De bergen van de maan discaucs Contour 1958 bevatten kostbaar koper en kobalt 1 van HENK BIJVANCK jj Ter introductie van de 1 Lourdes-symfQiiie ZATERDAG 3 MEI 1958 Erbij PAGINA V I E ii Bevindelijk reisboek van Jacques den Haan Het appèl van Schweitzer De werkzaamheden onder Brits-Cana- dese leiding bij de kopermijnen in Oe ganda hebben vaak veel hinder van de overstromingen door de hevige regen val in de bergen, waardoor men zie de grote foto bruggen wegslaan en wegen onbegaanbaar worden. Op de drie kleine foto's ziet men de expres sieve koppen van enige Afrikaanse mijnwerkers. Johann Sebastian Bach: Sonate voor fluit en clavecimbel in b en Sonates voor fluit en continuo in e en c, gespeeld door Hubert Bar- washer, Gustav Leonharöt en Johan de Nobel (cello) op Telefunken LT 6611. (Door een bijzondere medewerker) TOEN IK in Kilembe aankwam, waren rappe, zwarte handen bezig met een beek leeg te halen. „Iets aan de hand?" vroeg ik. „Ja, inderdaad. Je kunt eigenlijk be ter zeggen: Wéér iets aan de hand. Boven (en mijn zegsman wees in de richting der bergtoppen) heeft het weer eens zwaar ge regend. Dat betekent hier aan de voet dei- Maanbergen kleine overstromingen. Er sloeg weer een brug kapot. Nu, zo heel erg is dat niet, want zo'n ding zetten we snel in elkaar. En het grote voordeel van die lastige regenval boven is, dat we daar door beneden vrijwel altijd voldoende wa ter hebben om stroom op te wekken voor onze machines". Loeka K'wha, een Toro-neger uit h,et dis trict Fort Portal in Oeganda, komt naar mijn zegsman toe. Of de baas even ko men wil? Ja, dat doet de baas. Ik loop mee. Uitstekende krachten, die Toro's, vertelt hij. Hij heet Jimmy en heeft lang gewerkt in de Zuidafrikaanse mijnen. Toen we hier begonnen, vervolgt hij, hadden we natuurlijk werkvolk nodig. Het was een handicap, dat de mannen uit de streek hier vrijwel gee nvan allen ooit in een mijn had den gewerkt. Ze hadden geen benul wat boren is of hoe een gang gestut moet wor den. Maar in korte tijd hebben mijn maats en ik onze nieuwe arbeiders het vak ge leerd. Ze zijn bevattelijk. Je moet vooral zorgen, dat ze plezier in hun werk hebben. Dan staan ze hun mannetje en verzetten ze elke dag een mooie portie hard werk. Gelukkig konden we ook een paar arbei ders aannemen, die wel in de mijnen had den gewerkt. Zie je daar die sterke kerel? Dat is Tsjoeh'oendoe. Hij verdiende zijn sporen in de goudvelden van Kakamega, in Kenya is dat. Hij heeft zelfs een mijn werkersdiploma en brengt het wis en ze ker tot ploegbaas... MOEDER NATUUR stopt haar rijk- W dommen wel eens weg op voor de mens y§T moeilijk te vinden of weinig toegankelijke plaatsen. De twaalf miljoen ton kopererts i in en onder het Ruwenzorigebergte vroeger noemde men die bergen de „Ber gen der Maan" zijn daar een prachtig voorbeeld van. Tussen de Bergen der Maan en de kust (met de haven Momba sa) ligt een zestienhonderd kilometer bre de gordel van moerassen, poelen, meren, oer.bos en moeilijke hellingen. Jaren geg leden wist men reeds, dat er bij en in de Bergen der Maan koper te vinden was, doch de streek lag te afzijdig en te moei lijk toegankelijk om de exploitatie lonend te kunnen doen zijn. Later pas, toen men ontdekt had, hoe rijk die kopervindplaats was, begon men aan ontginning te denken. Na de oorlog stegen de prijs van en de vraag naar koper aanmerkelijk. Toen be rekende men, dat de ontginning van de „Bergen der Maan" thans wel lonend zou zijn, mits zij op grote schaal