De parels van het parlement
c b'èöj dolüiva
Het onderwerp
z
z
O
z
O
Uitslag van de Derby
ZATERDAG 26 APRIL 1958
E*biJ
PAGINA ZES
5
4
1
1
1
1
1
4
5
B
D
N
N
I
I
R
N
TOTAAL AANTAL PUNTEN
Westduitse boeren vinden
kapper na 6 uur gesloten
Wijziging bij VPRO
Winnaars en prijzen der-
laatste ronden
5
O
O
O
TEKST VAN LIZZY SARA MAY TEKENINCEN VAN FIEP WESTENDORP
Hoe heten ze?
Een beschuitbus
ZIJN VROUW zou wat later op het feest
verschijnen, zij moest haar verhaal voor
de krant van de volgende dag nog
schrijven. Hij zei dit tegen ieder, die naar
zijn vrouw vroeg, die vroeg waarom zij
niet met hem meegekomen was.
Eerder dan hij verwacht had kwam ze
aan. Hij zag haar ineens in de deurope
ning staan. Hij knipperde even met zijn
ogen. Ze was zoveel mooier dan hij dacht,
nu ze daar alleen stond zonder hem, zon
der kinderen, zonder al die dagelijkse
dingen, die haar altijd schenen te om
ringen. Haar haar was glanzend en haar
huid nog rozig van de buitenlucht.
Hij liep op haar toe. Hij voerde haar mee
naar de mensen. Ze begroetten haar harte
lijk, des te hartelijker omdat ze zo onver
wacht vroeg gekomen was.
„Heb je je verhaal af?" informeerde
iemand.
Ze schudde haar hoofd.
„Nee, het lukte niet. Ik doe het. morgen
vroeg maar. Het onderwerp heb ik ten
minste".
„O, ja? Waar gaat het over?"
„Vanmiddag liep ik langs de bevroren slo
ten en op het stijve gras van de weilanden
zag ik twee eenden
Haar man nam haar schouder in één ferme
hand en draaide haar een kwart slag om
en leidde haarin die richting naar een
paar andere mensen.
„O, dag, wat leuk, dat je zo vroeg bent!"
zeiden die. „Verhaal al af?"
„Nee" zei ze. „Ik maak het morgen vroeg.
Het onderwerp heb ik in elk geval".
„Ja? Waar gaat het over?"
„Vanmiddag, toen ik langs de bevroren
sloten liep, zag ik opjet harde, stijve gras
van de weilanden twee eenden
Haar man dreef haar zonder haar verder
tijd te laten weg van deze mensen tussen
enkele groepjes door naar het andere ein
de van de ruimte.
Daar stelde hij haar voor aan een vreemde
genodigde. De vreemde zei beleefd: „Pret
tig, dat u rco„ kon komen, hebt u uw ver
haal kunnen afmaken?"
„Nee", zei ze, „maar het onderwerp heb
ik in elk geval".
„En wat wordt het, mag ik dat vragen?"
„Jawel!" zei ze. „Ik liep vanmiddag langs
de bevroren weilanden en toen zag ik aan
de slootkant twee eenden
Haar man brak af: „We moeten verderop
even iemand groeten" en hij trok zijn
vrouw mee dwars door de groepjes, pra
tende, groetende, roepende kennissen heen.
„Is je verhaal af?" riep iemand zijn vrouw
nog achterna.
„Ja!" riep ze terug. „Ja hoor!"
En tegelijkertijd kwam haar dit als een
bevrijdend antwoord voor. Ze keek naar
haar man op.
„Ik zal dat maar zeggen!" zei ze.
Hij knikte haar goedkeurend toe. En ze
antwoordde verder luchtigweg tegen ieder,
die er naar vroeg: „Ja, ik heb mijn ver
haal af" en niemand vroeg méér.
En haar man was tevreden en gerust:
Want hij wist, dat zij, als zij over haar
onderwerp ging spreken, er niet meer
over zou kunnen schrijven.
Maps Valk
(Van onze correspondent in Bonn
Wanneer kunnen de Westduitse boe
ren naar de kapper gaan? Er is heel wat
te doen geweest over de nieuwe winkelslui
tingswet, die ongeveer een half jaar gele
den van kracht geworden is. Van ver
schillende zijden wordt beweerd, dat zo
wel het grote publiek als de winkeliers er
in veel gevallen meer nadeel dan voor
deel van hebben. Op een vergadering van
kappers in Würzburg zei men de bepa
ling betreffende de sluitingsuren van de
kapperswinkels „niet erg snugger" te vin
den. Een dorpskapper had al herhaaldelijk
waarschuwingen van de politie gekregen,
dat hij zijn zaak om zes uur moest sluiten.
