in de lawaaizone. Absolute rust en stilte is vrijwel nergens meer te vinden. Wij hebben dat tijdens onze voettocht door De Beer ondervonden. Toen wij het natuurreservaat aan het zui delijk einde via de Vogelweg verlieten, hadden wij nog geen vijf minuten gelopen of we kwamen alweer een bromfiêtser tegen. En voordat we in het villadorp Oostvoorne bereikten, hadden we heel wat automerken kunnen herkennen. En toch geldt West-Rozenburg, vooral in dit nog bijna winterse jaargetijde, als een af gelegen gebied. De meerkoeten leken daar ook zo over te denken. Op de brede dam door de Brielse Maas zaten ze in een vergadering van wel honderd belangstel lenden in plechtig zwart op hun tien ge makken te discussiëren. Het geluid van onze voetstappen deed ze in een hoge vlucht koers zetten naar de glinsterende waterspiegel welke Rozenburg van Voorne scheidt. Het was het laatste beeld dat we in onze herinnering meedroegen, ook toen de schemer reeds lang was gedaald over de blonde duinen en het Groene strand van de stervende Beer. holenduiven hun rondjes zien vliegen. In de zomer zingen de nachtegalen het hoog ste lied, evenals de roodstaarten, fitis, tuinfluiters, wielewalen en tortels. Na zonsondergang maar dan is dit stukje ongerepte natuur gesloten zal men geen moeite hebben het gekras der uilen tussen de andere nachtelijke geluiden te onder scheiden. Men moet niet zo gemakkelijk zeggen, dat de waarde van dit Vogeleiland niet op weegt tegen de natuurlijk zwaarwichtige belangen van de Rotterdamse haven en industrie. „Vogels zijn voor de mens net zo belangrijk als industrie!" zegt opzich ter Korfmaker: de zwaluw eet dagelijks vijf keer zijn eigen gewicht aan insecten. Waar de kapmeeuwen verschijnen ver dwijnen de coloradokevers. De Beer was tijdens de grote coloradokeverinvasie van enige jaren geleden de enige plek langs de hun elders door de Deltawerken is ont nomen. VOOR DE BOTANICI is De Beer ook uit de plantenkundige gezichtshoek wel een reisje waard. Natuurlijk vindt men er de gebruikelijke duinbegroeiing en om het reeds genoemde Jacob Bakkerbos weven de meidoorn, de kardinaalsmuts, de ege lantier en de Gelderse roos een fleurige guirlande om een aanplant van eiken en essen, wilgen en abelen. De specialiteiten van het natuurreservaat zijn bijvoorbeeld de gele hoornpapaver, die aan de kust van West-Europa juist op De Beer zijn noor delijkste groeiplaats heeft, hetgeen ook ge zegd kan worden van de zeewolfsmelk, die inderdaad „melk" produceert wanneer men de blaadjes eraf trekt. Dan kan men op het Groene strand een grijsgroen schor- replantje, de gesteelde Obione, in groten getale vinden. Het is helemaal van de zout steppen in Centraal-Europa afkomstig. Het is het slibrijke zand, dat ertoe bijdraagt dat het planten- en dierenleven van De Beer aanzienlijk afwijkt van de andere Nederlandse kustgebieden. MOETEN WE nog meer vertellen over dit inderdaad unieke en dierbare plekje grond? De deskundigen weten immers reeds lang welke grote waarden De Beer vertegenwoordigt uit natuurwetenschappe lijk oogpunt. Het jaarlijks weerkerende bezoek van allerlei ornithologen en biolo gen uit alle wetenschappelijke centra ter wereld, maar vooral Engelsen en Ameri- Noorbeek in Zuid-Limburg is waar schijnlijk de enige gemeente in Neder land, waar dit jaar geen gemeenteraads verkiezingen zullen worden gehouden. Er werd slechts één kandidatenlijst inge diend, waarop de namen staan vermeld van de zeven zittende raadsleden, zodat deze bij enkele kandidaatstelling zijn ge kozen. De huidige raad werd reeds in 1946 Hieronder worden uitvoeringen besproken van het concert voor fluit en orkest van Henk Badings door het Leids studentenorkest „Sem- pre Crescendo" onder leiding van Jaap Stotijn met Henk van Oordt als solist en van twee stukken van Karei Mengelberg en een menuet van Haydn door het