geschiedt. Twee machtigen in Koperland de Ca nadese firma Frobishers en de Engelse naamloze vennootschar Rio Tinto sloe gen daarom de handen ineen. Zij besloten om de ertsen van Kilembe op zeer grote schaal te gaan blootleggen. Ruim honderd miljoen gulden waren nodig om de ont ginning der mijnen op gang te brengen. De voorbereidingen waren veelomvattend en kostbaar, doch zij slaagden. De be haalde resultaten zijn tot dusverre goed te noemen. Niet slechts koper, ook het kostbare kobalt wordt nu in de streek van Kilembe gewonnen. Engelse en Canadese technici, Zuidafri kaanse geologen en mijnwerkers, zome de Afrikaanse arbeiders werken er thans reeds enige jaren noest en gestadig. De met sneeuw bedekte „Bergen der Maan" zijn meer dan vijfduizend meter hoog, doch de mannen, die flaar werken, kijken slechts zelden naar boven en dan nog maar alleen in hun vrije uren. Hun blik is gericht op het binnenste der bergen. Zij dringen door in de ingewanden van de Ruwenzoriketen, zij bouwden aan zijn voet een nederzetting, die enige honderden Europeanen en vierduizend Afrikanen kan herbergen. Pas toen de nederzetting en de bedrijfsgebouwen gereed waren, kon de ex- TOT 27 MEI is in het Delftse Prinsenhof weer Contour te zien, de tentoonstelling die een beeld wil geven van wat belangrijk is op het moment in de ontwikkeling van de moderne Nederlandse beeldende kunst. Het is een half beeld, want men had al eerder de behoefte gevoeld de zaak over twee jaar te verdelen. Zoveel leeft hier! En naar mijn mening is het een slappe schets. Op de tekenscholen leert of is het leer de? men dat bij het tekenen van de menselijke figuur men houvast heeft aan enige punten van 't skelet. Dergelijke vaste punten bij het schetsen van Contour '58 heb ik maar luttel ontmoet. De samenstel Iers zijn vermoedelijk dan ook nooit op tekenschool geweest of wel beu geworden van de veelvuldige herhaling van Contour. Men wil nu eenmaal graag steeds wat nieuws maken en dat wordt voor Contou.- net zo min opgebracht als bij Arti et Ami - citiae bijvoorbeeld, over welke vereniging gemeenlijk met enig dédain gesproken wordt. En dit terwijl één van de beste inzendingen op Contoour '58 van een „Ar- ti"-lid komt: J. M. Luttge, wiens compo- sitieschetsen ik naar aanleiding van een eigen tentoonstelling van deze figuur al mocht loven. Het zou onrechtvaardig zijn tegenover enige andere vertegenwoordigden hun werk zo maar voorbij te lopen. H. H. Ka- merlingh Onnes' bijzondere werk verdient altijd aandacht. De keuze is echter niet zo bijster goed gedaan. Dat doet een kunst handelaar als M. L. de Boer. bij wie men steeds werk van deze schilder kan ont moeten, beter. Die moet dan ook wel goed kiezen, want bij verkoop ontvangt hij geen subsidie gelijk Contour, waardoor men daar de klanten tegemoet kan komen. En wanneer men. gelijk in Kamerlingh Onnes' geval, de schilderijen voor een deel nog moest weghalen bij de Haagse Kunstzaal Liernur, wordt de concurrentie helemaal een oneerlijke. Niet best was ook de keuze uit Jeanne Bieruma Oost.ings grafiek Ze kerheid heeft men altijd bij de schilde rijen van I. Diederen en bij de tekeningen van Henk Broer, Westeriks grafiek trok me veel meer aan dan zijn voorheen hier wel geëxposeerde schilderijen. Piet Nieu- wenhuysens tekeningen vielen me al als bijzonder op bij Magdalena Sothmann waar hij kort geleden exposeerde. Nieuw voor mij is het werk van Willy Rieser. een schilder, die waarlijk iets te vertellen heeft al zou hij dat iets