Zijn klanten zijn hoofdzakelijk boeren en
arbeiders, die na zes uur van hun werk te
rugkomen. Wanneer moet hun haar nu
worden geknipt, vroeg deze figaro. Men
kan toch van de boeren, die vooral in het
voorjaar hun handen vol hebben, niet
eisen dat ze hun bezigheden in de steek la
ten en naar het dorp tijgen om bij de kap
per hun beurt af te wachten.
Aangezien door onvoorziene omstandig
heden de Duitse televisie het aangekon
digde programma uit Frankfurt op zater
dag 26 april niet kan relayeren, kan deze
uitzending niet doorgaan. De V.P.R.O. zal
nu in plaats daarvan 'n kort amusements
programma uitzenden, samengesteld uit
films.
WIJ GUNNEN onze puzzelaars geen
rust. Na de opwindende belevenissen van
het paardenrennen willen wij hen thans
meeslepen door ons lieve vaderland en
hun kennis van onze Nederlandse woon
steden toetsen. Kent gij alle plaatsen die
zich als zelfstandige gemeenten in ons
land bevinden? Welnu, wanneer gij meent
nogal wat van ons land gezien te hebben,
bieden wiju nu in het vooruitzicht van
het vakantieseizoen de gelegenheid, die
kennis te demonstreren. Hierbij afgebeeld
gaat een diagram, waarop in de zesde ko
lom een aantal letters gegeven zijn. Deze
letters passen in de namen van zelfstan
dige Nederlandse gemeenten van tien of
minder letters. De jury heeft voor zich
zelf dit diagram ingevuld. Wie erin slaagt
het diagram met plaatsnamen in te vul
len, zodanig dat de gegeven letters klop
pen, mag alle letters de pun ten waarde
toekennen die er boven is aangegeven. Het
totaal aantal punten moet achter iedere
plaatsnaam en tenslotte onderaan worden
ingevuld.
Men mag dus ook plaatsnamen invul
len die korter zijn dan tien letters, doch
de gegeven letter moet kloppen en blijven
staan op de plaats waar zij is aangege
ven. Het spreekt vanzelf, dat de punten-
waarde per plaatsnaam afhangt van de
woordlengte. Tenslotte bepaalt het totaal
aantal-punten of men winnaar is of niet.
Wie het hoogste aantal punten verzamelt,
krijgt als premië een kwartje per punt uit
betaald. Als deze bovendien nog erin slaagt
alle plaatsnamen gelijkluidend en op de
zelfde plaats, als ze in het diagram der
jury staan, op te geven, wordt zijn pre
mie met twintig gulden verhoogd. Men be
denke echter dat de jury ook niet gebon
den is aan plaatsnamen van tien letters!
Wij verwachten, dat velen zich de moei
te zuilen geven aan deze rondrit door Ne
derland deel te nemen en op die wijze zich
sportief zullen meten in aardrijkskundige
kennis. Bij gelijke aantallen punten wordt
de premie onder de rivalen verdeeld.
DEZE WEEK heeft men voor de laatste
keer kunnen meedoen aan de spannende
Derby voor puzzelaars, die blijkens binnen
gekomen reacties vele lezers heel wat in
spannend genoegen heeft verschaft. In
twee ronden moest de strijd nog uitgevoch
ten worden. In serie B, die uit twee ron
den bestond, is mevrouw J. A. Bais-Gut-
hard met de prachtige score van 759 pun
ten als eerste aangekomen, hetgeen haar
een prijs van 37,95 oplevert. Mevrouw
Bais-Guthard, wonende te Hattem in de
Kerkhofstraat, bereikte dit resultaat met
de woorden: rubberrol, rubberbol, borrel
uur en turbulent. Serie D. drie ronden om
vattende, is niet door een „outsider" ge
wonnen, maar door een Haarlemmer, de
heer N. Franken, wonende Amsterdamse
vaart 80 rood, met de woorden: beltumult,
rubberrol, tureluurt en borreluur, tezamen
vertegenwoordigend 313 punten, hetgeen
zijn totaal brengt op 984, waarvoor hij de
prijs van 49.20 ontvangt.
