De parels van het parlement c b'èöj dolüiva Het onderwerp z z O z O Uitslag van de Derby ZATERDAG 26 APRIL 1958 E*biJ PAGINA ZES 5 4 1 1 1 1 1 4 5 B D N N I I R N TOTAAL AANTAL PUNTEN Westduitse boeren vinden kapper na 6 uur gesloten Wijziging bij VPRO Winnaars en prijzen der- laatste ronden 5 O O O TEKST VAN LIZZY SARA MAY TEKENINCEN VAN FIEP WESTENDORP Hoe heten ze? Een beschuitbus ZIJN VROUW zou wat later op het feest verschijnen, zij moest haar verhaal voor de krant van de volgende dag nog schrijven. Hij zei dit tegen ieder, die naar zijn vrouw vroeg, die vroeg waarom zij niet met hem meegekomen was. Eerder dan hij verwacht had kwam ze aan. Hij zag haar ineens in de deurope ning staan. Hij knipperde even met zijn ogen. Ze was zoveel mooier dan hij dacht, nu ze daar alleen stond zonder hem, zon der kinderen, zonder al die dagelijkse dingen, die haar altijd schenen te om ringen. Haar haar was glanzend en haar huid nog rozig van de buitenlucht. Hij liep op haar toe. Hij voerde haar mee naar de mensen. Ze begroetten haar harte lijk, des te hartelijker omdat ze zo onver wacht vroeg gekomen was. „Heb je je verhaal af?" informeerde iemand. Ze schudde haar hoofd. „Nee, het lukte niet. Ik doe het. morgen vroeg maar. Het onderwerp heb ik ten minste". „O, ja? Waar gaat het over?" „Vanmiddag liep ik langs de bevroren slo ten en op het stijve gras van de weilanden zag ik twee eenden Haar man nam haar schouder in één ferme hand en draaide haar een kwart slag om en leidde haarin die richting naar een paar andere mensen. „O, dag, wat leuk, dat je zo vroeg bent!" zeiden die. „Verhaal al af?" „Nee" zei ze. „Ik maak het morgen vroeg. Het onderwerp heb ik in elk geval". „Ja? Waar gaat het over?" „Vanmiddag, toen ik langs de bevroren sloten liep, zag ik opjet harde, stijve gras van de weilanden twee eenden Haar man dreef haar zonder haar verder tijd te laten weg van deze mensen tussen enkele groepjes door naar het andere ein de van de ruimte. Daar stelde hij haar voor aan een vreemde genodigde. De vreemde zei beleefd: „Pret tig, dat u rco„ kon komen, hebt u uw ver haal kunnen afmaken?" „Nee", zei ze, „maar het onderwerp heb ik in elk geval". „En wat wordt het, mag ik dat vragen?" „Jawel!" zei ze. „Ik liep vanmiddag langs de bevroren weilanden en toen zag ik aan de slootkant twee eenden Haar man brak af: „We moeten verderop even iemand groeten" en hij trok zijn vrouw mee dwars door de groepjes, pra tende, groetende, roepende kennissen heen. „Is je verhaal af?" riep iemand zijn vrouw nog achterna. „Ja!" riep ze terug. „Ja hoor!" En tegelijkertijd kwam haar dit als een bevrijdend antwoord voor. Ze keek naar haar man op. „Ik zal dat maar zeggen!" zei ze. Hij knikte haar goedkeurend toe. En ze antwoordde verder luchtigweg tegen ieder, die er naar vroeg: „Ja, ik heb mijn ver haal af" en niemand vroeg méér. En haar man was tevreden en gerust: Want hij wist, dat zij, als zij over haar onderwerp ging spreken, er niet meer over zou kunnen schrijven. Maps Valk (Van onze correspondent in Bonn Wanneer kunnen de Westduitse boe ren naar de kapper gaan? Er is heel wat te doen geweest over de nieuwe winkelslui tingswet, die ongeveer een half jaar gele den van kracht geworden is. Van ver schillende zijden wordt beweerd, dat zo wel het grote publiek als de winkeliers er in veel gevallen meer nadeel dan voor deel van hebben. Op een vergadering van kappers in Würzburg zei men de bepa ling betreffende de sluitingsuren van de kapperswinkels „niet erg snugger" te vin