TWEE SOORTEN ONZEKERHEID op de toekomst gerichte constructieve Vindingskracht van le Corbusier Wonen niet in plaats van op op de hemel Het Noors-Nederlands cultureel verdrag ZATERDAG 3 MEI 1958 Erbij PAGINA VIJF Nieuwe zenders bij de Belgische televisie in gebruik Verzamelde werken van Frederik van Eeden Op de drie foto's hierboven ziet men de „Unité" van de Franse stad Nantes, de westelijke gevel van de reeds vermaarde kapel van Ronchamp en het interieur van een landhuis in een voorstad van Parijs. De kroniek der Engelse litteratuur is ditkeer gewqd aan „Westminster Wade" van Rufus Noel-Buxton en „Search me" van Patrick Anderson, respectievelijk verschenen bij Faber en Chatto Windus te Londen. LORD NOEL-BUXTON is een beetje be roemd geworden door de onderneming waarnaar hij met de titel van zijn boek „Westminster Wader" verwijst: zijn po ging om wadend de Theems over te steken ter hoogte van Westminster Bridge, zoals de Romeinen het vroeger gedaan moeten hebben. Dat het hem niet lukte dat wil zeggen dat hij een heel eind moest zwem men, kwam doordat de rivier dieper is dan tweeduizend jaar geleden, nu er kaden aangelegd zijn. Dat had hij ook wel met een peilstok kunnen vaststellen, zal men zeggen. Waarom moest hij zelf die rivier in wandelen en dat nog wel op een koude dag in maart? Is hij misschien nogal zon derling, of wilde hij de aandacht trekken? Hij citeert in zijn boek een stukje uit een Amerikaans blad, waarin hij op een pin nige toon- voor publiciteitszoeker wordt uitgemaakt, met gebruik van een paar do zijn woorden die de Amerikanen veelal als tekenen van een typisch-Engelse af- fektie opvatten: good show, the blooming Romans, cheerio. Zijn commentaar op dat citaat: „I feel I must be absolutely frank with you, good people. I think there must be something in that. So shy, yet de siring to be seen in a good light". Hij is zeker nogal zonderling, hoewel het misschien niet veel zonderlinger dan de meesten van ons, die alleen het talent en de moed niet hebben om onze gedachten te vertonen zoals hij het doet. Er zal wel sinds lang geen boek uitgekomen zijn dat zo grappig is als het onderhavige. De voor naamste onderwerpen zijn er twee in getal. Het ene is de oversteekpoging en de gevoe lens van de auteur inzake rivieren, mist en modder in het algemeen. Lord Noel Buxton maakt zich zorgen over een kwes tie die in Nederland nog dringender aan de orde is dan in Engeland: de overbevol king die het land bedelft onder huisjes en straatjes. De gedachte daaraan vervult hem van nostalgie naar de tijden toen het deel van Londen, dat nu als Westminster bekend staat, nog in hoofdzaak moerassig water was, om het eilandje Thorney heen. Hij concentreert zich, in dit boek tenministe, op de tijd van Koning Eduard de Belijder, die in de elfde eeuw Westmin ster Abbey op dat eilandje heeft doen bou wen. Hij droomt van dagen als het land daar weer woest en verlaten zal zijn en watervogels opstijgen uit het riet om de ruïnes. De Belgische televisie neemt op 2 mei vier nieuwe, sterke zenders in dienst, waardoor het totale zendvermogen van zestien tot vierhonderd kw. wordt ver hoogd. Door deze nieuwe zenders en door verplaatsing van de beide Brusselse zen ders naar Waver-Overijse en het in ge bruik nemen van een zender in Ruislede zal het aantal Belgen, dat de uitzendingen zal kunnen volgen met circa vier miljoen kunnen stijgen. De zender voor de Vlaamse program ma's is van Brussel overgebracht naar Waver-Overijse, waar de antenne is ge plaatst op een reeds bestaande tweehon derdvijfenveertig meter hoge zendmast van de radio-omroep. Het vermogen van de Vlaamse zender is van twee kw. op honderd kw. gebracht. De nieuwe zender in Ruislede is be stemd voor kanaal twee en heeft eveneens een vermogen van honderd kw. De anten ne is aangebracht op een honderdvijftig meter hoge stalen mast. De zender van Antwerpen blijft ook in kanaal twee uit zenden, doch het vermogen wordt in oos telijke richting uitgestraald om interferen tie tussen de zenders Ruislede en Antwer pen tot een minimum te beperken. Daar om is ook de polarisatie van de antenne in Antwerpen veranderd van horizontaal in vertikaal. Ook de zender, die in kanaal twee het Franse programma uitzendt, is naar Waver-Overijse overgebracht. Het vermogen van de Luikse t.v.