En nu, liefhebbers van eens-een-andere
puzzel, aan de start voor de speurtocht naar
Nederlandse plaatsnamen.
LU
m
Z
ULI
LU
au
LU
3
LU
Wm
JE GEZICHT iets meer naar rechts, zei
Joost. Ja.., een tikkeltje meer, zo, ja, zo
is het goed.
Joost, zei Odine, weet jij iets om nog eens
met die schulpprof in contact te komen?
Nou niet praten, zei Joost. Ik ben nu net
met je mond bezig. Als die nu ook nog be
weegt.
Een tien minuten lang was het doodstil in
het atelier. Joost ingespannen met een
groot blok boetseerklei, dat op een kleine
sokkel stond en Ondine staarde strak voor
zich uit en probeerde zo stil mógelijk te
zitten. Ze vond dat poseren helemaal niet
zo gemakkelijk. Soms kreeg je er kramp
van in je nek of je rug. Dat hing er van
af of je staande of zittende poseerde. Maal
ais je een echt ongemakkelijke houding
moest aannemen, zoals een balletstand,
dan was je na afloop doodmoe. Joost was
nu aan een portret van haar bezig, maar
daarna zou hij een echt danseresje van
haar maken. Ze stelde zich er veel van
voor. Ze had beeldjes, die de beeldhouwer
Degas gemaakt had wel eens gezien, maar
ze wist dat Joost iets heel anders zou ma
ken, iets dat meer uit lijnen bestond, niet
zo naturalistisch. Tenminste zo had Joost
het haar uitgelegd.
Zo, zei Joost, vertel nu maar eens wat je
op je hart hebt.
Ik zei, herhaalde Ondine, dat ik zo graag
verder met die schulpprof in contact zou
komen. Het eerste contact is wel tot stand
gebracht, maar wat nu? Want het gaat er
om dat we in het laboratorium doordrin
gen om te kijken wat hij daar uitvoert.
En wat zou je daar wijzer van worden?
bracht Joost in het midden. Wat heb je
er nu aan om in dat laboratorium door te
dringen? Je weet waarschijnlijk alleen
wat H2O is. Wat weet je van al die che
mische mengseltjes en uitspattingen af?
Niets immers. Of ben je zo'n kei in schei
kunde?
Ach nee, helemaal niet, protesteerde On
dine, maar daar gaat het helemaal niet
om. Ik wil met hem praten en proberen
los te krijgen waar of hij mee bezig is.
Of hij uitvindingen doet, of hij voor zich
zelf werkt, of hij iets met atoomonderzoek
te maken heeft en dergelijke dingen meer.
Als hij dan maar niet achterdochtig wordt,
zei Joost fronzend. Je kunt beter niets vra
gen. Misschien vertelt hij wel wat uit zich
zelf.
Nou.., zei Ondine. Ik zal toch eerst een
balletje moeten opgooien.
Goed, gooi jij maar balletjes. Maar nu
stoppen we even Ondine. Pauze. Loop
maar wat rond. Wil je thee?
Graag, zei Ondine. Zeg, Joost, nu weet ik
nog steeds niet hoe ik voor de tweede keer
bij die vent binnendring..
O ja, da's waar ook, zei Joost, terwijl hij
een ketel water vulde en die op een klein
pitje zette. Laat's kijken.. Breng hem
weer een fles melk, maar niet een van mij!
Hè wat flauw, pruilde Ondine. Zoiets kun
je toch maar één keer doen.. Nee, verzin
iets anders.
Eh.. breng hem een bloemetje om de
schrik van de vorige keer goed te maken.
Bah! een bloemetje!.. Aan een man! Doe
niet zo gek, Joost, wat een bui heb jij.
Ondine zuchtte.
Joosts gezicht, dat kwasie ernstig gestaan
had, klaarde plotseling op: Vertelden jul
lie mij niet dat hij een kat had? Of was
het een ander wild beest? Breng dan wat
voor dat dier mee, kattebrood of vis, vis-
koppen.
Dat is het, juichte Ondine. Joost, je bent
een genie!! Maar waar haal ik die vis zo
gauw vandaan?
Van mij, knikte Joost, Ik kom er juist op
omdat ik vandaag bokking gekocht heb.