den. Een dorpskapper had al herhaaldelijk waarschuwingen van de politie gekregen, dat hij zijn zaak om zes uur moest sluiten. Zijn klanten zijn hoofdzakelijk boeren en arbeiders, die na zes uur van hun werk te rugkomen. Wanneer moet hun haar nu worden geknipt, vroeg deze figaro. Men kan toch van de boeren, die vooral in het voorjaar hun handen vol hebben, niet eisen dat ze hun bezigheden in de steek la ten en naar het dorp tijgen om bij de kap per hun beurt af te wachten. Aangezien door onvoorziene omstandig heden de Duitse televisie het aangekon digde programma uit Frankfurt op zater dag 26 april niet kan relayeren, kan deze uitzending niet doorgaan. De V.P.R.O. zal nu in plaats daarvan 'n kort amusements programma uitzenden, samengesteld uit films. WIJ GUNNEN onze puzzelaars geen rust. Na de opwindende belevenissen van het paardenrennen willen wij hen thans meeslepen door ons lieve vaderland en hun kennis van onze Nederlandse woon steden toetsen. Kent gij alle plaatsen die zich als zelfstandige gemeenten in ons land bevinden? Welnu, wanneer gij meent nogal wat van ons land gezien te hebben, bieden wiju nu in het vooruitzicht van het vakantieseizoen de gelegenheid, die kennis te demonstreren. Hierbij afgebeeld gaat een diagram, waarop in de zesde ko lom een aantal letters gegeven zijn. Deze letters passen in de namen van zelfstan dige Nederlandse gemeenten van tien of minder letters. De jury heeft voor zich zelf dit diagram ingevuld. Wie erin slaagt het diagram met plaatsnamen in te vul len, zodanig dat de gegeven letters klop pen, mag alle letters de pun ten waarde toekennen die er boven is aangegeven. Het totaal aantal punten moet achter iedere plaatsnaam en tenslotte onderaan worden ingevuld. Men mag dus ook plaatsnamen invul len die korter zijn dan tien letters, doch de gegeven letter moet kloppen en blijven staan op de plaats waar zij is aangege ven. Het spreekt vanzelf, dat de punten- waarde per plaatsnaam afhangt van de woordlengte. Tenslotte bepaalt het totaal aantal-punten of men winnaar is of niet. Wie het hoogste aantal punten verzamelt, krijgt als premië een kwartje per punt uit betaald. Als deze bovendien nog erin slaagt alle plaatsnamen gelijkluidend en op de zelfde plaats, als ze in het diagram der jury staan, op te geven, wordt zijn pre mie met twintig gulden verhoogd. Men be denke echter dat de jury ook niet gebon den is aan plaatsnamen van tien letters! Wij verwachten, dat velen zich de moei te zuilen geven aan deze rondrit door Ne derland deel te nemen en op die wijze zich sportief zullen meten in aardrijkskundige kennis. Bij gelijke aantallen punten wordt de premie onder de rivalen verdeeld. DEZE WEEK heeft men voor de laatste keer kunnen meedoen aan de spannende Derby voor puzzelaars, die blijkens binnen gekomen reacties vele lezers heel wat in spannend genoegen heeft verschaft. In twee ronden moest de strijd nog uitgevoch ten worden. In serie B, die uit twee ron den bestond, is mevrouw J. A. Bais-Gut- hard met de prachtige score van 759 pun ten als eerste aangekomen, hetgeen haar een prijs van 37,95 oplevert. Mevrouw Bais-Guthard, wonende te Hattem in de Kerkhofstraat, bereikte dit resultaat met de woorden: rubberrol, rubberbol, borrel uur en turbulent. Serie D. drie ronden om vattende, is niet door een „outsider" ge wonnen, maar door een Haarlemmer, de heer N. Franken, wonende Amsterdamse vaart 80 rood, met de woorden: beltumult, rubberrol, tureluurt en borreluur, tezamen vertegenwoordigend 313 punten, hetgeen