-zen- der is opgevoerd van zes kw. tot meer dan honderd kw. in de richtingen Namen en Bastenaken. In Noordelijke richting is het vermogen verhoogd tot dertig kw. De zendantenne is geplaatst op een honderd vijftig meter hoge stalen mast die in Ou- gree bij Luik is gebouwd. Door deze wijzigingen zal men in de provincies Antwerpen, Belgisch Limburg en een deel van Oost-Vlaanderen en in de provincie Henegouwen en een groot deel van de provincies Namen en Luik zowel de Vlaamse als de Franse uitzendingen van het N.I.R. kunnen ontvangen. De vijf zenders krijgen het uit te zen den programma via straalverbindingen toegezonden van uit het paleis van Justi tie in Brussel, waar de centrale gevestigd blijft. Deze centrale ontvangt de pro gramma's normaal van de studio's in Brussel of elders. De ontvangstmogelijkheid voor buiten landse zenders (Rijsel, Lopik, Langen- berg) blijft ongewijzigd. Ter gelegenheid van de herdenking van Frederik van Eeden in 1960 zal in dat jaar een rijdende tentoonstelling worden inge richt, die in Amsterdam begint. Tevens is een uitgave van de verzamelde werken van deze schrijver in voorbereiding, die zal bestaan uit twaalf delen. Hierbij wordt de spelling van Van Eedens eerste uitga ven gebruikt. Ook is men van plan het borstbeeld van de schrijver, dat in Haar lem staat, in brons te laten afgieten en dit duplicaat in Amsterdam te plaatsen. Dit alles geschiedt onder auspiciën van het Frederik van Eedengenootschap. Het andere onderwerp is zijn geërfde ti tel, die nog jong is: zijn vader werd in 1930 in de adelstand verheven. Hij herinnert zich goed, dat het bericht hem op school bereikte en dat hij toen aanstonds begon aan een onderzoek naar wat zijn nieuwe stand betekende en waard was, waar aan hij nog steeds bezig is. Dt leidt hem vanzelf naar de vraag van het recht op voortbestaan van Het Hogerhuis en zo dus weer naar Westminster, waar dat Huis zich bevindt. Westminster is de spil van het boek en Lord Noel-Buxton heeft geen moei te met het bijeenbrengen van zijn twee toch niet natuurlijkerwijs saamhorige on derwerpen. Men krijgt integendeel de in druk. dat hij 't veel moeilijker zou vinden om zich bij één onderwerp te houden. Er is zelden een van de talrijke korte hoofd stukken, waarin zij niet beide ter spake komen en men raakt er spoedig aan ge wend ze in dezelfde alinea te zien verschij nen. „Ik waarschuw u, bij het bespreken van dit zeer ernstige onderwerp, dat ieder ogenblik de moerassen mij weer op kun nen eisen en dat ik dan geheel onmondig zal worden over deze kwestie van hoe men met zijn naam moet omgaan." Maar vaak geeft hij niet eens een waarschuwing. De lezer, vertrouwd met boeken wier auteurs logisch en regelmatig lijken voort te denken, moet daar even aan wennen. Het kan toch niet lang duren of hij is voor Lord Noel-Buxtons gedachtensprongen ge wonnen, en springt mee, voorzover hij kan voorzover hij zelf weet hoe verleidelijk en aardig het is om aan verschillende onder werpen tegelijk te denken. Over verschillende onderwerpen tege lijk te schrijven, dat is moeilijker zeker in zo'n argeloze stijl als Lord Noel-Buxton ge bruikt, zonder ons te gaan hinderen als po seur. Men kan geneigd zijn om het boek voornamelijk te bewonderen als een stijl oefening, maar dan in een stijl die inder daad een hele mens is en zelfs vele men sen, hoewel de meesten van hen niet zo on derhoudend zouden zijn. Afgezien daar van staan er ook nog heel wat wetens waardige dingen in en een paar heel goe de denkbeelden. WANNEER MEN aan Lord Noel-Bux ton de kenmerken van een „innerlijke on zekerheid" meent op te merken, moet men vervolgens vaststellen dat hij het on schatbare voordeel geniet zijn eigen gezel schap goed te kunnen verdragen. Dat valt des te duidelijker op als men hem verge lijkt met Patrick Anderson, wiens autobio grafische fragmenten onder de titel „Search me" voornamelijk interressant Zijn als het getuigenis van. een man die zichzelf niet zetten kan. Zijn aanleg- is