Ik zal de koppen voor je afsnijden, dan
kun je die meenemen.
Aldus geschiedde. Een half uurtje later
toog Ondine vol goede voornemens en bo
ze plannen naar de bovenste verdieping
van het aangrenzende huis met een pakje
viskoppen onder de arm.
ALLES GOED EN WEL, mopperde Ivo.
We kennen die schulpprof nu wel, maar
hoe knopen we verder connecties met hem
aan.
We kunnen toch moeilijk aanbellen en zeg
gen: „Daag, dr. Tygendaag, we komen
op visite!"
Inderdaad, beaamde Jaap. Dat zal moei
lijk gaan. Wat we misschien wél kunnen
doen, is aanbellen en vragen of we eens
een kijkje in zijn laboratorium mogen ne
men.
Zou dat niet verdacht zijn? zei Ivo. Denk
je niet dat hij daar een luchtje aan zou
vinden. Misschien niet meteen, maar wel
later, als we bezig zijn dat complot op te
rollen.
Nou., je loopt wel op de dingen vooruit,
vond Jaap. Dat complot oprollen.We we
ten nog niet eens of hij wel in éen com
plot zit.We vermoeden nog maar. Weet
je nog wel wat je Oom gezegd heeft over
bewijzen?
Jwel, ei-kende Ivo, maar desondanks. Per
slot gaan we toch verder met dat onder
zoek en moeten we elke verdenking zien
te ontwijken. We moeten per se voorzich
tig zijn.
Zouden we Ondine niet kunnen vragen.,
begon Jaap.
Ondine, vloog Ivo op, alweer Ondine. Nee
die heeft heus al genoeg gedaan. Trouwens
ik vind het eigenlijk maar geyaarlijk voor
een meisje dit werk. En bovendien, het
is toch te gek dat we alles aan een meis
je zouden overlaten en er zelf gemoede-,
lijk achteraan lopen. Nee, laten we voor
al proberen zélf in contact te komen met
die prof. We hebben hem per slot gehol
pen met die trap. Hij zal ons heus wel
vriendelijk ontvangen.
Alles goed en wel, zei Jaap, maar nu zijn
we nog niet verder: hoe?! Ik kan hem bij
voorbeeld wel vragen of hij me met mijn
scheikunde wil helpen, maar daarvoor ken
ik hem niet goed genoeg.
Even was het stil. Toen zei Ivo:
Ik weet het. De poes!
De poes? deed Jaap verbaasd.
Natuurlijk jö de poes. Die man is dol op
zijn kat, dat heb je wel gemerkt. Als we
hem dus iets lekkers voor zijn kat komen
brengen, zal hij ons direct accepteren als
mensen die het goed met hem menen..
Tja., aarzelde Jaap. Het is wel een goed
idee, maar eigenlijk is het toch grote hui
chelarij. Het idee dat je bij iemand komt
spioneren en poeslief letterlijk poeslief
in zijn gezicht doet. Terwijl, wie weet, als
we de zaak oprollen, wat hem dan te
wachten staat.
Ja, zo is het nu eenmaal, zei Ivo, die niet
zo gevoelig was als Jaap. Als we het voor
ons eigen voordeel deden, dan zou het
misschien wel gemeen zijn, maar per slot
doen we dit toch om een heel volk van de
ondergang te redden. Je moet nooit uit het
oog verliezen wat zo'n vent van plan is!
O.K. dan, zei Jaap. Ik geef me over. We
brengen dus iets voor die poes mee. Maar
wat? Vis? Heb jij vis?
Ik niet, zei Jaap, en mijn moeder denk ik
ook niet, want die houdt niet van vis. Maar
we kunnen wel even wat viskoppen vra
gen in het viswinkeltje een paar blokken
verder.
Aldus geschiedde. Eén half uurtje later
togen Jaap en Ivo met een pakje viskop
pen naar de overkant om een bezoek af
te leggen aan de poes van dr. Tygendaag.
(Wordt volgende week vervolgd)
„IviOEDER, wat is er achter het
land?" vroeg het kleine paardje aan
zijn moeder.
„Achter het land" zei z'n moeder
„is nog meer land".
„En dan?" zei het paardje.
„Dan nog meer land".
„En dan, moeder?"
„Dan komt het water".
„En achter het water, moeder?"
De moeder van het kleine paardje
zuchtte. „Achter het water is weer land
en achter dat land is de grote zee".