zijn totaal brengt op 984, waarvoor hij de prijs van 49.20 ontvangt. En nu, liefhebbers van eens-een-andere puzzel, aan de start voor de speurtocht naar Nederlandse plaatsnamen. LU m Z ULI LU au LU 3 LU Wm JE GEZICHT iets meer naar rechts, zei Joost. Ja.., een tikkeltje meer, zo, ja, zo is het goed. Joost, zei Odine, weet jij iets om nog eens met die schulpprof in contact te komen? Nou niet praten, zei Joost. Ik ben nu net met je mond bezig. Als die nu ook nog be weegt. Een tien minuten lang was het doodstil in het atelier. Joost ingespannen met een groot blok boetseerklei, dat op een kleine sokkel stond en Ondine staarde strak voor zich uit en probeerde zo stil mógelijk te zitten. Ze vond dat poseren helemaal niet zo gemakkelijk. Soms kreeg je er kramp van in je nek of je rug. Dat hing er van af of je staande of zittende poseerde. Maal ais je een echt ongemakkelijke houding moest aannemen, zoals een balletstand, dan was je na afloop doodmoe. Joost was nu aan een portret van haar bezig, maar daarna zou hij een echt danseresje van haar maken. Ze stelde zich er veel van voor. Ze had beeldjes, die de beeldhouwer Degas gemaakt had wel eens gezien, maar ze wist dat Joost iets heel anders zou ma ken, iets dat meer uit lijnen bestond, niet zo naturalistisch. Tenminste zo had Joost het haar uitgelegd. Zo, zei Joost, vertel nu maar eens wat je op je hart hebt. Ik zei, herhaalde Ondine, dat ik zo graag verder met die schulpprof in contact zou komen. Het eerste contact is wel tot stand gebracht, maar wat nu? Want het gaat er om dat we in het laboratorium doordrin gen om te kijken wat hij daar uitvoert. En wat zou je daar wijzer van worden? bracht Joost in het midden. Wat heb je er nu aan om in dat laboratorium door te dringen? Je weet waarschijnlijk alleen wat H2O is. Wat weet je van al die che mische mengseltjes en uitspattingen af? Niets immers. Of ben je zo'n kei in schei kunde? Ach nee, helemaal niet, protesteerde On dine, maar daar gaat het helemaal niet om. Ik wil met hem praten en proberen los te krijgen waar of hij mee bezig is. Of hij uitvindingen doet, of hij voor zich zelf werkt, of hij iets met atoomonderzoek te maken heeft en dergelijke dingen meer. Als hij dan maar niet achterdochtig wordt, zei Joost fronzend. Je kunt beter niets vra gen. Misschien vertelt hij wel wat uit zich zelf. Nou.., zei Ondine. Ik zal toch eerst een balletje moeten opgooien. Goed, gooi jij maar balletjes. Maar nu stoppen we even Ondine. Pauze. Loop maar wat rond. Wil je thee? Graag, zei Ondine. Zeg, Joost, nu weet ik nog steeds niet hoe ik voor de tweede keer bij die vent binnendring.. O ja, da's waar ook, zei Joost, terwijl hij een ketel water vulde en die op een klein pitje zette. Laat's kijken.. Breng hem weer een fles melk, maar niet een van mij! Hè wat flauw, pruilde Ondine. Zoiets kun je toch maar één keer doen.. Nee, verzin iets anders. Eh.. breng hem een bloemetje om de schrik van de vorige keer goed te maken. Bah! een bloemetje!.. Aan een man! Doe niet zo gek, Joost, wat een bui heb jij. Ondine zuchtte. Joosts gezicht, dat kwasie ernstig gestaan had, klaarde plotseling op: Vertelden jul lie mij niet dat hij een kat had? Of was het een ander wild beest? Breng dan wat voor dat dier mee, kattebrood of vis, vis- koppen. Dat is het, juichte Ondine. Joost, je bent een genie!! Maar waar haal ik die vis zo gauw vandaan? Van mij, knikte Joost, Ik kom er juist op omdat ik vandaag bokking gekocht heb. Ik zal de koppen voor je afsnijden, dan kun je die