minder heftig kunnen doen. Nieuw was ook voor mij het werk van Margaretha Feuerst.ein' niet om de geest maar om de kwaliteit zou het bij de nogal veel gesmade schil dersverenigingen, gelijk ik er één noemde, geweigerd worden. Eén van de sterkste in zendingen is ongetwijfeld die van de Ha genaar Draijer en gezien het uitverkorene hier zou ik kunnen veronderstellen dat al zijn werk tegenwoordig wel even goed is en een keuze dus geen moeilijkheden met zich meebracht. Van Groenestein had ik dan graag wel een paar andere zaken erbij gezien, maar wellicht werden deze op zijn laatste eigen expositie verkocht. De vertegenwoordigde beeldhouwers zijn W. L. Reyers, Th. van de Nahmer, P. W. Killaars. F. Gast. P. A. M. Siegers. C. Hund. IT. Petri en R. Stultiens. Misschien waren er nog meer. Bob Buys ploitatie der koperertsen werkelijk begin nen. Alle benodigdheden moesten van ver re worden aangevoerd. Een spoorlijn was er nog niet, althans niet van Kampala naar Kilembe: die moest worden aangelegd over een traject van driehonderdvijftig kilometer, dwars door een gebied zonder wegen, dat hinderlijk beheerst werd door gevaarlijke insecten en roofdieren. De ver zorging met elektrische stroom moest verzekerd zijn. Dus gold het een riviertje om te leggen. Dus gold het kort gezegd DIT IS MUZIEK om indien de buren er geen bezwaar tegen hebben op een warme zomeravond te laten klin ken indien, alweer, de stilte in uw om geving op zulk een uur niet meer ver ontreinigd wordt door het geknetter van bromfietsen en andere bronnen van lawaai en ergernis. Wanneer u zich dan liever ontspant met Mantovani of wat licht-verteerbare Chopin op de achter grond is dat natuurlijk uw zaak. Ik voor mij kan me geen werkzamer en zoeter heelmiddel voorstellen om de overdag door allerhande spanningen uiteenge slagen gedachten weer te binden dan dit klinkende tonicum. Trouwens, zelf weet ik van verscheidene mensen in mijn omgeving dat zij voor de regenererende werking van Bach's muziek bijzonder gevoelig zijn. Zij zullen de musici, die voor Telefunken deze drie fluitsonates spelen, dankbaar zijn. Juist de éénlijnig- heid van deze arabesken, die in hun vlucht door imaginaire punten een struc tuur doen beseffen die wij melodie noemen, bezit het vermogen om iemand weer tot zichzelf terug te voeren, om de menselijke motor weer in het hart te raken nadat hij acht uur per dag meer of minder efficiënt gedraaid heeft. Wellicht schuilt hierin het geheim van de opmerkelijke aantrekkingskracht die Bach's muziek er met name zijn instru mentale oeuvre op steeds meer mensen uitoefent. Binnen deze klankenketens, die dansant zijn zonder uitgelatenheid, lyrisch zonder weekheid, motorisch zonder virtuositeitsvertoon, wordt een spel van relaties beleefd, een sereen drama waarin menselijke gebeurtenis sen. handelingen en reacties herspeeld worden. Aantrekking en afstoting, com plicatie en verheldering, uitzetten en samentrekken, de eb en vloed van het dagelijks leven is weer gevat in een overzichtelijk bestek, waarin geluids trillingen de plaats innemen van onze eigen bewegingen en tijdseenheden van onze impulsen. (Men zegt dat Bach het tempo van zijn werk bepaalde naar de polsslag.) In een tijd dat de „homo lu- dens" de spelende mens minder aan zijn trekken kwam, dan thans, be stempelde men deze bij uitstek mense lijke muziek met de term abstract, haar daarmee verwijzend naar het domein van het hoogst onbereikbare en ver velende. Men vergat alleen dat het ab stracte. als