„Kunnen wij niet naar de zee gaan,
moeder? Ik wou zo verschrikkelijk
graag éen zeepaardje zijn".
„xxch kind", zei de moeder van het
kleine paardje. „Je weet niet wat je
zegt. Als je een mooi jong paard bent
op vier hoge benen, dan wil je toch geen
zeepaardje zijn".
„Ik wel", zei het eigenwijze veulen.
„Ik geloof dat ik liever een zeepaardje
ben".
„Ga nou maar spelen!" zei z'n moe
der. „Wat heb je aan die dommepraat?
Kom, daar zijn je vriendjes".
Maar het kleine paardje ging niet
naar de andere veulentjes. Hij bleef
staan dromen over zeepaardjes en hoe
heerlijk het zou zijn als hij er één
was. Terwijl hij zo stond te dromen
cirkelde een paar keer een vreemde
vogel om zijn hoofd. Ze bekeek het
paardje eens goed en toen ze zijn dro
merige ogen had gezien, streek ze tus
sen zijn oren neer.
„Ik zie dat je een wens hebt", zei ze.
„Ik ben de wensvogel. Zeg maar wat
je wilt".
„Ik wil een zeepaardje zijn", zei het
veulen.
Oei..." floot de vogel. „Dat is een
moeilijke wens. Dat is helemaal niet
zo makkelijk voor me".
„Maar je zei toch dat je de wens
vogel was", riep het paardje eigenwijs.
„Ja, ja", knikte de vogel. „Maar wat
jij me. vraagt is heel moeilijk. Om een
zeepaardje te worden moet je eerst een
vissehart hebben. En weet je wat dat
betekent?"
„Nee", zei het paardje. „En het kan
me ook niet schelen wat het betekent.
Ik wil een zeepaardje zijn en daarmee
uit".
„Goed", floot de vogel. „Als je er zo
over denkt zal ik doen wat je me vraagt.
Maar kom me later dan niet aan met
een boos gezicht. Je wilt het dus echt,
hè!" Het paardje knikte met zijn hoofd.
„Ik wil het", zei het.
„Wacht dan maar even", zei de
wensvogel. „Ik zal het kruid gaan halen
dat van jouw paardjeshart een visse
hart maakt". Meteen vloog ze weg.
Het kleine paardje trappelde van on
geduld en van blijdschap tegelijk. Hfl
keek nog eens om naar zijn vriendjes
die aan het hoogspringen waren. Hij
lachte om hun gekke sprongen en hij
had zo wel weer willen gaan mee
doen. Maar ja, hij wachtte op het won
derkruid. Hij keek nog eens om naai
zij n moeder en hij zag hoe haar mooie
vel glansde in de zon. Hij had er zo wel
heen willen hollen en er zijn neus tegen
willen duwen. Maar ja, hij wachtte op
het wonderkruid. Hij keek nog eens naar
de blauwe lucht en naar de bloemen en
hij dacht: „Wat is de wereld toch ver
schrikkelijk mooi en wat is het fijn om
er in rond te draven".
En kijk, daar was ook de wensvogel al
terug. Ze had een groen takje in haar
snavel. „Je weet het toch zeker, hè?"
zei ze. „Je weet toch heel zeker dat je
een zeepaardje met een vissehart wilt
worden?"
„Ja, jr", riep het veulen ongeduldig.
„Geef het nou maar".
De wensvogel gaf hem het takje. „Eet
dit op!" zei ze. „Eet dit op en je zult
een vissehart hebben en een zeepaard
je worden". Meteen verdween ze. Het
paardje slikte haastig de groene blaad
jes door en toen wilde hij het op een
lopen zetten om zijn vriendjes en zijn
moeder te vertellen dat hij nu een zee
paardje was. Maar hé... wat gebeur
de er met hem? Zijn hart bevroor. Het
leek net of er een steen in zijn borst
zat. En toen hij opkeek kon hij niet
meer lachen om zijn vriendjes, werd
hij niet meer blij omdat hij zijn moe
der zag en betekenden de blauwe lucht
en de bloemen niets meer. En met zijn
keel was ook iets aan de hand. Hij slik
te, slikte, hij dacht alleen nog maar aan
water water voor zijn keel en water
om in te zwemmen, want hij voelde zich
zo droog als zand, van binnen en van
buiten.