meenemen. Aldus geschiedde. Een half uurtje later toog Ondine vol goede voornemens en bo ze plannen naar de bovenste verdieping van het aangrenzende huis met een pakje viskoppen onder de arm. ALLES GOED EN WEL, mopperde Ivo. We kennen die schulpprof nu wel, maar hoe knopen we verder connecties met hem aan. We kunnen toch moeilijk aanbellen en zeg gen: „Daag, dr. Tygendaag, we komen op visite!" Inderdaad, beaamde Jaap. Dat zal moei lijk gaan. Wat we misschien wél kunnen doen, is aanbellen en vragen of we eens een kijkje in zijn laboratorium mogen ne men. Zou dat niet verdacht zijn? zei Ivo. Denk je niet dat hij daar een luchtje aan zou vinden. Misschien niet meteen, maar wel later, als we bezig zijn dat complot op te rollen. Nou., je loopt wel op de dingen vooruit, vond Jaap. Dat complot oprollen.We we ten nog niet eens of hij wel in éen com plot zit.We vermoeden nog maar. Weet je nog wel wat je Oom gezegd heeft over bewijzen? Jwel, ei-kende Ivo, maar desondanks. Per slot gaan we toch verder met dat onder zoek en moeten we elke verdenking zien te ontwijken. We moeten per se voorzich tig zijn. Zouden we Ondine niet kunnen vragen., begon Jaap. Ondine, vloog Ivo op, alweer Ondine. Nee die heeft heus al genoeg gedaan. Trouwens ik vind het eigenlijk maar geyaarlijk voor een meisje dit werk. En bovendien, het is toch te gek dat we alles aan een meis je zouden overlaten en er zelf gemoede-, lijk achteraan lopen. Nee, laten we voor al proberen zélf in contact te komen met die prof. We hebben hem per slot gehol pen met die trap. Hij zal ons heus wel vriendelijk ontvangen. Alles goed en wel, zei Jaap, maar nu zijn we nog niet verder: hoe?! Ik kan hem bij voorbeeld wel vragen of hij me met mijn scheikunde wil helpen, maar daarvoor ken ik hem niet goed genoeg. Even was het stil. Toen zei Ivo: Ik weet het. De poes! De poes? deed Jaap verbaasd. Natuurlijk jö de poes. Die man is dol op zijn kat, dat heb je wel gemerkt. Als we hem dus iets lekkers voor zijn kat komen brengen, zal hij ons direct accepteren als mensen die het goed met hem menen.. Tja., aarzelde Jaap. Het is wel een goed idee, maar eigenlijk is het toch grote hui chelarij. Het idee dat je bij iemand komt spioneren en poeslief letterlijk poeslief in zijn gezicht doet. Terwijl, wie weet, als we de zaak oprollen, wat hem dan te wachten staat. Ja, zo is het nu eenmaal, zei Ivo, die niet zo gevoelig was als Jaap. Als we het voor ons eigen voordeel deden, dan zou het misschien wel gemeen zijn, maar per slot doen we dit toch om een heel volk van de ondergang te redden. Je moet nooit uit het oog verliezen wat zo'n vent van plan is! O.K. dan, zei Jaap. Ik geef me over. We brengen dus iets voor die poes mee. Maar wat? Vis? Heb jij vis? Ik niet, zei Jaap, en mijn moeder denk ik ook niet, want die houdt niet van vis. Maar we kunnen wel even wat viskoppen vra gen in het viswinkeltje een paar blokken verder. Aldus geschiedde. Eén half uurtje later togen Jaap en Ivo met een pakje viskop pen naar de overkant om een bezoek af te leggen aan de poes van dr. Tygendaag. (Wordt volgende week vervolgd) „IviOEDER, wat is er achter het land?" vroeg het kleine paardje aan zijn moeder. „Achter het land" zei z'n moeder „is nog meer land". „En dan?" zei het paardje. „Dan nog meer land". „En dan, moeder?" „Dan komt het water". „En achter het water, moeder?" De moeder van het kleine paardje zuchtte. „Achter het water is weer land en achter dat land is de grote zee". „Kunnen wij niet naar de zee gaan, moeder? Ik