het niet zinloos is, tevens het bij uitstek concrete is, een super werkelijkheid die echter niet met hoofd letters geschreven moet worden. Bach's muziek heeft moeten wachten onder het stof der eeuwen en der biblio theken vóór mensen ontdekten dat. hier in de ernst, van een spel het spel van hun ernst werd opgevoerd. Zulk een ontdekking, die op een hei-kennen van onze eigen situatie in een geheel ander vlak berust, is altijd bijzonder gelukkig makend. En het blijft een mysterie dat deze parabels nog van kracht zijn voor mensen wier leven door factoren be paald wordt,, die zo radicaal verschil lend zijn van die welke golden voor een organist en koorleider in het achttiende- eeuwse Thüringen. INMIDDELS wil ik niet vergeten te vermelden dat de drie fluitsonates (res pectievelijk in b, e en c) op deze plaat zeer verzorgd worden uitgevoerd In de eerste plaats moet Hubert Barwahser worden genoemd, die zich een meester op zijn instrument betoont, vooral in de (voor fluitisten nogal meedogenloze) toc cata-bewegingen die, door Bach vrijwel rustloos geschreven, hier toch niet rus teloos klinken. In sommige stukken met ritmisch karakter vind ik de frasering wel eens wat gelijkvormig en is er naar mijn mening te weinig plastiek in do voordracht. In de langzame dele: valt dikwijls de expressieve toon op n- - la- vecinist Gustav Leonhardt. en do 1 ;st Johan de Nobel geven een str ondersteuning en aanvulling en dio"<" 1 waar nodig de fluitist in goede harmonie van repliek. Sas Bun gé dag en nacht zwoegen voor allen, die daar als pioniers aan de voet van de „Ber gen der Maan" optraden. „Doch we rooi den het", verzekerde Jimmy mij. VRIJWEL MET IEDEREEN, die enigs zins meetelde in Kilembe, sprak ik des avonds op de „club" een misschien wat plechtige naam voor een eenvoudig gezel ligheidslokaal. Ik trof er Jack White, de baas van de onderneming. Jack heeft vroe ger jarenlang in de kopermijnen van Rho desia gewerkt. Hij trouwde met een Zuid afrikaanse vrouw. Hij was wel een beetje trots op wat zijn mannen en hij bij Kilem be presteren! En met recht. Stanley Ro binson, een geboren Londenaar, heeft ook het „kopervak" in Rhodesia geleerd. Ruim vijftien jaar werkte hij daar in de mijnen alvorens hij naar de „Bergen der Maan" trok. Stanley is een der technische deskundigen. Hij is erg tevreden en heeft zijn Londens gevoel voor humor onder de Afrikaanse zon niet verloren. Tot de te vredenen behoort ook Harvey, een uit Jo hannesburg afkomstige geoloog. Hij weet wat ertsen zijn. Soms plaagt men hem wel wat met zijn „geleerdheid". Maar Har vey blijft onverstoorbaar. Het werd laat die avond, die eerste avond, die ik in Kilembe doorbracht. Later dan gewoonlijk, zei Harvey, doch het was een erg gezellige avond, die mij bovendien een goed beeld gaf van de kracht, het doorzettingsvermogen en de taaie wil dier mannen, die als hun Afrikaanse mede- werkers niet versagen daar in het hartje van de Afrikaanse wildernis. DE boekhandelaar-schrijver Jacques den Haan heeft zijn indertijd op grond van de' kivalit'eiten van een novelle verkregen reisbeurs gebruikt om, blijkbaar niet door principiële overwegingen geremd, een ver blijf van ongeveer twee maanden in Span je t- bekostigen. Daar de enige aan de gratificatie verbonden voorwaarde luidde dat de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen een reisverslag dat overigens kon variëren van een bladzijde tot een boek moest worden uitgebracht, gaf deze Iberische expeditie aanleiding