De bergen van de maan
discaucs
Contour 1958
bevatten kostbaar koper en kobalt
1 van HENK BIJVANCK
jj Ter introductie van de
1 Lourdes-symfQiiie
ZATERDAG 3 MEI 1958
Erbij
PAGINA V I E ii
Bevindelijk reisboek van
Jacques den Haan
Het appèl van Schweitzer
De werkzaamheden onder Brits-Cana-
dese leiding bij de kopermijnen in Oe
ganda hebben vaak veel hinder van de
overstromingen door de hevige regen
val in de bergen, waardoor men zie
de grote foto bruggen wegslaan en
wegen onbegaanbaar worden. Op de
drie kleine foto's ziet men de expres
sieve koppen van enige Afrikaanse
mijnwerkers.
Johann Sebastian Bach: Sonate voor fluit
en clavecimbel in b en Sonates voor fluit en
continuo in e en c, gespeeld door Hubert Bar-
washer, Gustav Leonharöt en Johan de Nobel
(cello) op Telefunken LT 6611.
(Door een bijzondere medewerker)
TOEN IK in Kilembe aankwam, waren
rappe, zwarte handen bezig met een beek
leeg te halen. „Iets aan de hand?" vroeg
ik. „Ja, inderdaad. Je kunt eigenlijk be
ter zeggen: Wéér iets aan de hand. Boven
(en mijn zegsman wees in de richting der
bergtoppen) heeft het weer eens zwaar ge
regend. Dat betekent hier aan de voet dei-
Maanbergen kleine overstromingen. Er
sloeg weer een brug kapot. Nu, zo heel
erg is dat niet, want zo'n ding zetten we
snel in elkaar. En het grote voordeel van
die lastige regenval boven is, dat we daar
door beneden vrijwel altijd voldoende wa
ter hebben om stroom op te wekken voor
onze machines".
Loeka K'wha, een Toro-neger uit h,et dis
trict Fort Portal in Oeganda, komt naar
mijn zegsman toe. Of de baas even ko
men wil? Ja, dat doet de baas. Ik loop
mee. Uitstekende krachten, die Toro's,
vertelt hij. Hij heet Jimmy en heeft lang
gewerkt in de Zuidafrikaanse mijnen. Toen
we hier begonnen, vervolgt hij, hadden we
natuurlijk werkvolk nodig. Het was een
handicap, dat de mannen uit de streek hier
vrijwel gee nvan allen ooit in een mijn had
den gewerkt. Ze hadden geen benul wat
boren is of hoe een gang gestut moet wor
den. Maar in korte tijd hebben mijn maats
en ik onze nieuwe arbeiders het vak ge
leerd. Ze zijn bevattelijk. Je moet vooral
zorgen, dat ze plezier in hun werk hebben.
Dan staan ze hun mannetje en verzetten
ze elke dag een mooie portie hard werk.
Gelukkig konden we ook een paar arbei
ders aannemen, die wel in de mijnen had
den gewerkt. Zie je daar die sterke kerel?
Dat is Tsjoeh'oendoe. Hij verdiende zijn
sporen in de goudvelden van Kakamega,
in Kenya is dat. Hij heeft zelfs een mijn
werkersdiploma en brengt het wis en ze
ker tot ploegbaas...
MOEDER NATUUR stopt haar rijk- W
dommen wel eens weg op voor de mens y§T
moeilijk te vinden of weinig toegankelijke
plaatsen. De twaalf miljoen ton kopererts i
in en onder het Ruwenzorigebergte
vroeger noemde men die bergen de „Ber
gen der Maan" zijn daar een prachtig
voorbeeld van. Tussen de Bergen der
Maan en de kust (met de haven Momba
sa) ligt een zestienhonderd kilometer bre
de gordel van moerassen, poelen, meren,
oer.bos en moeilijke hellingen. Jaren geg
leden wist men reeds, dat er bij en in de
Bergen der Maan koper te vinden was,
doch de streek lag te afzijdig en te moei
lijk toegankelijk om de exploitatie lonend
te kunnen doen zijn. Later pas, toen men
ontdekt had, hoe rijk die kopervindplaats
was, begon men aan ontginning te denken.