wou zo verschrikkelijk graag éen zeepaardje zijn". „xxch kind", zei de moeder van het kleine paardje. „Je weet niet wat je zegt. Als je een mooi jong paard bent op vier hoge benen, dan wil je toch geen zeepaardje zijn". „Ik wel", zei het eigenwijze veulen. „Ik geloof dat ik liever een zeepaardje ben". „Ga nou maar spelen!" zei z'n moe der. „Wat heb je aan die dommepraat? Kom, daar zijn je vriendjes". Maar het kleine paardje ging niet naar de andere veulentjes. Hij bleef staan dromen over zeepaardjes en hoe heerlijk het zou zijn als hij er één was. Terwijl hij zo stond te dromen cirkelde een paar keer een vreemde vogel om zijn hoofd. Ze bekeek het paardje eens goed en toen ze zijn dro merige ogen had gezien, streek ze tus sen zijn oren neer. „Ik zie dat je een wens hebt", zei ze. „Ik ben de wensvogel. Zeg maar wat je wilt". „Ik wil een zeepaardje zijn", zei het veulen. Oei..." floot de vogel. „Dat is een moeilijke wens. Dat is helemaal niet zo makkelijk voor me". „Maar je zei toch dat je de wens vogel was", riep het paardje eigenwijs. „Ja, ja", knikte de vogel. „Maar wat jij me. vraagt is heel moeilijk. Om een zeepaardje te worden moet je eerst een vissehart hebben. En weet je wat dat betekent?" „Nee", zei het paardje. „En het kan me ook niet schelen wat het betekent. Ik wil een zeepaardje zijn en daarmee uit". „Goed", floot de vogel. „Als je er zo over denkt zal ik doen wat je me vraagt. Maar kom me later dan niet aan met een boos gezicht. Je wilt het dus echt, hè!" Het paardje knikte met zijn hoofd. „Ik wil het", zei het. „Wacht dan maar even", zei de wensvogel. „Ik zal het kruid gaan halen dat van jouw paardjeshart een visse hart maakt". Meteen vloog ze weg. Het kleine paardje trappelde van on geduld en van blijdschap tegelijk. Hfl keek nog eens om naar zijn vriendjes die aan het hoogspringen waren. Hij lachte om hun gekke sprongen en hij had zo wel weer willen gaan mee doen. Maar ja, hij wachtte op het won derkruid. Hij keek nog eens om naai zij n moeder en hij zag hoe haar mooie vel glansde in de zon. Hij had er zo wel heen willen hollen en er zijn neus tegen willen duwen. Maar ja, hij wachtte op het wonderkruid. Hij keek nog eens naar de blauwe lucht en naar de bloemen en hij dacht: „Wat is de wereld toch ver schrikkelijk mooi en wat is het fijn om er in rond te draven". En kijk, daar was ook de wensvogel al terug. Ze had een groen takje in haar snavel. „Je weet het toch zeker, hè?" zei ze. „Je weet toch heel zeker dat je een zeepaardje met een vissehart wilt worden?" „Ja, jr", riep het veulen ongeduldig. „Geef het nou maar". De wensvogel gaf hem het takje. „Eet dit op!" zei ze. „Eet dit op en je zult een vissehart hebben en een zeepaard je worden". Meteen verdween ze. Het paardje slikte haastig de groene blaad jes door en toen wilde hij het op een lopen zetten om zijn vriendjes en zijn moeder te vertellen dat hij nu een zee paardje was. Maar hé... wat gebeur de er met hem? Zijn hart bevroor. Het leek net of er een steen in zijn borst zat. En toen hij opkeek kon hij niet meer lachen om zijn vriendjes, werd hij niet meer blij omdat hij zijn moe der zag en betekenden de blauwe lucht en de bloemen niets meer. En met zijn keel was ook iets aan de hand. Hij slik te, slikte, hij dacht alleen nog maar aan water water voor zijn keel en water om in te zwemmen, want hij voelde zich zo droog als zand, van binnen en van buiten. Hier staan tien namen van meisjes en jongens met de helften uit elkaar. Weten jullie nu hoe ze allemaal heten? „Zo