gro tendeels normaal: hij schrijft goed en hij kan heel behoorlijk meepraten over kunst en psychologie. Het zou zeker aardig zijn om zijn werk te lezen als hij niet telkens zichzelf in het openbaar betrapte op min derwaardige en kinderachtige motieven voor handelingen waar niemand kwaad achter gezocht zou hebben. Dat is niet minder vervelend dan het zou zijn wan neer hij zichzelf voortdurend lof toezwaai de, maar als men hem zou zeggen dat het zijn slechtste eigenschap is dat hij altijd slechte eigenschappen in zichzelf ziet, zou hij dat ook zeker dadelijk toegeven. Er is dus eigenlijk niet met hem te praten. Hij heeft toch dingen te vertellen die hee onderhoudend zouden kunnen zijn, over tien jaar die hij in Canada heeft doorge bracht, over zijn pogingen om weer aan Engeland te wennen en over een reis naar Spanje waar hij een oude vriend ging op zoeken, een Canadese schilder. Hij vertelt dat ook niet slecht, hoewel soms te lang, waarschijnlijk om diezelfde- reden waar om hij zich voor zijn motiveringen excu seert: hij laat zijn talent liever loslopen dan aan de leiband van zijn gesmade per soonlijkheid en dan holt het maar door. Een goed boek kan „Search me" op die manier niet zijn. Misschien is het toch in teressant? Het wordt gepresenteerd als een onderzoek van de auteur naar zijn eigen identiteit. Er zijn geen resulaten, niets definitiefs tenminste. Maar men kan zich iemand als de auteur voorstellen en zelfs 'onwillig met hem meevoelen. S. Af. MWSÊÊ&KuÊËËÊfömê I Km*. rfiüi».,- TOT 2 JUNI is in het Haagse Gemeente museum te zien een tentoonstelling, die verslag doet van het werk van de mis schien meest besproken architect van on ze tijd: Le Corbusier. Architect? Ook stedebouwkundige, schil der, beeldhouwer en gobelinontwerper. En als stedebouwkundige socioloog. Eigenlijk is hij wel met die universeel gerichte re naissancekunstenaars in Italië te vergelij ken. Hij heeft de stijl van zijn tijd mede bepaald. Zelfs schrijft hij: „Ik geloof niet aan de spontane geboorte van formules, die algemeen geldig zijn, die de oplossing in zichzelf dragen. Ik geloof dat iedere architectuur, die tot de geest spreekt, nog steeds het werk van een enkeling is. Hier en daar is er één, die ziet, begrijpt, beslist en schept en zo verschijnt de oplossing waarin anderen hun eigen streven herken nen". Le Corbusier is er zo één! En voor Le Corbusier was er zo één: Auguste Perret, de Franse architect, die zag dat het gewapende beton zijn rol in de architectuur zou gaan spelen en be greep „dat dit nieuwe bouwprocédé een nieuwe instelling ten opzichte van de ar chitectuur met zich mee zou brengen" Le Corbusier geeft deze figuur en anderen alle eer in een artikel over zichzelf, dat we in de catalogus voor deze tentoonstel ling aantreffen. IN DE moderne bouwkunst zag Le Cor busier vijf belangrijke zaken mogelijk en zich ontwikkelen: het vrijstaande steun punt waardoor het huis van de aarde ver heven kan worden, onafhankelijkheid van skelet en muur waardoor een nieuwe vrij heid ontstond voor het vormen van het interieur en het exterieur, de vrije platte grond waarbij het huis niet meer gezien behoeft te worden als een op te vullen doos maar vrij naar alle kanten ook in de hoogte kan uitgroeien, de vrije gevel, waarmee bedoeld wordt dat gebouwen naar alle kanten variërende gezichten kun nen vertonen en dus niet nadrukkelijk wordt gedacht aan voorkant en veelal af gesloten zijkanten en ten slotte de daktuin. Al deze factoren komen tegemoet aan Le Corbusiers oplossing die hij ziet voor de als olievlekken zich uitbreidende grote steden, waarin het verkeer geen plaats meer vindt en de mensen in halfduistere rotsvalleien verblijven. Le Corbusier dacht zich een stad van een reeks wijd uitelkaar staande torengebouwen op poten in plaats van één van huizenblokken met gesloten gevelrijen. De lange woonblokken worden op hun kant gezet en men behoeft om de hemel te zien niet meer de straat, indien mogelijk, uit te kijken of de blik te rich ten boven de daken uit. Tussep Le Corbu siers torenhuizen ligt groen van gras en bomen. We zien de luchten tussen zijn ge bouwen door en natuurlijk