Na de oorlog stegen de prijs van en de
vraag naar koper aanmerkelijk. Toen be
rekende men, dat de ontginning van de
„Bergen der Maan" thans wel lonend zou
zijn, mits zij op grote schaal geschiedt.
Twee machtigen in Koperland de Ca
nadese firma Frobishers en de Engelse
naamloze vennootschar Rio Tinto sloe
gen daarom de handen ineen. Zij besloten
om de ertsen van Kilembe op zeer grote
schaal te gaan blootleggen. Ruim honderd
miljoen gulden waren nodig om de ont
ginning der mijnen op gang te brengen.
De voorbereidingen waren veelomvattend
en kostbaar, doch zij slaagden. De be
haalde resultaten zijn tot dusverre goed
te noemen. Niet slechts koper, ook het
kostbare kobalt wordt nu in de streek van
Kilembe gewonnen.
Engelse en Canadese technici, Zuidafri
kaanse geologen en mijnwerkers, zome
de Afrikaanse arbeiders werken er thans
reeds enige jaren noest en gestadig. De
met sneeuw bedekte „Bergen der Maan"
zijn meer dan vijfduizend meter hoog, doch
de mannen, die flaar werken, kijken
slechts zelden naar boven en dan nog
maar alleen in hun vrije uren. Hun blik
is gericht op het binnenste der bergen.
Zij dringen door in de ingewanden van de
Ruwenzoriketen, zij bouwden aan zijn voet
een nederzetting, die enige honderden
Europeanen en vierduizend Afrikanen kan
herbergen. Pas toen de nederzetting en de
bedrijfsgebouwen gereed waren, kon de ex-
TOT 27 MEI is in het Delftse Prinsenhof
weer Contour te zien, de tentoonstelling
die een beeld wil geven van wat belangrijk
is op het moment in de ontwikkeling van
de moderne Nederlandse beeldende kunst.
Het is een half beeld, want men had al
eerder de behoefte gevoeld de zaak over
twee jaar te verdelen. Zoveel leeft hier! En
naar mijn mening is het een slappe schets.
Op de tekenscholen leert of is het leer
de? men dat bij het tekenen van de
menselijke figuur men houvast heeft aan
enige punten van 't skelet. Dergelijke vaste
punten bij het schetsen van Contour '58
heb ik maar luttel ontmoet. De samenstel
Iers zijn vermoedelijk dan ook nooit op
tekenschool geweest of wel beu geworden
van de veelvuldige herhaling van Contour.
Men wil nu eenmaal graag steeds wat
nieuws maken en dat wordt voor Contou.-
net zo min opgebracht als bij Arti et Ami -
citiae bijvoorbeeld, over welke vereniging
gemeenlijk met enig dédain gesproken
wordt. En dit terwijl één van de beste
inzendingen op Contoour '58 van een „Ar-
ti"-lid komt: J. M. Luttge, wiens compo-
sitieschetsen ik naar aanleiding van een
eigen tentoonstelling van deze figuur al
mocht loven.
Het zou onrechtvaardig zijn tegenover
enige andere vertegenwoordigden hun
werk zo maar voorbij te lopen. H. H. Ka-
merlingh Onnes' bijzondere werk verdient
altijd aandacht. De keuze is echter niet
zo bijster goed gedaan. Dat doet een kunst
handelaar als M. L. de Boer. bij wie men
steeds werk van deze schilder kan ont
moeten, beter. Die moet dan ook wel goed
kiezen, want bij verkoop ontvangt hij geen
subsidie gelijk Contour, waardoor men
daar de klanten tegemoet kan komen. En
wanneer men. gelijk in Kamerlingh Onnes'
geval, de schilderijen voor een deel nog
moest weghalen bij de Haagse Kunstzaal
Liernur, wordt de concurrentie helemaal
een oneerlijke. Niet best was ook de keuze
uit Jeanne Bieruma Oost.ings grafiek Ze
kerheid heeft men altijd bij de schilde
rijen van I. Diederen en bij de tekeningen
van Henk Broer, Westeriks grafiek trok
me veel meer aan dan zijn voorheen hier
wel geëxposeerde schilderijen. Piet Nieu-
wenhuysens tekeningen vielen me al als
bijzonder op bij Magdalena Sothmann
waar hij kort geleden exposeerde.