tot een journaal dat onder de titel „Bevinde lijk reisboek" bij Bert Bakker/Daamen n.v. in Den Haag in een nogal pretentieus gewaad is verschenen, dat overigens wel past bij de titel. „Bevindelijk" werd door de schrijver gebruikt in de betekenis van „dit zijn mijn bevindingen, wat ik heb bevonden" met een gevoelswaarde, welke aan de „Senti mental journey" van Laurence Sterne ver want is. Het is een gemeenplaats, dat men door een reis vaak zichzelf beter leert ken nen en dat men omgekeerd de dingen wel ke men waarneemt altijd beïnvloed en gekleurd weet door de eigen stemming en het eigen temperament. Men ontvlucht zichzelf niet, al reist men nog zo ver, in tegendeel, men dringt in een nieuwe om geving dikwijls beter in het eigen ik door. Nu is het zeer goed mogelijk al deze ge voelens bij het uitbrengen van een reisver slag te elimineren en te objectiveren. Het hangt dan van de persoonlijkheid van de schrijver af of datgene wat overblijft ons blijft boeien en interesseren. Deze weg heeft Den Haan bewust niet willen volgen er. daarom weten wij nu nauwgezet hoe hij met zijn steenpuist heeft gesukkeld, wat hij gegeten en gedronken heeft en tegen welke tarieven, welke moeiten hij zich heef openbaar vervoermiddel te bemachtigen. Dat alles doet minder aan Laurence Stern dan aan Samuel Pepys denken en hoewel men het in de auteur moet prijzen, dat hij zich niet te buiten gaat aan litterai re beschrijvingen van landschappelijke schoonheden, waardoor zijn relaas vrij bleef van cliché's, stelt „Bevindelijk reis boek" teleur, omdat 't alle elementen welke door die titel worden gesuggereerd net iets te weinig behelst. Men vindt er te wei nig Spanje in enerzijds en eigenlijk ook te weinig Den Haan, op de passages na welke door Greco's schilderij „Begrafenis van Gonzalo Ruiz, graaf d'Orgaz" werden ge ïnspireerd. Toch doet men door de zaken zo te stellen de schrijver onrecht. Want Den Haan bevestigt zijn reputatie van een geestig man te zijn, die een soms spranke lende tekst produceert en zijn gezelschap niet spoedig verveelt. Het is eigenlijk de pompeuze wijze waarop het boek werd uit gegeven het kost bijna acht gulden! die ons doet vergeten, dat de reiziger zelf waarschijnlijk alleen maar een speels boekje heeft willen nalaten, een soort cul turele treinlectuur., die men niet te hard moet vallen over een paar opmerkelijke schrijffouten van aardrijkskundige na men. Als vestzakuitgave zou het heel wat minder bedenkingen oproepen. J. H. Bartman Het appèl „Vrede of atoomoorlog", dat Albert Schweitzer door middel van de Noorse staatsradio en nog ongeveer ne gentien andere zenders tot de wereld heeft gericht, zal in Nederland worden uitge zonden op de vrijdagen 16, 23 en 30 mei om 19.30 uur over de zender Hilversum II. WAT de te Heemstede gevestigde toonkunstenaar Henk Bij- vanck als componist beteken' is in onze omgeving aan betrek kelijk weinigen bekend. Als pianovirtuoos heeft hij zich hier weliswaar verscheidene keren gemanifesteerd, doch wanneer er eens een compositi van hem wordt uitgevoerd (wat een paar weken' geleden gebeurde op het zangrecital van Alide Rebeira- zijn „Japanse Impressies") dan ervaart men dit als een ver rassing. Het belooft dan ook voor velen een verrassing te wor den, dat op woensdag 7 mei onder auspiciën van ..Geloof en Wetenschap" in de Haarlemse Concertzaal het slotdeel van Bij vancks uitvoerige Lourdes-Symfonie zijn eerste uitvoering zal beleven. Naar het voorbeeld van Beethoven en Mahler