ook er boven uit. Glas gaat als buitenwand een rol spe len en \yeerspiegelt de luchten. De bomen dienen ook om het zicht op de gebouwen te zeven en hun strakke lijnen te doorbre ken. Niemand kijkt meer op de veranda van zijn overbuur. Die is te ver weg en men kijkt ook in het vrije. De enige tientallen jaren geleden begon nen gemeenschappelijke tuin in de woon blokken -is nu.verheven naar 't,dak en wordt niet meer versomberd door de achterkanten van de huizen. De straat is weg. Men wan delt door parken. Het verkeer gaat over wegen, waarop de voetganger zich niet meer behoeft te bewegen. Van gebouw tot gebouw rijdt de ondergrondse. Le Corbu sier projecteerde namelijk zijn plannen sterk op Parijs, waar hij, Zwitser van ge boorte, zich gevestigd heeft. Hebben zijn ideeën zin voor ons? Een paar Noordhol landse burgemeesters hebben hun gedach ten door de steeds wassende zee van hui zen in het Kennemerland al in gelijke rich ting laten gaan.. Dat en nu kan ik het beste een Amsterdams voorbeeld nemen Le Corbusiers ideeën voor een stad als deze de moeite van het overpeinzen waard zijn gaat men denken als men door de Pijp ofwel de Kinkerbuurt wandelt. Is er iets ergers denkbaar ook dan de Admiraal de Ruyterweg? Men zal gaan tegenwerpen dat in een vlak land als het onze die torengebouwen het niet doen. Alsof we niet tegen hoog ovens. gashouders en fabrieken op kijken! Amsterdams zuidelijke buitenkant kreeg pas iets door de twee kleine wolkenkrab bers. En nu ik dat woord noem: Le Cor busier vindt New York een mislukking. De bedoeling is juist dat door de hoogte de gebouwen een eind uitelkaar komen te staan. En ik kan dan verwijzen naar een mooi voorbeeld op nog niet eens zo grote schaal: het complex rond Rotterdams Lijn baan. Er is angst voor woonkazernes. Maar hoeveel wijken hebben niet iets van die militaire barakkendorpen? Bovendien, wanneer Le Corbusier zich een kleine wijk in één gebouw denkt, een „Unité" zoals hij dat noemt, dan is er volgens zijn pun ten een grote variatie mogelijk binnen en aan het skelet van zijn bouwwerk, zodat de buren toch in een andere ruimte kun nen wonen. DE „Unité d' Habitation" de woon- eenheid, die de consequentie werd van Le Corbusiers ideeën mocht hij pas na de oorlog in Marseille gerealiseerd zien. De Franse regering had opdracht daartoe ge geven. Krantenberichten hebben, na vol tooiing van deze Unité gemeld dat de huur te hoog werd, dat het gebouw niet door voldoende mensen werd betrokken en dat het tenslotte bewoond werd door mensen voor wie het niet bedoeld was. Doet dat allemaal eigenlijk iets af aan het idee van Le Corbusier? We zijn nog in een ontwik keling, zei Le Corbusier zelf. In ieder ge val' wérd een tweede opdracht vers'trekt voor Nantes en daarna weer vijf voor Meaux. Wat betreft het exterieur is de Unité van Marseille voor mij een der schone be zienswaardigheden van deze stad, een der onvergetelijke punten in het landschap daar. Kleur werd gegeven aan de binnen wanden van de verschillende balkons en slechts die kleur rood. geel en blauw was mij in dit landschap te nuchter en naar mijn gevoel niet geboren in deze streek, waar andere kleuren beter bleken te doen. ook aan moderne gebouwen. Le Corbusier als schilder heeft iets betekend in de ontwikkeling der moderne beelden de kunst, maar gezien zijn ook in Den Haag geëxposeerde schilderijen trekt hij me als zodanig wat minder aan. Wél weer bevalt me de tapijtontwerper, gezien enige resultaten op de expositie. Dat de schilder Le Corbusier nu op de achtergrond maar had moeten blijven, zoals sommigen wel menen, zou ik zeker niet willen zeggen. Teveel plezier had ik alleen al aan het ge baar dat Le Corbusier maakte met het maken van een wandschildering in een klein café'tje onderaan een spoorbaan langs Roquebrune nabij het strand. Een man die deze plezierige ootmoed bezit houdt van de mensen en neigt niet naar onbruikbare abstracties. Dat is dan ook wel gezien. De lijst van Le Corbusiers plannen en projecten is wel iswaar groter dan die van de werken die hij heeft mogen uitvoeren. Maar de laat ste is dan na de oorlog ook wel bijzonder gaan oplopen. Omdat