Nieuw voor mij is het werk van Willy
Rieser. een schilder, die waarlijk iets te
vertellen heeft al zou hij dat iets minder
heftig kunnen doen. Nieuw was ook voor
mij het werk van Margaretha Feuerst.ein'
niet om de geest maar om de kwaliteit
zou het bij de nogal veel gesmade schil
dersverenigingen, gelijk ik er één noemde,
geweigerd worden. Eén van de sterkste in
zendingen is ongetwijfeld die van de Ha
genaar Draijer en gezien het uitverkorene
hier zou ik kunnen veronderstellen dat al
zijn werk tegenwoordig wel even goed is
en een keuze dus geen moeilijkheden met
zich meebracht. Van Groenestein had ik
dan graag wel een paar andere zaken erbij
gezien, maar wellicht werden deze op zijn
laatste eigen expositie verkocht.
De vertegenwoordigde beeldhouwers zijn
W. L. Reyers, Th. van de Nahmer, P. W.
Killaars. F. Gast. P. A. M. Siegers. C.
Hund. IT. Petri en R. Stultiens. Misschien
waren er nog meer.
Bob Buys
ploitatie der koperertsen werkelijk begin
nen. Alle benodigdheden moesten van ver
re worden aangevoerd. Een spoorlijn was
er nog niet, althans niet van Kampala naar
Kilembe: die moest worden aangelegd
over een traject van driehonderdvijftig
kilometer, dwars door een gebied zonder
wegen, dat hinderlijk beheerst werd door
gevaarlijke insecten en roofdieren. De ver
zorging met elektrische stroom moest
verzekerd zijn. Dus gold het een riviertje
om te leggen. Dus gold het kort gezegd
DIT IS MUZIEK om indien de
buren er geen bezwaar tegen hebben
op een warme zomeravond te laten klin
ken indien, alweer, de stilte in uw om
geving op zulk een uur niet meer ver
ontreinigd wordt door het geknetter van
bromfietsen en andere bronnen van
lawaai en ergernis. Wanneer u zich dan
liever ontspant met Mantovani of wat
licht-verteerbare Chopin op de achter
grond is dat natuurlijk uw zaak. Ik voor
mij kan me geen werkzamer en zoeter
heelmiddel voorstellen om de overdag
door allerhande spanningen uiteenge
slagen gedachten weer te binden dan dit
klinkende tonicum. Trouwens, zelf weet
ik van verscheidene mensen in mijn
omgeving dat zij voor de regenererende
werking van Bach's muziek bijzonder
gevoelig zijn. Zij zullen de musici, die
voor Telefunken deze drie fluitsonates
spelen, dankbaar zijn. Juist de éénlijnig-
heid van deze arabesken, die in hun
vlucht door imaginaire punten een struc
tuur doen beseffen die wij melodie
noemen, bezit het vermogen om iemand
weer tot zichzelf terug te voeren, om
de menselijke motor weer in het hart te
raken nadat hij acht uur per dag meer
of minder efficiënt gedraaid heeft.
Wellicht schuilt hierin het geheim van
de opmerkelijke aantrekkingskracht die
Bach's muziek er met name zijn instru
mentale oeuvre op steeds meer mensen
uitoefent. Binnen deze klankenketens,
die dansant zijn zonder uitgelatenheid,
lyrisch zonder weekheid, motorisch
zonder virtuositeitsvertoon, wordt een
spel van relaties beleefd, een sereen
drama waarin menselijke gebeurtenis
sen. handelingen en reacties herspeeld
worden. Aantrekking en afstoting, com
plicatie en verheldering, uitzetten en
samentrekken, de eb en vloed van het
dagelijks leven is weer gevat in een
overzichtelijk bestek, waarin geluids
trillingen de plaats innemen van onze
eigen bewegingen en tijdseenheden van
onze impulsen. (Men zegt dat Bach het
tempo van zijn werk bepaalde naar de
polsslag.) In een tijd dat de „homo lu-
dens" de spelende mens minder
aan zijn trekken kwam, dan thans, be
stempelde men deze bij uitstek mense
lijke muziek met de term abstract, haar
daarmee verwijzend naar het domein
van het hoogst onbereikbare en ver
velende. Men vergat alleen dat het ab
stracte. als het niet zinloos is, tevens
het bij uitstek concrete is, een super
werkelijkheid die echter niet met hoofd
letters geschreven moet worden.