heeft Bijvancic zijn vierdelige Lourdes-Symfonie besloten met een machtig stuk voor koor, zangsolisten en orkest, ten einde hiermee zijn intuï ties onder woorden te brengen. Op zichzelf genomen is deze finale een compleet geheel. De uitvoering geschiedt door het Koor Katholiek Haarlem, met medewerking van solisten en hel versterkt Noordhollands Philharmonisch Orkest, geheel onder leiding van Albert de Klerk. De componist is een broer van de in de oorlog jammerlijk omgekomen oud-concertmeester van de H.O.V. (die in 1936 naar het Concertgebouw-Orkest overging). Henk Byvanck werd in 1909 op Java geboren, kwam reeds jong in Den Haag, waar hij zijn eerste muzieklessen kreeg en vestigde zich vervolgens voor lange tijd in Oostenrijk, waar hij als pianist door mevrouw prof. Andrassfy en als componist door Franz Schmidt werd gr vormd. Hij was reoetitor aan de Volksopera te Wenen en aan het Instituut der Wiener Sangerknaben. Hij componeerde pianowerken, onder meer een pianoconcert, verder een celloconcert, liederen, koorwerken, balletmuziek, kamermuziek, een mis, een requiem, een bevrijdingssymfonie en de Lourdes-Symfonie, die verleden jaar ontstond. In het Muzieklexicon van Gerrit Slagmolen lezen wij: „In zijn oeuvre hanteert Bijvanck een moderne tonaliteit en zocht hij een nieuwe gezonde melodiek in streng contact met de vroegere meesters". Wanneer ik zo de lijvige honderdzesendertig bladzijden tellende partituur van het slotdeel der Lourdes-Symfonie doorneem, valt het mij op, dat Bijvanck in zijn sterke drang naar expansie bij Bruckner en vooral bij Mahler heeft trachten aan te knopen. Voor wat de uiterlijke kant van deze relatie betreft is het vol doende de reusachtige bezetting van het uitvoerend apparaat in ogenschouw te nemen. Bijvancks orkest vergt namelijk drie fluiten, twee hobo's, althobo, twee bes-klarinetten, es-klarinet en bas-klarinet, twee saxofoons, drie fagotten, acht hoorns, vier wagnertuba's, vier trompetten, drie trombones, drie man slag werk, harp en strijkorkest. Verder mag het dan toeval zijn. dat het koor een paar keer de woorden „Habet acht" vertolkt, die doen denken aan de opzet van het Zaruthustra-lied in de Derde Symfonie van Mahler, maar de verwantschap met de laatroman- tische Oostenrijkse sfeer is intussen opmerkelijk. BIJVANCK HEEFT in zijn werk de impressies van een be zoek aan de grot der verschijningen van Maria te Lourdes willen weergeven. De geladen sfeer van het genade-oord aan de voet der Pyreneeën, waar steeds duizenden zieken en ont redderden om genezing en uitkomst smeken, heeft hem geïn spireerd tot een werk, waarin de spanning hoog opgevoerd wordt, doch die in een verinnigde sfeer van verering en ver trouwen overgaat en die besluit in een opgetogen jubel van ontwapenende eenvoud. Zo wordt het sluitstuk van de symfonie dan getekend door een „climax in decrescendo". Uiteraard heeft het orkest de voornaamste functie, want hoe omvangrijk en van betekenis het vocale element ook aangewend is, de Lourdes- hymne is kennelijk een deel van een symfonie, dus geen can tate of oratorium. Alleen aan het slot worden de rollen 'omge keerd en treedt het orkest niet meer zelfstandig, maar nog slechts begeleidend op. De tekst van de gebruikelijke gebeden van de zieken te Lour des diende Henk Bijvanck tot leidraad voor deze apotheose van zijn symfonie. Aangemerkt zij, dat hij daartoe de Duitse ver taling koos. Na afnemende spanning, die met treffend instru mentaal en vocaal effect getekend