voel je je dus als je een visse hart hebt" dacht het paardje en hij keek omhoog want nu al wist hij dat hij een heel verkeerde wens had ge daan. Maar de vogel was nergens meer te zien cn of het paardje wilde of niet hij moest rennen, rènnen om wa ter te vinden. De zon, die altijd zijn vriend was geweest, leek nu een vijand die op zijn rug brandde en hij hoopte dat het water maar zou gaan plenseno uit de blauwe lucht, waar hij vroeger zo van gehouden had. Helemaal uitgedroogd en snakkend naar adem kwam hij bij de zee. Dat was het dus. Daar zou hij dus voorlaan moeten leven. Geen vriendjes meer die bokkesprongen maakten op hoge poten, geen licht, geen bloemen meer. Niets. 1-Iij móest het water in, hij had een vis sehart. Hij ging met tranen in zijn ogen de golven tegemoet. Zijn benen waren er al in verdwenen, nu zijn buik, zijn mooie staart. Het water stond al tot zijn neus. Nog één keer draaide hij zijn hoofd om naar het land, waar hij nu nooit meer terug kon komen. „Help... help!" riep een stem. Het paardje schrok en draaide zijn hoofd de andere kant op. Een klein elfje was te ver in zee gelopen. Ze was voorover gevallen in een kuil en nu kwam net haar hoofdje helemaal druipend weer boven het water uit. Het paardje zwom met vlugge benen haar kant uit. Ze greep hem vast in zijn manen. „Red me, red me!" fluisterde ze aan zijn oor. Het paardje zwom met haar naar de kant. Helemaal druipend stonden ze naast elkaar. „O, dank je, dank je wel!" zei het elfje. Het paardje zei niets, want hij wist dat hij weer terug- moest de zee in. Maar toen gebeurde er iets. Het elfje .sloeg zijn armen om zijn hals en gaf hem een kusje op zijn neus. En op dat ogenblik smolt zijn vissehart. De steen uit zijn borst 'verdween, de kriebels kwamen terug in zijn benen en de zon was weer een vriendje die zijn vel droogde. „O, elfje!" riep hij, 0, lief elfje!" Je kus heeft mijn vissehart gesmol ten". Maar ze was er niet meer. Wél hoorde hij gefluit boven zijn hoofd. Hij keek omhoog en kijk, daar was de wensvogel. „Ik wist wel dat je spijt zou krijgen", riep ze. „Je mag wel blij zijn dat ik je nog een kansje heb gegeven". „Was jij het?" riep het paardje. „Had jij je in een elfje veranderd?" De wensvogel knikte en toen sloeg ze haar vleugels wijd uit. Het paardje wilde nog terugroepen dat hij nooit, nóóit meer iets te. wen sen zou hebben, maar ze was al ver dwenen en daarom draafde hij maar gauw naar zijn moeder en vertelde het haar. Die knikte met haar lange ma nen en met haar grote bruine ogen keek ze hem heel ernstig aan. „Gelukkig", zei ze. „Nu zul je misschien een groot wijs paard worden, dat weet waar je het het beste hebt". Het kleine paardje knikte terug. Een groot wijs paard worden, dat was de enige wens die hij voortaan had. Maar hij had nog een heleboel tijd om gek ke sprongen te maken met zijn vrolij ke vriendjes voor het zo ver was. En daar begon hij maar gauw mee. Mies Botihuys Als je moeder een oude bus heeft staan, ergens in een kast of de schuur, dan kun je daar een mooie trommel voor koek of beschuit van maken. Je kunt het met plakkaatverf doen, maar dan moet je deze eerst aanmengen met zeep of een beetje zeeppoeder. Hoeveel? Zo veel, dat de verf niet meer kringelt als ie ze op het blik zet. Vervolgens geef je eerst de hele bus één kleur. En daar ga je dan stippen of sterren opschilderen of iets dat je zelf leuk vindt. Als alles dan goed droog is, moet je de bus vernissen met blanke lak.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 24