Bach's muziek heeft moeten wachten
onder het stof der eeuwen en der biblio
theken vóór mensen ontdekten dat. hier
in de ernst, van een spel het spel van
hun ernst werd opgevoerd. Zulk een
ontdekking, die op een hei-kennen van
onze eigen situatie in een geheel ander
vlak berust, is altijd bijzonder gelukkig
makend. En het blijft een mysterie dat
deze parabels nog van kracht zijn voor
mensen wier leven door factoren be
paald wordt,, die zo radicaal verschil
lend zijn van die welke golden voor een
organist en koorleider in het achttiende-
eeuwse Thüringen.
INMIDDELS wil ik niet vergeten te
vermelden dat de drie fluitsonates (res
pectievelijk in b, e en c) op deze plaat
zeer verzorgd worden uitgevoerd In de
eerste plaats moet Hubert Barwahser
worden genoemd, die zich een meester
op zijn instrument betoont, vooral in de
(voor fluitisten nogal meedogenloze) toc
cata-bewegingen die, door Bach vrijwel
rustloos geschreven, hier toch niet rus
teloos klinken. In sommige stukken met
ritmisch karakter vind ik de frasering
wel eens wat gelijkvormig en is er naar
mijn mening te weinig plastiek in do
voordracht. In de langzame dele: valt
dikwijls de expressieve toon op n- - la-
vecinist Gustav Leonhardt. en do 1 ;st
Johan de Nobel geven een str
ondersteuning en aanvulling en dio"<" 1
waar nodig de fluitist in goede harmonie
van repliek.
Sas Bun gé
dag en nacht zwoegen voor allen, die
daar als pioniers aan de voet van de „Ber
gen der Maan" optraden. „Doch we rooi
den het", verzekerde Jimmy mij.
VRIJWEL MET IEDEREEN, die enigs
zins meetelde in Kilembe, sprak ik des
avonds op de „club" een misschien wat
plechtige naam voor een eenvoudig gezel
ligheidslokaal. Ik trof er Jack White, de
baas van de onderneming. Jack heeft vroe
ger jarenlang in de kopermijnen van Rho
desia gewerkt. Hij trouwde met een Zuid
afrikaanse vrouw. Hij was wel een beetje
trots op wat zijn mannen en hij bij Kilem
be presteren! En met recht. Stanley Ro
binson, een geboren Londenaar, heeft ook
het „kopervak" in Rhodesia geleerd.
Ruim vijftien jaar werkte hij daar in de
mijnen alvorens hij naar de „Bergen der
Maan" trok. Stanley is een der technische
deskundigen. Hij is erg tevreden en heeft
zijn Londens gevoel voor humor onder de
Afrikaanse zon niet verloren. Tot de te
vredenen behoort ook Harvey, een uit Jo
hannesburg afkomstige geoloog. Hij weet
wat ertsen zijn. Soms plaagt men hem wel
wat met zijn „geleerdheid". Maar Har
vey blijft onverstoorbaar.
Het werd laat die avond, die eerste
avond, die ik in Kilembe doorbracht. Later
dan gewoonlijk, zei Harvey, doch het was
een erg gezellige avond, die mij bovendien
een goed beeld gaf van de kracht, het
doorzettingsvermogen en de taaie wil dier
mannen, die als hun Afrikaanse mede-
werkers niet versagen daar in het hartje
van de Afrikaanse wildernis.