we het mogelijk nog Hier zijn enige ontwerpen van he Corbu sier bijeengebracht: ruimtelijke ordening in een grote stad, het paleis voor de gou verneur in Chandigarh, een project van een blok arbeiderswoningen in Zurich en het dak van een kantoorgebouw. wel eens zouden kunnen zien is, voor ons het belangrijkste verder het bedevaarts kerkje te Rouchamp. een voorbeeld van „vrije-gevel"-architectuur en een wel heel ander uiterlijk dan de „Unité's" vertonend. Le Corbusier tekent zijn gebouwen sterk in verband met de bedoelingen en het landschap. Dat is ook wel duidelijk aan de plannen voor en gedeeltelijke realisaties van Chandigahr, de nieuwe hoofdstad van de Pendsjab in India te zien. In Ahmedabad, het centrum der textielindustrie van de Pendsjab, kreeg Le Corbusier nog enige andere gebouwen te maken. Verrassend is vooral het gouvernementspaleis, herinne rend aan bepaalde boeddhistische bouw werken als men wil en toch ook weer gloednieuw. Hij heeft zijn gedachten la ten gaan over museums. Eén werd er nu verwezenlijkt in Ahmedabad, voor Tokio is er één in wordjng. In aanbouw is ook een klooster. Hij nam deel aan de plannen voor het UNO-gebouw maar is het niet eens met het resultaat. In de Cité Univer sitaire te Parijs is een tweede paviljoen voor Brazilië in aanbouw. Zijn laatste creatie is het Philips-pavil.ioen op de we reldtentoonstelling in Brussel. En dit alles is maar een deel van zijn omvangrijke oeuvre van plannen en pro jecten en uitgevoerde gebouwen. Ter ge legenheid van Le Corbusiers zeventigste verjaardag werd deze expositie georgani seerd voor diverse landen. In de interes sante catalogus schrijft S. Giedion dat hij in Engeland op geen enkele tentoon stelling zoveel jonge, in gedachten ver zonken mensen gezien had. die hier blijk baar vinden wat zij zoeken, verbeeldings kracht, intensiteit en toekomst. Mij trof dit in Den Haag ook zo. De belangrijkste aan beveling voor deze expositie is echter wel het probleem Randstad Holland mis schien steunt deze tentoonstelling nog die twee Noordhollandse burgemeesters bij hun voorstellen. Bob Buys DEZE WEEK IS IN DEN HAAG de derde voltallige vergadering van de ge mengde technische commissie voor de uitvoering van het Noord-Nederlands cul tureel verdrag gehouden. De vergadering had plaats in het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en werd door prof. dr. C. J. Gorter, hoogleraar aan de rijksuniversiteit te Leiden voorgezeten. Besloten werd aan de beide regeringen een aantal voorstellen op het gebied van de culturele uitwisseling tussen Neder land en Noorwegen te doen. In het komen de academische jaar zullen, zoals gebrui kelijk, wederzijds een aantal studiebeur zen voor studenten uit het andere land be schikbaar gesteld worden. Ook de weder zijdse bezoeken van geleerden zullen wor den voortgezet. Op het gebied van tentoon stellingen werd de mogelijkheid bestu deerd tot een expositie van Nederlandse schilderkunst uit de zeventiende eeuw in Oslo te komen. Anderzijds zal worden na gegaan of in Nederland een tentoonstel ling van oude Noorse tapijten gebracht kan worden. In Noorwegen bevindt zich thans een collectie van' hedendaagse Ne derlandse grafische kunst, die als onder deel van het cultureel verdrag successie velijk in een tiental musea zal worden ge toond. lxeeds is gebleken dat voor deze tentoonstelling veel belangstelling be staat. Binnenkort zal in Tilburg een ten toonstelling van Noorse grafische kunst, aangevuld met een collectie glas en por selein, worden geopend. Deze tentoonstel ling is gedurende de maand mei te bezich tigen. Tussen de stichting „Donemus" te Am sterdam en „Tono" te Oslo een over eenkomstige organisatie wordt op ini tiatief van de commissie een vorm van sa menwerking tot ontwikkeling gebracht, teneinde wederzijds meer bekendheid te geven aan de eigen hedendaagse muziek. Ook zal worden gestreefd naar een inten sivering van de uitwisseling van uitvoe rende kunstenaars. Zo werd onlangs een radio-concert van het symfonisch orkest van Oslo met als solist de Nederlandse clavecinist Jaap Spigt uitgezonden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 17