Hier staan tien namen van meisjes en
jongens met de helften uit elkaar. Weten
jullie nu hoe ze allemaal heten?
„Zo voel je je dus als je een visse
hart hebt" dacht het paardje en hij
keek omhoog want nu al wist hij dat
hij een heel verkeerde wens had ge
daan. Maar de vogel was nergens
meer te zien cn of het paardje wilde of
niet hij moest rennen, rènnen om wa
ter te vinden. De zon, die altijd zijn
vriend was geweest, leek nu een vijand
die op zijn rug brandde en hij hoopte
dat het water maar zou gaan plenseno
uit de blauwe lucht, waar hij vroeger
zo van gehouden had.
Helemaal uitgedroogd en snakkend
naar adem kwam hij bij de zee. Dat
was het dus. Daar zou hij dus voorlaan
moeten leven. Geen vriendjes meer die
bokkesprongen maakten op hoge poten,
geen licht, geen bloemen meer. Niets.
1-Iij móest het water in, hij had een vis
sehart. Hij ging met tranen in zijn ogen
de golven tegemoet. Zijn benen waren
er al in verdwenen, nu zijn buik, zijn
mooie staart. Het water stond al tot
zijn neus. Nog één keer draaide hij zijn
hoofd om naar het land, waar hij nu
nooit meer terug kon komen.
„Help... help!" riep een stem. Het
paardje schrok en draaide zijn hoofd
de andere kant op. Een klein elfje was
te ver in zee gelopen. Ze was voorover
gevallen in een kuil en nu kwam net
haar hoofdje helemaal druipend weer
boven het water uit. Het paardje zwom
met vlugge benen haar kant uit. Ze
greep hem vast in zijn manen. „Red
me, red me!" fluisterde ze aan zijn
oor. Het paardje zwom met haar naar
de kant. Helemaal druipend stonden ze
naast elkaar. „O, dank je, dank je
wel!" zei het elfje. Het paardje zei
niets, want hij wist dat hij weer terug-
moest de zee in.
Maar toen gebeurde er iets. Het elfje
.sloeg zijn armen om zijn hals en gaf
hem een kusje op zijn neus. En op dat
ogenblik smolt zijn vissehart. De steen
uit zijn borst 'verdween, de kriebels
kwamen terug in zijn benen en de zon
was weer een vriendje die zijn vel
droogde.
„O, elfje!" riep hij, 0, lief elfje!"
Je kus heeft mijn vissehart gesmol
ten". Maar ze was er niet meer. Wél
hoorde hij gefluit boven zijn hoofd. Hij
keek omhoog en kijk, daar was de
wensvogel. „Ik wist wel dat je spijt zou
krijgen", riep ze. „Je mag wel blij zijn
dat ik je nog een kansje heb gegeven".
„Was jij het?" riep het paardje.
„Had jij je in een elfje veranderd?"
De wensvogel knikte en toen sloeg ze
haar vleugels wijd uit.
Het paardje wilde nog terugroepen
dat hij nooit, nóóit meer iets te. wen
sen zou hebben, maar ze was al ver
dwenen en daarom draafde hij maar
gauw naar zijn moeder en vertelde het
haar. Die knikte met haar lange ma
nen en met haar grote bruine ogen keek
ze hem heel ernstig aan. „Gelukkig",
zei ze. „Nu zul je misschien een groot
wijs paard worden, dat weet waar je
het het beste hebt".
Het kleine paardje knikte terug. Een
groot wijs paard worden, dat was de
enige wens die hij voortaan had. Maar
hij had nog een heleboel tijd om gek
ke sprongen te maken met zijn vrolij
ke vriendjes voor het zo ver was. En
daar begon hij maar gauw mee.
Mies Botihuys
Als je moeder een oude bus heeft staan,
ergens in een kast of de schuur, dan
kun je daar een mooie trommel voor
koek of beschuit van maken. Je kunt
het met plakkaatverf doen, maar dan
moet je deze eerst aanmengen met zeep
of een beetje zeeppoeder. Hoeveel? Zo
veel, dat de verf niet meer kringelt als
ie ze op het blik zet. Vervolgens geef je
eerst de hele bus één kleur. En daar ga
je dan stippen of sterren opschilderen of
iets dat je zelf leuk vindt. Als alles dan
goed droog is, moet je de bus vernissen
met blanke lak.