DE boekhandelaar-schrijver Jacques
den Haan heeft zijn indertijd op grond van
de' kivalit'eiten van een novelle verkregen
reisbeurs gebruikt om, blijkbaar niet door
principiële overwegingen geremd, een ver
blijf van ongeveer twee maanden in Span
je t- bekostigen. Daar de enige aan de
gratificatie verbonden voorwaarde luidde
dat de minister van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen een reisverslag dat
overigens kon variëren van een bladzijde
tot een boek moest worden uitgebracht,
gaf deze Iberische expeditie aanleiding tot
een journaal dat onder de titel „Bevinde
lijk reisboek" bij Bert Bakker/Daamen
n.v. in Den Haag in een nogal pretentieus
gewaad is verschenen, dat overigens wel
past bij de titel.
„Bevindelijk" werd door de schrijver
gebruikt in de betekenis van „dit zijn mijn
bevindingen, wat ik heb bevonden" met
een gevoelswaarde, welke aan de „Senti
mental journey" van Laurence Sterne ver
want is. Het is een gemeenplaats, dat men
door een reis vaak zichzelf beter leert ken
nen en dat men omgekeerd de dingen wel
ke men waarneemt altijd beïnvloed en
gekleurd weet door de eigen stemming en
het eigen temperament. Men ontvlucht
zichzelf niet, al reist men nog zo ver, in
tegendeel, men dringt in een nieuwe om
geving dikwijls beter in het eigen ik door.
Nu is het zeer goed mogelijk al deze ge
voelens bij het uitbrengen van een reisver
slag te elimineren en te objectiveren. Het
hangt dan van de persoonlijkheid van de
schrijver af of datgene wat overblijft ons
blijft boeien en interesseren. Deze weg
heeft Den Haan bewust niet willen volgen
er. daarom weten wij nu nauwgezet hoe hij
met zijn steenpuist heeft gesukkeld, wat
hij gegeten en gedronken heeft en tegen
welke tarieven, welke moeiten hij zich heef
openbaar vervoermiddel te bemachtigen.
Dat alles doet minder aan Laurence
Stern dan aan Samuel Pepys denken en
hoewel men het in de auteur moet prijzen,
dat hij zich niet te buiten gaat aan litterai
re beschrijvingen van landschappelijke
schoonheden, waardoor zijn relaas vrij
bleef van cliché's, stelt „Bevindelijk reis
boek" teleur, omdat 't alle elementen welke
door die titel worden gesuggereerd net
iets te weinig behelst. Men vindt er te wei
nig Spanje in enerzijds en eigenlijk ook te
weinig Den Haan, op de passages na welke
door Greco's schilderij „Begrafenis van
Gonzalo Ruiz, graaf d'Orgaz" werden ge
ïnspireerd. Toch doet men door de zaken
zo te stellen de schrijver onrecht. Want
Den Haan bevestigt zijn reputatie van een
geestig man te zijn, die een soms spranke
lende tekst produceert en zijn gezelschap
niet spoedig verveelt. Het is eigenlijk de
pompeuze wijze waarop het boek werd uit
gegeven het kost bijna acht gulden!
die ons doet vergeten, dat de reiziger zelf
waarschijnlijk alleen maar een speels
boekje heeft willen nalaten, een soort cul
turele treinlectuur., die men niet te hard
moet vallen over een paar opmerkelijke
schrijffouten van aardrijkskundige na
men. Als vestzakuitgave zou het heel wat
minder bedenkingen oproepen.
J. H. Bartman
Het appèl „Vrede of atoomoorlog", dat
Albert Schweitzer door middel van de
Noorse staatsradio en nog ongeveer ne
gentien andere zenders tot de wereld heeft
gericht, zal in Nederland worden uitge
zonden op de vrijdagen 16, 23 en 30 mei
om 19.30 uur over de zender Hilversum II.
WAT de te Heemstede gevestigde toonkunstenaar Henk Bij-
vanck als componist beteken' is in onze omgeving aan betrek
kelijk weinigen bekend. Als pianovirtuoos heeft hij zich hier
weliswaar verscheidene keren gemanifesteerd, doch wanneer er
eens een compositi van hem wordt uitgevoerd (wat een paar
weken' geleden gebeurde op het zangrecital van Alide Rebeira-
zijn „Japanse Impressies") dan ervaart men dit als een ver
rassing. Het belooft dan ook voor velen een verrassing te wor
den, dat op woensdag 7 mei onder auspiciën van ..Geloof en
Wetenschap" in de Haarlemse Concertzaal het slotdeel van Bij
vancks uitvoerige Lourdes-Symfonie zijn eerste uitvoering zal
beleven.