is, klinkt nog eens „Habet acht" en intoneert het koor een homofoon „Ave Maria" op latijnse tekst. Hiermee is alle remming gebroken en blijft er nog slechts ruimte voor de allereenvoudigste spontane jubel. Bijvanck wilde hier tot het uiterste gaan, door het ongecompli ceerd aanwenden van het simpele „Ave"-lfèdje, dat als een obsessie de Lourdes-pelgrims in zijn vertrouwelijk gelovige sfeer wikkelt. De componist verzaakt aan alle kunstige ver wikkeling Mahlers eeuwig zoekende tendensen zijn verre en Bruckners invloed doet zich alleen nog maar gelden door de stoere koperklank, die de kracht van het eenvoudige volks liedje komt opvoeren en bezegelen. Het kunstwerk lost zich in de bedding van de realiteit der sfeer van Lourdes op. Men Kan zich deze „finale" van de finale der Lourdes-Symfonie voor stellen als de gebruikelijke nachtelijke tocht, die zich door dui- De vier vocale solisten lurven: de sopraan Heieen Verkley en de tenor Han Ie Fè.vre, onder: de bas David Hollestelle en de alt Annie Hermes in de eerste uitvoering van het slotdeel van de Lourdes-symfonie van Henk Bijvanck. zenden lichtpunten van vlammende kaarsen aftekent op de oneindige esplanade vóór de tegen de bergwand oprijzende devotiekerk, waarvan het klokkenspel slechts één wijsje kent, het ..Avë"-liedje. De koster van het dorp Berlaar bij Lier, die indertijd deze simpele melodie verzon, heeft zeker nooit kunnen dromen 'lat zijn „compositie" nog eens dienst zou doen als ontspannende apotheose van een zwaar aangelegd symfonisch werk. Waar schijnlijk wist hij niet eens wat een symfonie was! Wat nu het werk van Bijvanck betreft, gezien als conceptie en technische realisatie, kan ik, na een lezing van de partituur, getuigen dat het respect afdwingt. Wat tenslotte het klinkend resultaat zal zijn, kan alleen de uitvoering aantonen. Dat deze een niet alledaagse krachttoer voor de executanten betekent, staat ondertussen vast. VOORAFGAANDE aan Bijvancks werk vertolkt het Koor Katholiek Haarlem, met medewerking van solisten, orkest en orgel, de „Litanie" in Bes (K.V. 195) en het „Regina Caeli" (K.V. 109) van Mozart. Het is niet voor het eerst, dat Albert de Klerk de „Litanie" met zijn koor uitvoert. Het „Regina Caeli" dat Mozart op zeventienjarige leeftijd schiep is echter een noviteit op onze koorprogramma's. Het lijkt mij voor de hand liggend, dat dit juveniele, feestelijke en tevens charmante stuk evengoed een verrijking van het repertoire zal blijken te zijn als de „Litanie in Bes" het intertijd na de Haarlemse „creatie" geworden is. Er zijn in het ontzagwekkende oeuvre van Mozart altijd nog verrassende vondsten te doen. Het is opmerkelijk hoe de componeertrant in deze beide wer- werken zich toespitst op de symfonische vormen en op een musiceergeest van instrumentaal karakter. Het lijkt wel alsof Mozart, na zijn vocaalcontrapuntische vorming bij Padre Mar tini te Bologna in de Salzburger omgeving teruggekeerd, van harte omzwenkte naar de instrumentale mogelijkheden, waar aan de vocaliteit dan maar diende te voldoen. Zo ontstonden composities, die men zou kunnen beschouwen als symfonieën op gezongen liturgische teksten. Anderzijds kon deze wissel werking de instrumentale zangerigheid voeden, waar zij zelf standig zou heersen. Trouwens in het profane of religieuze, in het instrumentale of in het vocale bleef Mozart steeds zichzelf gelijk: als een ondeelbaar genie. Jos. de Klerk.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1958 | | pagina 20