Nationaal Jeugdorkest onder leiding van Nico Hermans (rsepectie- velijk op Philips A 00789 R en 422522 NE). PHILIPS heeft met een tweetal on langs uitgekomen kleine langspeel platen aandacht geschonken aan het muzikaal amateurisme. Het studentenorkest „Sempre Cres cendo" - gevormd door de leden van het corps der Leidse Universiteit - be hoort tot de oudste groeperingen op dit gebied in ons land. („Hoor ik op Sem pre een waldhoorn...."). De wald hoorn zal men op deze plaat niet kun nen beluisteren, evenmin als de Turk se trom uit Piet Paaltjens' gedicht, want zij komen nu eenmaal niet voor in de partituur van het Concert voor fluit en orkest, dat Henk Badings in 1956 voor de studenten schreef en aan hun dirigent Jaap Stotijn opdroeg. Met des te meer genoegen hoort men met hoeveel toewijding en accuratesse hier gewerkt werd aan de uitvoering van een lang niet eenvoudig stuk heden daagse muziek. Overigens aarzel ik de term hedendaags te gebruiken voor een muziek, die daarvan ten hoogste enkele uiterlijke kenmerken vertoont, maar overigens in zijn sombere perfectie door en door reactionair is. Natuurlijk staat Badings meer of minder officieel genoteerd als de eerste in rangorde onder de Nederlandse componisten. Het succes van zijn werk dat, zonder concessies aan een goedkope smaak te doen, betrekkelijk gemakkelijk aan spreekt, alsmede het grote aantal prij zen en opdrachten, dat hem nog steeds ten deel valt, geven deze componist hier recht op.- Maar of men op den duur met evenveel recht zal blijven zeggen, dat zijn muziek het beste ver tegenwoordigt dat in ons land wordt voortgebracht, betwijfel ik sterk. Voor zover ik zijn zeer omvangrijke en veel zijdige oeuvre ken, klinkt mij overal die toon van verbeten onlust tegemoet, dat fagade-pathos waarachter zich een gemis aan innerlijke vrijheid en wer kelijke kracht moet verbergen. En het doet bijna paradoxaal aan te weten dat hier zoveel belangeloze musiceervreug- de gespendeerd werd aan de uitvoering van een werk, dat daarvan te enenmale gespeend is, al heeft het dan ook de pretentie van het tegendeel. =r- De ziel van het amateurisme (waar- S van de stam tenslotte gevormd wordt ==b door „liefhebber") is naar mijn mening heel wat zuiverder door Karei Mengel- =ET berg begrepen. De twee stukken, die door het Nationaal Jeugdorkest op een 45-toerenplaatje werden gespeeld, zijn een „Sardana" en een „Oekraïnka" uit een Suite voor amateurorkest, die in 1954 met de muziekprijs van de ge- meente Amsterdam werd bekroond. Deze alleraardigste stukken hebben de directheid en de naïeve charme van het folkloristische voorbeeld behouden en bieden juist datgene wat hier ver- eist werd aan losheid en ongecompli- ceerdheid, eigenschappen die met oubolligheid niets uitstaande hebben. De uitvoering door het Nationaal Jeugdorkest (het landelijke orkest van j=§ Jeugd en Muziek, waarover ik maan- dag schreef naar aanleiding van het tienjarig bestaan van deze stichting) speelt niet alleen met élan maar ook met muzikaal begrip, waarvoor in de eerste plaats dirigent Nico Hermans lof toekomt. Op de andere kant van deze plaat vindt men een opgewekte inter- pretatie van een menuet van Haydn (uit de Symfonie no. 104). Tenslotte vestig ik de aandacht op een, eveneens door Philips (422 515 NE) uitgebrachte plaat, waarop men twee eerste-prijswinnaressen kan horen van het in 1956 te 's Hertogenbosch gehou- den internationale vocalistenconcours. ==3 Het zijn de Poolse sopraan Haliner Lu- komska, die het „Hallelujah" van Mo- 5= zart zingt uit het motet „Exsultate Ju- bilate" en onze landgenote Elly Ame- ling die zich laat horen in het „Lau- date" uit „Vesperae de Dominica" van dezelfde componist. De begeleiding wordt door het Brabants Orkest onder leiding van Hein Jordans verzorgd. iS Sas Bunge

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 20