Naar het voorbeeld van Beethoven en Mahler heeft Bijvancic
zijn vierdelige Lourdes-Symfonie besloten met een machtig stuk
voor koor, zangsolisten en orkest, ten einde hiermee zijn intuï
ties onder woorden te brengen. Op zichzelf genomen is deze
finale een compleet geheel. De uitvoering geschiedt door het
Koor Katholiek Haarlem, met medewerking van solisten en hel
versterkt Noordhollands Philharmonisch Orkest, geheel onder
leiding van Albert de Klerk.
De componist is een broer van de in de oorlog jammerlijk
omgekomen oud-concertmeester van de H.O.V. (die in 1936 naar
het Concertgebouw-Orkest overging). Henk Byvanck werd in
1909 op Java geboren, kwam reeds jong in Den Haag, waar hij
zijn eerste muzieklessen kreeg en vestigde zich vervolgens voor
lange tijd in Oostenrijk, waar hij als pianist door mevrouw
prof. Andrassfy en als componist door Franz Schmidt werd gr
vormd. Hij was reoetitor aan de Volksopera te Wenen en aan
het Instituut der Wiener Sangerknaben.
Hij componeerde pianowerken, onder meer een pianoconcert,
verder een celloconcert, liederen, koorwerken, balletmuziek,
kamermuziek, een mis, een requiem, een bevrijdingssymfonie
en de Lourdes-Symfonie, die verleden jaar ontstond. In het
Muzieklexicon van Gerrit Slagmolen lezen wij: „In zijn oeuvre
hanteert Bijvanck een moderne tonaliteit en zocht hij een nieuwe
gezonde melodiek in streng contact met de vroegere meesters".
Wanneer ik zo de lijvige honderdzesendertig bladzijden tellende
partituur van het slotdeel der Lourdes-Symfonie doorneem, valt
het mij op, dat Bijvanck in zijn sterke drang naar expansie bij
Bruckner en vooral bij Mahler heeft trachten aan te knopen.
Voor wat de uiterlijke kant van deze relatie betreft is het vol
doende de reusachtige bezetting van het uitvoerend apparaat
in ogenschouw te nemen. Bijvancks orkest vergt namelijk drie
fluiten, twee hobo's, althobo, twee bes-klarinetten, es-klarinet
en bas-klarinet, twee saxofoons, drie fagotten, acht hoorns, vier
wagnertuba's, vier trompetten, drie trombones, drie man slag
werk, harp en strijkorkest. Verder mag het dan toeval zijn. dat
het koor een paar keer de woorden „Habet acht" vertolkt, die
doen denken aan de opzet van het Zaruthustra-lied in de Derde
Symfonie van Mahler, maar de verwantschap met de laatroman-
tische Oostenrijkse sfeer is intussen opmerkelijk.
BIJVANCK HEEFT in zijn werk de impressies van een be
zoek aan de grot der verschijningen van Maria te Lourdes
willen weergeven. De geladen sfeer van het genade-oord aan
de voet der Pyreneeën, waar steeds duizenden zieken en ont
redderden om genezing en uitkomst smeken, heeft hem geïn
spireerd tot een werk, waarin de spanning hoog opgevoerd
wordt, doch die in een verinnigde sfeer van verering en ver
trouwen overgaat en die besluit in een opgetogen jubel van
ontwapenende eenvoud. Zo wordt het sluitstuk van de symfonie
dan getekend door een „climax in decrescendo". Uiteraard heeft
het orkest de voornaamste functie, want hoe omvangrijk en van
betekenis het vocale element ook aangewend is, de Lourdes-
hymne is kennelijk een deel van een symfonie, dus geen can
tate of oratorium. Alleen aan het slot worden de rollen 'omge
keerd en treedt het orkest niet meer zelfstandig, maar nog
slechts begeleidend op.
De tekst van de gebruikelijke gebeden van de zieken te Lour
des diende Henk Bijvanck tot leidraad voor deze apotheose van
zijn symfonie. Aangemerkt zij, dat hij daartoe de Duitse ver
taling koos. Na afnemende spanning, die met treffend instru
mentaal en vocaal effect getekend is, klinkt nog eens „Habet
acht" en intoneert het koor een homofoon „Ave Maria" op
latijnse tekst. Hiermee is alle remming gebroken en blijft er
nog slechts ruimte voor de allereenvoudigste spontane jubel.
Bijvanck wilde hier tot het uiterste gaan, door het ongecompli
ceerd aanwenden van het simpele „Ave"-lfèdje, dat als een
obsessie de Lourdes-pelgrims in zijn vertrouwelijk gelovige
sfeer wikkelt. De componist verzaakt aan alle kunstige ver
wikkeling Mahlers eeuwig zoekende tendensen zijn verre en
Bruckners invloed doet zich alleen nog maar gelden door de
stoere koperklank, die de kracht van het eenvoudige volks
liedje komt opvoeren en bezegelen. Het kunstwerk lost zich in
de bedding van de realiteit der sfeer van Lourdes op. Men Kan
zich deze „finale" van de finale der Lourdes-Symfonie voor
stellen als de gebruikelijke nachtelijke tocht, die zich door dui-
De vier vocale solisten lurven: de sopraan Heieen Verkley en
de tenor Han Ie Fè.vre, onder: de bas David Hollestelle en de
alt Annie Hermes in de eerste uitvoering van het slotdeel
van de Lourdes-symfonie van Henk Bijvanck.
zenden lichtpunten van vlammende kaarsen aftekent op de
oneindige esplanade vóór de tegen de bergwand oprijzende
devotiekerk, waarvan het klokkenspel slechts één wijsje kent,
het ..Avë"-liedje.
De koster van het dorp Berlaar bij Lier, die indertijd deze
simpele melodie verzon, heeft zeker nooit kunnen dromen 'lat
zijn „compositie" nog eens dienst zou doen als ontspannende
apotheose van een zwaar aangelegd symfonisch werk. Waar
schijnlijk wist hij niet eens wat een symfonie was!
Wat nu het werk van Bijvanck betreft, gezien als conceptie
en technische realisatie, kan ik, na een lezing van de partituur,
getuigen dat het respect afdwingt. Wat tenslotte het klinkend
resultaat zal zijn, kan alleen de uitvoering aantonen. Dat deze
een niet alledaagse krachttoer voor de executanten betekent,
staat ondertussen vast.
VOORAFGAANDE aan Bijvancks werk vertolkt het Koor
Katholiek Haarlem, met medewerking van solisten, orkest en
orgel, de „Litanie" in Bes (K.V. 195) en het „Regina Caeli"
(K.V. 109) van Mozart.
Het is niet voor het eerst, dat Albert de Klerk de „Litanie"
met zijn koor uitvoert. Het „Regina Caeli" dat Mozart op
zeventienjarige leeftijd schiep is echter een noviteit op onze
koorprogramma's. Het lijkt mij voor de hand liggend, dat dit
juveniele, feestelijke en tevens charmante stuk evengoed een
verrijking van het repertoire zal blijken te zijn als de „Litanie
in Bes" het intertijd na de Haarlemse „creatie" geworden is.
Er zijn in het ontzagwekkende oeuvre van Mozart altijd nog
verrassende vondsten te doen.
Het is opmerkelijk hoe de componeertrant in deze beide wer-
werken zich toespitst op de symfonische vormen en op een
musiceergeest van instrumentaal karakter. Het lijkt wel alsof
Mozart, na zijn vocaalcontrapuntische vorming bij Padre Mar
tini te Bologna in de Salzburger omgeving teruggekeerd, van
harte omzwenkte naar de instrumentale mogelijkheden, waar
aan de vocaliteit dan maar diende te voldoen. Zo ontstonden
composities, die men zou kunnen beschouwen als symfonieën
op gezongen liturgische teksten. Anderzijds kon deze wissel
werking de instrumentale zangerigheid voeden, waar zij zelf
standig zou heersen. Trouwens in het profane of religieuze, in
het instrumentale of in het vocale bleef Mozart steeds zichzelf
gelijk: als een ondeelbaar genie.
Jos. de Klerk.